MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 22 september 1994 ter uitvoering van artikel 20 van het Curaçaosch Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96) en van de Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 ter uitvoering van de artikelen 10 en 20 van het Curaçaosch Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96)

Geldend van 01-10-1994 t/m heden

Intitulé

MINISTERIËLE BESCHIKKING van de 22 september 1994 ter uitvoering van artikel 20 van het Curaçaosch Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96) en van de Ministeriële Beschikking van de 16de januari 1976 ter uitvoering van de artikelen 10 en 20 van het Curaçaosch Luchtvaartbesluit 1935 (P.B. 1935, no. 96)

VFR-nachtvluchten

Artikel 1

Aan gezagvoerders van militaire luchtvaartuigen wordt vrijstelling verleend van het verbod tot het uitvoeren van VRF vluchten in de periode tussen zonsondergang en zonsopkomst, mits zulks geschiedt onder nakoming van het gestelde in de artikelen 2 tot en met 4.

Minimum vlieghoogte

Artikel 2

Tenzij noodzakelijk om op te stijgen of te landen is het verboden een in artikel 1 van dit besluit

bedoelde vlucht uit te voeren beneden de volgende vlieghoogte:

  • a.

    boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden, uitgezonderd gebieden met petrochemische industrie, dan wel boven mensenverzamelingen: voor vastvleugelige vliegtuigen ten minste 300 meter, voor hefschroefvliegtuigen ten minste 200

meter boven de hoogste hindernis binnen een afstand van 600 meter van het luchtvaartuig;

  • b.

    boven gebieden met petrochemische industrie: ten minste 750 meter boven grond of water;

  • c.

    elders dan onder a en b aangegeven:

    • 1.

      voor vastvleugelige vliegtuigen:

  • a.

    boven land, de zeestrook van 1852 meter (1NM) vanaf de kust inbegrepen, ten minste 300 meter boven grond of water;

  • b.

    boven zee buiten 1852 meter (1NM) van de kust ten minste 100 meter boven water.

    • 2.

      voor hefschroefvliegtuigen:

  • a.

    boven land, de zeestrook van 1852 meter (1NM) vanaf de kust inbegrepen, ten minste 100 meter boven grond of water;

  • b.

    boven zee buiten 1852 meter (1NM) van de kust ten minste 50 meter boven water.

Zichtweersomstandigheden

Artikel 3

Aan gezagvoerders wordt de in artikel 1 bedoelde vrijstelling verleend indien de volgende zichtweersomstandigheden in acht worden genomen:

  • a.

    het vliegzicht is gelijk aan of groter dan 5 kilometer voor vastvleugelige vliegtuigen en 3 kilometer voor hefschroefvliegtuigen;

  • b.

    de horizontale afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is gelijk aan of groter dan 600 meter;

  • c.

    de verticale afstand van het luchtvaartuig tot de wolken is gelijk aan of groter dan 150 meter.

Routes en gebieden

Artikel 4

De in artikel 1 bedoelde vluchten dienen te worden uitgevoerd langs tevoren met de luchtverkeersdienst overeengekomen routes op tevoren met deze dienst overeengekomen hoogtes danwel binnen tevoren met de luchtverkeersdienst overeengekomen gebieden.

Overige bepalingen

Artikel 5

Met gezagvoerders van militaire vliegtuigen kunnen met inachtneming van de bepalingen van het Toelatingsbesluit Vreemde Militaire Luchtvaartuigen (P.B. 1935, no. 76) worden gelijkgesteld gezagvoerders van vliegtuigen die door de aard van hun vluchtopdracht tussen zonsondergang en zonsopkomst vluchten dienen uit te voeren volgens VRF.