Verordening Maatschappelijke participatie WWB gemeente Rijssen-Holten 2012

Geldend van 15-02-2012 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Maatschappelijke participatie WWB gemeente Rijssen-Holten 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    • b

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen--Holten;

    • c

      de raad: de gemeenteraad van de gemeente Rijssen-Holten;

    • d

      sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit: maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken;

    • e

      peildatum: 1 januari van het jaar, waarin de aanvraag is ingediend.

Artikel 2. Maatschappelijke participatie

Uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie van een ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt, komen in aanmerking voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Het doel van de bijstandsverlening is het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement.

Hoofdstuk 2. Recht op bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1 Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB, die gedurende een jaar voorafgaande aan de peildatum een in aanmerking te nemen inkomen heeft wat niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, komt in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

  • 2 Voor de norm genoemd in lid 1, wordt uitgegaan van de norm exclusief de vakantietoeslag.

  • 3 Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 2 komen in aanmerking voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

Artikel 4. De vergoeding

De waarde van de vergoeding en de maximale vergoeding worden door het college vastgesteld.

Artikel 5. Uitvoering

  • 1 Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

  • 2 De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke participatie gemeente Rijssen-Holten 2012.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na afkondiging en werkt terug tot 1 januari 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Rijssen-Holten op: 2 februari 2012.
drs. H.A.J. van de Vliert, G. Kreijkes,
griffier, voorzitter

Nota-toelichting Toelichting behorende bij de Verordening maatschappelijk participatie gemeente Rijssen-Holten 2012

Algemene toelichting

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te late komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB.

Artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB).

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand kan uitsluitend verstrekt worden aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de op hem van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 WWB).

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. B egrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald dat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Artikel 2. Maatschappelijke part icipatie

In artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’.

In artikel 2 van deze verordening is aangegeven dat uitsluitend kosten in verband met maatschappelijke participatie in aanmerking komen voor bijstandsverlening op grond van deze verordening. Het doel van maatschappelijke participatie is het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is.

Artikel 3. Vo orwaarden

In artikel 3 zijn algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB. Tot de doelgroep behoren belanghebbenden die gedurende een jaar voorafgaande aan de peildatum een laag inkomen hebben. Aan het college wordt opgedragen hoe dit wordt ingevuld. Het college is hierbij gebonden aan de bepalingen uit de wet: een aanmerking te nemen inkomen van ten hoogste 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. De verdere uitwerking wordt door het college vastgelegd in de beleidsregels.

Voor de praktische uitvoering van deze verordening, wordt bij de bepaling van het inkomen uitgegaan van de normen exclusief de vakantietoeslag.

Voor categoriale bijstand komen alleen in aanmerking de kosten van maatschappelijke participatie.

Artikel 4. De vergoeding

Het college wordt opgedragen deze vergoedingen door middel van beleidsregels te regelen.

Artikel 5. U itvoering

Het college wordt opgedragen beleidsregels op te stellen.

 

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen 

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inwerkin gtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.