Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR123111
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR123111/1
Nadere regels subsidies gemeente Groningen
Geldend van 01-11-2011 t/m 31-12-2011
Intitulé
NADERE REGELS SUBSIDIES GEMEENTE GRONINGENHET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN;
(BD 11.2583046);
gezien het voorstel 18 april 2011;
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011;
BESLUIT:
de Nadere regels subsidies gemeente Groningen vast te stellen.
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 0 Algemene bepalingen
Artikel 0:1
Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:
verordening : de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2011.
Hoofdstuk 1 Werk en inkomen (SOZAWE)
Paragraaf 1.1 Arbeidsmarktbeleid en maatschappelijke participatie
Artikel 1:1
Relevante procedure
Op deze paragraaf is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 1:2
subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verstrekken ten behoeve van:
- a.
activiteiten die gericht zijn op de deelname aan het arbeidsproces dan wel op het verbeteren van de positie op de arbeidsmarkt van werklozen;
- b.
activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van werkloosheid;
- c.
overige activiteiten die gericht zijn op het bevorderen van de maatschappelijke participatie van mensen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op minimumniveau.
Artikel 1:3
Subsidie per activiteit
De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1:2 bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.
Artikel 1:4 Bijzonder bepalingen/verplichtingen
-
1. Een aanvraag om subsidieverlening voor activiteiten waarop ook een beroep is of zal worden gedaan op fondsen van de Europese Unie, is tijdig ingediend indien deze aanvraag vóór 15 november in het boekjaar voorafgaand aan het boekjaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, is ingediend.
-
2. Het college kan op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid een besluit nemen onder de voorwaarde van subsidieverlening door of vanwege de Europese autoriteit overeenkomstig de betreffende aanvraag.
-
3. Het college kan in verband met een doelmatige verdeling van het beschikbare budget aan subsidieontvangers met gelijksoortige activiteiten de verplichting opleggen dat zij functioneel samenwerken en hun activiteiten op elkaar afstemmen.
Artikel 1:5
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1:2 het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende kalenderjaar is vastgesteld.
- 2.
Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in het eerste lid overschrijdt, worden de aanvragen toegekend op basis van de volgorde van binnenkomst bij het college.
Artikel 1:6
Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan in aanvulling op artikel 6 van de verordening een subsidieaanvraag ook weigeren indien:
- a.
de subsidieontvanger zich blijkens zijn statuten niet dan wel in onvoldoende mate inzet voor de bestrijding van de werkloosheid en/of de bevordering van de maatschappelijke participatie van mensen die langdurig zijn aangewezen op een inkomen op minimumniveau;
- b.
de activiteiten leiden tot doorkruising van andere werkgelegenheidsbevorderende activiteiten;
- c.
de activiteiten leiden tot onredelijke concurrentie jegens derden;
- d.
de activiteiten niet arbeidsmarktrelevant zijn.
Paragraaf 1.2 Armoedebestrijding en minimabeleid
Artikel 1:7
Relevante procedure
- 1.
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
- 2.
In afwijking van het voorgaande lid geldt voor subsidies hoger dan € 5.000,- de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening.
Artikel 1:8
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verstrekken ten behoeve van:
- a.
activiteiten die gericht zijn op het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting bij kinderen uit gezinnen die moeten rondkomen van een inkomen op minimumniveau;
- b.
activiteiten die gericht zijn op het bestrijden van armoede en sociale uitsluiting bij kwetsbare groepen volwassenen die moeten rondkomen van een inkomen op minimumniveau.
Artikel 1:9
Subsidie per activiteit
De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1:8 bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.
Artikel 1:10
Bijzondere verplichting
Het college kan in verband met een doelmatige verdeling van het beschikbare budget aan subsidieontvangers met gelijksoortige activiteiten de verplichting opleggen dat zij functioneel samenwerken en hun activiteiten op elkaar afstemmen.
Artikel 1:11
Subsidieplafonds en verdelingsregels
- 1.
Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten als bedoeld in artikel 1:8 het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het betreffende kalenderjaar is vastgesteld.
- 2.
Wanneer voor enig kalenderjaar het totaalbedrag van de aanvragen het bedrag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel overschrijdt, worden de aanvragen toegekend op basis van de volgorde van binnenkomst bij het college.
Toelichting bij hoofdstuk I Nadere regels subsidies gemeente Groningen
Hoofdstuk 2 Economie en werkgelegenheid (BSD)
Paragraaf 2.1 Bijzondere leerstoel van de Studie van de Economie van de lagere overheden
Artikel 2:1
Relevant arrangement
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 2:2
Subsidiabele activiteiten
Het college kan een subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van het in stand houden van een bijzondere leerstoel Studie van de Economie van de Lagere Overheden aan de Rijksuniversiteit Groningen ten behoeve van onderwijs en het entameren, organiseren en coördineren van wetenschappelijk onderzoek naar de ontvangsten en uitgaven van lagere overheden en de besluitvorming daarover.
Artikel 2:3
Subsidie per activiteit
Voor de in artikel 2:2 genoemde activiteit bedraagt de subsidie een door het college vast te stellen vast bedrag.
Hoofdstuk 3 Jeugd en onderwijs (OCSW)
Paragraaf 3.1 Algemeen
Artikel 3:1
Relevante procedures
Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:
- a.
van meer dan € 45.000 de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- b.
tussen € 10.000 en € 45.000 de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- c.
bij subsidies van minder dan € 10.000 de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Paragraaf 3.2 Peuterspeelzaalwerk en VVE-programme's
Artikel 3:3
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan instellingen voor peuterspeelzaalwerk of kinderopvang subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van basisontwikkelingsprogramma’s.
- 2.
Het college kan aan instellingen voor peuterspeelzaalwerk of kinderopvang subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van VVE-programma’s.
- 3.
Het college kan aan de koepelorganisatie voor peuterspeelzaalwerk een subsidie verlenen voor de ombouw van het in de jaren tot en met 2010 uitgevoerde peuterspeelzaalwerk tot activiteiten zoals genoemd in het eerste en tweede lid van dit artikel (frictiekosten).
Artikel 3:4
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie voor basisontwikkelingsprogramma’s bedraagt op jaarbasis ten hoogste € 6,36 per uur per kind tot een maximum van 758 kinderen.
- 2.
De subsidie voor VVE-programma’s bedraagt op jaarbasis ten hoogste € 7,44 per uur per kind tot een maximum van 532 kinderen als de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvang-toeslag.
- 3.
De subsidie voor VVE-programma’s bedraagt op jaarbasis ten hoogste € 1,08 per doelgroepkind als de ouders wel in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.
- 4.
De subsidie voor de in artikel 3:3, derde lid genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke frictiekosten minus de daarop betrekking hebbende baten.
Artikel 3:5
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van de in artikel 3:1 benoemde procedure is de uiterste datum waarop een aanvraag om subsidieverlening bij het college dient te zijn ingediend 31 december vóór het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.
- 2.
De aanvraag om subsidieverlening dient te zijn voorzien van:
- a.
een opgave van het aantal kinderen c.q. doelgroepkinderen voor wie de activiteiten worden uitgevoerd, gerubriceerd naar wijk;
- b.
een beschrijving van het uit te voeren VVE-programma zoals bedoeld in artikel 3:2, onder b.
- a.
- 3.
Het activiteitenplan dient te zijn voorzien van informatie over:
- a.
de spreiding van de activiteiten over de wijken van de stad Groningen;
- b.
het bereik van de activiteiten uitgedrukt in aantallen kinderen c.q. doelgroepkinderen en uitgedrukt in een percentage van het totale aantal kinderen c.q. doelgroepkinderen;
- c.
het te volgen VVE-programma als de aanvraag de uitvoering van VVE-programma’s betreft.
- a.
- 4.
De subsidieontvanger dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in de geldende Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzaalwerk.
- 5.
De subsidieontvanger dient een ouderbijdrage te heffen:
- a.
voor basisontwikkelingsprogramma’s conform de in het Uitvoeringsplan opgenomen ouderbijdragentabel;
- b.
voor VVE-programma’s conform de bepalingen van de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie.
- a.
- 6.
De subsidieontvanger is verplicht de in het vorige lid bedoelde ouderbijdragen af te dragen aan het college.
- 7.
Er dienen maximaal 16 kinderen in 1 groep te zitten.
- 8.
Per groep dienen ten minste 2 volledig gecertificeerde (PW3) leidsters inclusief kennis van VVE werkzaam te zijn.
- 9.
De subsidieontvanger dient zijn activiteiten af te stemmen met andere voorschoolse voorzieningen voor zover het college dat bij beschikking heeft bepaald.
- 10.
Een basisontwikkelingsprogramma dient te worden uitgevoerd gedurende:
- a.
6 uur per dagdeel;
- b.
2 dagdelen per week;
- c.
40 weken per jaar.
- a.
- 11.
Een VVE-programma dient te worden uitgevoerd gedurende:
- a.
12 uur per week;
- b.
maximaal 3 uur per dagdeel;
- c.
40 weken per jaar.
- a.
Artikel 3:6
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor basisontwikkelingsprogramma’s:
- a.
als die niet afkomstig is van een instelling voor peuterspeelzaalwerk of kinderopvang;
- b.
voor zover die aanvraag betrekking heeft op:
- 1.
meer dan het in artikel 3:4, eerste lid genoemde aantal kinderen;
- 2.
kinderen van ouders die in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang.
- 1.
- a.
- 2.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor VVE-programma’s:
- a.
als die niet afkomstig is van een instelling voor peuterspeelzaalwerk of kinderopvang;
- b.
voor zover die betrekking heeft op:
- 1.
andere dan doelgroepkinderen;
- 2.
meer dan het in artikel 3:4, tweede lid genoemde aantal kinderen.
- 1.
- a.
Artikel 3:7
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor basisontwikkelingsprogramma’s:
- a.
voor de in artikel 3:3 eerste lid genoemde activiteiten bedraagt voor het kalenderjaar 2011 het subsidieplafond € 880.000,- voor vervolgaanvragen en € 140.000,-- voor overige aanvragen;
- b.
als het totaal van de overige aanvragen hoger is dan € 140.000,-- wordt dit bedrag naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.
- a.
- 2.
Voor VVE-programma’s:
- a.
het subsidieplafond voor de in artikel 3:3, tweede lid genoemde activiteiten bedraagt voor het kalenderjaar 2011 € 1.116.000,-- voor vervolgaanvragen en € 728.000,-- voor overige aanvragen;
- b.
als het totaal van de overige aanvragen hoger is dan € 728.000,-- wordt dit bedrag naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.
- a.
- 3.
Het subsidieplafond voor de in artikel 3:3, derde lid bedoelde frictiekosten bedraagt voor het kalenderjaar 2011 € 200.000,--. Dit budget is uitsluitend bedoeld voor de instelling aan wie in de jaren tot en met 2010 subsidie was verleend voor peuterspeelzaalwerk.
Paragraaf 3.3 Jongerenwerk
Artikel 3:9
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen voor sociaal-culturele activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
ontmoeting/recreatie;
- b.
vorming/educatie;
- c.
cultuur/creativiteit;
- d.
dienstverlening/voorlichting;
- e.
belangenbehartiging/activering;
- f.
opvang;
- g.
afstemming/coördinatie;
- h.
signalering;
- i.
sport;
- j.
begeleiding;
- k.
preventie,
mits deze activiteiten zijn gericht op jeugdigen in de leeftijd van 12 tot en met 23 jaar.
- 2.
Het college kan subsidie verlenen voor huiskamerprojecten en tieneropvangprojecten.
- 3.
Het college kan subsidie verlenen voor kinderactiviteiten.
- 4.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
afstemming/coördinatie;
- b.
informatie en advisering;
- c.
dienstverlening;
- d.
consultatie;
- e.
crisisinterventie;
- f.
begeleiding;
- g.
hulpverlening;
- h.
preventie;
- i.
signalering.
- a.
- 5.
Het college kan aan besturen van jongerencentra subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
ontmoeting/recreatie;
- b.
vorming/educatie;
- c.
cultuur/creativiteit - in afwijking op artikel 1 van deze paragraaf wordt hieronder verstaan het bieden van ondersteuning aan jongeren in de leeftijd tot 20 jaar die interesse hebben in doelgerichte activiteiten op technisch en creatief gebied met het doel hun ontwikkeling naar zelfstandigheid te bevorderen;
- d.
dienstverlening/voorlichting;
- e.
belangenbehartiging/activering;
mits deze activiteiten zijn gericht op jeugdigen in de leeftijd tot en met 23 jaar.
Artikel 3:10
Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in artikel 3:9 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
Artikel 3:11
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Met betrekking tot de eerste 3 leden van artikel 3:9 zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- a.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- 1.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- 2.
gegevens over de deelname aan de activiteiten;
- 3.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd;
- 1.
- b.
de subsidieontvanger voert een preventief beleid dat erop is gericht om door de doelgroep veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. In het activiteitenverslag moet de subsidieontvanger aangeven hoe deze verplichting wordt ingevuld.
- a.
- 2.
Met betrekking tot het vierde lid van artikel 3:9 zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- a.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- 1.
gegevens over spreiding, frequentie en duur van de activiteiten;
- 2.
een beschrijving van de activiteiten per doelgroep afzonderlijk;
- b.
de subsidieontvanger voert een preventief beleid dat erop is gericht om door de doelgroep veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. In het activiteitenverslag moet de subsidieontvanger aangeven hoe deze verplichting wordt ingevuld.
- 1.
- 3.
Met betrekking tot het vijfde lid van artikel 3:9 zijn de volgende bepalingen van toepassing:
- a.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- 1.
gegevens over frequentie en duur van de activiteiten;
- 2.
gegevens over de verwachte in- en uitstroom van deelnemers aan de activiteiten;
- 1.
- b.
de subsidieontvanger voert een preventief beleid dat erop is gericht om door de doelgroep veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. In het activiteitenverslag moet de subsidieontvanger aangeven hoe deze verplichting wordt ingevuld.
- a.
Artikel 3:12
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de in artikel 3:9 genoemde activiteiten zijn de subsidieplafonds gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen onder aftrek van reeds lopende meerjarige verplichtingen.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan de subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over nadien ontvangen subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- a.
Paragraaf 3.4 Opstap, opstapje, instapje
Artikel 3:14
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van:
- 1.
het programma Opstap en Opstapje;
- 2.
het programma Instapje.
Artikel 3:15
Subsidie per activiteit
- 1.
Voor salariskosten van activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid van het vorige artikel bedraagt de subsidie een nader door het college vast te stellen bedrag per groep.
- 2.
Als de activiteiten als bedoeld in het vorige artikel niet gedurende het gehele kalenderjaar worden uitgevoerd, wordt de subsidie naar evenredigheid verminderd.
- 3.
De op grond van beide vorige leden berekende subsidie kan worden verhoogd met maximaal 100% van de kosten van materialen.
Artikel 3:16
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Het werkplan en het activiteitenverslag moeten gegevens bevatten over:
- a.
het opleidingsniveau van ouders en/of verzorgers;
- b.
het aantal ouders en/of verzorgers dat met de activiteiten wordt bereikt;
- c.
het land van herkomst;
- d.
het aantal eenoudergezinnen;
- e.
de wijk of buurt waarin de ouders en/of verzorgers en de kinderen woonachtig zijn.
Artikel 3:17
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de in artikel 3:14 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag onder aftrek van reeds lopende meerjarige verplichtingen.
- 2.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van het subsidieplafond dan wordt dat naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- a.
Paragraaf 3.5 Cultuureducatie
Artikel 3:19
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan scholen voor primair of speciaal onderwijs subsidie verlenen voor de loonkosten van een of meer cultuurcoördinatoren.
Artikel 3:20
Subsidie per activiteit
Voor loonkosten van cultuurcoördinatoren bedraagt de subsidie een door het college te bepalen bedrag per klokuur tot een maximum van 2 klokuren per subsidieontvanger per jaar tot een maximum van € 2.200,- per BRIN-nummer.
Artikel 3:21
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Een aanvraag voor de in artikel 3:19 genoemde activiteiten die een geheel schooljaar beslaan dient uiterlijk op 1 juni voor het begin van het subsidietijdvak in bezit te zijn van het college.
- 2.
De subsidieontvanger zet naast de uren cultuurcoördinatie waarvoor krachtens artikel 3:19 subsidie wordt verleend hetzelfde aantal uren ten laste van de eigen exploitatie in.
- 3.
De subsidieontvanger dient in het schoolwerkplan aan te geven hoe ontwikkeling dan wel uitvoering van beleid op het gebied van cultuureducatie zal plaatsvinden.
Artikel 3:22
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als de cultuurcoördinator niet tevens docent is aan de onderwijsinstelling van de subsidieontvanger.
- 2.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor zover die bedoeld is voor de aanschaf van materialen of de aanschaf dan wel ontwikkeling van methodieken.
Artikel 3:23
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor elk subsidietijdvak is het subsidieplafond voor de in artikel 3:19 genoemde activiteiten gelijk aan het bedrag dat daarvoor is opgenomen in de begroting van het eerste van de 2 kalenderjaren waarin het subsidietijdvak valt. Hierop worden reeds aangegane meerjarige verplichtingen in mindering gebracht.
- 2.
Wanneer het totaal van de subsidieaanvragen groter is dan het subsidieplafond wordt dit als volgt verdeeld:
- a.
op tijd ingediende subsidieaanvragen van subsidieontvangers afkomstig van scholen voor primair en speciaal onderwijs die in samenwerking met andere scholen binnen- en buitenschoolse activiteiten op elkaar laten aansluiten hebben voorrang boven andere subsidieaanvragen;
- b.
als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren worden deze over de overige aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- a.
Paragraaf 3:6 Materiële financiële gelijkstelling onderwijs
Artikel 3:25
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan het schoolbestuur subsidie verstrekken voor duurzaamheidmaatregelen bij nieuwbouw of uitbreiding van een schoolgebouw.
Artikel 3:26
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bedraagt voor duurzaamheidmaatregelen in gebouwen als beschreven in artikel 3:25 voor:
- a.
basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs: € 157,40 per m2 bruto vloeroppervlakte;
- b.
voortgezet onderwijs: € 131,00 per m2 bruto vloeroppervlakte.
- a.
- 2.
Het college indexeert de in het eerste lid genoemde bedragen aan de hand van het indexcijfer voor normbedragen met betrekking tot voorzieningen voor nieuwbouw, vervangende bouw en uitbreiding zoals beschreven in de Verordening voorziening huisvesting Onderwijs gemeente Groningen.
Artikel 3:27
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Jaarlijks voor 1 juli zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze paragraaf toegekende subsidies. Het overzicht omvat de periode van 1 april van het voorafgaande jaar tot en met 31 maart van het jaar van toezending.
- 2.
De aanvraag vermeldt naast de op basis van artikel 3:1 vereiste informatie:
- a.
naam en adres van het schoolbestuur;
- b.
de dagtekening;
- c.
de gewenste voorziening;
- d.
de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor 1 of meer specifieke scholen;
- e.
de motivering waarom wordt voldaan aan de toekenningscriteria.
- 3.
In afwijking van artikel 3:1 bevat de subsidieaanvraag ten minste de volgende gegevens:
- a.
de naam en het adres van de subsidieaanvrager;
- b.
het schoolgebouw waar de voorzieningen worden aangebracht;
- c.
een beschrijving van de nieuwbouw-, vervangende nieuwbouw- c.q. uitbreidingsplannen van het schoolbestuur;
- d.
een door de architect geaccordeerde opgave van de bruto vloeroppervlakte van het schoolgebouw;
- e.
een op het definitief ontwerp gebaseerd GPR-rapport.
- a.
- 4.
In afwijking van artikel 3:1 beslist het college binnen 8 weken na ontvangst van een subsidieaanvraag om een aanvullende voorziening of binnen 8 weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens.
- 5.
Het college kan de termijn in het vorige lid met ten hoogste 3 weken verlengen.
- 6.
Het college behoudt zich het recht voor om:
- a.
het GPR-rapport door deskundigen te laten toetsen;
- b.
een contra-expertise te laten uitvoeren als de onder a bedoelde toetsing daartoe aanleiding geeft.
- a.
- 7.
De subsidie wordt geacht direct te zijn vastgesteld.
- 8.
Het college kan de subsidievaststelling herzien als bij de realisatie van de duurzaamheidmaatregelen een geringer bruto vloeroppervlak is betrokken dan waarvan bij de subsidieverstrekking is uitgegaan.
- 9.
Het college betaalt de subsidie in 2 gedeelten uit:
- a.
50% van de toegekende subsidie bij de subsidieverlening;
- b.
50% na ontvangst van de in tiende lid bedoelde verklaringen.
- a.
- 10.
Het schoolbestuur overlegt binnen 3 maanden na oplevering van het bouwwerk:
- a.
een verklaring van een ter zake deskundige dat het gerealiseerde bouwwerk voldoet aan de in artikel 3:28, eerste lid sub a en b genoemde criteria;
- b.
een opgave door de architect van de gerealiseerde bruto vloeroppervlakte en de afwijking ten opzichte van de in artikel 3:28, eerste lid onderdeel d bedoelde bruto vloeroppervlakte.
- a.
- 11.
Deze paragraaf eindigt op 31 december 2012 met dien verstande dat hij zolang van kracht blijft als nodig is om vast te stellen of aan de geldende subsidieverplichtingen is voldaan.
Artikel 3:28
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college weigert een subsidieaanvraag indien:
- a.
de GPR-score voor de gezondheid lager is dan 7,0 en/of voor energie lager is dan 7,2;
- b.
de vereiste ventilatienorm van 18,9 m3 per uur per m2 niet zal worden gehaald;
- c.
het schoolgebouw zich niet op het grondgebied van de gemeente Groningen bevindt;
- d.
het schoolgebouw door het schoolbestuur wordt gehuurd;
- e.
de bouwvergunning voor het betreffende schoolbestuur is verleend voor 1 april 2009;
- a.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien op andere wijze door de lokale overheid subsidie beschikbaar is gesteld voor de verbetering van het binnenklimaat of voor het treffen van energiebeperkende maatregelen.
Artikel 3:29
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de gehele looptijd van de subsidieregeling zoals bedoeld in artikel 3:25 bedraagt € 2.500.000,--.
- 2.
Het beschikbare budget wordt over de in aanmerking komende subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- 3.
Voor de toepassing van het vorige lid worden plannen voor duurzaamheidmaatregelen in gebouwen waarvoor de gemeente Groningen als eigenaar en bouwheer optreedt als een subsidieaanvraag krachtens deze regeling beschouwd.
Hoofdstuk 4 Welzijn, gezondheid en zorg (OCSW)
Paragraaf 4:1 Algemeen
Artikel 4:2
Relevante procedures
Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:
- a.
van meer dan € 45.000,-- de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- b.
tussen € 10.000,-- en € 45.000,-- de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- c.
bij subsidies van minder dan € 10.000,-- de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 4:3
Subsidie per activiteit
De subsidie voor alle in dit hoofdstuk genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten. Per paragraaf kunnen afwijkende hoogtes van de subsidie gesteld worden.
Artikel 4:4
Hoogte subsidieplafond in het algemeen
Het subsidieplafond voor activiteiten die gesubsidieerd worden op basis van dit hoofdstuk is gelijk aan de hiervoor in de begroting opgenomen bedragen, tenzij in de betreffende paragraaf daarvan afgeweken wordt.
Paragraaf 4:2 Emancipatie en vrouwenzaken
Artikel 4:6
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor:
- a.
de instandhouding van een vrouwencentrum;
- b.
activiteiten gericht op vrouwenemancipatie;
- c.
vernieuwende initiatieven op het gebied van vrouwenemancipatie en de integratie van homoseksualiteit in de samenleving;
- d.
de uitvoering van activiteiten gericht op de integratie van homoseksualiteit in de samenleving.
Artikel 4:7
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de verwachte deelname aan de activiteiten;
- c.
gegevens over de verwachte eigen bijdragen van deelnemers aan de activiteiten.
Artikel 4:8
Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling daarvan als volgt:
-
- a.
voor de instandhouding van een vrouwencentrum:
- 1.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- 2.
resteert er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan wordt dat over de overige subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen;
- 1.
- b.
voor activiteiten gericht op vrouwenemancipatie:
- 1.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- 2.
vervolgaanvragen voor activiteiten gericht op vrouwen
- 1.
- a.
- -
met een lage opleiding,
- -
van allochtone afkomst,
- -
van oudere leeftijd,
- -
met een laag inkomen,
hebben voorrang boven andere aanvragen. Binnen deze groepen hebben vervolgaanvragen voor activiteiten gericht op alleenstaande vrouwen met kinderen voorrang boven andere;
-
- 3.
eerder genoemde criteria wegen in de afweging van het college zwaarder dan later genoemde;
- 4.
resteert er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan wordt dat over de daarna binnenkomende subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen;
- 3.
- c.
voor vernieuwende initiatieven: subsidieaanvragen voor vernieuwende initiatieven op het gebied van vrouwenemancipatie en de integratie van homoseksualiteit in de samenleving worden toegekend op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen;
- d.
voor activiteiten gericht op de integratie van homoseksualiteit in de samenleving:
- 1.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- 2.
resteert er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget, dan wordt dat over de overige subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- 1.
Paragraaf 4.3 Internationale betrekkingen
Artikel 4:10
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter invulling van een stedenband, te weten:
- a.
het bevorderen van persoonlijke contacten, ontmoetingen en samenwerking tussen inwoners van Groningen en een stedenbandgemeente;
- b.
het informeren van de Groningse bevolking over een stedenbandgemeente;
- c.
stage-uitwisseling van ambtenaren van de gemeente Groningen en van een stedenbandgemeente;
- d.
het onderhouden van contacten met zusterorganisaties;
- e.
het ondersteunen, zowel financieel als anderszins, van initiatieven van organisaties of personen die strekken tot verwezenlijking van de doelstelling van een stedenband;
- f.
kennis- en informatie-uitwisseling tussen Groningen en een stedenbandgemeente.
- 2.
Het college kan subsidie verlenen voor mondiale bewustwording, te weten:
- a.
het geven van informatie aan de bevolking van de gemeente Groningen over de problematiek in een land door middel van voorlichting en bewustwordingsactiviteiten;
- b.
steun aan de opbouw van de democratie van een land;
- c.
het stimuleren van burgers en overheden om actief mee te werken aan het oplossen van sociaal-economische en maatschappelijke vraagstukken in een land;
- d.
de uitwisseling van ambtenaren en stages van ambtenaren van de gemeente Groningen en van een land;
- e.
het werven van fondsen voorzover die zullen worden ingezet in concrete ontwikkelingsprojecten in een land.
Artikel 4:11
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
De ontvanger van subsidie voor mondiale bewustwording is verplicht om de Groningse bevolking te informeren over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten en in zijn werkplan informatie op te nemen over de wijze waarop hij deze verplichting invult.
Artikel 4:12
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, dan is de verdeling daarvan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
leidt bovenstaande verdeelwijze tot overschrijding van het subsidiebudget dan wordt dat naar evenredigheid over de op tijd ingediende vervolgaanvragen verdeeld.
- a.
- 2.
Resteert er na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan wordt dat over de overige aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4.4 Migranten
Artikel 4:14
Relevant procedure
In afwijking van artikel 4:2 is voor deze paragraaf de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing, ongeacht de hoogte van het subsidiebedrag.
Artikel 4:15
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan zelforganisaties een basissubsidie verlenen in de kosten van het optreden als netwerkpartner voor de gemeente Groningen (basissubsidie).
- 2.
Het college kan een activiteitensubsidie verlenen aan een zelforganisatie of een maatschappelijke organisatie als de activiteit gericht is op 1 of meer van de volgende doelen: integratie, emancipatie en dialoog (activiteitensubsidie).
- 3.
Het college kan aan de koepelorganisatie voor Groninger zelforganisaties subsidie verlenen voor activiteiten die zijn gericht op minstens 3 van de volgende doelstellingen:
- a.
het signaleren, aankaarten en bewaken van zaken en gebeurtenissen die migranten en migrantenorganisaties aangaan;
- b.
het bevorderen van het inburgeringproces, met inachtneming van de eigen identiteit en daarbij behorende culturele behoeften, middels de aangesloten zelforganisaties;
- c.
het bevorderen van de onderlinge samenwerking van haar leden;
- d.
het stimuleren van samenwerken met andere sociaal-maatschappelijke organisaties en instellingen;
- a.
een bijdrage leveren aan de bewustwording, participatie en integratie van de migrantengroepen in de samenleving en functioneren als spreekbuis c.q. belangenbehartiger voor deze zelforganisaties.
- a.
- 4.
Het college kan aan een platform voor religie en levensbeschouwing subsidie verlenen voor:
- a.
activiteiten die zijn gericht op de rol van gespreks- en netwerkpartner van de gemeente en van maatschappelijke organisaties in de gemeente Groningen;
- b.
het gezamenlijk naar buiten treden met activiteiten ter bevordering van de dialoog tussen de deelnemende religies en levensbeschouwingen en de inwoners van de gemeente Groningen.
- a.
- 3.
Artikel 4:16
Subsidie per activiteit
- 1.
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de basissubsidie per zelforganisatie:
- a.
bij een omvang van de etnische groep van 50 tot 500 inwoners € 1.250,-- per jaar;
- b.
bij een omvang van de etnische groep van 501 tot 1.000 inwoners € 2.500,-- per jaar;
- c.
bij een omvang van de etnische groep van meer dan 1.000 inwoners € 5.000,-- per jaar.
- a.
- 2.
Bepalend voor de omvang van de in het eerste lid bedoelde etnische groep is de tabel Bevolking per herkomst per 1 januari van de Gemeentelijke Basisadministratie in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd.
- 3.
Per etnische groepering komen niet meer dan 2 zelforganisaties voor basissubsidie in aanmerking. De subsidie per zelforganisatie bedraagt dan de helft van de in het eerste lid genoemde bedragen met een minimum van € 1.250,--.
- 4.
Als de omvang van de in het eerste lid bedoelde etnische groep niet kan worden vastgesteld, bedraagt de basissubsidie maximaal € 1.250,-- per zelforganisatie.
- 5.
In afwijking van artikel 4:3 van dit hoofdstuk bedraagt de subsidie voor de in het derde en vierde lid van artikel 4:15 genoemde activiteiten € 2.500,-- per jaar
- 6.
Per jaar komt ten hoogste 1 koepelorganisatie en 1 platform voor subsidie op basis van artikel 4:15, derde lid respectievelijk vierde lid in aanmerking.
Artikel 4:17
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Een zelforganisatie aan wie een basissubsidie is verleend, is verplicht als gesprekspartner voor het college te fungeren over:
- a.
algemene zaken die betrekking hebben op onderwerpen op het gebied van integratie;
- b.
specifieke zaken die betrekking hebben op de achterban van de subsidieontvangende zelforganisatie.
- a.
- 2.
De activiteit waarvoor activiteitensubsidie wordt verleend, dienen aantoonbaar tot stand te komen door of in samenwerking met 1 of meer Groninger zelforganisaties en/of 1 of meer etnisch-culturele gemeenschappen uit de stad Groningen;
- 3.
De activiteit waarvoor activiteitensubsidie wordt gevraagd dient aanvullend te zijn op het activiteitenaanbod op het bestaande activiteitenaanbod van lokale maatschappelijke voorzieningen.
- 4.
De koepelorganisatie is verplicht elke Groninger zelforganisatie als lid toe te laten.
- 5.
Het platform is verplicht om deelname toe te staan van vertegenwoordigingen van elke religie of levensbeschouwing die actief in de gemeente Groningen beleden wordt.
Artikel 4:18
Aanvullende weigeringgronden
- 1.
Een aanvrager komt voor dezelfde activiteit ten hoogste 3 jaren achtereen voor activiteitensubsidie in aanmerking.
- 2.
Het college weigert aanvragen voor activiteitensubsidie op het gebied van ontspanning, ontmoeting in eigen kring, politiek, religie of levensbeschouwing.
Artikel 4:19
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een basissubsidie, zoals bedoeld in artikel 4:15, eerste lid, hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, wordt dat budget als volgt verdeeld:
- a.
als eerste komen in aanmerking op tijd ingediende vervolgaanvragen;
- b.
als tweede komen in aanmerking op tijd ingediende andere aanvragen;
- c.
als het beschikbare budget ontoereikend is voor de in a en b bedoelde verdeelwijze, wordt het beschikbare budget naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.
- d.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor activiteitensubsidie, zoals bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, wordt dat budget over de in aanmerking komende, op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- e.
Als het totaal van de subsidieaanvragen, zoals bedoeld in artikel 4:15, derde en vierde lid, hoger is dan het beschikbare subsidiebudget, wordt het beschikbare budget als volgt verdeeld:
- a.
als eerste komen voor subsidie in aanmerking vervolgaanvragen die bij het college zijn ingediend op 1 oktober voor het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd;
- b.
als na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget resteert hebben subsidieaanvragen afkomstig van de koepel respectievelijk het platform met de meeste aangesloten zelforganisaties respectievelijk religies en levensbeschouwingen voorrang boven andere aanvragen.
- a.
Paragraaf 4.5 Algemeen sociaal-cultureel werk
Artikel 4:21
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan instellingen voor sociaal-cultureel werk subsidie verlenen voor:
- a.
wijk- en/of stedelijke activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- 1.
ontmoeting/recreatie;
- 2.
vorming/educatie;
- 3.
cultuur/creativiteit;
- 4.
dienstverlening/voorlichting;
- 5.
belangenbehartiging/activering;
- 6.
opvang;
- 7.
afstemming/coördinatie;
- 8.
signalering;
- 9.
sport.
- 1.
- b.
wijkactiviteiten passend binnen de in het vorige lid genoemde functies ter uitvoering van
- 1.
de beheerderfunctie voor de wijk-, buurt- en wijkjongerencentra;
- 2.
het accommodatiemanagement voor de wijk-, buurt- en wijkjongerencentra;
- 3.
exploitatie en instandhouding van wijk- en andere centra.
- 1.
- c.
knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk.
Artikel 4:22
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de deelname aan de activiteiten;
- c.
gegevens over de eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteiten;
- d.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd.
- a.
- 2.
Het college verleent slechts subsidie voor het oplossen van knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk voorzover de subsidieontvanger aannemelijk kan maken dat:
- a.
bekostiging uit andere aan subsidieontvanger verstrekte subsidies niet mogelijk is;
- b.
het knelpunt na aanwending van de gevraagde subsidie zal zijn opgelost.
- a.
- 3.
De subsidieontvanger dient een preventief beleid te voeren dat erop is gericht om door de doelgroep veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. In het activiteitenplan moet de subsidieontvanger aangeven hoe dat beleid zal worden vormgegeven en uitgevoerd.
Artikel 4:23
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de oplossing van knelpunten in de uitvoering van sociaal-cultureel werk weigeren als hiervoor al eerder aan de subsidieontvanger subsidie was verleend.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 4:21 genoemde activiteiten weigeren als die activiteiten zijn gericht op jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 23 jaar.
Artikel 4:24
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4:21, onder a en b hoger is dan de respectievelijke subsidieplafonds, dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
voor zover bovenstaande verdeelwijze zou leiden tot overschrijding van de subsidieplafonds worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende vervolgaanvragen verdeeld;
- c.
voor zover na de in de onderdelen a en b bedoelde verdeelwijze nog middelen resteren worden deze over de op tijd ingediende overige aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen;
- d.
als het totaal van de aanvragen voor knelpunten in het sociaal-cultureel werk hoger is dan het subsidiebudget dan wordt dat over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4:6 Sociaal-culturele accommodaties
Artikel 25 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan een accommodatiebestuur subsidie verlenen voor:
- a.
hypotheeklasten als de subsidieontvanger de accommodatie in eigendom heeft;
- b.
kale huur;
- c.
verbouwkosten en/of kleine uitbreidingen als de subsidieontvanger de accommodatie in eigendom heeft;
- d.
groot onderhoud, daaronder mede begrepen calamiteiten, als de subsidieontvanger de accommodatie in eigendom heeft;
- e.
zakelijke huisvestingslasten;
- f.
exploitatielasten;
- g.
organisatiekosten.
- a.
- 2.
Het college kan aan het door hem aan te wijzen samenwerkingsorgaan voor speeltuinverenigingen ten behoeve van de aangesloten leden subsidie verlenen voor:
- a.
hypotheeklasten als de betreffende accommodatie in eigendom is bij een aangesloten lid;
- b.
kale huur;
- c.
verbouwkosten en/of kleine uitbreidingen als de betreffende accommodatie in eigendom is bij een aangesloten lid;
- d.
groot onderhoud, daaronder mede begrepen calamiteiten, als de betreffende accommodatie in eigendom is bij een aangesloten lid;
- e.
zakelijke huisvestingslasten;
- f.
exploitatielasten;
- g
organisatiekosten;
- h.
inrichting en onderhoud van speeltuinen en speeltoestellen;
- i.
exploitatiekosten van het samenwerkingsorgaan zelf.
- a.
Artikel 4:26 Subsidie per activiteit
- 1.
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie:
- a.
voor de in artikel 4:25, eerste lid onder a tot en met e alsmede de in het tweede lid onder a tot en met e genoemde kosten 100% daarvan, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn en door het college zijn erkend;
- b.
voor de in artikel 4:25, eerste lid onder f evenals de in het tweede lid onder f genoemde kosten voor exploitatielasten € 39,-- per m2 b.v.o.;
- c.
voor de in artikel 4:25, eerste lid onder g en de in het tweede lid onder g genoemde kosten voor organisatiekosten een vast bedrag van € 2.500,-- per accommodatie c.q. per aangesloten accommodatie;
- d.
voor de in artikel 4:25, tweede lid onder h genoemde kosten voor inrichting en onderhoud van speeltuinen en speeltoestellen € 14,-- per m2 b.v.o.;
- e.
voor de in artikel 4:25, tweede lid onder i genoemde activiteiten maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.
- a.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder b van dit artikel kan het college in specifieke door hem aan te wijzen gevallen de subsidie op andere wijze berekenen.
- 3.
De in het eerste lid onder b, c en d van dit artikel genoemde bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil 2005. Het college kan deze bedragen aanpassen aan de voor het subsidietijdvak geldende begrotingsrichtlijnen.
Artikel 27 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 moeten subsidieaanvragen voor kosten van verbouw, kleine uitbreidingen en groot onderhoud uiterlijk op 1 februari van het voorafgaande kalenderjaar in bezit zijn van het college.
- 2.
In afwijking van artikel 4:2 beslist het college op aanvragen voor verbouwingen en/of kleine uitbreidingen en op subsidieaanvragen voor groot onderhoud vóór 1 januari volgend op het jaar van indiening.
- 3.
Calamiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd moeten binnen een week bij het college zijn gemeld. Het college bepaalt in overleg met de subsidieontvanger een nadere termijn waarbinnen een beschrijving moet zijn ingediend van de werkzaamheden evenals een begroting van de kosten en de baten die daarop betrekking hebben.
- 4.
Als aan de subsidieontvanger subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:25, dient hij te vermelden:
- 1.
in zijn activiteitenplan op welke wijze invulling wordt gegeven aan alle verplichtingen die krachtens deze verordening aan de subsidieverlening worden verbonden;
- 2.
in zijn activiteitenverslag hoe de invulling van de verplichtingen uiteindelijk vorm heeft gekregen en de afwijkingen te verklaren tussen de voorgenomen invulling (activiteitenplan) en de realisatie daarvan;
- 3.
in zijn financiële en inhoudelijke verslag gegevens met betrekking tot groeperingen aan wie accommodatieruimte wordt verhuurd en de tarieven die daarbij in rekening worden gebracht.
- 1.
- 5.
De subsidieontvanger is verplicht om bij zijn subsidieaanvraag voor de in artikel 4:25, eerste lid onder c en de in het tweede lid onder c genoemde activiteiten een (ver-)bouwplan te overleggen voorzien van een kostenraming evenals een beschrijving van de noodzaak van de in die leden bedoelde werkzaamheden.
- 6.
Subsidieaanvragen voor groot onderhoud moeten zijn voorzien van een beschrijving van de werkzaamheden, de noodzaak daarvan en tevens van een kostenraming.
- 7.
De subsidieontvanger aan wie subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:25, eerste of tweede lid is gehouden om de in de beide vorige leden bedoelde gegevens aan te vullen binnen 6 weken nadat het college daarom heeft verzocht.
- 8.
De subsidieontvanger geeft in zijn activiteitenplan aan in hoeverre het activiteitenaanbod aansluit op de behoeften van de wijk of buurt en geeft een verklaring voor eventuele afwijkingen daartussen.
- 9.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger, aan wie op grond van artikel 4:25, eerste of tweede lid subsidie wordt verleend, initiatieven neemt om in overleg met andere aanbieders van activiteiten tot een gezamenlijke activiteitenprogrammering te komen in de wijk waarin de subsidieontvanger gebruik maakt van de accommodatie.
- 10.
De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor een goede balans tussen de geprioriteerde sociaal-culturele activiteiten enerzijds en overige (eigen) activiteiten anderzijds. De subsidieontvanger is gehouden om in zijn activiteitenplan en activiteitenverslag aan te geven op welke wijze aan deze verantwoordelijkheid invulling wordt c.q. is gegeven.
- 11.
Het college kan terzake van het accommodatiegebruik aan openingstijden, ingebruikgeving, prioritering en de programmering van activiteiten nadere regels stellen.
- 12.
De subsidieontvanger dient accommodatieruimte inclusief beheer:
- 1.
gratis ter beschikking te stellen aan doelgroepen en activiteiten die vallen onder de functies van het algemeen sociaal-cultureel werk zoals bedoeld in artikel 4:21;
- 2.
tegen gereduceerd tarief ter beschikking te stellen aan doelgroepen en activiteiten die niet vallen onder de functies van het algemeen sociaal-cultureel werk mits deze passen binnen het gemeentelijk beleid;
- 3.
de beide voorgaande onderdelen van dit lid zijn niet van toepassing als en voor zover voor de huisvestingskosten terzake van de in dit lid bedoelde activiteiten subsidie wordt verleend.
- 1.
- 13.
Het college kan bepalen dat bij de toewijzing van gratis accommodatieruimte door accommodatie-besturen activiteiten die gericht zijn op de eigen wijk voorrang hebben boven andere activiteiten.
- 14.
Het college kan bepalen dat exclusief beslag op een accommodatieruimte of een deel daarvan slechts geschiedt tegen een marktconform tarief.
- 15.
De subsidieontvanger aan wie subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:25, tweede lid is verplicht om de in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde nadere verplichtingen op te leggen aan de bij het samenwerkingsverband aangesloten speeltuinverenigingen.
- 16.
Het college legt de verplichtingen als bedoeld in het elfde tot en met dertiende lid van dit artikel slechts op voor zover daardoor de exploitatie c.q. de bedrijfsvoering van de accommodatie niet in gevaar komt.
- 17.
Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidieverlening en/of de aanvraag tot subsidievaststelling gebruik maakt van een daartoe vastgesteld formulier.
Artikel 4:28 Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een subsidieaanvraag geheel of gedeeltelijk weigeren als de accommodatie niet voldoet aan het toetsingskader zoals beschreven in de hoofdstukken 3 en 4 en in bijlage 3 bij de accommodatienota.
- 2.
Het college weigert een subsidieaanvraag:
- 1.
voor de in artikel 4:25, eerste lid onderdelen a, c en d of de in het tweede lid, onderdelen a, c en d genoemde kosten als de subsidieontvanger de accommodatie waarvoor de subsidie wordt gevraagd niet in eigendom heeft;
- 2.
voor de in artikel 4:25, eerste lid onderdelen b of in het tweede lid onderdeel b genoemde kosten als de subsidieontvanger de accommodatie waarvoor de subsidie wordt gevraagd in eigendom heeft.
- 1.
- 3.
Het college kan een subsidie voor de in artikel 4:25, eerste lid onderdelen a tot en met c of in het tweede lid onderdelen a tot en met c genoemde kosten weigeren:
- a.
als die kosten niet in een redelijke verhouding staan tot de waarde van de accommodatie zoals wordt bedoeld in hoofdstuk 3 van de accommodatienota;
- b.
voor zover de kosten samenhangen met accommodatieruimte waarvoor het college geen subsidie verleent of heeft verleend op grond van artikel 4:25, eerste lid onderdeel f respectievelijk op grond van artikel 4:25, tweede lid onderdeel f;
- c.
voor zover de subsidieaanvraag betrekking heeft op kosten die voortvloeien uit nieuwbouw, verbouw of kleine uitbreidingen waarvan het (ver-)bouwplan inclusief de daarbij horende kostenraming niet door het college is goedgekeurd;
- d.
voor zover die voortvloeien uit verplichtingen die de subsidieontvanger zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het college is aangegaan na 31 december 2005;
- e.
voor zover die voortvloeien uit bouwkundige aanpassingen aan accommodaties die niet in eigendom zijn van de gemeente of van het accommodatiebestuur zonder dat het college daaraan schriftelijke goedkeuring heeft gehecht.
- a.
- 4.
Het college kan van de subsidieontvanger vergen dat deze een nader door het college te bepalen gedeelte van zijn voorziening voor groot onderhoud besteedt aan de uitvoering van de groot-onderhoudswerkzaamheden als en voor zover die voorziening ten laste van de subsidie tot stand is gekomen. Bij de berekening van de subsidie zoals bedoeld in artikel 4:25, eerste lid onderdeel c houdt het college rekening met het hier bepaalde.
Artikel 29 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 4:25, eerste lid onder d en de in het tweede lid onder d genoemde kosten is gelijk aan het hiervoor in de begroting opgenomen bedrag onder aftrek van:
- 1.
reeds lopende meerjarige verplichtingen, en
- 2.
een nader door het college te bepalen bedrag voor calamiteiten.
- 1.
- 2.
Als het totaal van de kosten van de door het college erkende werkzaamheden voor verbouw en/of kleine uitbreidingen hoger is dan het daarvoor geldende subsidieplafond dan komen op tijd ingediende aanvragen eerder voor subsidie in aanmerking naarmate ze beter voldoen aan onderstaande criteria:
- a.
de werkzaamheden hebben als doel de accommodatie laten voldoen aan wettelijk eisen;
- b.
de werkzaamheden hebben als doel de accommodatie aan te passen aan veranderende activiteiten;
- c.
de werkzaamheden hebben als doel de accommodatie aan te passen aan eigentijdse eisen;
- d.
in de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria zwaarder dan later genoemde;
- e.
bij de bepaling van de hier bedoelde urgentie worden werkzaamheden aan accommodaties die eigendom zijn van de gemeente mede in beschouwing genomen.
- a.
- 3.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor groot onderhoud hoger is dan het daarvoor geldende subsidieplafond dan komen op tijd ingediende aanvragen eerder voor subsidie in aanmerking naarmate de urgentie op basis van een bouwkundig of technisch onderzoek groter is. Een dergelijk onderzoek wordt verricht door deskundigen werkzaam bij de gemeente dan wel een externe door het college aan te wijzen deskundige. Bij de bepaling van de hier bedoelde urgentie worden werkzaamheden voor groot onderhoud aan accommodaties die eigendom zijn van de gemeente mede in beschouwing genomen.
- 4.
Het subsidieplafond voor calamiteiten zoals bedoeld in het tweede lid onder b wordt over de subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen, een en ander voor zover het college de kosten heeft erkend.
Paragraaf 4.7 Beheer sociaal-culturele accommadaties
Artikel 4:30 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan een door het college aan te wijzen centrale beheerpool subsidie verlenen voor de salariëring, scholing en loopbaanontwikkeling van beheerpersoneel evenals voor de inzet van dat personeel ten behoeve van het beheer van accommodaties.
- 2.
Het college kan in afwijking van het vorige lid van dit artikel de subsidie ook verlenen aan andere subsidieontvangers als naar het oordeel van het college sprake is van bijzondere omstandigheden.
- 3.
Het college kan in specifieke door hem aan te wijzen gevallen subsidie verlenen voor andere kosten van accommodatiebeheer dan zoals beschreven in het vorige lid van dit artikel, een en ander in overeenstemming met wat hierover is bepaald in bijlage 1 bij de accommodatienota.
Artikel 4:31 Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten maar niet meer dan zoals beschreven in paragraaf 5.3 van de accommodatienota.
- 2.
In afwijking van het vorige lid van dit artikel kan het college in specifieke door hem aan te wijzen gevallen de subsidie voor kosten van beheer op andere wijze berekenen.
Artikel 4:32 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 dienen nieuwe subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:30 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
- 2.
De subsidieontvanger aan wie op grond van het eerste lid van artikel 4:30 subsidie wordt verleend, is verplicht:
- a.
het beheerpersoneel waarvoor het college subsidie verleent voor beheerstaken om niet aan accommodatiebesturen ter beschikking te stellen:
- 1.
in relatie tot de openingstijden van de accommodatie en de vraag van de accommodatiebesturen zoals opgenomen in een door laatstgenoemden op te stellen beheersvoorstel;
- 2.
in overeenstemming met paragraaf 5.3 van de accommodatienota als het hiervoor onder nr. 1 bedoelde beheersplan niet beschikbaar is;
- b.
om voor het inroosteren van beheerspersoneel bij de accommodaties op overeenstemming gericht overleg te voeren met de accommodatiebesturen over het aantal in te zetten uren, de openingstijden van de accommodatie en de te leveren functieniveaus. Dit overleg moet hebben plaatsgehad vóórdat de subsidieontvanger een besluit heeft genomen over de bij accommodaties in te zetten beheersuren;
- c.
bij de taakomschrijving van het bij de accommodaties in te zetten beheerpersoneel aan te sluiten bij bijlage 2 van de accommodatienota (Functieprofiel en takenpakket van de diverse beheersfuncties);
- d.
in het activiteitenplan en het activiteitenverslag aan te geven hoe invulling is gegeven aan de hierboven beschreven verplichtingen.
- 3.
Het in het tweede lid onder nummer a.1 en a.2 bepaalde is niet van toepassing als de subsidie aan een accommodatiebestuur wordt verleend in plaats van aan een door het college aangewezen centrale beheerpool.
Artikel 4:33
Het college kan een subsidieaanvraag voor personeelskosten beheer weigeren voor zover voor de kosten daarvan al door derden subsidie wordt verleend.
Artikel 34 Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond wordt dat als volgt verdeeld:
- a.
vervolgaanvragen hebben voorrang boven nieuwe aanvragen;
- b.
als na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidieplafond resteert, dan wordt dat over nadien binnengekomen subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop deze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4.8 Wijkorganisaties
Artikel 4:35 Begripsbepalingen
Artikel 4:36 Subsidiabele activiteiten
-
1. Het college kan aan een wijkorganisatie een basissubsidie verlenen als bijdrage in de kosten voor zover die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van een wijkorganisatie.
-
2. Het college kan aan een wijkorganisatie subsidie verlenen als bijdrage in de kosten van:
- a.
communicatie en informatieverstrekking;
- b.
activering.
- a.
-
3. Het college kan aan een wijkorganisatie in aanvulling op de subsidies als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel een subsidie verlenen voor eenmalige activiteiten.
Artikel 37 Subsidie per activiteit
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie:
- 1.
Voor de in artikel 4:36, eerste lid genoemde activiteiten bedraagt de basissubsidie voor wijkorganisaties met een werkgebied van:
a. 0-1000 inwoners: € 750,--;
b. 1001-4.500 inwoners: € 1.250,--;
c. 4.501 en meer inwoners: € 1.500,--.
- 2.
Het college kan de basissubsidie indexeren aan de hand van de voor het subsidietijdvak geldende begrotingsrichtlijnen. Voor de in artikel 4:36, tweede lid genoemde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal de noodzakelijke kosten tot een door het college te bepalen maximum per inwoner vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het werkgebied. Het college maakt voor de bepaling van het aantal inwoners gebruik van de meest recente gegevens die beschikbaar zijn op het moment dat het college op de subsidieaanvraag beslist.
- 3.
Het college kan in afwijking van het vorige lid boven het maximum aanvullend subsidie verlenen als de subsidieaanvraag van de wijkorganisatie daarvoor voldoende aanleiding geeft en het college daartoe voldoende middelen ter beschikking staan.
- 4.
Voor de in artikel 4:36, derde lid genoemde activiteiten bedraagt de subsidie maximaal de noodzakelijke kosten.
Artikel 38 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
-
1. In afwijking van artikel 4:2 dienen subsidieaanvragen voor de in artikel 4:36, derde lid genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
-
2. De wijkorganisatie dient de activiteiten uit het activiteitenplan in beginsel te richten op alle inwoners van haar werkgebied.
-
3. Als de wijkorganisatie de activiteiten of een deel daarvan niet richt op alle inwoners van het werkgebied dient de wijkorganisatie aan te geven op welke subbuurten van het werkgebied de activiteiten gericht zijn en op welke doelgroepen.
-
4. Als het vorige lid van toepassing is, kan het college bepalen dat de wijkorganisatie in zijn activiteitenplan moet aangeven hoe over de voornoemde beperking in de activiteitenuitvoering naar de inwoners is gecommuniceerd en welke bezwaren hiertegen zijn ingebracht.
-
5. De wijkorganisatie rubriceert de activiteiten uit het activiteitenplan naar de in artikel 4:36, tweede lid genoemde categorieën.
-
6. De wijkorganisatie begroot de kosten en de baten van elke activiteit afzonderlijk.
-
7. De wijkorganisatie is beschikbaar voor het college als aanspreekpunt voor ambtelijk of bestuurlijk overleg over aangelegenheden die van belang zijn voor de inwoners van het werkgebied.
-
8. De wijkorganisatie draagt zorg voor een goede balans in de uitvoering van de activiteiten en de inzet van de verleende subsidiegelden, zulks ter beoordeling van het college. Het activiteitenplan bevat alle informatie die voor deze beoordeling noodzakelijk is.
-
9. De wijkorganisatie communiceert ten minste eenmaal per jaar over het activiteitenplan en het activiteitenverslag met de inwoners van het werkgebied. De wijkorganisatie stemt de activiteiten uit het activiteitenplan af met professionele instellingen, die zelf werkzaam zijn op 1 of meer van die activiteiten, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.
-
10. De wijkorganisatie stemt de activiteiten uit het activiteitenplan af met professionele instellingen, die zelf werkzaam zijn op 1 of meer van die activiteiten, vóórdat met de uitvoering ervan wordt begonnen.
Artikel 39 Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een aanvraag voor een basissubsidie weigeren als in de 2 direct voorafgaande subsidietijdvakken geen subsidie is verleend voor de in artikel 4:36, tweede lid genoemde activiteiten.
- 2.
Het college kan een aanvraag om subsidie weigeren als en voor zover deze bedoeld is voor de permanente huur van accommodatieruimte.
- 3.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 4:36 genoemde activiteiten binnen een werkgebied weigeren als door toewijzing van de aanvraag aan meer dan 1 wijkorganisatie binnen dat werkgebied subsidie zou worden verleend.
Artikel 40 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het college kan een deel van het subsidiebudget reserveren voor nader door hem aan te wijzen belangenorganisaties voor bewoners.
- 2.
Het college kan een deel van het subsidiebudget reserveren voor de in artikel 4:36, derde lid genoemde activiteiten.
- 3.
Wanneer de totalen van de aanvragen voor de artikel 4:36 genoemde activiteiten de hiervoor ingestelde, respectievelijke subsidieplafonds overschrijden, worden deze naar evenredigheid over de in aanmerking komende aanvragen verdeeld.
Paragraaf 4.9 Maatschappelijke activering
Artikel 4:41 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die gericht zijn op de maatschappelijke activering van burgers.
Artikel 42 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 dienen subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:41 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
- 2.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de deelname aan de activiteiten;
- c.
gegevens over de eigen bijdragen van deelnemers aan de activiteiten.
- a.
- 3.
De subsidieontvanger moet samenwerking zoeken met instellingen die soortgelijk of complementair werk verrichten als het college dat noodzakelijk acht. In het activiteitenverslag moet de subsidieontvanger aangeven hoe deze verplichting is ingevuld.
Artikel 43 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van het subsidieplafond dan wordt dat naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- a.
Paragraaf 4.10 Vrijwilligerswerk
Artikel 4:44 Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
bemiddeling, informatievoorziening, ondersteuning, advisering en scholing van (groepen) vrijwilligers zowel op het terrein van de vrijwillige thuishulp als daarbuiten;
- b.
de ondersteuning van mantelzorgers;
- c.
deskundigheidsbevordering, ondersteuning en informatievoorziening van vrijwilligers-organisaties op het terrein van:
- 1.
vrijwilligersmanagement (vinden en binden van vrijwilligers);
- 2.
het bieden van maatschappelijke stages aan jongeren;
- 3.
het afstemmen van de vraag van vrijwilligersorganisaties op het aanbod van het bedrijfsleven op het gebied van maatschappelijk ondernemen;
- 1.
- d.
bevorderen van maatschappelijk ondernemen en het bemiddelen tussen vrijwilligersorganisaties en bedrijfsleven.
Artikel 4:45 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:44 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
- 2.
De in artikel 4:44 bedoelde activiteiten moeten zijn gericht op de bevordering van de maatschappelijke participatie en betrokkenheid van burgers bij wat er in de samenleving in het algemeen en de eigen woon- en leefomgeving in het bijzonder gebeurt, een en ander binnen de door de gemeente gecreëerde randvoorwaarden.
- 3.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de wijze waarop aan het vorige lid invulling wordt gegeven;
- b.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- c.
gegevens over het aantal vrijwilligers per activiteit;
- d.
gegevens over de frequentie waarmee vrijwilligers worden ingeschakeld evenals een omschrijving van de aard en de zwaarte van de hen opgedragen taken.
- a.
Artikel 4:46 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling van deze subsidieplafonds als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van de respectievelijke subsidieplafonds dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld.
- a.
- 2.
Resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4:11 Maatschappelijke dienstverlening
Artikel 4:48 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van maatschappelijke en juridische dienstverlening:
- a.
ter uitvoering van onderstaande functies:
- 1.
cliëntgerichte hulpverlening;
- 2.
dienstverlening;
- 3.
informatie en advies;
- 4.
voorlichting;
- 5.
consultatie;
- 6.
signalering;
- 7.
preventie;
- 1.
- b.
voor activiteiten en projecten op door de raad benoemde aandachtsgebieden.
- a.
- 2.
Het staat de subsidieontvanger op basis van het vorige lid vrij om binnen een nader door het college aan te geven bandbreedte gedurende het subsidietijdvak andere activiteiten uit te voeren dan in de beschikking tot subsidieverlening is bepaald mits deze activiteiten passen binnen de in eerste lid genoemde functies en mits de subsidieontvanger in staat is deze activiteiten voor de verleende subsidie uit te voeren.
- 3.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van Rechtswinkels ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
voorlichting;
- b.
informatie en advies.
- a.
- 4.
Het college kan subsidie verlenen in het kader van Slachtofferhulp ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
dienstverlening;
- b.
voorlichting;
- c.
preventie;
- d.
informatie en advies;
- e.
signalering.
- a.
Artikel 4:49 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:48 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
- 2.
Het activiteitenplan moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd.
- a.
- 3.
De activiteiten in het kader van subsidieaanvragen op grond van artikel 4:48, eerste lid moeten voor een nader door het college te bepalen gedeelte worden uitgevoerd ten behoeve van migranten.
- 4.
Het activiteitenplan in het kader van subsidieaanvragen op grond van artikel 4:48, eerste lid moet tevens voorzien zijn van gegevens over de spreiding van de activiteiten.
- 5.
Het activiteitenplan in het kader van subsidieaanvragen op grond van artikel 4:48, derde en vierde lid moet tevens voorzien zijn van gegevens over de eigen bijdragen van cliënten waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd.
- 6.
De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend op grond van artikel 4:48, vierde lid moeten door vrijwilligers worden uitgevoerd.
Artikel 4:50 Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van het subsidieplafond dan wordt dit naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4:12 Ouderenbeleid
Artikel 4:52 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan ouderenbonden subsidie verlenen voor activiteiten gericht op de behartiging van gezamenlijke belangen van hun leden.
- 2.
Het college kan aan het Stedelijk Overleg Ouderenbonden Groningen subsidie verlenen voor activiteiten ter bevordering van de samenwerking tussen de bij het samenwerkingsverband aangesloten ouderenbonden.
Artikel 4:53 Subsidie per activiteit
In afwijking van artikel 4:3 van dit hoofdstuk:
- a.
is de subsidie per kalenderjaar voor de in artikel 4:52, eerste lid genoemde activiteiten gelijk aan het subsidieplafond voor deze activiteiten gedeeld door het totale aantal leden van de ouderenbonden in de gemeente Groningen;
- b.
bedraagt de subsidie voor de in artikel 4:52, tweede lid genoemde activiteiten:
- 1.
maximaal 100% van de noodzakelijke huisvestingskosten;
- 2.
maximaal 100% van de noodzakelijke salariskosten van een steunfunctionaris voor ten hoogste een nader door het college te bepalen aantal uren.
- 1.
Artikel 4:54 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:52 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
Artikel 4:55
Subsidieplafond en verdelingsregels
Als het totaal van de aanvragen de subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling hiervan als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 4:13 Maatschappelijke en vrouwenopvang, verslavingszorg en overlastbestrijding
Artikel 4:57 Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten ter uitvoering van onderstaande functies:
- a.
verblijf;
- b.
zorgverlening;
- c.
psychosociale begeleiding;
- d.
outreachende hulpverlening;
- e.
opvang en zorg;
- f.
crisishulpverlening;
- g.
begeleiding;
- h.
behandeling;
- i.
nazorg;
- j.
maatschappelijk herstel;
- k.
consultatie;
- l.
coördinatie en afstemming;
- m.
deskundigheidsbevordering;
- n.
preventie;
- o.
voorlichting, informatie en advies;
- p.
beleidsadvisering;
- q.
zelfhulpgroep;
- r.
psychosociale behandeling.
- a.
- 2.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten of projecten op door de raad aangewezen aandachtsgebieden.
- 3.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten met als doel het voorkomen en/of verminderen van door burgers ervaren overlast.
- 4.
Het college kan aan zelfhulpgroepen subsidie verlenen voor activiteiten met als doel om over hun problematiek voortvloeiend uit verslaving, dakloosheid of huiselijk geweld onderlinge contacten te hebben en ervaringen uit te wisselen.
Artikel 4:58 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 dienen andere subsidieaanvragen, niet zijnde vervolgaanvragen, voor de in artikel 4:57 genoemde activiteiten uiterlijk 8 weken voor het begin van de activiteiten bij het college zijn ingediend.
- 2.
Het activiteitenplan voor subsidieaanvragen op grond van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
een groepering van de activiteitenbeschrijvingen per doelgroep;
- c.
een beschrijving van de wijze waarop inhoud wordt gegeven aan het in het volgende lid bedoelde preventieve beleid.
- a.
- 3.
Het activiteitenplan voor subsidieaanvragen op grond van artikel 4:57, vierde lid moet zijn voorzien van:
- a.
een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;
- b.
gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd;
- c.
gegevens over de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd.
- a.
- 4.
De ontvanger van subsidies op grond van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid voert een preventief beleid dat erop is gericht:
- a.
het aantal daklozen en de duur van de dakloosheid zoveel mogelijk te verminderen;
- b.
het aantal verslaafden en de duur van de verslaving zoveel mogelijk te verminderen;
- c.
de door de doelgroepen veroorzaakte overlast zoveel mogelijk te beperken. De subsidieontvanger onderhoudt hiertoe contacten met instellingen die zich op dezelfde doelgroepen richten, met omwonenden en hun belangenbehartigers, met omwonende organisaties en met de politie;
- d.
het aantal slachtoffers van huiselijk geweld zoveel mogelijk te verminderen en het herstel zo veel mogelijk te bevorderen.
- a.
Artikel 4:59 Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het college kan een deel van de subsidieplafonds behorend bij de subsidies op basis van artikel 4:57, eerste, tweede en derde lid reserveren voor specifiek door het college aan te wijzen activiteiten maatschappelijke opvang en vrouwenopvang.
- 2.
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan is de verdeling van deze subsidieplafonds als volgt:
- a.
op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;
- b.
als bovenstaande verdeelwijze leidt tot overschrijding van de respectievelijke subsidieplafonds dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld;
- c.
resteren er na toepassing van bovenstaande verdeelwijze nog middelen dan worden deze over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college jn binnengekomen.
- a.
Paragraaf 4:14 Oppasvergoeding kinderopvang voor vrijwilligers
Artikel 4:60
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan instellingen waarbij vrijwilligers werkzaam zijn subsidie verlenen voor onkostenvergoedingen voor kinderopvang voorzover vrijwilligers die kosten voor de uitvoering van hun activiteiten noodzakelijkerwijs moeten maken.
Artikel 4:61
Subsidie per activiteit
- 1.
In afwijking van artikel 4:3 bedraagt de subsidie voor de in artikel 4:60 genoemde activiteiten gedurende het subsidietijdvak lopend van 1 september tot en met 31 mei daaropvolgend € 2,30 per uur tot een maximum van 200 uur per vrijwilliger;
- 2.
Het college stelt jaarlijks het aantal vrijwilligers vast waarvoor subsidie in het kader van deze regeling mogelijk is.
Artikel 4:62
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van artikel 4:2 is de uiterste datum waarop een subsidieaanvraag bij het college moet zijn ingediend 15 september voorafgaand aan het in artikel 4:61, eerste lid genoemde subsidietijdvak.
- 2.
Het activiteitenplan moet gegevens bevatten over:
- a.
het aantal beroepskrachten dat bij de subsidieontvanger werkzaam is;
- b.
het aantal vrijwilligers dat bij de subsidieontvanger werkzaam is;
- c.
het aantal vrijwilligers waarvoor subsidie in de oppaskosten wordt gevraagd;
- d.
het aantal uren waarvoor subsidie wordt gevraagd;
- e.
de activiteiten c.q. de taken waarmee de vrijwilliger is belast dan wel de functie die de vrijwilliger bij de instelling uitoefent;
- f.
een specificatie van het gevraagde onder de onderdelen d en e per vrijwilliger;
- g.
gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de volgorde als bedoeld in artikel 4:64, eerste lid.
- a.
- 3.
Op verzoek kan het college aan de subsidieontvanger een voorschot op de verleende subsidie uitkeren mits de aanvraag tot subsidievaststelling voor oppasvergoedingen van het vorige subsidietijdvak in bezit is van het college.
- 4.
Het vorige lid is niet van toepassing indien aan de subsidieontvanger voor het voorafgaande tijdvak geen subsidie was verleend voor oppasvergoedingen kinderopvang voor vrijwilligers.
Artikel 4:63
Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren:
- a.
als de oppaskosten geen betrekking hebben op kinderen van personen die als vrijwilliger werkzaam zijn bij de subsidieontvanger;
- b.
als de kinderen op wie de subsidie betrekking heeft 14 jaar of ouder zijn;
- c.
als aan de subsidieontvanger geen subsidie is verleend op grond van ten minste een van de subsidieregelingen van de dienst OCSW.
Artikel 4:64
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Als het totaal van de aanvragen de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt, dan is de verdeelwijze als volgt:
- a.
de op tijd ingediende subsidieaanvraag afkomstig van een organisatie die geheel of vrijwel geheel draait op vrijwilligers heeft voorrang boven andere aanvragen;
- b.
de op tijd ingediende subsidieaanvraag afkomstig van een organisatie die aannemelijk maakt zelf niet of slechts met grote moeite in staat te zijn de oppaskosten te vergoeden heeft voorrang boven andere aanvragen;
- c.
de op tijd ingediende subsidieaanvraag afkomstig van een organisatie die aannemelijk maakt dat de vrijwilliger zonder de subsidie voor oppaskosten niet in staat of bereid is om voor de subsidieontvanger vrijwilligerswerk uit te voeren;
- d.
in de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria zwaarder dan later genoemde.
- a.
- 2.
Voor zover na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren worden deze verdeeld over nadien binnengekomen subsidieaanvragen op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Hoofdstuk 5 Sport en bewegen (OCSW)
Paragraaf 5.1 Sport algemeen
Artikel 5:2
Relevante procedures
Voor dit hoofdstuk is bij subsidies:
- a.
van meer dan € 45.000,-- de uitgebreide procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- b.
tussen € 10.000,-- en € 45.000,-- de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing;
- c.
bij subsidies van minder dan € 10.000,-- de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 5:3
Subsidie per activiteit
De subsidie voor alle in dit hoofdstuk genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten. Per paragraaf kunnen meer precieze hoogtes van de subsidie gesteld worden.
Paragraaf 5.2 Investeringen in clubgebouwen en sportmaterialen
Artikel 5:4
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan sportverenigingen subsidie verlenen in de kosten van:
- a.
investeringen in nieuwbouw en verbouw van clubgebouwen en kleedaccommodaties;
- b.
aanschaf van duurzame sportmaterialen;
- c.
groot onderhoud van clubgebouwen en kleedaccommodaties;
- d.
rente van een door de gemeente verstrekte geldlening.
- a.
- 2.
Het college kan aan sportverenigingen een geldlening verstrekken met een hoofdsom:
- a.
van maximaal € 27.227,-- voor investeringen in nieuwbouw en verbouw;
- b.
van maximaal € 11.346,-- en minimaal € 4.538,-- voor groot onderhoud.
- a.
Artikel 5:5
Subsidie per activiteit
- 1.
In afwijking van artikel 5:3 bedraagt:
- a.
de subsidie voor investeringen in nieuwbouw en verbouw maximaal 20% van de noodzakelijke kosten met een maximum van € 18.152,-- per aanvraag;
- b.
de subsidie voor de aanschaf van duurzame sportmaterialen maximaal 50% van de noodzakelijke kosten met een maximum van € 4.538,-- per aanvraag;
- c.
de subsidie voor groot onderhoud maximaal 50% van de noodzakelijke kosten met een maximum van € 4.538,-- per aanvraag;
- d.
de subsidie voor de in artikel 5:4, eerste lid onder d bedoelde rentekosten maximaal 50%.
- 2.
In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de subsidieontvanger afwijken van de in het eerste lid van dit artikel genoemde maxima.
Artikel 5:6 Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het college wijst een subsidieaanvraag voor de in artikel 5:4, eerste lid genoemde activiteiten, af als het bouwplan niet voldoet aan de eisen die het bouwbesluit stelt.
- 2.
In afwijking van de lichte procedure wordt de uiterste datum waarop een subsidieaanvraag bij het college moet zijn ingediend bepaald op:
- 1.
1 december van het voorafgaande jaar en
- 2.
8 weken voor het begin van de activiteiten voor subsidieaanvragen die na 1 december worden ingediend.
- 1.
Artikel 5:7
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor investeringen en groot onderhoud en rentekosten van geldleningen daarvoor gelden de volgende regels:
- a.
het subsidieplafond bedraagt dat deel van het budget van de “Investeringsregeling sport” dat per kalenderjaar door het college wordt aangewezen;
- b.
als het totaal van de aanvragen hoger is dan het subsidieplafond, dan honoreert het college de aanvragen die aan de voorwaarden voldoen in deze volgorde, waarbij subsidieaanvragen afkomstig van burgersportverenigingen voorrang krijgen boven die van studentensportverenigingen;
- 1.
subsidieaanvragen afkomstig van subsidieontvangers die in de afgelopen 3 jaar nog niet eerder voor investeringen, groot onderhoud en/of rentekosten subsidie ontvangen hebben;
- 2.
aanvragen die om bouwtechnische redenen noodzakelijk zijn;
- 3.
aanvragen die voortvloeien uit een noodgedwongen verhuizing buiten de schuld van de subsidieontvanger;
- 4.
aanvragen die het gevolg zijn van fusie of die daarop gericht zijn;
- 1.
- c.
resteert er na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan honoreert het college de overige aanvragen die aan de voorwaarden voldoen, in de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- a.
- 2.
Voor aanschaf duurzame sportmaterialen gelden de volgende regels:
- a.
Het subsidieplafond bedraagt dat deel van het budget van de “Investeringsregeling sport” dat per kalenderjaar door het college wordt aangewezen;
- b.
als het totaal van de aanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan honoreert het college de aanvragen die aan de voorwaarden voldoen in deze volgorde:
- 1.
aanvragen afkomstig van subsidieontvangers die nog niet eerder voor investeringen en/of groot onderhoud subsidie ontvangen hebben;
- 2.
voor zover het bovenstaande zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond wordt het beschikbare bedrag naar evenredigheid over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld;
- 1.
- c.
resteert er na bovenstaande verdeelwijze nog een deel van het subsidiebudget dan honoreert het college de overige aanvragen die aan de voorwaarden voldoen, in de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 5:3 Subsidies gebruik sportaccommodaties
Artikel 5:8
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan sportverenigingen, landelijke sportbonden of aan talentopleidingen een basissubsidie verlenen voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties.
- 2.
Het college kan aan sportverenigingen, landelijke sportbonden of aan talentopleidingen een jeugdsubsidie verlenen voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties door jeugdleden.
- 3.
Het college kan aan sportverenigingen, landelijke sportbonden of aan talentopleidingen een jeugdsubsidie verlenen voor het gebruik van niet-gemeentelijke sportaccommodaties door jeugdleden.
Artikel 5:9
Subsidie per activiteit
- 1.
De basissubsidie is gelijk aan éénderde deel van het geldende huurtarief van de betreffende gemeentelijke accommodatie maal het aantal uren waarop de aanvrager de accommodatie gedurende een sportseizoen heeft gehuurd.
- 2.
De jeugdsubsidie voor een gemeentelijke accommodatie is gelijk aan éénderde deel van het geldende huurtarief van de betreffende accommodatie maal het aantal uren waarop de aanvrager de accommodatie gedurende een sportseizoen heeft gehuurd.
- 3.
Als een aanvrager niet in een gemeentelijke accommodatie terecht kan, maar wel in een andere accommodatie, dan bedraagt de jeugdsubsidie éénderde deel van het geldende tarief van de niet-gemeentelijke accommodatie maal het aantal uren waarop de aanvrager de accommodatie gedurende een sportseizoen heeft gehuurd. Deze jeugdsubsidie kan nooit hoger zijn dan éénderde deel van de huur van een vergelijkbare gemeentelijke accommodatie.
- 4.
Als er geen vergelijkbare gemeentelijke accommodatie bestaat, bedraagt de jeugdsubsidie € 7,-- per jeugdlid per sportseizoen maal het aantal jeugdleden van de aanvrager. De bij de sportorganisatie gangbare teldatum geldt als peildatum voor het bepalen van het aantal jeugdleden.
- 5.
In afwijking van het vierde lid bedraagt de jeugdsubsidie voor de 400-meter baan van sportcentrum Kardinge € 14,-- per jeugdlid.
Artikel 5:10
Bijzondere bepalingen bij subsidieaanvraag
- 1.
In afwijking van de in artikel 5:3 bedoelde procedure beschouwt het college een seizoensaanvraag om huur van een gemeentelijke sportaccommodatie ook als een aanvraag om subsidieverlening.
- 2.
Het college beschouwt een seizoensaanvraag en alle tijdens dat sportseizoen optredende wijzigingen in de huur van een gemeentelijke sportaccommodatie gezamenlijk ook als een aanvraag om subsidievaststelling.
- 3.
Een verzoek om annulering van een deel van de seizoensaanvraag voor gemeentelijke accommodaties dient in bezit te zijn van het college uiterlijk 4 weken vóór de dag waarop de annulering ingaat.
- 4.
Een verzoek om extra huur van een gemeentelijke accommodaties boven de seizoensaanvraag dient voordat de extra huur ingaat in bezit te zijn van het college.
- 5.
Een subsidieaanvraag om huur van een niet-gemeentelijke sportaccommodatie dient uiterlijk 8 weken vóór het begin van de huur in bezit te zijn van het college.
Artikel 5:11
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het college verstrekt geen subsidie van minder dan € 100,--.
- 2.
Het college kan een aanvraag om jeugdsubsidie voor een niet-gemeentelijke accommodatie weigeren als de subsidieaanvrager van een gemeentelijke accommodatie gebruik kan maken.
- 3.
Het college weigert een aanvraag om jeugdsubsidie als de huur van de niet-gemeentelijke sportaccommodatie lager is dan de huur van een vergelijkbare gemeentelijke accommodatie na aftrek van basis- en jeugdsubsidie.
- 4.
In afwijking van de in artikel 5:3 bedoelde procedure besluit het college over een aanvraag die geen seizoensaanvraag is uiterlijk binnen 13 weken na afloop van het sportseizoen.
- 5.
In afwijking van de in artikel 5:3 bedoelde procedure besluit het college op een subsidieaanvraag om huur van een niet-gemeentelijke sportaccommodatie uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst daarvan.
Paragraaf 5.4 Verbetering verenigingsstructuur
Artikel 5:12
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan sportverenigingen subsidie verlenen voor de kosten van:
- a.
fusie, reorganisatie of samenwerking met als doel schaalvergroting en/of structuurverbetering;
- b.
deskundigheidsbevordering van bestuurlijk en begeleidingskader en - in bijzondere gevallen - van sporttechnisch kader;
- c.
knelpunten die ontstaan door de overdracht van het beheer van gemeentelijke sportaccommodaties aan sportverenigingen.
- a.
- 2.
Het college verleent de in het vorige lid bedoeld subsidie voor een tijdvak van ten hoogste 2 jaren.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan het college de subsidie met ten hoogste 1 jaar verlengen als het college dit wenselijk acht.
Artikel 5:13
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 5:12 genoemde activiteiten bedraagt het daarmee in de begroting corresponderende bedrag.
- 2.
Ten laste van het subsidiebudget worden subsidieaanvragen toegekend op basis van de volgorde waarop deze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 5:5 Stimulering sportdeelname
Artikel 5:14
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan aan sportverenigingen subsidie verlenen voor activiteiten met als doel om groepen burgers en buurten met een lage sportparticipatie te stimuleren tot sportdeelname.
- 2.
Het college kan aan andere instellingen dan sportverenigingen subsidie verlenen voor projectmatig opgezette activiteiten met als doel groepen burgers en buurten met een lage sportparticipatie te stimuleren tot sportdeelname mits de activiteiten na afloop van de projectperiode door een sportvereniging kunnen worden uitgevoerd.
- 3.
Er dient een sportvereniging bereid te zijn de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie is verleend na beëindiging van de subsidie binnen de eigen organisatie voort te zetten.
- 4.
Het college verleent de in beide vorige leden bedoelde subsidies voor een tijdvak van ten hoogste 2 jaren.
- 5.
In afwijking van het vierde lid kan het college de subsidie met ten hoogste 1 jaar verlengen als het college dit wenselijk acht.
Artikel 5:15
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 5:14 genoemde activiteiten bedraagt het daarmee in de begroting corresponderende bedrag.
- 2.
Ten laste van het subsidiebudget worden subsidieaanvragen toegekend op basis van de volgorde waarop deze bij het college zijn binnengekomen.
Paragraaf 5.6 Sportevenementen
Artikel 5:16
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor de organisatie van:
- a.
topsportevenementen;
- b.
overige sportevenementen.
Artikel 5:17
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het college kan bij een naar het oordeel van het college groot evenement aanvullende regels stellen aan de promotie-uitingen van de subsidieontvanger voor het evenement.
- 2.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor reguliere competitiewedstrijden.
Artikel 5:18
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De subsidieplafonds voor de in artikel 5:16 genoemde activiteiten zijn gelijk aan de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen.
- 2.
Het college kan een deel van het subsidiebudget voor topsportevenementen reserveren voor specifieke door het college aan te wijzen topsportevenementen.
- 3.
Ten laste van het subsidiebudget worden subsidieaanvragen toegekend op basis van de volgorde waarin ze bij het college zijn binnengekomen. De reservering van het college heeft hierbij echter voorrang.
Paragraaf 5.7 Gebruik Martiniplaza voor sportwedstrijden
Artikel 5:19
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan (sport)organisaties subsidie verlenen voor het gebruik van Martiniplaza ten behoeve van sportwedstrijden of activiteiten.
Artikel 5:20
Subsidie per activiteit
De subsidie bedraagt een nader door het college te bepalen deel van de accommodatiehuur die Martiniplaza aan de subsidieaanvrager in rekening brengt voor de activiteiten, genoemd in artikel 5:19.
Artikel 5:21
Bijzondere bepalingen/ verplichtingen
- 1.
Het college weigert een subsidieaanvraag als de aanvrager voor zijn activiteiten terecht kan in een andere geschikte sportaccommodatie in de gemeente Groningen.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren:
- a.
voor zover de gevraagde subsidie betrekking heeft op verhoging van de huur voor het gebruik van Martiniplaza en de daarvan deel uitmakende voorzieningen en diensten ten behoeve van sportwedstrijden;
- b.
als de aanvrager geen stichtings- of verenigingsvorm heeft of geen samenwerkingsverband daarvan met rechtspersoonlijkheid is.
- a.
Artikel 5:22
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de activiteiten, genoemd in artikel 5:24, bedraagt het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag onder aftrek van de reeds lopende meerjarige verplichtingen.
- 2.
Het college kan een (groot) deel van het subsidieplafond reserveren voor specifiek door hem aangewezen sportorganisaties.
- 3.
Als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, is de verdeling van het subsidieplafond over de aanvragen als volgt:
- a.
als eerste komen in aanmerking de subsidieaanvragen van aanvragers die in 3 aaneengesloten en direct voorafgaande jaren een korting op de huur ontvangen hebben uit de bijdrage sportaccommodatie Martiniplaza en/of een subsidie op grond van de in deze paragraaf bedoelde regeling;
- b.
als op grond van bovenstaande verdeelwijze het totaalbedrag van de subsidieaanvragen het beschikbare subsidieplafond overtreft, wordt dat naar evenredigheid over de onder a bedoelde aanvragers verdeeld;
- c.
als na toepassing van de onder a genoemde verdeelwijze nog een deel van het subsidieplafond resteert, wordt dat over de nadien ontvangen subsidieaanvragen toegewezen op basis van de volgorde van binnenkomst.
- a.
Hoofdstuk 6 Cultuur (OCSW)
Paragraaf 6.1 Cultuur algemeen
Artikel 6:2
Relevante procedure
- 1.
Op dit hoofdstuk is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing, met de volgende toevoegingen:
- a.
de termijn voor het indienen van een aanvraag is altijd 13 weken;
- b.
artikel 20, eerste lid van de verordening is van toepassing op alle subsidies die op grond van dit hoofdstuk worden verleend.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing voor paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk. Voor paragraaf 6.3 is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 6:3
Reproductie/openbaarmaking/publiciteit/toegankelijkheid
- 1.
De aanvrager dient het college indien van toepassing toestemming te verlenen voor verveelvoudiging of openbaarmaking van beelden of andere reproducties van het project of het kunstobject door middel van beeld- of promotiemateriaal of op welke andere wijze ook.
- 2.
De subsidieontvanger dient door middel van publiciteit ruchtbaarheid te geven aan de publieke uiting van het project.
- 3.
De subsidieontvanger is verplicht in zijn publiciteiteitsuitingen te vermelden dat de activiteit mede tot stand is gekomen dankzij subsidie van de gemeente Groningen. De subsidieontvanger maakt daarbij gebruik van het door het college voorgeschreven logo.
- 4.
De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het project toegankelijk is voor het publiek door uitvoering of plaatsing in de openbare ruimte of in een openbaar of voor publiek opengesteld gebouw binnen de provincie Groningen.
Paragraaf 6.2 Incidentele activiteiten cultuur
Artikel 6:4
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen als bijdrage aan activiteiten die:
- a.
voldoende artistieke kwaliteit hebben;
- b.
aanvullend zijn op het aanbod en
- c.
een positieve bijdrage leveren aan het culturele klimaat in de provincie Groningen.
Artikel 6:5
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal eenderde deel van de noodzakelijke kosten.
- 2.
Een aanvrager kan per kalenderjaar maximaal € 15.000,- aan subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking komen.
- 3.
Het college kan in uitzonderlijke gevallen afwijken van het bepaalde in het tweede lid.
Artikel 6:6
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De subsidieontvanger is verplicht een naar het oordeel van het college redelijke financiële eigen bijdrage te leveren aan de uitvoering van de activiteiten.
- 2.
Voor zover van toepassing is de subsidieontvanger verplicht een naar het oordeel van het college redelijk bedrag als entree te heffen van de bezoekers van de activiteit.
- 3.
De subsidieontvanger is verplicht om de relatie aan te geven tussen de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en zijn reguliere activiteiten als hij daarvoor subsidie ontvangt krachtens een gemeentelijke subsidieregeling of van een derde.
- 4.
De subsidieontvanger die naast de activiteiten waarvoor subsidie krachtens deze paragraaf wordt gevraagd tevens andere activiteiten uitvoert, dient:
- a.
bij de aanvraag tot subsidieverlening een begroting te voegen van al zijn baten en lasten tenzij hij deze begroting reeds eerder bij het college heeft ingediend, en
- b.
bij de aanvraag tot subsidievaststelling een rekening van al zijn baten en lasten tenzij hij deze rekening reeds eerder bij het college heeft ingediend.
- a.
- 5.
Subsidie wordt alleen verstrekt voor een activiteit, niet voor investeringen in goederen of huisvesting.
Artikel 6:7
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college weigert een aanvraag voor een in artikel 6:4 genoemde activiteit als:
- a.
het een project betreft rond cultureel erfgoed, behalve als daarin door middel van een actieve scheppingsdaad de verschillende elementen van het verleden in een hernieuwd kader worden vervat en zo eigen vitale betekenis krijgen;
- b.
die activiteit plaatsvindt in het kader van een opleiding van de subsidieontvanger of een publicatie van wetenschappelijke werken en/of leermethoden;
- c.
de subsidieontvanger een volgens de cultuurnota structureel gesubsidieerde voorziening is tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd aantoonbaar een inhoudelijke aanvulling is op de reeds structureel gesubsidieerde activiteiten van de subsidieontvanger of tenzij het college op grond van de cultuurnota het college alleen een bijdrage in de huisvestings- en/of organisatiekosten verleent.
- a.
- 2.
Het college kan voorts een subsidieaanvraag weigeren als:
- a.
die primair betrekking heeft op publicaties en beeld- en geluidsdragers die geen uniek kunstwerk betreffen;
- b.
die in onvoldoende mate voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 6:4.
- a.
- 3.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel. Het college motiveert in deze gevallen zijn besluit.
Artikel 6:8
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Per kalenderjaar is het subsidieplafond voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
- 2.
Het college reserveert een deel van het subsidiebudget voor de subsidiëring van instellingen zoals aangewezen in hoofdstuk 4 van de Cultuurnota.
- 3.
Overschotten op dit gereserveerde deel vloeien weer terug naar het subsidiebudget zodra de in het vijfde lid bedoelde uiterste aanvraagdatum is verstreken.
- 4.
Het college kan per kalenderjaar een of meer aanvraagperioden vaststellen.
- 5.
Het college bepaalt jaarlijks voor alle aanvraagperioden de uiterste datum waarop de subsidieaanvraag in bezit moet zijn van het college.
- 6.
Het college kan per aanvraagperiode een deelbudget vaststellen.
- 7.
Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget toevoegen aan een deelbudget van een daaropvolgende aanvraagperiode.
- 8.
Het vorige lid is niet van toepassing:
- a.
op een eventueel overschot op het deelbudget van de laatste aanvraagperiode van een kalenderjaar;
- b.
als het college in een kalenderjaar slechts 1 aanvraagperiode heeft vastgesteld.
- a.
- 9.
Het college brengt in de subsidieaanvragen voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten een rangschikking aan waarbij de aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate ze beter voldoen aan de in artikel 6:4 genoemde criteria.
- 10.
In de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria in artikel 6:4 zwaarder dan later genoemde.
- 11.
Het college kan besluiten om de behandeling van een subsidieaanvraag uit te stellen tot een volgende aanvraagperiode mits het college met in achtneming van de daarvoor geldende termijn de gelegenheid heeft een besluit te nemen voordat de activiteit wordt uitgevoerd.
- 12.
De verdeling van een in het tweede lid van dit artikel bedoeld deelbudget geschiedt op basis van de in het negende lid van dit artikel bedoelde rangschikking.
- 13.
In uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten om subsidie te verlenen voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten in afwijking van de in het negende lid bedoelde rangschikking.
Paragraaf 6:3 Subsidies amateurkunst
Artikel 6:9
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan statutair in de gemeente Groningen gevestigde verenigingen en stichtingen die actief zijn op het gebied van amateurkunst subsidie verlenen:
- a.
in de kosten van deskundige artistieke leiding en de huur van repetitieruimten (basissubsidie);
- b.
in de kosten van het gebruik van de stadsschouwburg of Oosterpoort of van andere, in de gemeente Groningen gevestigde grote podia voor zover dat gebruik bedoeld is voor eigen uitvoeringen;
- c.
voor de aanschaf van instrumenten;
- d.
voor investeringen in infrastructuur zoals repetitieruimtes of podia die naar het oordeel van het college ten goede komen aan de sector van de brede amateurkunst.
Artikel 6:10
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie voor de in het eerste lid van artikel 6:9 genoemde activiteiten bedraagt:
- a.
30% van honoraria voor deskundige artistieke leiding met een maximum van € 1.135,-- per subsidieontvanger per jaar;
- b.
30% van de huur van repetitieruimten met een maximum van € 454,-- per subsidieontvanger per jaar.
- a.
- 2.
De subsidie voor de in het tweede en derde lid van artikel 6:9 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 40% van de totale kosten.
- 3.
De subsidie voor de in het vierde lid van artikel 6:9 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.
Artikel 6:11
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
In afwijking van de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, is de uiterste datum waarop een subsidieaanvraag voor de in artikel 6:9 genoemde activiteiten in bezit moet zijn van het college:
- a.
1 december van het voorafgaande jaar voor wat betreft het eerste en tweede lid;
- b.
1 mei van het lopende jaar voor wat betreft het derde en vierde lid van dat artikel.
- a.
- 2.
De subsidieontvanger dient ten minste 2 maal per jaar een openbare presentatie in de gemeente Groningen te geven. Hiertoe wordt niet gerekend een presentatie, die plaatsvindt in het kader van onderwijs, als onderdeel van een levensbeschouwelijke of politieke bijeenkomst of als onderdeel van een bedrijfsactiviteit.
- 3.
Een subsidieontvanger dient naar het oordeel van het college een redelijke contributie van de actieve leden te vragen of via andere bronnen inkomsten te genereren.
Artikel 6:12
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college weigert een subsidie:
- a.
voor de in artikel 6:9 genoemde activiteiten als de subsidieontvanger statutair buiten de gemeente Groningen is gevestigd;
- b.
voor de in artikel 6:9 genoemde activiteiten als de subsidieontvanger onderdeel is van of gelieerd is aan rechtspersonen zonder primaire doelstellingen op het gebied van de amateurkunst.
- a.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren:
- a.
voor de in artikel 6:9, tweede lid genoemde activiteiten als aan de subsidieontvanger voor datzelfde jaar niet tevens een subsidie is verleend krachtens het eerste lid van dat artikel;
- b.
voor de in artikel 6:9, derde en vierde lid genoemde activiteiten voor kosten die samenhangen met repetitieweekenden.
- a.
- 3.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 6:9, derde en vierde lid genoemde activiteiten weigeren als de subsidieontvanger een muziekcorps is en niet is aangesloten bij de Federatie Groninger Muziek Corpsen.
- 4.
Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 6:9, vierde lid genoemde activiteiten weigeren als de subsidieontvanger de bevordering van de amateurkunst in brede zin niet als doelstelling in zijn statuten heeft opgenomen.
Artikel 6:13
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor de in artikel 6:9 genoemde activiteiten zijn de respectievelijke subsidieplafonds gelijk aan de daarvoor in de begroting opgenomen bedragen.
- 2.
Als het totaal van de subsidieaanvragen op basis van artikel 6:9, eerste en tweede lid de respectievelijke subsidieplafonds overschrijdt dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ontvangen subsidieaanvragen verdeeld.
- 3.
Als er na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over de nadien ontvangen subsidieaanvragen verdeeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
- 4.
Als het totaal van de subsidieaanvragen op basis van artikel 6:9, derde en vierde lid het beschikbare subsidieplafond overschrijdt dan wordt dat over de op tijd ingediende aanvragen verdeeld op basis van evenredigheid.
Paragraaf 6.4 Stimuleringssubsidies amateurkunst
Artikel 6:14
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen aan producties of projecten op het gebied van de amateurkunst die:
- 1.
van voldoende artistieke kwaliteit zijn;
- 2.
aanvullend zijn op het aanbod en
- 3.
bijdragen aan de verhoging van de kwaliteit van de deelnemers of aan inhoudelijke vernieuwing van de amateurkunst.
Artikel 6:15
Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in artikel 6:14 genoemde activiteiten bedraagt maximaal eenderde deel van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.
Artikel 6:16
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Als de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een presentatie is, heft de subsidieontvanger een naar het oordeel van het college redelijk bedrag bij wijze van entreegeld.
- 2.
Als een subsidieontvanger ook subsidie ontvangt op grond van paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk geeft hij in zijn subsidieaanvraag de relatie weer tussen de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en zijn overige, door de gemeente Groningen gesubsidieerde activiteiten.
- 3.
Bij de voorbereiding van de activiteiten maakt de subsidieontvanger gebruik van de expertise van ter zake deskundigen. In het activiteitenplan geeft de subsidieontvanger aan hoe deze voorwaarde zal worden vervuld.
Artikel 6:17
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college weigert een subsidieaanvraag:
- a.
als de subsidieaanvrager statutair buiten de provincie Groningen is gevestigd;
- b.
als de subsidieaanvrager onderdeel is van of gelieerd is aan een of meer rechtspersonen zonder statutaire doelstellingen op het gebied van de amateurkunst.
- a.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als aan de uitvoerenden voor hun medewerking een financiële vergoeding wordt verstrekt. Deze bepaling geldt niet als de vergoeding voor artistieke leiding wordt verstrekt.
Artikel 6:18
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 6:14 genoemde activiteiten bedraagt het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
- 2.
Het college kan per kalenderjaar meerdere aanvraagperioden vaststellen.
- 3.
Het college kan per aanvraagperiode een deelbudget vaststellen. Het deelbudget van een aanvraagperiode is gelijk aan het subsidieplafond gedeeld door het aantal aanvraagperioden.
- 4.
Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget toevoegen aan het deelbudget van de daaropvolgende aanvraagperiode. Dit geldt niet voor de laatste aanvraagperiode van het kalenderjaar.
- 5.
Het college brengt in de ontvangen subsidieaanvragen een rangorde aan op basis van de in artikel 6:14 genoemde criteria.
- 6.
In de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria in artikel 6:14 zwaarder dan later genoemde.
- 7.
Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een aanvraagperiode hoger is dan het beschikbare subsidiebudget of hoger dan een deelbudget zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, dan wordt het budget over de aanvragen verdeeld op basis van de rangorde zoals bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.
Paragraaf 6:5 Projecten Groningse Nieuwe
Artikel 6:19
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor coachingstrajecten, bestaande uit begeleiding van de deelnemende kunstenaar(s) door professionals, en hieruit voortkomende eindpresentaties die de ontwikkelingsmogelijkheden van talenten in de stad Groningen versterken, zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van de cultuurnota, en die van voldoende artistieke kwaliteit zijn.
Artikel 6:20
Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal tweederde van de noodzakelijke kosten.
Artikel 6:21
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De subsidieontvanger is verplicht om een naar het oordeel van het college redelijke eigen bijdrage te leveren aan de uitvoering van de activiteiten.
- 2.
De subsidieontvanger is verplicht om een naar het oordeel van het college redelijk bedrag als entree te heffen van de bezoekers van de activiteiten.
- 3.
De subsidieontvanger is verplicht om een concreet coachingstraject, waarin de begeleiding van de deelnemende kunstenaar(s) door professionals wordt beschreven, inclusief stappenplan aan te leveren.
Artikel 6:22
Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als:
- a.
de activiteit plaatsvindt in het kader van een kunstvakopleiding van de subsidieontvanger;
- b.
de activiteit plaatsvindt in het kader van de publicatie van wetenschappelijke werken en/of leermethoden;
- c.
aan het activiteitenplan van de subsidieaanvrager een concreet coachingstraject inclusief stappenplan ontbreekt;
- d.
5 jaren of meer zijn verstreken sinds de afronding van de kunstvakopleiding van het te coachen talent of sinds het laatste moment dat de subsidieaanvraag op een met de kunstvakopleiding vergelijkbaar niveau actief was. dan wel als autodidact niet langer dan 5 jaar geleden is gestart.
Artikel 6:23
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 6:19 genoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
- 2.
Als het totaal van de aanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan wordt dat plafond als volgt verdeeld:
- a.
het college brengt in de subsidieaanvragen een rangschikking aan waarbij aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate ze naar het oordeel van het college een grotere bijdrage leveren aan de in artikel 6:19 beschreven doelstelling;
- b.
het college verdeelt het subsidiebudget op basis van de in het vorige lid beschreven rangschikking.
- a.
Paragraaf 6.6 Stimuleringsregeling cultuurparticipatie in de wijk (De wijk als werkplaats)
Artikel 6:24
Subsidiabele activiteiten
Het college kan rechtspersonen subsidie verlenen voor community artprojecten van voldoende artistieke kwaliteit die de actieve beoefening van kunst en cultuur door wijkbewoners bevorderen.
Artikel 6:25
Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in artikel 6:24 genoemde activiteiten bedraagt maximaal 50% van de noodzakelijke kosten voor het tot stand brengen van een tijdelijk kunstwerk tot een maximum van € 15.000,-- per project per jaar.
Artikel 6:26
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Voldoende wijkbewoners dienen actief betrokken te zijn bij opzet, invulling en uitvoering van het project.
- 2.
De schaal van een project is op wijkniveau. Stedelijke projecten komen niet voor subsidie in aanmerking.
- 3.
De subsidieaanvraag bevat gegevens over:
- a.
het tijdsverloop tussen het subsidiebesluit van het college en de dag dat het project plaatsvindt;
- b.
de duur van het project en – indien van toepassing – de periode dat de subsidieontvanger het met de subsidie tot stand gebrachte kunstobject voor het publiek toegankelijk houdt;
- c.
de uiterlijke verschijningsvorm waarbij de subsidieontvanger ingaat op
- 1.
het risico van overlast en hinder voor de omgeving;
- 2.
de mate waarin het kunstobject gevoelig is voor vandalisme;
- 3.
risico’s voor de verkeersveiligheid of de veiligheid in het algemeen;
- 1.
- d.
de locatie waar het project plaatsvindt dan wel de plaats waar het kunstobject wordt geplaatst;
- e.
de wijze waarop wordt voldaan aan de in artikel 6:27, eerste lid onder b tot en met e bedoelde criteria.
- a.
- 4.
De subsidieaanvrager dient voldoende bekendheid in de wijk te geven aan het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.
- 5.
Het college behoudt zich het recht voor om een kunstobject, dat mede door subsidie krachtens deze paragraaf tot stand is gebracht en tijdelijk in de openbare ruimte of in gemeentelijke eigendommen is geplaatst, vanwege het algemeen belang na overleg met de maker te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 6:27
Aanvullende weigeringsgronden
- 1.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als die niet aan alle onderstaande criteria tegelijk voldoet:
- a.
er is duidelijk sprake van community art;
- b.
bij de uitvoering van het project is een professional betrokken;
- c.
het betreft een project van voldoende artistieke kwaliteit;
- d.
het project draagt bij aan de leefbaarheid in de wijk;
- e.
voor het project bestaat voldoende draagvlak in de wijk.
- a.
- 2.
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als:
- a.
de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd zal plaatsvinden in een wijk waarin binnen hetzelfde kalenderjaar al een activiteit plaatsvindt of zal vinden waarvoor krachtens deze paragraaf subsidie is verleend;
- b.
de aanvrager niet bereid is om een andere locatie te kiezen voor de uitvoering van het project of de plaatsing van een kunstobject in gevallen dat het algemene belang zich tegen de voorgenomen locatie verzet.
- 3.
Het college weigert een subsidieaanvraag voor zover die betrekking heeft op onderhouds- of instandhoudingskosten van een bestaand kunstobject.
Artikel 6:28
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 6:24 genoemde projecten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
- 2.
Het college kan per kalenderjaar 1 of meer aanvraagperioden vaststellen.
- 3.
Het college kan per aanvraagperiode een deelbudget vaststellen.
- 4.
Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget toevoegen aan een deelbudget van de daaropvolgende aanvraagperiode.
- 5.
Het vorige lid is niet van toepassing
- a.
op een eventueel overschot op het deelbudget van de laatste aanvraagperiode van een kalenderjaar;
- b.
als het college in een kalenderjaar slechts 1 aanvraagperiode heeft vastgesteld.
- a.
- 6.
Het college brengt in de op tijd ingediende subsidieaanvragen een rangschikking aan waarbij de aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate ze beter voldoen aan de in artikel 6:27, eerste lid genoemde criteria.
- 7.
De verdeling van een in het derde lid bedoelde deelbudget geschiedt op basis van de in het zevende lid bedoelde rangschikking.
- 8.
Het college kan in uitzonderlijke gevallen besluiten om subsidie te verlenen in afwijking van de in het zevende lid bedoelde rangschikking. Het college motiveert in deze gevallen zijn besluit.
Paragraaf 6.7 Projecten e-culture
Artikel 6:29
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan in de gemeente Groningen gevestigde rechtspersonen subsidie verlenen voor publieksgerichte e-culture projecten, bestaande uit een innovatieve, tijdelijke activiteit op het gebied van kunst, waarbij de Informatie- en Communicatietechnologie (ICT) en digitale media de basis vormen voor de productie en/of consumptie van het kunstwerk.
Artikel 6:30
Subsidie per activiteit
De subsidie voor de in artikel 6:29 genoemde activiteiten bedraagt maximaal tweederde van de noodzakelijke kosten. De subsidie kan maximaal € 30.000,- per aanvrager per jaar.
Artikel 6:31
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
De subsidieaanvraag dient gegevens te bevatten over:
- a.
de duur van het project en – indien van toepassing – de periode dat de subsidieontvanger het met de subsidie tot stand gebrachte project voor het publiek toegankelijk houdt;
- b.
de locatie waar het project plaatsvindt;
- c.
de wijze waarop wordt voldaan aan de in artikel 6:29 bedoelde criteria.
- a.
- 2.
Het college kan na overleg met de uitvoerder een e-culture project beëindigen dat mede door subsidie krachtens deze paragraaf in de openbare ruimte of in gemeentelijke eigendommen wordt uitgevoerd, als het algemeen belang dat vergt.
Artikel 6:32
Aanvullende weigeringsgronden
Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als die niet aan alle onderstaande criteria voldoet:
- a.
de activiteiten van de subsidieontvanger leiden binnen een door het college in overleg met de subsidieaanvrager te bepalen termijn tot een zichtbaar, tastbaar of hoorbaar digitaal project;
- b.
als subsidieaanvragen in gelijke mate aan de 2 bovenstaande criteria voldoen, genieten aanvragen voor activiteiten die plaatsvinden in het Ebbingekwartier de voorkeur.
Artikel 6:33
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Het subsidieplafond voor de in artikel 6:29 genoemde projecten bedraagt het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.
- 2.
Het college brengt in de subsidieaanvragen een rangschikking aan waarbij de aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate ze beter voldoen aan de in artikel 6:29 bedoelde criteria. In de afweging van het college wegen eerder genoemde criteria zwaarder dan later genoemde.
- 3.
Subsidieaanvragen die worden ingediend na de in de reguliere procedure bedoelde datum worden behandeld op basis van de volgorde waarop ze bij het college zijn binnengekomen.
Hoofdstuk 7 Verkeer (RO/EZ)
Voor dit programma zijn geen nadere regels vastgesteld.
Hoofdstuk 8 Wonen (RO/EZ/MD)
Paragraaf 8:1 Milieu en duurzaamheid
Artikel 8:1
Begripsbepalingen
- 1.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
ingezetene: alle natuurlijke- en rechtspersonen binnen de gemeente Groningen;
- b.
leefomgevingskwaliteit: de kwaliteit van het geheel van aspecten die de fysieke leefomgeving kunnen beïnvloeden (zoals: afval, geluid, groen, lucht en water);
- a.
- 2.
Voor de toepassing van deze nadere regels wordt telkens waar de term activiteiten wordt gebruikt tevens projecten bedoeld.
Artikel 8:2
Relevant arrangement
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:3
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die naar het oordeel van het college substantieel het milieubelang in de stad Groningen dienen of activiteiten die de medeverantwoordelijkheid van ingezetenen van Groningen voor het milieu stimuleren.
- 2.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die naar het oordeel van het college het mondiale (milieu)bewustzijn van de ingezetenen van Groningen versterken of de leefomgevingskwaliteit en het milieu in andere landen verbeteren.
- 3.
Het college kan subsidie verlenen voor activiteiten die naar het oordeel van het college substantieel bijdragen aan:
- a.
vermindering van het energieverbruik, daaronder kan ook verstaan worden
CO2 –reductie door het gebruik van andere energiebronnen;
- b.
het vergroten van de kennis op het gebied van duurzame maatregelen;
- c.
verbetering van de leefomgevingskwaliteit in de stad Groningen;
- d.
het proces tot bewustwording en gedragsverandering bij ingezetenen van Groningen met betrekking tot het bewust energieverbruik en de verbetering van de leefomgevingskwaliteit.
- a.
- 4.
Het college zal jaarlijks specifieke subsidiabele activiteiten aanwijzen die vallen onder de genoemde generieke subsidiabele activiteiten in dit artikel, eerste tot en met derde lid.
- 5.
Het college kan voor de activiteiten zoals bedoeld in het vierde lid, de criteria aangeven waar de te subsidiëren activiteit aan moet voldoen.
Artikel 8:4
Subsidie per activiteit
- 1.
Het college kan per subsidiabele activiteit, de hoogte van de subsidie aangeven in een vast bedrag of in een percentage ten opzichte van de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte kosten.
- 2.
Het college kan een subsidie verstrekken voor maximaal 100% van de kosten van de in artikel 8:3, eerste tot en met vierde lid genoemde activiteiten.
- 3.
In aanvulling op het eerste lid kan het college tevens aangeven welke kosten wel of niet subsidiabel zijn.
Artikel 8:5
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Alleen ingezetenen van de gemeente Groningen kunnen een aanvraag indienen.
- 2.
Naast de in artikel 6 van de verordening genoemde gevallen kan subsidie worden geweigerd, indien voor soortgelijke activiteiten als waarvoor de betreffende subsidieaanvraag wordt ingediend al subsidie is aangevraagd of verstrekt.
Artikel 8:6
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De raad stelt jaarlijks een subsidieplafond vast in de programmabegroting.
- 2.
Het subsidieplafond kan gedifferentieerd naar de activiteiten of voor de gehele paragraaf vastgesteld worden.
- 3.
Indien het college op grond van artikel 8:3, vierde lid meerdere activiteiten aanwijst die voor subsidie in aanmerking komen dan kan het college het ter beschikking gestelde bedrag middels een verdeelsleutel verdelen.
- 4.
Het college kan de verdeelsleutel tussentijds aanpassen indien naar het oordeel van het college de verdeling van het vastgestelde plafond niet tot een optimaal resultaat zal leiden.
- 5.
Aanvragen worden in beginsel behandeld in volgorde van binnenkomst, tenzij het college anders aangeeft.
Paragraaf 8.2 Energiescans
Artikel 8:7
Begripsbepalingen
- 1.
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
MKB-bedrijf: een bedrijf dat voldoet aan de criteria genoemd in artikel 8:13;
- b.
aanvrager: de aanvraag kan worden ingediend door een eigenaar van een MKB-bedrijf in de gemeente Groningen;
- 2.
Indien er sprake is van een bedrijfsverzamelgebouw dan kan de eigenaar of exploitant van het bedrijfsverzamelgebouw de aanvraag indienen.
Artikel 8:8
Relevant arrangement
Op deze paragraaf is de lichte procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:9
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor een energiescan, uitgevoerd door een erkend bedrijf in het kader van de BRL 9500 "Energieprestatieadvisering” of een bedrijf dat naar het oordeel van het college vergelijkbaar is met een erkend bedrijf.
Artikel 8:10
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bedraagt 75 % van de kosten verminderd met de omzetbelasting (BTW) voor uitvoering en rapportage van een energiescan.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal € 3.000,-- per MKB-bedrijf.
Artikel 8:11
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Het bedrijf dat de energiescan uitvoert dient een extern bedrijf te zijn zonder organisatorische of functionele banden met het bedrijf waar de scan wordt uitgevoerd.
- 2.
De energiescan en de rapportage moeten voldoen aan de criteria zoals gesteld in artikel 8:12.
- 3.
Alleen de kosten van de energiescan komen in aanmerking voor subsidie, overige en interne kosten van het bedrijf komen niet in aanmerking voor subsidie.
- 4.
De rapportage van de energiescan moet ter bespreking worden voorgelegd aan het college.
Artikel 8:12
Criteria van een MKB-bedrijf
Het uitgangspunt voor de criteria van een MKB-bedrijf zijn de door de Europese Commissie vastgestelde definities van de kleine en middelgrote ondernemingen (bron: Publicatieblad Europese Commissie van de Europese Gemeenschappen L 107, 30 april 1996, bijlage “Door de Commissie vastgestelde definities van de kleine en middelgrote ondernemingen”,
artikel 1, eerste, derde, zesde, zevende en achtste lid):
- a.
als kleine en middelgrote ondernemingen, hierna “KMO’s” genoemd, worden beschouwd ondernemingen:
- -
met minder dan 250 werknemers,
- -
en waarvan
ofwel de jaaromzet 40 miljoen euro niet overschrijft,
ofwel het jaarlijkse balanstotaal 27 miljoen euro niet overschrijdt en
- -
die het zelfstandigheidscriterium in acht nemen zoals dit onder 2 is omschreven.
- b.
als “zelfstandig” wordt beschouwd de onderneming die niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van 1 onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de KMO of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden. Deze drempelwaarde mag in 2 gevallen worden overschreden:
- -
indien de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;
- -
indien het wegens de spreiding van het kapitaal onmogelijk is te weten in wiens handen het is, en de onderneming verklaart dat zij redelijkerwijs mag aannemen niet voor 25% of meer in handen te zijn van 1 onderneming of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk die niet aan de definitie van de “KMO” of van de kleine onderneming, naar gelang van het geval, beantwoorden;
- c.
indien ondernemingen op de balansdatum boven de aangegeven werknemersdrempels of financiële maxima blijven, verliezen zij de hoedanigheid van “KMO”: “middelgrote onderneming” of “kleine onderneming”, eerst indien die omstandigheid zich gedurende 2 opeenvolgende boekjaren voordoet;
- d.
het aantal werknemers komt overeen met het aantal jaar-arbeidseenheden (JAE), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdwerkers en seizoenarbeiders in fracties van JAE worden uitgedrukt. Het in aanmerking te nemen referentiejaar is het laatste afgesloten boekjaar;
- e.
de voor de omzet en het balanstotaal te hanteren drempels zijn die welke betrekking hebben op het laatste afgesloten boekjaar van 12 maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, dienen de in aanmerking te nemen bedragen te worden bepaald door middel van een in de loop van het boekjaar te goeder trouw gemaakte schatting.
Artikel 8:13
Voorwaarden rapportage energiescan
De rapportage van energiescan dient de volgende elementen te bevatten:
- a.
beschrijving van het bedrijf: productie-omvang, aantal werknemers, bedrijfstijden; belangrijkste processen en activiteiten; eventueel een organisatieschema;
- b.
beschrijving van bestaande of geplande bouwwerken en processen in hun geheel: beschrijving van de gebouwen (ligging, bouwjaar, oppervlakte, staat van isolatie, tochtwering, etcetera). Processen dienen duidelijk omschreven te worden. Dit kan het beste door gebruik te maken van stroomschema ’s waar per processtap wordt aangegeven wat in- en uitgaat. Daarbij moet een inventarisatie gemaakt worden van alle installaties en voorzieningen;
- c.
energiehuishouding van de bouwwerken en processen in hun geheel: overzichten van het jaarverbruik (zowel kosten als hoeveelheden) van alle energiedragers (gas, elektra, huisbrandolie, etcetera) van de afgelopen jaren inclusief trendanalyse, overzichten van het maandelijks verbruik;
- d.
energiebalans van de relevante energiedragers per bedrijfsonderdeel: daarbij moet 90%van het energieverbruik van de betreffende energiedrager gespecificeerd worden. Voor moeilijk te meten energiedragers zoals stoom of perslucht kan volstaan worden met een specificatie van 80% van het energieverbruik;
- e.
energiezorg: beschrijving van de wijze waarop energiezorg in het bedrijf wordt geborgd;
- f.
overzicht van de technische en organisatorische mogelijkheden tot energiebesparing en de kwantificering ervan (ook van de niet redelijke maatregelen). Per maatregel wordt de volgende informatie vermeld: algemene beschrijving, toepasbaarheid (inclusief eventuele voorwaarden), investeringskosten, de te verwachten energiebesparing (in hoeveelheid en in kosten), een berekening van de terugverdientijd. Ook de maatregelen die al genomen zijn of nog lopen worden vermeld. Bij het beschrijven van al genomen en lopende maatregelen moet vermeld worden wat de (voorlopige)resultaten van die maatregelen zijn en wat de knelpunten bij het invoeren zijn of waren. Ook eerder onderzochte opties die niet zijn uitgevoerd behoren hier te worden beschreven, met vermelding van de redenen voor het niet doorvoeren van de opties;
- g.
overzicht van de subsidie- en fiscale mogelijkheden per maatregel.
Artikel 8:14
Subsidieplafond en verdelingsregels
Artikel 8:6 is van overeenkomstige toepassing op deze paragraaf.
Paragraaf 8:3 Subsidie schoonmaakacties
Artikel 8:15
Begripsbepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
ingezetenen : alle natuurlijke personen en rechtspersonen die woonachtig dan wel gevestigd zijn in de gemeente Groningen;
- b.
openbare ruimte : de gemeenschappelijke, publieke ruimte waaronder in ieder geval wordt verstaan: openbare wegen, openbare wateren en
openbaar groen.
Artikel 8:16
Relevante procedure
Op deze paragraaf is de lichte procedure zoals opgenomen in de verordening van toepassing.
Artikel 8:17
Subsidiabele activiteiten
- 1.
Het college kan subsidie verstrekken voor allerhande schoonmaakacties in het kader van LenteKriebels, zusje van LenteKriebels, ZomerKriebels, zwerfvuilteams of overige incidentele acties.
- 2.
De activiteiten genoemd in het eerste lid, dienen geheel of gedeeltelijk in de openbare ruimte plaats te vinden.
Artikel 8:18
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie in het kader van zwerfvuilteams bedraagt maximaal € 250,-- per team per jaar.
- 2.
De subsidie in het kader van LenteKriebels bedraagt maximaal € 250,-- per activiteit.
- 3.
De subsidie in het kader van incidentele acties bedraagt maximaal € 250,-- per activiteit.
- 4.
De subsidie in het kader van het zusje van LenteKriebels bedraagt maximaal € 250,-- per activiteit.
- 5.
De subsidie in het kader van ZomerKriebels bedraagt maximaal € 250,-- per activiteit.
- 6.
De hoogte van de subsidie wordt bepaald door het aantal aanvragen, door de omvang en het te verwachten effect van de activiteit.
Artikel 8:19
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
De subsidieaanvraag dient 2 weken vóór aanvang van de activiteiten te zijn ingediend bij het college.
Artikel 8:20
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor het subsidiëren van de activiteiten als bedoeld in artikel 8:17 is jaarlijks een bedrag van totaal € 38.000,-- beschikbaar.
- 2.
Ten laste van het onder het eerste lid genoemde beschikbare bedrag wordt subsidie overeenkomstig onderstaande volgorde toegekend:
- a.
als eerste de subsidie voor zwerfvuilteams en
- b.
voorts de overige subsidies en wel op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.
- a.
- 3.
Het bedrag genoemd onder het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd.
Paragraaf 8.4 Subsidie oud papier
Artikel 8:21
Begripsbepalingen
In aanvulling op het bepaalde in artikel 1 van de verordening wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:
- a.
garantieprijs : door het college vastgestelde prijs per kilogram ingezameld oud papier, die aan inzamelaars wordt betaald op het moment dat de marktprijs lager is dan de garantieprijs;
- b.
marktprijs : prijs die door het papier inzamelend en/of verwerkend bedrijf aan de Milieudienst wordt betaald;
- c.
inzamelaar : inzamelaar van oud papier die beschikt over een geldige inzamelvergunning ex artikel 11, eerste lid van de Afvalstoffenverordening van de gemeente Groningen;
- d.
papier inzamelend en/of papier verwerkend bedrijf : het bedrijf dat het transport en de inzameling van door inzamelaars aangeleverd oud papier verzorgt, welk bedrijf op dat moment een contract heeft met ARCG;
- e.
inzameloverzicht : een door het papier inzamelend en verwerkend bedrijf verstrekt overzicht van het door de inzamelaar ingezameld papier.
Artikel 8:22
Relevante procedure
Op deze paragraaf is de lichte procedure zoals opgenomen in de verordening van toepassing.
Artikel 8:23
Subsidiabele activiteiten
Het college kan aan een inzamelaar subsidie verstrekken voor de inzameling van oud papier.
Artikel 8:24
Subsidie per activiteit
- 1.
Subsidie wordt verstrekt in de vorm van een garantieprijs: indien de marktprijs op een bepaald moment lager is dan de door het college vastgestelde garantieprijs, wordt de garantieprijs uitgekeerd.
- 2.
Voor het bepalen van de marktprijs wordt uitgegaan van de datum van de weegbon.
- 3.
De garantieprijs, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks door het college vastgesteld.
Artikel 8:25
Bijzondere bepalingen/verplichtingen subsidieaanvraag en betaling
- 1.
In afwijking van het bepaalde in de verordening, geldt het door het oud papier inzamelend en/of verwerkend bedrijf verstrekte inzameloverzicht als subsidieaanvraag.
- 2.
De hoeveelheid ingezameld oud papier wordt bepaald door het papier inzamelend en/of papier verwerkend bedrijf.
- 3.
Een kopie van het inzameloverzicht wordt aan het college verstrekt en dient als basis voor de eventueel te subsidiëren hoeveelheid ingezameld oud papier.
- 4.
De subsidie wordt aan de inzamelaar betaald door het papier inzamelend en/of verwerkend bedrijf.
Paragraaf 8.5 Groene daken
Artikel 8:27
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:28
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor de aanleg van groene daken zodanig dat de aanleg daarvan een bijdrage levert aan de waterbergingscapaciteit van hemelwater.
Artikel 8:29
Subsidie per activiteit
De subsidie bedraagt:
- a.
€ 30,- per m² voor oppervlakken van 6 tot 100 m2;
- b.
€ 20,- per m² voor oppervlakken van 100 tot 250 m2;
- c.
€ 10,- per m² voor oppervlakken van 250 tot 1000 m2.
Artikel 8:30
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
het dient te gaan om een plat dak van minimaal 6 m2 op een gebouw;
- b.
er dient niet met de aanleg te zijn begonnen voordat op de subsidieaanvraag is beslist;
- c.
aanvrager dient eigenaar van gebouwen of bijgebouwen in de gemeente Groningen te zijn of huurder van gebouwen of bijgebouwen in de gemeente Groningen terwijl hij beschikt over een akkoordverklaring van de eigenaar voor de aanleg.
- 2.
Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:
- a.
een gespecificeerde begroting van de kosten of een offerte van de kosten;
- b.
een situatietekening op schaal;
- c.
een foto van het bestaande dak;
- d.
een bouwvergunning of een monumentenvergunning, indien vereist;
- e.
de schriftelijke akkoordverklaring van de eigenaar (als aanvrager huurder is).
- a.
- 3.
Het college kan de subsidie intrekken indien blijkt dat de werkzaamheden niet binnen 1 jaar na de datum van verlening van de subsidie zijn uitgevoerd.
- 4.
Op de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager de datum te vermelden waarop de werkzaamheden zijn afgerond.
Artikel 8:31
Subsidieplafond en verdelingsregels
De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.
Paragraaf 8:32 Onderhoud woonboten diepenring
Artikel 8:33
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:34
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor het in goede staat van onderhoud brengen en houden van het zichtbare deel van woonschepen, gelegen op aangewezen gebied en op het in vaarklare staat brengen van authentieke schepen in de Noorderhaven.
Artikel 8:35
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke bijdrage voor het in goede staat van onderhoud brengen of een lening voor het in goede staat van onderhoud brengen of, voor de Noorderhaven, het in vaarbare staat brengen van een schip.
- 2.
De subsidie voor onderhoudskosten tot en met € 5.000,- bedraagt maximaal 50% van de onderhoudskosten.
- 3.
De subsidie voor onderhoudskosten boven de € 5.000,- verlopen via een lening, tot 100% van de kosten te vermeerderen met de bijkomende kosten tot een maximum van € 25.000,- met in beginsel een looptijd van 10 jaar.
Artikel 8:36
Bijzondere bepalingen/verplichtingen 1. Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
-
- a.
het woonschip dient door 1 huishouden bewoond te worden;
- b.
het onderhoudsniveau dient waarneembaar slechter te zijn dan normaal regulier onderhouden;
- c.
het dient te gaan om onderhoud aan de buitenzijde van het woonschip boven de waterlijn;
- d.
de aanvrager dient eigenaar van het schip te zijn;
- e.
het schip dient rechtmatig in het aangewezen gebied te liggen.
- a.
- 2.
Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:
- a.
een gespecificeerde begroting van de kosten of een offerte van de kosten;
- b.
een situatietekening op schaal;
- c.
een foto van de bestaande situatie;
- d.
een bouwtoestemming, indien vereist;
- e.
een onderhoudsplan voor minimaal 3 jaar of zoveel langer als de looptijd van de lening is.
- a.
- 3.
Na het besluit tot het verlenen van de subsidie dient aanvrager een ingevuld en van gevraagde bijlagen voorzien aanvraagformulier SVN(Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) in te dienen.
- 4.
De aanvrager dient overeenkomstig het overgelegde en door het college goedgekeurde onderhoudsplan gedurende 3 jaren, of zoveel langer als de looptijd van de lening is, het schip in goede staat van onderhoud, in het aangewezen gebied en in eigendom van de aanvrager te houden.
- 5.
Ook na de vaststelling van de subsidie kan het college de subsidie of het restant van de lening op basis van strijd met het bepaalde in het eerste en vierde lid onmiddellijk terugvorderen van de aanvrager.
- 6.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager rekeningen en betaalbewijzen voor onderhoud door derden en materiaalkosten te overleggen.
Artikel 8:37
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.
- 2.
Het college kan afwijken van de behandelvolgorde indien herstel dringend vereist is.
Paragraaf 8.7 Beter verbeteren
Artikel 8:38
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:39
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor het herstel van historisch waardevolle onderdelen van monumentale panden zoals bedoeld in 'Beter Verbeteren' zoals vastgesteld in de raad van 6 december 1995 onder nr. 6 vastgesteld bij nota 'Van ethiek naar strategie'.
Artikel 8:40
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten bepaald volgens de methode van de 'Leidraad subsidiabele kosten' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal € 5000,- per adres per jaar.
Artikel 8:41
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
het dient te gaan om een rijksmonument, een gemeentelijk monument of anderszins om een aantoonbaar historisch waardevol pand;
- b.
het dient te gaan om herstel van historische waardevolle onderdelen, die niet op basis van een rijkssubsidieregeling gesubsidieerd kunnen worden.
Artikel 8:42
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.
- 2.
Het college kan afwijken van de behandelvolgorde indien herstel dringend vereist is.
Paragraaf 8.8 Monumentale molens
Artikel 8:44
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:45
Subsidiabele activiteiten
Het college kan, in aanvulling op de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale molens.
Artikel 8:46
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke bijdrage voor het in stand houden van monumentale windmolens in aanvulling op de door het rijk op grond van het Brim verleende subsidie.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 40% van de door het rijk op grond van het Brim vastgestelde instandhoudingskosten.
Artikel 8:47
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voor de activiteit door het rijk subsidie is verleend op grond van het Brim.
- 2.
Het college verstrekt subsidieontvanger jaarlijks een voorschot.
- 3.
Na afloop van de vaststelling door het rijk op grond van de Brim stelt het college de (gemeentelijke) subsidie vast op grond van de afrekening door het Rijk.
- 4.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager een afschrift van de vaststellingsbeschikking van het Rijk te voegen.
Paragraaf 8.9 Monumentale kerken
Artikel 8:49
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:50
Subsidiabele activiteiten
Het college kan, in aanvulling op de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten, subsidie verlenen voor het fysiek in stand houden van monumentale kerken.
Artikel 8:51
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke bijdrage voor het in stand houden van monumentale kerken in aanvulling op de door het rijk op grond van het Brim verleende subsidie.
- 2.
De subsidie bedraagt maximaal 25% van de door het rijk op grond van het Brim vastgestelde instandhoudingskosten.
Artikel 8:52
Bijzondere bepalingen/verplichtingen.
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voor de activiteit door het rijk subsidie is verleend op grond van het Brim.
- 2.
Het college verstrekt subsidieontvanger jaarlijks een voorschot.
- 3.
Na afloop van de vaststelling door het rijk op grond van de Brim stelt het college de (gemeentelijke) subsidie vast op grond van de afrekening door het Rijk.
- 4.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient aanvrager een afschrift van de vaststellingsbeschikking van het Rijk te voegen.
Paragraaf 8.10 Revolverend fonds monumenten
Artikel 8:54
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 8:55
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor buitengewoon onderhoud of restauratie van gemeentelijke monumenten.
Artikel 8:56
Subsidie per activiteit
- 1.
De subsidie bestaat uit een geldelijke lening voor het verbeteren van de staat van onderhoud en restauratie.
- 2.
De subsidie voor onderhoudskosten verlopen via een lening tot 100% van de kosten, te vermeerderen met de bijkomende kosten.
Artikel 8:57
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
1.Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
het dient te gaan om een door de gemeente aangewezen monument in de zin van de Erfgoedverordening;
- b.
aanvrager dient voldoende zakelijk gerechtigde van het monument te zijn.
- 2.
Bij de aanvraag om verlening van subsidie dient aanvrager alle gegevens te overleggen die nodig zijn om voldoende inzicht in de uitvoering van de werkzaamheden te krijgen. In elk geval worden de volgende gegevens overgelegd:
- a.
het aanvraagformulier;
- b.
een gespecificeerde begroting van de kosten of een offerte van de kosten;
- c.
rapport van de monumentenwacht; en
- d.
een beschrijving hoe de voorgenomen werkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
- a.
- 3.
Na het besluit tot het verlenen van de subsidie dient aanvrager een ingevuld en van gevraagde bijlagen voorzien aanvraagformulier SVN(Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten) in te dienen.
- 4.
De aanvrager dient overeenkomstig het bijgevoegde onderhoudsplan het monument gedurende de looptijd van de lening in goede staat van onderhoud te houden en lid te zijn van Monumentenwacht.
Artikel 8:58
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
De aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.
- 2.
Het college kan afwijken van de behandelvolgorde indien herstel dringend vereist is.
Toelichting bij hoofdstuk 8 Nadere regels subsidies gemeente Groningen
Hoofdstuk 9 Onderhoud en beheer openbare ruimte (RO/EZ)
Paragraaf 9.1 Monumentale houtopstand
Artikel 9:2
Relevante procedure
Op deze regeling is de reguliere procedure, zoals opgenomen in de verordening, van toepassing.
Artikel 9:3
Subsidiabele activiteiten
Het college kan subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor instandhouding van monumentale houtopstand. In dat kader kan het college subsidie verlenen voor het treffen van maatregelen voor de instandhouding van monumentale houtopstand op particulier terrein.
Artikel 9:4
Subsidie per activiteit
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de door het college vast te stellen subsidiabele kosten met een maximum van € 1000,--.
Artikel 9:5
Bijzondere bepalingen/verplichtingen
- 1.
Subsidie wordt slechts verleend als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
het dient te gaan om maatregelen voor onderhoud aan een monumentale houtopstand;
- b.
het dient te gaan om een monumentale houtopstand op particulier terrein;
- c.
aanvrager dient krachtens zakelijk recht bevoegd te zijn om over de monumentale houtopstand te beschikken;
- d.
de maatregelen dienen noodzakelijk te zijn voor instandhouding van de monumentale houtopstand;
- e.
er dient de afgelopen 15 jaar niet eerder subsidie verstrekt te zijn voor de betreffende monumentale houtopstand;
- f.
de houtopstand dient binnen een door de raad aangewezen stadsvernieuwingsgebied te liggen en
- g.
er dient niet met het werk begonnen te zijn voordat op de aanvraag is beslist, behoudens wanneer het college schriftelijke toestemming heeft gegeven om eerder te beginnen.
- 2.
De werkzaamheden dienen door een erkend boomverzorgingsbedrijf te worden uitgevoerd.
- 3.
Bij de aanvraag dienen de volgende gegevens te worden overgelegd:
- a.
vermelding van de monumentale houtopstand waarvoor subsidie wordt aangevraagd, verduidelijkt door een tekening of foto;
- b.
een overzicht van de te treffen maatregelen;
- c.
een gespecificeerde offerte van een erkend boomverzorgingsbedrijf.
- a.
- 4.
Het uitvoeren van de werkzaamheden dient ten minste 7 dagen tevoren door of namens aanvrager bij de directie Stadsbeheer, afdeling Wijkbeheer, gemeld te zijn.
- 5.
Bij de aanvraag om vaststelling van de subsidie dient een betalingsbewijs aan het boomverzorgingsbedrijf te worden overgelegd.
Artikel 9:6
Subsidieplafond en verdelingsregels
- 1.
Voor elk kalenderjaar is voor het subsidiëren van de activiteiten een bedrag beschikbaar van € 10.000--.
- 2.
De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld.
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen
Artikel 10.1 Inwerkingtreding
Deze nadere regels treden in werking op 1 november 2011.
Artikel 10.2 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als Nadere regels subsidies gemeente Groningen.
Ondertekening
Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 3 mei 2011.
De burgemeester,
dr. J.P. (Peter) Rehwinkel.
De secretaris,
drs. M.A. (Maarten) Ruys.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl