MINISTERIELE BESCHIKKING van de 6de januari 2003, houdende de taakverdeling tussen de Minister van Economische en Arbeidszaken en de Staatssecretaris van Arbeidszaken

Geldend van 25-01-2003 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 03-06-2002

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 6de januari 2003, houdende de taakverdeling tussen de Minister van Economische en Arbeidszaken en de Staatssecretaris van Arbeidszaken

Artikel 1

De Staatssecretaris van Arbeidszaken, de heer D.H. Poulo, wordt belast met de taak als omschreven in de bij deze beschikking gevoegde bijlage.

Artikel 2

  • 1. Deze ministeriële beschikking wordt in het Publicatieblad geplaatst.

  • 2. Deze ministeriële beschikking treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is en werkt terug tot en met 3 juni 2002.

BIJLAGE

behorende bij de Ministeriële Beschikking van de 6de januari 2003, houdende de taakverdeling tussen de Minister van Economische en Arbeidszaken en de Staatssecretaris van Arbeidszaken

De Staatssecretaris van Arbeidszaken, de heer D.H. Poulo, is belast met het landelijke beleid inzake arbeidszaken.

Deze taak omvat:

  • 1.

    Het beleid inzake arbeid, waaronder de gezonde arbeidsverhoudingen, de optimale arbeidsomstandigheden, het optimaal doen functioneren van de arbeidsmarkt en het scheppen van de organisatorische en financiële kaders hiervoor, een supra-eilandelijke sectorale aanpak op het gebied van arbeidsaangelegenheden en het budgettaire instrumentarium;

  • 2.

    Het behartigen van de belangen van de Nederlandse Antillen in Koninkrijksverband op het gebied van arbeidszaken en het onderhouden van de relatie met en het verzorgen van rapportages ten behoeve van internationale en regionale arbeidsorganisaties, zoals de ILO;

  • 3.

    Het beleid inzake de veiligheidsinspectie en de arbeidsinspectie, waaronder het budgettaire instrumentarium;

  • 4.

    Het voorbereiden, implementeren en beheren van de landelijke wet- en regelgeving ten behoeve van de onder 1. tot en met 3. genoemde onderwerpen alsmede het toezicht op de uitvoering van deze wet- en regelgeving waaronder de voorbereiding en/of procesvertegenwoordiging van tegen de landsoverheid aangespannen rechtszaken.