Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR118731
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR118731/1
Regeling vervallen per 02-05-2014
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011
Geldend van 01-10-2011 t/m 01-05-2014
Intitulé
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis,
gezien het advies van de Wmo-adviesraad Sint Anthonis,
gelet op de artikelen 1, 8, 10, 15, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 27, 28 en 30 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011,
met inachtneming van artikel 149 van de Gemeentewet,
overwegende dat het noodzakelijk is nadere regels te stellen voor het verlenen van
voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning;
b e s l u i t:
tot het vaststellen van het hierna volgende Besluit maatschappelijke ondersteuning
gemeente Sint Anthonis 2011:
Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 1 Regels rond verstrekking en verantwoording
-
1 Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een
persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
-
2 Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt:
a. aan de aanvrager die recht heeft op een individuele voorziening;
b. in verband met een individuele voorziening waarvoor ook een natura verstrekking
mogelijk is;
c. indien hiertegen geen overwegende bezwaren bestaan.
-
3 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van
aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden
bestaat dat de aanvrager een persoonsgebonden budget niet besteedt aan datgene
waarvoor het gegeven is.
-
4 Een persoonsgebonden budget wordt niet verstrekt aan de persoon die naar het oordeel van het college niet in staat is het budget op een verantwoorde wijze te beheren. Een persoonsgebonden budget wordt in ieder geval niet verstrekt aan de persoon:
a. die verkeert in staat van faillissement als bedoeld in de Faillissementswet;
b. die twee of meer schulden heeft waarvoor geen betalingsregeling is getroffen;
c. die wegens schuldenproblematiek wordt begeleid door Maatschappelijk Werk, de
Kredietbank of een hiermee vergelijkbare dienstverlenende instantie;
d. ten aanzien waarvan door de rechter een schuldsanering is vastgesteld op grond van
de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
e. die onder curatele is gesteld, tenzij de curator zich bereid verklaart het
persoonsgebonden budget te beheren;
f. wiens goederen onder bewind zijn gesteld, tenzij de bewindvoerder zich bereid
verklaart het persoonsgebonden budget te beheren;
g. ten aanzien van wie misbruik of oneigenlijk gebruik van het persoonsgebonden
budget is vastgesteld:
i. die naar het oordeel van het college, gelet op in de persoon gelegen factoren, naar
verwachting niet in staat zal zijn het budget op een verantwoorde wijze te beheren.
-
5 Indien een persoonsgebonden budget wordt geweigerd, maar overigens aan de criteria
wordt voldaan van een individuele voorziening, wordt een voorziening in natura
verstrekt.
-
6 De omvang van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de werkelijke kosten van die voorziening, doch niet hoger dan de tegenwaarde van de in de betreffende situatie
goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura, indien nodig
aangevuld met een vergoeding voor instandhouding.
-
7 Verantwoording van een persoonsgebonden budget bij aanschaf van een voorziening.
a. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor de koop van een
voorziening legt de budgethouder verantwoording af aan het college door, binnen
maximaal 4 weken nadat het college daarom heeft verzocht, bewijsstukken te
overleggen over de besteding van het persoonsgebonden budget. De bewijsstukken
dienen op naam van de budgethouder te zijn gesteld en duidelijk aan te geven op
welke voorziening deze betrekking hebben.
b. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college
beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele
terug te vorderen of te verrekenen. Alvorens tot terugvordering overgegaan kan
worden dient het toekenningbesluit geheel of gedeeltelijk ingetrokken te worden.
-
8 Verantwoording persoonsgebonden budget bij de voorziening hulp bij het huishouden.
a. Als een persoonsgebonden budget wordt aangewend voor hulp bij het huishouden
legt de budgethouder, op verzoek van het college, verantwoording af aan het college
of de door het college aangewezen uitvoerende instantie.
De budgethouder dient de volgende bescheiden te overleggen:
- Kopieën van de declaratieformulieren over het voorgaande jaar;
- Kopieën van de betalingsbewijzen;
- Een kopie van de overeenkomst met de hulp of zorgaanbieder.
b. De verantwoording heeft betrekking op de besteding van het persoonsgebonden
budget aan datgene waarvoor het verstrekt is.
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over de financiële tegemoetkoming
Artikel 2 Regels rond verstrekking en verantwoording
-
1 Een financiële tegemoetkoming bestaat uit een:
a. afgestemd bedrag;
b. een gemaximeerde bijdrage.
-
2 De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen in de
vorm van een afgestemd bedrag zijn:
a. woningaanpassing;
b. onderhoud, keuring en reparatie;
c. woningsanering;
d. tijdelijke huisvesting;
e. huurderving;
f. woonkosten;
g. vervoerskosten.
-
3 De kostensoorten die voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen in de
vorm van een gemaximeerd bijdrage zijn:
a. verhuis- en inrichtingskosten;
b. sportrolstoel.
-
4 Verantwoording van de financiële tegemoetkoming dient als volgt plaats te vinden:
a. Als de financiële tegemoetkoming wordt aangewend voor een woningaanpassing dan
legt de belanghebbende verantwoording af aan het college door, terstond na
realisatie van de woningaanpassing maar binnen maximaal 15 maanden na
toestemming, gespecificeerde facturen en nota’s te overleggen over de besteding
van de financiële tegemoetkoming.
b. Bij de verstrekking van een afgestemd bedrag, zoals bedoeld in lid 2 onder b. t/m e.
dient de aanvrager binnen maximaal 3 maanden na toestemming verantwoording af
te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.
c. Bij de verstrekking van een gemaximeerde bijdrage, zoals bedoeld in lid 3 onder b.
dient de aanvrager binnen maximaal 3 maanden na toestemming verantwoording af
te leggen door het overleggen van betalingsbewijzen.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel, inkomensgrens en inkomensbegrip
Artikel 3 Omvang van eigen bijdragen en eigen aandeel
-
1 De persoon aan wie een individuele voorziening in natura of in de vorm van een
persoonsgebonden budget is verleend is een eigen bijdrage verschuldigd.
-
2 De persoon aan wie een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend is tevens een eigen aandeel verschuldigd.
-
3 De persoon aan wie een bepaalde vervoersvoorziening in natura, in de vorm van een persoonsgebonden budget of in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend is een besparingsbijdrage verschuldigd.
De vervoersvoorzieningen waarvoor een besparingsbijdrage verschuldigd is en de hoogte van de verschuldigde besparingsbijdrage staan vermeld in bijlage 1.
-
4 Het bepaalde in lid 1 en lid 2 blijft buiten toepassing indien:
a. de voorziening bestaat uit een rolstoel of een sportrolstoel;
b. de voorziening een verhuiskostenvergoeding betreft;
c. de voorziening een vergoeding voor huurderving betreft;
d. de voorziening een financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer per auto of
taxi betreft;
e. de voorziening bedoeld is voor een belanghebbende jonger dan 18 jaar.
-
5 De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1 lid 1 van het landelijke Besluit
maatschappelijke ondersteuning en bedraagt nooit meer dan:
a. de kostprijs van de voorziening;
b. de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget;
c. de hoogte van de verstrekte financiële tegemoetkoming.
-
6 De termijn van de inning van de eigen bijdrage en/of eigen aandeel is:
a. 39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een bouwkundige of
woontechnische voorziening;
b. 39 periodes van 4 weken bij de verstrekking van een voorziening in eigendom;
c. gelijk aan de verstrekkingduur van een voorziening in natura;
d. gelijk aan de verstrekkingduur van een periodiek persoonsgebonden budget;
e. gelijk aan de afschrijvingstermijn die in de toekenningbeschikking van het
persoonsgebonden budget voor een voorziening is vermeld;
f. De inning van de eigen bijdrage stopt bij overlijden van belanghebbende;
-
7 Vaststelling en inning van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt gedaan door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
Artikel 4 Inkomensgrens
Indien het inkomen van een ongehuwde belanghebbende of het gezamenlijk inkomen van gehuwde belanghebbenden (of daarmee gelijk te stellen samenlevingsvorm) per datum inwerkingtreding van dit besluit meer bedraagt dan 1,5 maal het inkomen als genoemd in artikel 5, wordt belanghebbende danwel belanghebbenden geacht zelfredzaam te zijn in de kosten verband houdend met de te bereiken resultaten genoemd in artikel 9 lid 2, artikel 11 lid 2, artikel 12 lid 2, artikel 13 lid 2, artikel 15 lid 2 en artikel 16 lid 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011. Er wordt derhalve geen individuele voorziening getroffen.
Per 1 oktober 2012 geldt een inkomensgrens van 1,4 maal het inkomen als genoemd in artikel 5. Per 1 oktober 2013 geldt een inkomensgrens van 1,3 maal het inkomen als genoemd in artikel 5.
Artikel 5 Inkomensbegrip
Het relevante inkomen voor de toets als genoemd in artikel 4 betreft het inkomen van belanghebbende en diens eventuele echtgenote/partner zoals bedoeld in artikel 32 van de Wet werk en bijstand (Wwb).
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 6 Vormen van hulp bij het huishouden
-
1 De door het college ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek
bij het voeren van een huishouden te verstrekken voorziening bestaat uit:
a. Hulp bij het huishouden in natura;
b. Een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.
Artikel 7 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
-
1 De vaststelling van een persoonsgebonden budget (pgb) voor hulp bij het huishouden is afgestemd op het aantal geïndiceerde uren en minuten.
-
2 De berekening van de hoogte van het persoonsgebonden budget is afgeleid van het wettelijk minimumloon en de soort ingekochte zorg en vindt als volgt plaats:
Bij inkoop van zorg middels:
a. een particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh1 wordt het normbedrag pgb berekend op basis van 125% van de geldende salarisschaal FWG 10 met 2 periodieken Thuiszorgorganisatie van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (plus 8% vakantietoeslag);
b. een particuliere hulp voor uitvoering van een indicatie hbh2 wordt het normbedrag pgb berekend op basis van 125% van de geldende salarisschaal FWG 20 met 2 periodieken Thuiszorgorganisatie van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg (plus 8% vakantietoeslag);
c. een erkende zorgaanbieder wordt het normbedrag pgb vastgesteld op het laagste
uurtarief dat bij aanbesteding en gunning aan de zorgaanbieders tot stand is gekomen voor de betreffende geïndiceerde categorie.
-
3 Bovengenoemde normbedragen pgb worden jaarlijks vastgesteld op 1 januari op basis
van de dan geldende salarisschalen FWG 10 met 2 periodieken plus 8% vakantietoeslag en FWG 20 met 2 periodieken plus 8% vakantietoeslag van de CAO Verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg . De normbedragen gelden vervolgens voor het volledige kalenderjaar.
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen
Artikel 8 Type woonvoorzieningen
-
1 Een woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:
a. verhuizing en (her)inrichting;
b. woningaanpassing te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;
c. onderhoud, keuring en reparatie, te betalen aan de hoofdbewoner van de
woonruimte of de leverancier van de voorziening;
d. tijdelijke huisvesting, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de
leverancier van de voorziening;
e. huurderving, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte;
f. woningsanering, te betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte;
g. een uitraasruimte, te betalen aan de eigenaar van de woonruimte.
-
2 Een woonvoorziening kan bestaan uit een voorziening in natura of een
persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige aard, te
betalen aan de hoofdbewoner van de woonruimte of de leverancier van de voorziening.
Artikel 9 Financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget
-
1 Indien de noodzaak tot een bouwkundige of woontechnische voorziening vaststaat en de kosten van de voorziening hoger zijn dan € 10.000,- dan zal het verhuisprimaat
toegepast worden, zoals genoemd in artikel 10 lid 3 van de Verordening
maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.
-
2 De financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten als genoemd in artikel 10 lid 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 bedraagt € 2.500,-. Na het overleggen van een kopie van het nieuwe huur- of koopcontract wordt het bedrag overgemaakt op rekening van de belanghebbende.
-
3 De financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als
tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
-
4 De financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing bedraagt maximaal
€ 30.000,-. Deze financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt onder de
voorwaarde dat door belanghebbende in de financiering van het niet door subsidie
gedekte deel van de aanpassingskosten is voorzien.
-
5 Alleen de kosten van de navolgende bouwkundige- of woontechnische voorzieningen
komen voor vergoeding in aanmerking:
a. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van
de voorziening. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt
de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten vergoed.
b. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het
bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Indien de voorziening
in zelfwerkzaamheid wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen
de materiaalkosten voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking.
c. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien
verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997
van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de
woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel
geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.
d. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een
maximum van 2 procent van de aanneemsom.
e. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.
f. De verschuldigde en niet verrekenbare- of terugvorderbare omzetbelasting.
g. De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van
de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.
h. De kosten van noodzakelijk technisch onderzoek en voor advisering over de te
treffen aanpassing.
i. De kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening.
-
6 Kosten van tijdelijke huisvesting
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten
van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met een maximum
van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de Huurtoeslag.
De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van
tijdelijke huisvesting kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.
-
7 Kosten van huurderving
a. De hoogte van een door Burgemeester en wethouders te verlenen financiële
tegemoetkoming in de kosten van huurderving is gelijk aan van de kale huur van de
woonruimte, met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a
van de Wet op de Huurtoeslag.
b. De maximale duur gedurende welke een financiële tegemoetkoming in verband met
de derving van huurinkomsten kan worden verstrekt, bedraagt 6 maanden.
c. Geen financiële tegemoetkoming in verband met de derving van huurinkomsten
wordt verstrekt ter zake van huurderving over de eerste maand aansluitend aan de
datum waarop de gelding van de huurovereenkomst is verstreken, tenzij anders
overeengekomen in een convenant tussen gemeente en verhuurder.
-
8 Een persoonsgebonden voor niet bouwkundige of niet woontechnische
woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de voor de
gemeente goedkoopst compenserende voorziening.
-
9 Een vergoeding voor woningsanering wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de
betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven.
-
10 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer, één toilet en de buitenruimte behorende bij het hoofdverblijf kan bereiken. De maximale financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 10 lid 7 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 bedraagt € 5.000,-.
Artikel 10 Vermogensdrempel
-
1 De aanvrager heeft geen recht op een woonvoorziening als bedoeld in artikel 10 lid 1 en 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011, indien hij eigenaar is van de aan te passen woning, en het in de woning gebonden vermogen hoger is dan 1,5 x de vermogensdrempel zoals genoemd in artikel 34 lid 2 onderdeel d van de Wet werk en bijstand (Wwb).
-
2 Het in de woning gebonden vermogen bedoeld in lid 1 (ook wel overwaarde genoemd) is gelijk aan de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije verkoop, minus de openstaande hoofdsom van de geldlening in verband met op de woning gevestigde
recht van hypotheek.
-
3 Het bepaalde in lid 1 blijft buiten toepassing indien:
a. De totale kosten van de noodzakelijk geachte woningaanpassing in lid 1 niet hoger is
dan het in artikel 9 lid 1 van dit besluit genoemde bedrag van € 10.000,-.
b. De aanvrager blijkens de schriftelijke afwijzing van een tweetal erkende
kredietverstrekkers niet in staat is middels het geven van een recht van hypotheek
het vermogen als bedoeld in lid 2 te gelde te maken tot tenminste het bedrag dat
nodig is om de woonvoorziening te realiseren.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 11 Persoonsgebonden budget vervoersmiddel
Het persoonsgebonden budget voor een vervoersmiddel wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor soortgelijke voorzieningen over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening. Bij toekenning dit persoonsgebonden budget wordt de minimale afschrijvingstermijn vermeld.
Artikel 12 Financiële tegemoetkoming vervoerskosten
a. Indien er een contra-indicatie bestaat voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk
vervoer dan kan een gemaximeerde financiële tegemoetkoming verstrekt worden zoals genoemd in lid b als individuele vervoersvoorziening indien het inkomen lager is dan de inkomensgrens zoals genoemd in artikel 4 van dit besluit.
b. De gemaximeerde financiële tegemoetkoming die per jaar verstrekt wordt voor de
lokale en regionale verplaatsingen bedraagt bij het:
gebruik van een taxi bedraagt € 1.078,-- per jaar;
gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 593,-- per jaar;
gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € 1.614,-- per jaar;
gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 593,-- per jaar.
gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.078,-- per jaar op declaratiebasis met een kilometerprijs van € 0,22 tot een maximaal bedrag van € 269,50 per kwartaal.
c. In afwijking van het gestelde onder b geldt voor kinderen onder de 15 jaar de onderstaande financiële tegemoetkoming:
0 tot 4 jaar, geen financiële tegemoetkoming;
4 tot 12 jaar, 25% van de financiële tegemoetkomingen genoemd onder b;
12 tot 15 jaar, 50% van de financiële tegemoetkomingen genoemd onder b.
d. Voor zover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen wordt niet meer dan 1,5 maal een enkele vergoeding als genoemd onder a en b toegekend.
e. Indien belanghebbende voor de korte en middenlange afstanden gebruik kan maken
van een scootmobiel of een daarmee vergelijkbare voorziening, dan wordt de financiële
tegemoetkoming vastgesteld op 50% van de in lid b genoemde bedragen.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 13 Persoonsgebonden budget rolstoel
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor
onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen over het jaar voorafgaand aan het
laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening. De gebruiksduur van een rolstoel bedraagt tenminste 5 jaren. Voor een rolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.
Artikel 14 Sportrolstoel
-
1 Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als een gemaximeerde financiële
tegemoetkoming.
-
2 Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.500,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.
-
3 Voor de sportrolstoel is geen eigen bijdrage verschuldigd.
-
4 . Indien de sportrolstoel 3 jaar na verstrekking nog adequaat is, kan een forfaitaire
tegemoetkoming voor onderhoud van de sportrolstoel verstrekt worden.
Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming
Artikel 15 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de
situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 25 van de
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 indien van toepassing aandacht besteed aan:
a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;
b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte
of gebrek;
c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager;
d. de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;
e. de sociale omstandigheden van de aanvrager.
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze
bevindingen aangesloten.
Teneinde de aard en de omvang van gebruikelijke zorg in relatie tot een eventuele
aanspraak op Hulp bij het huishouden eenduidig te bepalen wordt een Protocol gebruikelijke zorg en een Protocol indicatiestelling voor Hulp bij het huishouden gevolgd. Deze protocollen zijn opgenomen in de Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning
gemeente Sint Anthonis.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 16 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de
bepalingen van dit besluit, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van
overwegende aard leidt.
Artikel 17 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
-
1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.
-
2 Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 oktober 2011 zijn de bepalingen van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 van toepassing.
Artikel 18 Intrekking oude regeling
Het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 oktober 2011.
Artikel 20 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Sint Anthonis 2011.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis d.d. 20 september 2011.
Burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,
de secretaris, de burgemeester,
Mr. G.J.M. Timmermans M.L.P. Sijbers
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl