Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR126992
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR126992/1
Wegsleepverordening Harderwijk 2011
Geldend van 29-12-2011 t/m heden
Intitulé
Wegsleepverordening Harderwijk 2011De raad van de gemeente Harderwijk;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 november 2011 gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet , artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen van voertuigen;
overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;
b e s l u i t:
vast te stellen de volgende verordening
Wegsleepverordening Harderwijk 2011
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a·
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- b·
wet: de Wegenverkeerswet 1994 ;
- c·
besluit:het Besluit wegslepen van voertuigen ;
- d·
voertuig:wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder al RVV 1990;
- e·
motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;
- f·
het college: het college van burgemeester en wethouders;
- g·
boa: buitengewoon opsporingsambtenaar;
- h.
wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd,overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Als wegen en weggedeelten,bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden
-
1· Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: het terrein van 'Delta Berging en Transport B.V.' aan de Fokko Kortlanglaan 192 te Ermelo.
-
2· De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden door het college vastgesteld.
Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
-
1. De kosten voor het overbrengen en bewaren van een voertuig bedragen:
1.
Fase 1 voorrijkosten/uitrijtarief:
a.motorvoertuigen < 3,5t (3.500 kg)
€
62,00
b.motorvoertuigen > 3,5t tot 10t
€
81,00
2.
Fase 2 onvolledige berging:
a.motorvoertuigen < 3,5t (3.500 kg)
€
160,00
b.motorvoertuigen > 3,5t tot 10t
€
208,00
3.
Fase 3 volledige berging (inclusief bewaringskosten 1ste etmaal + afgifte):
a.motorvoertuigen < 3,5t (3.500 kg)
€
219,00
b.motorvoertuigen > 3,5t tot 10t
€
284,50
4.
Bewaringskosten per volgend etmaal:
a.motorvoertuigen < 3,5t (3.500 kg)
€
16,00
b.motorvoertuigen > 3,5t tot 10t
€
21,00
-
2. Ingeval van toepassing van artikel 171, eerste lid, onderdeel b, van de wet kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten, verbonden aan de bekendmaking van de beschikking, waaronder begrepen de kosten ter opsporing van degene aan wie de beschikking wordt bekendgemaakt.
-
3. In geval artikel 5:30 van de Algemene wet bestuursrecht overeenkomstige wijze wordt toegepast kunnen als directe kosten tevens in aanmerking worden genomen de personele en materiële kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging, waaronder begrepen de kosten van taxatie van het voertuig.
Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 130, vierde lid , 164, zevende lid , en 174, eerste lid van de wet , zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Inwerkingtreding en intrekking
-
1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.
-
2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Wegsleepverordening Harderwijk 2003 ingetrokken.
Artikel 7 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: “Wegsleepverordening Harderwijk 2011.”
Ondertekening
Bijlage bij toelichting van de Wegsleepverordening Harderwijk 2011
A.Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer
Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:
Plaats op de weg
- a. een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).
Laten stilstaan
- b. een voertuig is tot stilstand gebracht:
- ·
1.op een kruispunt, rotonde of een overweg;
- ·
2. op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;
- ·
3. op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;
- ·
4. in een tunnel;
- ·
5. bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;
- ·
6. op de rijbaan langs een busstrook;
- ·
7. op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;
- ·
8. langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;
- -
op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of - behoudens in noodgevallen - op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)
- -
- c. een voertuig is geparkeerd:
- ·
1.bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;
- ·
2. voor een inrit of een uitrit;
- ·
3. buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;
- ·
4. langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;
- ·
5. op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;
- ·
6. binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;
- ·
7. op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;
- ·
8. zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;
- -
(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)
- -
- d. een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;
(Zie artikel 82 RVV 1990.)
Gevaarlijk of hinderlijk gedrag
- e. een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.
(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)
Toelichting
Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer. Zoals reeds in de algemene toelichting is aangegeven, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.
In onderdeel a gaat het om overtreding van artikel 10 RVV 1990. Bestuurders van voertuigen, met uitzondering van fietsen, bromfietsen en invalidenvoertuigen (zie artikel 5 tot en met 7 RVV 1990), gebruiken de rijbaan. Zij mogen hun voertuig niet parkeren op een trottoir, voetpad of fietspad.
In onderdeel b gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
In onderdeel c is er sprake van overtreding van het bepaalde in artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.
In onderdeel d wordt gedoeld op overtreding van het bepaalde in artikel 82 RVV 1990.
In onderdeel e gaat het om overtreding van het bepaalde in artikel 5 WVW 1994, het kapstokartikel. Op grond van deze bepaling is het verboden zich zodanig te gedragen dat er gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd. De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in onderdeel a tot en met d is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.
B.Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen
Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:
- ·
a.op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;
- ·
b. op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;
- ·
c. op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:
- o
- het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen; - het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;
- o
- het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;
- o
- ·
d. op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;
- ·
e. op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:
- o
- tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;
- o
- tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;
- o
- die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;
- o
- ·
f. op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
- ·
g. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;
- ·
h. op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;
- ·
i. in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage (eventueel: met uitzondering van aangegeven dagen en uren.
Toelichting
Hiervoor zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn eerder onder a tot en met i nader aangeduid.
Toelichting
Toelichting algemeen
Juridische achtergrond
Op 1 januari 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen, in werking getreden. De artikelen 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de Gemeentewet naar de Awb.
Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen
Het uitvoeren van de wegsleepregeling is een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders (het College). Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.
In artikel 170 .e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het College gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het College pas goed van deze bevoegdheid gebruik maken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:
- -
de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;
- -
de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;
- -
de aanwijzing van wegen en weggedeelten waar, op grond van artikel 170, eerste lid onder c WVW 1994, voertuigen mogen worden weggesleept.
Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het College. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het College geschieden, bijvoorbeeld door het opstellen van mandateringsinstructies aan de handhaver en de wegsleper of een uitvoeringsregeling.
Uitgebreide werking Op grond van de oude (lees steeds: huidige) WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid.
In zowel in de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur 's nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo'n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.
Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang
Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.
Verordening In artikel 170 e.v.
In de WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:
- 1.
de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;
- 2.
de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;
- 3.
de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.
Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels).
Wegsleepwaardige overtredingen
Om houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening is in de bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.
Tot slot kan op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994 worden gewezen. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.
Mandatering
Het College is na de inwerkingtreding van de verordening bevoegd met betrekking tot de uitvoering daarvan. Gezien de omstandigheid dat deze werkzaamheden in de praktijk door de handhavers en een wegsleepbedrijf zullen worden uitgevoerd, dienen ter zake mandateringen te worden verstrekt. Bij deze mandateringen kunnen instructies (conform artikel 10:6 Awb) worden verschaft, waarmee het College een zekere mate van invloed kan uitoefenen op de wijze van uitvoering.
Voor zover het wegslepen gebeurt ten behoeve van markten wordt de marktmeester gemandateerd om een en ander te coördineren en af te stemmen. Voor andere wegsleepwaardige situaties zal het College BOA medewerkers van de afdeling Stadstoezicht mandateren om een en ander te coördineren en af te stemmen.
Proces-verbaal van meevoeren en opslaan
Alvorens in het kader van de voorliggende wegsleepverordening kan worden weggesleept, dient er een proces-verbaal van meevoeren en opslaan te worden opgemaakt. Hierop dient de situatie te worden aangegeven op basis waarvan het noodzakelijk was om het desbetreffende voertuig weg te slepen.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- ·
a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- ·
b. wet: de Wegenverkeerswet 1994;
- ·
c. besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;
- ·
d. voertuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, onder a1 RVV 1990;
- ·
e. motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de wet;
- ·
f. het college: het college van burgemeester en wethouders.
- ·
g. wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
Toelichting
In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.
Ad d. Voertuig
Het begrip 'voertuig', zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg (zie artikel 5:12). Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeerswetgeving beoogt te regelen. In artikel 5:12 van de APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.
Ad e. Motorrijtuig
Het begrip 'motorrijtuig' is apart omschreven omdat artikel 5 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.
Artikel 2 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de wet worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeenten aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Toelichting
Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en
weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke.
In artikel 2 zijn de volgende wegen en weggedeelten aangewezen waar het college van burgemeester en wethouders van de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang gebruik kan maken: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente.
Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én behoren tot de gemeente Harderwijk.
Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.
Artikel 3 Plaats bewaring voertuigen en openingstijden
- ·
1.Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen: het terrein van 'Delta Berging en Transport B.V.' aan de Fokko Kortlanglaan 192 te Ermelo
- ·
2. De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaats worden nader door het college vastgesteld.
Toelichting
De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet(en) de plaats(en) van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De openingstijden kunnen wel nader door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld omdat ze niet expliciet genoemd zijn in artikel 173 WVW 1994. Eventueel kunnen ze ook in de verordening zelf worden opgenomen, maar dan zullen ze doorgaans minder flexibel zijn. Het is raadzaam om de locatie(s) van de bewaarplaats(en) zodanig te kiezen dat ze ook goed bereikbaar is (zijn), bijvoorbeeld met het openbaar vervoer, voor de mensen die hiermee te maken krijgen. Ook de openingstijden dienen redelijk ruim te worden gekozen. Openstelling van de bewaarplaats(en) alleen gedurende werkdagen lijkt niet voldoende omdat iemand hierdoor onevenredige schade kan lijden, die mogelijk op de gemeente wordt verhaald.
Artikel 4 Kosten overbrengen en bewaren voertuigen
In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke.
In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan. Een uitgebreide beschrijving van de verschillende fases (voorrijkosten, onvolledige berging en volledige berging) is te vinden in de “Uitvoeringsregeling wegslepen en bewaren gemeente Harderwijk 2011”.
Bij de bewaringskosten van voertuigen wordt het begrip 'etmaal' gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.
Artikel 5 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1, 3 en 4 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen.
Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:
- ·
- het niet afgeven van zijn rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);
- ·
- de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het 'knoeien' met kentekens in geval van autodiefstal.
Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt.
Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.
Artikel 6 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.
Toelichting
Deze bepaling spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl