Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten

Burgemeester en Wethouders van Bunschoten;

overwegende dat het gewenst is de gemeentelijke monumenten in Bunschoten in stand te houden of te restaureren;

gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Gemeente Bunschoten 2011;

besluiten

de volgende nadere regel vast te stellen:

Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten 2011.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Een eenmalige subsidie kan worden verleend in de kosten van voorzieningen, anders dan normaal onderhoud, welke door de eigenaar worden getroffen aan een gemeentelijk monument, zulks in het belang van het eenmalig herstel van het gemeentelijk monument.

  • 2.

    De subsidie wordt alleen verleend in dat deel van de kosten der voorzieningen dat redelijkerwijs moet worden gemaakt voor de in het eerste lid genoemde voorzieningen en dat de normale kosten van dezelfde voorzieningen aan gebouwen waarvoor ditzelfde belang niet geldt, te boven gaat, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders. Deze kosten worden aangeduid als de subsidiabele kosten.

  • 3.

    De subsidie volgens het bepaalde in het eerste lid kan slechts worden verstrekt indien het gebouw, waaraan de voorzieningen worden getroffen een permanent karakter draagt en na voltooiing van de voorzieningen in zijn geheel voldoet aan redelijke eisen van onderhoud en bruikbaarheid voor de bestemming waartoe het gebouw dient.

Artikel 3 Doelgroep

In aanmerking voor subsidie komen gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de gemeentelijke monumentenlijst der gemeente Bunschoten.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      deze binnen 4 jaar voor dezelfde onroerend zaak opnieuw wordt aangevraagd;

    • b.

      met het treffen van de voorzieningen het belang, genoemd in artikel 2 lid 1, niet of niet in voldoende mate wordt gediend;

    • c.

      met het treffen van de voorzieningen een aanvang is gemaakt voordat op de aanvraag om een subsidie is beslist;

    • d.

      het bepaalde uit artikel 8 van de Algemene subsidieverordening van toepassing is.

  • 2.

    De subsidie wordt niet verstrekt voor dat deel van de te treffen voorzieningen dat

    • a.

      valt onder de artikel 2 lid 1 genoemde activiteit en waarvoor binnen 16 jaar opnieuw subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand;

    • c.

      niet voldoet aan het belang, genoemd in artikel 2 lid 1 of lid 2, en deswege voorkomt op de lijst ‘niet wenselijke ingrepen’ vastgesteld en weergegeven op de bij deze regeling behorende bijlage;

    • d.

      niet in redelijkheid voldoen aan de opvatting, dat instandhouding gaat voor herstel en herstel gaat voor vervanging, zoals deze gehanteerd wordt in de monumentenzorg;

    • e.

      niet in redelijkheid voldoet aan de op dat moment geldende restauratieopvattingen in de monumentenzorg;

    • f.

      beoordeeld is door de monumentencommissie en waarvoor een negatief advies is uitgebracht.

Artikel 5 Procedurebepalingen

  • 1.

    In afwijking van artikel 6.1 van de Algemene subsidieverordening kunnen aanvragen gedurende het hele jaar worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen worden beschikt op volgorde van ontvankelijkheid van de aanvraag. Zaken die zorgen voor een opschortende werking van deze termijn zijn van invloed op deze volgorde.

  • 3.

    De aanvraag moet worden ingediend door de eigenaar of eigenaren van het gebouwd onroerend goed. De eigenaar of eigenaren kunnen ook iemand machtigen.

  • 4.

    De aanvraag wordt op grond van artikel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht ingediend middels een volledig ingevuld en door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 5.

    De aanvraag gaat op grond van artikel 5 lid 4 van de Algemene subsidieverordening vergezeld van de volgende gegevens in tweevoud:

    • a.

      tekeningen en details van de bestaande toestand;

    • b.

      tekeningen en details van de gewijzigde toestand;

    • c.

      foto’s bestaande toestand;

    • d.

      omschrijving van de werkzaamheden;

    • e.

      per onderdeel apart gespecificeerde begroting en offertes; hierbij dient zoveel mogelijk aangesloten te worden bij de in bijlage 2 vermelde benamingen voor de normbedragen;

  • 6.

    Aanvullend kunnen op grond van artikel 5 lid 4 van de Algemene subsidieverordening de volgende gegevens worden verlangd door burgemeester en wethouders:

    • a.

      specificatie en/of fabrikanteninformatie en/of monsters en/of foto’s van de bij de te treffen voorziening te gebruiken materialen;

    • b.

      een door een (technische) specialist opgesteld onderzoeksrapport waarin de keuze van bepaalde materialen of herstelwijze/methode is beargumenteerd;

    • c.

      een door bronnen en feiten ondersteunde (wetenschappelijke) historische onderbouwing;

    • d.

      een rapport van een bouwkundige inspectie die niet eerder dan 18 maanden voor deze aanvraag heeft plaatsgevonden, uitgevoerd door de Monumentenwacht of een restauratie gecertificeerd inspectie-/advies-/onderzoeksbureau;

    • e.

      een gedegen onderhoudsplan voor een nader te bepalen duur met een ondertekende verklaring dat de aanvrager zich hieraan zal houden;

    • f.

      kopieën van eventueel noodzakelijke vergunningen;

    • g.

      kopieën van eventuele andere voor dezelfde te treffen voorzieningen verkregen subsidiebeschikkingen.

Artikel 6 Omvang subsidie en subsidieplafond

  • 1.

    Jaarlijks wordt het subsidieplafond voor deze subsidieregeling in afwijking van artikel 4 van de Algemene subsidieverordening vastgesteld door het college en bekendgemaakt.

  • 2.

    De subsidie bedraagt in het geval van de in artikel 2 lid 1 bedoelde te treffen voorzieningen 100% van de in artikel 2 lid 2 bedoelde subsidiabele kosten, met een maximum subsidie van € 12.000,-- per zelfstandig gebouwd onroerend goed.

  • 3.

    De gemeente gaat bij het bepalen van de in artikel 2 lid 2 bedoelde subsidiabele kosten per getroffen voorziening uit van vaste normbedragen per soort voorziening. Deze zijn vermeld op de lijst ‘normbedragen subsidiabele kosten voorzieningen’ vastgesteld en weergegeven op de bij deze regeling behorende bijlage of indien de te treffen voorzieningen daarop niet voorkomen, worden deze een eerste maal bepaald en krijgen deze daarna een precederende werking.

  • 4.

    Het maximale subsidiebedrag genoemd in lid 2 geldt voor een geheel gemeentelijk monument. In het geval dat een gemeentelijk monument bestaat uit meerdere kadastraal opgesplitste delen, wordt het maximale subsidiebedrag opgedeeld voor dat deel dat het opgesplitste deel, waarvoor subsidie is aangevraagd, deel uitmaakt van het gemeentelijk monument.

  • 5.

    In bijzondere gevallen is het college van burgemeester en wethouders bevoegd van het in het lid 2 genoemde maximum af te wijken, indien de grootte van het onroerend goed of het uitzonderlijk belang, dat met de te treffen voorzieningen is gemoeid, daartoe aanleiding geeft.

  • 6.

    De subsidie wordt niet verstrekt indien:

    • a.

      De subsidiabele kosten van de in artikel 2 lid 1 bedoelde voorzieningen minder bedragen dan € 1000,--;

    • b.

      de subsidiabele kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      het subsidieplafond van de regeling is bereikt.

  • 7.

    Indien uit andere hoofde financiële steun wordt ontvangen voor de te treffen voorzieningen, hetgeen in combinatie met de te verstrekken subsidie de totale kosten van de te treffen voorzieningen zou overtreffen, wordt er een subsidie verstrekt die de financiële steun maximaal aanvult tot 100% van de totale kosten van de te treffen voorzieningen.

  • 8.

    Indien een aanvraag kan worden afgewezen op grond van lid 6 sub c, dan kan de aanvraag in overleg met de aanvrager worden opgeschort naar 1 januari van het daaropvolgend jaar. Alle bepalingen in deze subsidieregeling zijn dan volledig van toepassing als ware dat de aanvraag op 1 januari van het daaropvolgend jaar is ingediend. Als meerdere aanvragen worden opgeschort, dan geldt de volgorde afhankelijk van de datum waarop de aanvraag bij de initiële aanvraag ontvankelijk was.

Artikel 7 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De subsidie kan slechts worden verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de werkzaamheden (m.u.v. schilderwerk) worden uitgevoerd door te dier zake bekwame en erkende (gecertificeerde) bedrijven; de gemeente is bevoegd bedrijven, met wie zij aantoonbare slechte ervaringen heeft, uit te sluiten bij deze subsidie of te verlangen dat werkzaamheden worden uitgevoerd door bedrijven die beschikken over een erkend restauratie certificaat.

    • b.

      binnen 6 maanden na de toekenning met het treffen van de voorzieningen een aanvang wordt gemaakt;

    • c.

      binnen 18 maanden na de toekenning de voorzieningen zijn getroffen;

    • d.

      voor voorzieningen die een vergunning vereisen, de vergunning hiervoor is afgegeven voordat een aanvang gemaakt wordt met het treffen van de voorzieningen;

    • e.

      aan de door burgemeester en wethouders met de controle belaste personen op de door hen te bepalen tijdstippen:

      • i.

        toegang wordt verleend tot het terrein van de bouw en tot het bouwwerk;

      • ii.

        inzage wordt verleend van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • iii.

        de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      • iv.

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

    • f.

      de bescheiden en gegevens die nodig zijn voor een correcte toepassing van deze verordening worden verstrekt.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijking toestaan van het bepaalde in het eerste lid onder a. en van de onder b. en c. vermelde termijnen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan de toekenning van de subsidie aanvullende verplichtingen verbinden.

Artikel 8 Uitbetaling en bevoorschotting

  • 1.

    Op grond van artikel 15 lid 1 sub a van de Algemene subsidieverordening wordt de subsidie binnen 13 weken vastgesteld, nadat de subsidieontvanger schriftelijk heeft gemeld en aangetoond dat de voorzieningen zijn getroffen conform de gestelde verplichtingen.

  • 2.

    Voor een melding als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 10 van de Algemene subsidieverordening een formulier vaststellen.

  • 3.

    Voor een melding als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden vaststellen voor de minimaal aan te tonen gegevens.

  • 4.

    Er worden geen voorschotten op de subsidie verstrekt.

  • 5.

    In afwijking van artikel 11 eerste lid en op grond van artikel 27 van de Algemene subsidieverordening kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen afwijking toestaan van het bepaalde in het vierde lid.

Artikel 9 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten.

Ondertekening

Bunschoten-Spakenburg, 20 december 2011
burgemeester en wethouders,
J.P. van Velden M. van de Groep
secretaris burgemeester

Bijlage A niet wenselijke ingrepen

De niet wenselijke ingrepen als bedoeld in artikel 4 lid 2 sub d van de Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten zijn:

  • 1.

    Het plaatsen van dakkapellen en aanbouwen.

  • 2.

    Van origine open wanden van hooibergen dichtzetten.

  • 3.

    Constructief:

    • a.

      Het vervangen van authentieke constructieve onderdelen, zoals vloeren, kolommen, balken en kapconstructies, etc. indien deze nog redelijkerwijs (gedeeltelijk) te behouden en/of te herstellen zijn. Ook in het geval dat de constructieve onderdelen hun functie verliezen moeten deze zoveel mogelijk instand worden gehouden. In het geval van herbestemming kan hier in bijzondere gevallen van afgeweken worden.

    • b.

      Een bouwwerk voorzien van een nieuwe fundering als de oorspronkelijke fundering niet aantoonbaar slecht en/of overbelast is. Indien de fundering toch vervangen moet worden dan moet de oude fundering zoveel mogelijk worden bewaard.

  • 4.

    Gevel:

    • a.

      Het aanpassen van de originele en historische indeling van de gevel.

    • b.

      Het vervangen van metselwerk als de onderlinge samenhang en scheurvorming herstel niet verhindert.

    • c.

      Het vervangen van complete gevels indien het originele metselwerk redelijkerwijs grotendeels bewaard kan blijven en stukken kunnen worden hersteld of ingeboet.

    • d.

      Bij noodzakelijke vervanging van (onderdelen van) de gevel, het niet voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, terug laten komen van het originele formaat en kleur van de steen, voegmaat en type, metselwerkverband, vlechtwerk en andere metselwerkdecoratie.

    • e.

      Het vervangen van (delen van) gevels uitgevoerd in de originele materialen door andere materialen.

    • f.

      Het schilderen of pleisteren van de gevel indien dit niet reeds in de huidige situatie het geval is of als dit in de huidige situatie wel het geval is, het schilderen of pleisteren met materialen die een negatieve invloed hebben op de vochthuishouding / -uittreding van de gevel en/of het plaatsen van hoekbeschermers.

    • g.

      Het verwijderen of vervangen van authentieke decoratieve elementen indien deze nog redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen zijn.

    • h.

      Het uitslijpen en/of vergroten van voegruimte.

    • i.

      Het wijzigen van het authentiek / origineel voegtype en/of voegmateriaal. Indien identiek vervangend materiaal niet voorhanden is moeten de vervangende materialen zoveel mogelijk worden afgestemd op de fysische en chemische eigenschappen (hardheid, samenstelling) van de bestaande wand.

    • j.

      Het reinigen van de gevel door middel van (zand)stralen, water/stoom onder hoge druk of chemische reinigingsmiddelen indien de uiterste noodzaak (last ressort) hiervan niet aantoonbaar kan worden gemaakt en/of dit als gevolg heeft dat de patinalaag volledig wordt verwijdert.

    • k.

      Het hydrofoberen of impregneren van de gevel of (natuurstenen)stenen onderdelen indien de uiterste noodzaak hiervan niet aantoonbaar kan worden gemaakt. Het aanbrengen van kleurloze, dampdoorlatende en zelfopofferende (niet permanente) antigraffitilagen is in noodzakelijke situaties mogelijk wel toegestaan.

  • 5.

    Daken:

    • a.

      Het vervangen van (gedeelten van) het dak met authentieke dakbedekking indien dit nog redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen is. Richtlijn is dat alleen dakpannen met een levensverwachting minder dan 15 jaar vervangen mogen worden.

    • b.

      Het vervangen van een dak met een van origine aanwezige type dakbedekking door een dak met een ander type dakbedekking.

    • c.

      Het vervangen van gebakken Oud Hollandse of verbeterde Hollandse dakpannen door betonnen dakpannen.

    • d.

      Het aansmeren van de nok en hoekkepervorsten met een andere dan originele specie.

    • e.

      Het vervangen van goten van originele vormgeving en materiaalgebruik door goten van een ander type of in een andere vormgeving of materiaalgebruik.

    • f.

      Het vervangen van koper, lood en zink op een andere wijze of met een andere bevestigingsmethode dan in de bestaande of originele situatie.

  • 6.

    Kozijnen, vensters en ramen:

    • a.

      Het vervangen van de authentieke kozijnen en vensters indien deze nog redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen zijn.

    • b.

      Het verwijderen van authentiek glas-in-lood of historische beglazing.

    • c.

      Het verwijderen van de authentieke roedeverdeling, tenzij deze bij vervanging van de kozijnen op gelijkende wijze terug komt, dus geen opplakroedes.

    • d.

      Het vervangen van kozijnen en vensters gemaakt van de originele historische materialen zoals hout, staal, steen of beton door kozijnen van kunststof of aluminium.

    • e.

      Het vervangen van houten, stalen, stenen of betonnen kozijnen met originele historische detaillering en vormgeving door kozijnen met moderne detaillering en vormgeving.

  • 7.

    Luiken:

    • a.

      Het vervangen van authentieke luiken indien deze redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen zijn.

    • b.

      Het vervangen van houten luiken door aluminium luiken.

    • c.

      Het vervangen van luiken door een ander niet origineel aanwezig geweest type luik.

    • d.

      Het plaatsen van luiken indien deze niet van origine aanwezig zijn geweest.

  • 8.

    Hang en sluitwerk, beugels en ankers:

    • a.

      Het vervangen van authentiek hang en sluitwerk, beugels en ankers indien dit redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen is.

    • b.

      Het vervangen van origineel hang en sluitwerk, beugels en ankers door niet originele of niet bij de cultuurhistorische waarden passende exemplaren.

  • 9.

    Kleur en schilderwerk:

    • a.

      Het wijzigen van de kleurstelling die origineel is naar een kleurstelling die niet origineel is.

  • 10.

    Interieur:

    • a.

      Het vervangen, wijzigen of verwijderen van authentiek en historisch waardevol spijkervast interieur indien dit redelijkerwijs te behouden en/of te herstellen is. In het geval van herbestemming kan hier in bijzondere gevallen van af geweken worden.

  • 11.

    Energiebesparing

    • a.

      Het nemen van een energiebesparende maatregel of voorziening die de monumentaliteit teveel aantast of de technische conditie van het monument ondermijnt.

Bijlage B normbedragen subsidiabele kosten voorzieningen

Herstel

De normbedragen voor de subsidiabele kosten voor te treffen voorzieningen als bedoeld in artikel 6 derde lid van de Subsidieregeling Gemeentelijke Monumenten zijn vermeld op onderstaande lijst. Een bedrag of een percentage geeft het subsidiabel deel weer van de werkelijke kosten. Indien de te treffen voorzieningen hierop niet voorkomen, worden deze een eerste maal bepaald en krijgen ze een precederende werking. De subsidiabele kosten worden volgens artikel 6 tweede lid van de subsidieregeling vergoed voor 100% met een maximum van € 12.000,--. Er is geprobeerd zoveel mogelijk de volgorde van de STABU besteksmethodiek aan te houden, ondanks dat deze niet optimaal is voor restauratiewerkzaamheden. Dit is ook verplicht voor de begroting/offertes.

STABU

te treffen voorziening (per stuk tenzij anders vermeld)

subsidiabele kosten (normale kosten overstijgende kosten)

 

 

plaatsen

vervangen

restaureren

20

funderingsherstel

 

 

65%

22

kelder impregnatie bij vochtproblemen / lekkage

 

 

50%

 

 

 

 

 

22

standaard metselwerk (per m2)

 

€ 100,--

75%

22

vlechtwerk

 

€ 130,--

85%

22

hanekam

 

€ 130,--

85%

22

rollaag

 

€ 100,--

75%

22

origineel historische voegwerk (materiaal & type)

50%

50%

75%

22

ankers

 

50%

85%

35

stenen plint, vensterbank, dorpel of lijst (per m1)

€ 35,--

85%

 

22

t.b.v. het constructief opvangen en ter voorkoming van scheuren van het bovenliggende metselwerk op een niet zichtbare of storende wijze

75%

 

 

22

Muurisolatie op een niet waarde en authentiek bouwmateriaal aantastende wijze (per m2)

€ 25,--

€ 25,--

 

22

gevelreiniging indien dit aantoonbaar noodzakelijk is met uitzondering van stralen en bij voorkeur op deskundige wijze met stoom of waterreiniging

 

 

50%

22

aantoonbaar noodzakelijk en deskundig hydrofoberen, impregneren of niet permanente antigraffitilagen van metselwerk of natuursteen

75%

 

 

 

 

 

 

 

24

authentieke vloeren en balklagen

 

25%

85%

 

 

 

 

 

30

voordeurkozijn

 

€ 500 --

85%

30

groot kozijn

 

€ 400,--

85%

30

kleine kozijn

 

€ 250,--

85%

30

luiken

€ 125,--

€ 125,--

85%

30

Dakkapel (van origine aanwezig)

 

50%

85%

 

 

 

 

 

33

historische dakpannen (per m2)

€ 50,--

€ 40,--

85%

24

onderliggende historische dakconstructie (totaal)

 

50%

85%

37

Dakisolatie op een niet waarde en authentiek bouwmateriaal aantastende wijze (per m2)

€ 25,--

€ 25,--

 

45

daklijst

 

50%

85%

 

 

 

 

 

34

glas-in-lood enkel (per m2)

 

€ 25,--

85%

34

glas-in-lood gevat in dubbel glas (per m2)

€ 20,--

85% voor herstel en 50% voor het vatten in dubbel glas

 

 

 

 

 

34

historische beglazing (per m2)

€ 35,--

85%

 

34

Ruysdael of verg. glas, niet zijnde modern (per m2)

€ 25,--

 

 

34

Ruysdael of verg. modern glas (per m2)

€ 20,--

 

 

34

gecoat hitte reflecterend enkel glas (per m2)

€ 25,--

 

 

34

niet verstorende voorzet of achterzet beglazing

50%

50%

 

 

 

 

 

 

40

origineel pleisterwerk of origineel gevelschilderwerk

 

50%

75%

 

 

 

 

 

48

authentieke vloerbedekking

in een enkele uitzondering door b&w, max. 25%

 

85%

48

authentieke muurbedekking

 

85%

40

authentiek stucwerk

35%

85%

47

authentieke en cultuurhistorisch waardevolle spijkervaste interieuronderdelen, zoals haarden, stoven, kachels, trappen, religieuze onderdelen, etc.

 

75%

 

 

 

 

 

50

historische (mast) goot (per m2)

€ 10,--

50%

85%

50

historische gootbeugels

€ 10,--

€ 15,--

85%

 

 

 

 

 

 

herbestemming en verbouwing historisch waardevolle stal of schuur, met uitzondering van hooibergen, naar passende en weinig ingrijpende functie (totaal)

5%, max. €5000

zie aparte onderdelen uit de lijst

zie aparte onderdelen uit de lijst

 

hooibergen (totaal herstel originele situatie)

5%

 

85%

Bijlage C

ALGEMENE TOELICHTING

Twee van de belangrijkste speerpunten uit de Erfgoednota 2008 zijn de aanwijzing van gemeentelijke monumenten en het opzetten van een subsidiebeleid/regel gericht op gemeentelijke monumenten. Beide kunnen niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het vaststellen van deze verordening is dan ook een belangrijke stap die gezet wordt in de richting van de komst van een gemeentelijke monumentenlijst.

Investeren in monumenten loont voor de gemeenschap

Uit diverse macro-economisch onderzoeken die de afgelopen tien jaar zijn uitgevoerd blijkt dat investeren in monumenten en ander gebouwd erfgoed economisch lonend is voor de overheid. Voor iedere door de overheid bestede euro stroomt er anderhalve euro weer terug in de kas. In de erfgoednota wordt dit economische belang genoemd, vooral met betrekking tot de cultuurtoeristische sector. Het stimuleert echter ook andere doelen die voortkomen uit de citymarketing. Het draagt ook bij aan een prettigere, kwalitatieve en cultuurhistorische woonomgeving, hetgeen goed is voor het vestigingsklimaat van zowel burgers als (kenniseconomische)bedrijven.

Tegemoetkoming in extra kosten voor monumenteigenaren om behoud te stimuleren

Bij particulieren eigenaren blijkt dat, hoofdzakelijk waar het gaat om een rijksmonument, het lonend is om hierin te investeren. Particuliere rijksmonument eigenaren komen in aanmerking voor fiscale aftrek en er zijn diverse subsidieregelingen van het Rijk. Een eigenaar van een gemeentelijk monument kan echter geen aanspraak maken op fiscale aftrek en reguliere subsidies van het rijk. Voor zowel rijks- als gemeentelijke monumenten geld dat de monumentenstatus op zichzelf geen invloed heeft op de waarde van het pand. Wel blijkt dat de waarde van huizen in een historische leefomgeving hoger ligt dan in omgevingen waar geen tot weinig historische bebouwing is. Indirect is dus de historische leefomgeving, waar het moment zelf deel van uit maakt, van positieve invloed op de waarde hiervan. Afgezien hiervan levert de gemeentelijke monumentenstatus niet direct iets op voor de eigenaren, behalve trots, maatschappelijk belang en strengere regels en verplichtingen.

Gemeentelijke monumenten worden aangewezen omdat deze het algemeen maatschappelijk belang dienen van de lokale gemeenschap. De lokale gemeenschap neemt op haar beurt ook de verplichting op zich om eigenaren tegemoet te komen in de meerkosten om een monument te restaureren en het in goede staat te behouden. De gemeente komt gemeentelijk monumenteigenaren dan ook tegemoet met het aanbieden restauratiesubsidies en een aantal andere stimuleringsregelingen.

Subsidiebeleid in hoofdlijnen

Voorafgaand aan de totstandkoming van het subsidiebeleid zijn onder andere de Monumentencommissie van de gemeente Bunschoten en het Nationaal Restauratiefonds (NRF) om advies gevraagd. Beide kunnen buigen op jarenlange ervaring op dit gebied.

Op basis van inschattingen van de onderhoudsstaat kan gesteld worden dat alle 95 A- lijst panden, zoals vastgesteld bij de Erfgoednota uit 2008, komende 15 jaar in meer of mindere mate gerestaureerd moeten worden. Dit zou resulteert in 6 restauratiesubsidieaanvragen per jaar. Waarschijnlijk zijn er hiervan jaarlijks 2 panden die een grotere investering nodig hebben dan € 50.000. Er is voor gekozen om in eerste instantie met de aanwijzing van 50 monumenten te beginnen. Hierdoor komt het aantal ingeschatte subsidieaanvragen op 3 monumenten per jaar te liggen.

Op basis van onderzoek en ervaringen is gebleken dat voor het gros van de (woonhuis)monumenten stimulerings-/tegemoetkomingsubsidies, in kleinere gemeenten met een klein budget, van tussen de

€ 10.000 en € 15.000 het meest effectief zijn. Daarnaast sluiten deze ook het best aan op de provinciale regeling NRF Cultuurfonds Hypotheek. In het vanaf 2012 structureel beschikbare budget ontwikkeling erfgoedbeleid is ruimte om een jaarlijks subsidiebudget van € 36.000 beschikbaar te stellen voor gemeentelijke monumenten. Uitgaande van 3 maximale subsidieaanvragen per jaar komt dat uit op een beschikbaar bedrag van € 12.000 per gemeentelijk monument. Dit bedrag sluit aan bij de aanbevolen bedragen. De maximale uit te keren subsidie per gemeentelijk monument wordt dan ook vanaf 2012 vastgesteld op € 12.000. De mogelijkheid is altijd aanwezig dat in de daaropvolgende jaren andere budgetten beschikbaar worden gesteld door de raad en dat het plafond op een ander bedrag uit komt.

Het speerpunt komt te liggen op restauratiesubsidies en op het wegwerken van grote onderhoudsachterstanden. Na het wegwerken van de restauratieachterstand kan in de toekomst mogelijk overgegaan worden op een instandhoudingssubsidie, die een betere structurele instandhouding moet stimuleren en eigenaren tegemoet komt in de meerkosten van het goed onderhouden van een monument.

Bij een subsidieaanvraag moeten de opgegeven restauratiekosten subsidiabel zijn. Dat wil zeggen dat de gemeente moet kunnen controleren of de te maken kosten ook echt ten goede komen aan de monumentale waarde. Cascoherstel bijvoorbeeld is subsidiabel, maar een luxe keuken weer niet. Daarnaast is de subsidie vooral ook bedoeld als een tegemoetkoming in meerkosten van het in stand houden van een monument in vergelijking met een normaal woonhuis en moet het stimuleren om op een verantwoorde, maar vaak wel kostbaardere wijze, het monument te restaureren.

Andere onderdelen van het stimulerings-/subsidiebeleid voor monumenten

Ook voortvloeiend uit de erfgoednota wordt er als stimuleringsregeling een jaarlijks gratis abonnement op de monumentenwacht ter waarde van € 45 aan monumenteigenaren aangeboden. Dit geldt voor zowel gemeentelijke als Rijksmonumenteigenaren.

Elk pand of object dat is aangewezen als monument, mag vrijwillig het monumenten- schildje van de gemeente Bunschoten aan de gevel dragen. Het schildje blijft eigendom van de gemeente. Eigenaren van gemeentelijk monumenten krijgen een schildje bij de aanwijzing van hun monument. Eigenaren van Rijksmonumenten kunnen een schildje aanvragen bij de gemeente.