Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Toeslagen Wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Toeslagen Wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Boarnsterhim:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 november 2005;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c en 30 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder c WWB de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm bedoeld in artikel 30;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende

"Verordening Toeslagen Wet werk en bijstand".

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.​

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. de wet: de Wet werk en bijstand;

    b. gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;        

    c. verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis.

Artikel 2

  • 1. De bepalingen van deze verordening gelden voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar.

  • 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstand

Artikel 3 Toeslagen

  • 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder die de noodzakelijke kosten van het bestaan niet met een ander kan delen.

  • 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder die de noodzakelijke kosten van het bestaan met één of meerdere personen kan delen.

  • 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    a. kinderen van 18 jaar of ouder maar jonger dan 21 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 20, eerste lid onder a, van de wet vermeerderd met 10 procent van de gehuwdennorm;

    b. meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000  vermeerderd met 10% van de gehuwdennorm;

    c. meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten vermeerderd met 10% gehuwdennorm.;

    d. verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd.        

    Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend geldt de volgende categorie-aanduiding: schoolverlater, alleenstaande, alleenstaande ouder, gehuwde.

Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstand

Artikel 4 Verlaging gehuwden

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen.

  • 2. Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Verlaging woonsituatie

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 18 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

Artikel 6 Verlaging schoolverlaters

De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt het verschil tussen de  van toepassing zijnde norm  (inclusief toeslagen en/of verlagingen) en het bedrag ingevolge artikel 33, tweede lid onder a of b.

Artikel 7 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar

  • 1. De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt:

    a. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft die de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen met een ander;

    b. 9 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft die de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen met een ander;

    c. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft die de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen met een ander;        

    d. 9 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft die de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen met een ander.

  • 2. In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 3 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

  • 3. De vorige leden zijn niet van toepassing ten aanzien van een belanghebbende op wie artikel 6 van toepassing is.

Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling

De toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt:

a. 35 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande,

b. 55 procent van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder,

c. 65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden.

Hoofdstuk 3A Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 8A Wijziging betekenis begrippen

a. Waar in deze verordening de begrippen ‘alleenstaande’, ‘alleenstaande ouder’ en ‘gezin’ worden gebruikt, hebben deze vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als in artikel 4 van de wet.

b. Waar in deze verordening wordt gesproken over ‘gehuwde(n)’ of ‘gehuwdennorm’ hebben deze begrippen vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als ‘gezin’, bedoeld in artikel 4, respectievelijk ‘gezinsnorm’, bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 8B Wijziging verwijzingen

a. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel a, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

b. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel b, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 20, tweede lid, onderdeel b, van de wet.

c. Waar in deze verordening wordt verwezen naar artikel 21, onderdeel c, van de wet, moet voor die verwijzing vanaf 1 januari 2012 worden gelezen: artikel 21, eerste lid, van de wet.

Artikel 8C Intrekking WIJ

a. In aansluiting op artikel 2 lid 1 van de Toeslagenverordening WWB 2006 zijn de bepalingen van deze verordening vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar.

b. In aansluiting op artikel 7 lid 1a en 1b van de toeslagenverordening wordt aan een alleenstaande van 21 jaar een verlaging toegekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

c. In aansluiting op artikel 7 lid 1c en 1d van de toeslagenverordening wordt aan een alleenstaande van 22 jaar een verlaging toegekend in verband met het niet of niet geheel kunnen delen van kosten, bedoeld in artikel 25, van de wet.

d. Aan het bepaalde in het tweede en derde lid wordt geen toepassing gegeven in de periode dat een verlaging in verband met schoolverlating wordt toegepast als bedoeld in artikel 28, van de wet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2006.

Artikel 11 Inwerkingtreding en vervanging oude regeling

  • 1. Deze verordening treedt 1 januari 2006 in werking.

  • 2. Deze verordening vervangt de verordening Toeslagen Wet werk en bijstand, vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 maart 2004.

  • 3. Het bepaalde in hoofdstuk 3A treedt in werking op 1 januari 2012.

Ondertekening

Grou, 13 december 2005.

De raad voornoemd,

de griffier, M. Frensel                                                    

de voorzitter, Y. Dijkstra