Regeling vervallen per 01-01-2021

Wijze van meten in de kernen van Geldermalsen

Geldend van 07-07-2006 t/m 31-12-2020

Intitulé

Wijze van meten in de kernen van Geldermalsen

BELEIDSREGEL WIJZE VAN METEN IN DE KERNEN VAN GELDERMALSEN

De raad van de gemeente Geldermalsen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 mei 2006, nummer 3;

besluit:

I.de beleidsregel "Wijze van meten in de kernen van Geldermalsen" vast te stellen:

Indien in de kernen van de gemeente Geldermalsen een meting dient te worden verricht, dan dient de volgende wijze van meten te worden toegepast:

1.goothoogte

Gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein

  • a.

    De hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.

Gebouwen in geaccidenteerd terrein

  • b.

    Voor zover gebouwen zijn gesitueerd in geaccidenteerd terrein en de voorgevel is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied, geldt dat de goothoogte voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied, wordt gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.

  • c.

    Voor zover een gebouw, als bedoeld onder b, voor een deel op een grotere afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied is gesitueerd, wordt dit deel, voorzover het bestaand is, geacht te voldoen aan de hoogtebepalingen van dit plan.

  • d.

    Van overige gebouwen in geaccidenteerd terrein wordt de goothoogte gemeten vanaf het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • e.

    e.De goothoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

Ondergeschikte bouwdelen

  • f.

    f.Ondergeschikte bouwdelen aan een gebouw blijven voor het bepalen van de hoogte buiten beschouwing.

2. bebouwingshoogte c.q. hoogte

Gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein

  • a.

    De hoogte in meters van het hoogste punt van een gebouw, gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.

Gebouwen in geaccidenteerd terrein

  • b.

    Voor zover gebouwen zijn gesitueerd in geaccidenteerd terrein en de voorgevel is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied, geldt dat de hoogte voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied, wordt gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten.

  • c.

    Voor zover een gebouw als bedoeld onder b, voor een deel op een grotere afstand dan 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied is gesitueerd, wordt dit deel, voorzover het bestaand is, geacht te voldoen aan de hoogtebepalingen van dit plan.

  • d.

    Van de overige gebouwen op geaccidenteerd terrein wordt de hoogte gemeten vanaf het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein.

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  • e.

    De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

Ondergeschikte bouwdelen

  • f.

    Ondergeschikte bouwdelen aan een gebouw blijven voor het bepalen van de hoogte buiten beschouwing.

3.(bebouwde) oppervlakte

De buitenwerks gemeten oppervlakte van het op één bouwperceel staande c.q. op te richten gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk, gemeten op één meter boven de gemiddelde grondslag van het aansluitende afgewerkte terrein.

4.bebouwingspercentage

Het gedeelte van de oppervlakte van een bouwperceel voorzover gelegen binnen het bouwvlak, dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten, met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 m2, buiten beschouwing blijven.

5.dakhelling

De hoek van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met het hellend dakvlak.

II. te bepalen dat deze beleidsregel op 7 juli 2006 in werking treedt.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 27 juni 2006, nummer 12,
de griffier, de voorzitter,