Regeling vervallen per 02-02-2013

Damoclesbeleid Coffeeshops

Geldend van 29-10-2011 t/m 30-04-2012

De burgemeester van Maastricht:

Overwegende:

dat artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

dat op 6 december 1999 op grond van het oude artikel 13b Opiumwet beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van artikel 13b Opiumwet (bekendgemaakt 15 december 1999, inwerking getreden 16 december 1999), welk beleid is aangevuld c.q. gewijzigd bij besluiten van 6 februari 2003 en 8 april 2004;

dat dit beleid ook van toepassing was op de gedoogde coffeeshops;

dat ingevolge deze beleidsregels tegen een gedoogde coffeeshop die over een exploitatievergunning ingevolge de APV beschikt bestuursrechtelijk opgetreden wordt indien deze zich niet houdt aan de AHOJ-G-richtlijnen die opgenomen zijn in de Aanwijzing Opiumwet;

dat het Maastrichtse coffeeshopbeleid inmiddels op onderdelen gewijzigd is;

dat het oude “Beleid inzake Damocles” d.d. 6 december 1999 bij besluit van 19 december 2007 is ingetrokken;

dat het derhalve noodzakelijk is nieuw Damoclesbeleid vast te stellen;

dat ervoor gekozen wordt het handhavingsbeleid ten aanzien van lokalen en woningen en het handhavingsbeleid ten aanzien van coffeeshops voortaan in aparte beleidsnotities te regelen

dat derhalve het onderhavige “Damoclesbeleid Coffeeshops” zal gelden voor de gedoogde coffeeshops en voor lokalen en woningen het “Damoclesbeleid Lokalen en woningen” separaat zal worden vastgesteld;

dat de toelichting op het Damoclesbeleid Coffeeshops aanpassing behoeft, mede gelet op het feit dat de vergunningen van de coffeeshops in 2011 gewijzigd zijn en de lokaliteiten c.q. inrichting in de vergunningen duidelijk zijn aangegeven;

dat met het oog op de stringente handhaving ten aanzien van harddrugs het noodzakelijk is overal (niet enkel in andere lokalen dan coffeeshops) een zero-tolerance beleid te voeren waar het om harddrugs gaat;

Besluit:

Vast te stellen als “Damoclesbeleid Coffeeshops”:

  • 1.

    Er zal bestuursrechtelijk handhavend worden opgetreden indien een coffeeshop zich niet houdt aan de landelijk door het Openbaar Ministerie vastgestelde AHOJ-G-criteria, zoals hierna aangegeven.

  • 2.

    In beginsel wordt als beleidsuitgangspunt gekozen voor het toepassen van bestuursdwang in de vorm van een sluiting. Ten aanzien van de onder Affichering en op onderdelen van de onder Overlast genoemde overtredingen wordt opgetreden door het opleggen van een last onder dwangsom.

  • 3.

    Als begunstigingstermijn wordt een periode van 3 uur aangehouden waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last.

  • 4.

    Indien er sprake is van Affichering wordt bij de eerste overtreding een waarschuwing gegeven. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd wordt een last onder dwangsom opgelegd. Indien binnen 3 jaar na de 2e overtreding een 3e overtreding wordt geconstateerd, wordt eveneens een last onder dwangsom opgelegd.

  • 5.

    Indien er sprake is van Harddrugs wordt bij de eerste overtreding de inrichting gesloten voor twaalf maanden. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor onbepaalde tijd. In die gevallen wordt (onder verwijzing naar artikel 5:24, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht) geen begunstigingstermijn gesteld.

  • 6.

    Indien er sprake is van Overlast wordt bij de eerste overtreding een waarschuwing gegeven. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt een last onder dwangsom opgelegd. Indien binnen 3 jaar na de 2e overtreding een 3e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.

  • 7.

    Indien sprake is van toelating van c.q. verkoop aan een Jeugdige wordt de inrichting gesloten voor drie maanden. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zes maanden. Indien binnen 3 jaar na de 2e overtreding een 3e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

  • 8.

    Indien sprake is van verkoop van Grote hoeveelheden (meer dan 5 gram per transactie) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zes maanden. Indien binnen 3 jaar na de 2e overtreding een 3e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

  • 9.

    Indien er in de inrichting een te grote handelsvoorraad wordt aangetroffen wordt de inrichting gesloten voor drie maanden. Indien binnen 3 jaar hierna een 2e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor zes maanden. Indien binnen 3 jaar na de 2e overtreding een 3e overtreding wordt geconstateerd, wordt de inrichting gesloten voor twaalf maanden.

Toelichting

Onder een overtreding wordt in dit beleid ten aanzien van coffeeshops verstaan:

een overtreding van de hierna volgende criteria:

A.geen affichering:

Onder affichering wordt in ieder geval verstaan:

  • -

    op eigen titel plaatsen van een advertentie zowel in schriftelijke media als op internet;

  • -

    reclame maken aan de deur anders dan toegestaan (er wordt visueel vastgelegd welke de huidige reclame is);

  • -

    het in welke vorm dan ook reclame maken, die ertoe strekt de verkoop van cannabis te bevorderen;

  • -

    reclame-uitingen waarbij de benaming “coffeeshop”en/of het gebruik van beeldmerken of afbeeldingen van een cannabisproduct worden gebruikt.

Onder affichering wordt in ieder geval niet verstaan:

  • -

    aanduiding van naam en lidmaatschap VOCM op de buitengevel van een coffeeshop;

  • -

    aan publiek kenbaar maken van vestigingsplaats op internet en/of informatiefolders;

  • -

    aanduiding van de locatie van een coffeeshop op toegangswegen;

  • -

    meldingen op internet geplaatst door andere dan de vergunninghouder en de bij hem werkzame personen i.c. er is geen link te leggen tussen de plaatsing op internet en de vergunninghouder;

  • -

    bij schriftelijke media indien de vergunninghouder kan aantonen dat hij maatregelen neemt tegen degen die een advertentie plaats zonder toestemming.

    • H. geen harddrugs:

Met harddrugs wordt bedoeld alle middelen die vermeld worden op lijst I bij de Opiumwet.

O.geen overlast:

Onder overlast wordt in ieder geval verstaan:

  • -

    het aanwezig hebben van geopende verpakkingen alcoholhoudende drank;

  • -

    het verstrekken van alcoholhoudende drank;

  • -

    het in de inrichting toelaten van een klant welke zijn auto niet op de daarvoor bedoelde parkeervoorzieningen heeft geparkeerd;

  • -

    (brom-)fietsoverlast.

    • J.

      geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop:

Er wordt niet handhavend opgetreden indien:

  • -

    een jeugdige zich enkel (nog vóór controle) bevindt in de “neutrale zone” van de coffeeshop, zoals aangeduid op de bij de vergunning behorende tekening;

  • -

    kan worden aangetoond (binnen 48 uur) dat er wel sprake is geweest van een deugdelijke toegangscontrole maar de jeugdige over een dusdanig goed vervalst identiteitsbewijs beschikt dat deze niet door het controlesysteem is herkend;

  • -

    het bewijs uitsluitend bestaat uit één getuigenverklaring en daarbij geen sprake is van andere bewijsmiddelen.

    • G.

      geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie:

Als grote hoeveelheid wordt aangemerkt een hoeveelheid die groter is dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.

Aanwezige handelsvoorraad:

Naast de bovengenoemde AHOJ-G-criteria stelt de Aanwijzing Opiumwet een maximale toegestane handelsvoorraad voor coffeeshops van 500 gram.

In het lokale driehoeksoverleg is afgesproken dat in Maastricht de maximaal toegestane handelsvoorraad op 500 gram wordt gesteld.

Dit beleid is besproken in het lokale driehoeksoverleg van 3 oktober 2011.