Regeling vervallen per 07-07-2023

Monumentenverordening gemeente Putten

Geldend van 01-08-1996 t/m 30-09-2010

Intitulé

Monumentenverordening gemeente Putten

Vastgesteld bij besluit van de raad van 4 juli 1996 nr. 962522

VERORDENING MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE PUTTEN 1996

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

monument:

1.

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2.

terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

b.

gemeentelijk archeologisch monument:

monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;

c.

beschermd gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

d.

gemeentelijke monumentenlijst:

de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen zaken;

e.

beschermd rijksmonument:

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

f.

kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

g.

monumentencommissie:

de door de raad ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;

h.

bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

i.

stads- en dorpsgezichten:

groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden.

j.

lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten:

lijst waarop vermeld zijn de overeenkomstig deze verordening beschermde stads- en dorpsgezichten.

k.

beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten:

stads- en dorpsgezichten die zijn vermeld op de lijst van beschermde gemeentelijke

stads- en dorpsgezichten.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1 De aanwijzing als beschermd monument en de registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

    Indien burgemeester en wethouders het initiatief tot een dergelijke aanwijzing nemen, vindt deze aanwijzing niet plaats zonder instemming van de eigenaar.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Voordat burgemeester en wethouders een kerkelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

  • 3. Bij overschrijding van de termijnen genoemd in lid 2 worden burgemeester en wethouders geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers alsmede, indien om aanwijzing is gevraagd, aan de verzoeker.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing intrekken.

  • 2. Artikel 3, tweede lid, en artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of indien aanwijzing als monument heeft plaatsgevonden op grond van de bepalingen van de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

  • 4. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2 Vergunning tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 10 De aanvraag

De aanvraag van de vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag.

  • 2. Binnen acht weken na de adviesaanvrage brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag van de vergunning.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken met ten hoogste tien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 16 weken.

  • 5. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 6. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend of van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar is beslist.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dien te wegen;

    • d.

      niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 14 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 14 dagen, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen de acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4 BESCHERMDE STADS- EN DORPSGEZICHTEN

Artikel 15 Stads- en dorpsgezichten

  • 1. De gemeenteraad kan een lijst van beschermde stads- en dorpsgezichten vaststellen en houdt deze dan bij.

  • 2. De gemeenteraad kan stads- en dorpsgezichten aanwijzen, welke naar zijn oordeel voor bescherming in aanmerking komen en de raad kan een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken. Van de aanwijzing, wijziging en intrekking doet de burgemeester onverwijld mededeling in de Nederlandse Staatscourant, in een of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden en voorts geeft hij op de gebruikelijke wijze kennis aan de Monumentenraad, Gedeputeerde Staten en de monumentencommissie.

  • 3. Met ingang van de bekendmaking ligt het besluit van de raad gedurende dertig dagen ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage. De burgemeester doet van de nederlegging melding in de mededeling als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Alvorens burgemeester en wethouders een voorstel doen tot aanwijzing, wijziging of intrekking van een dorpsgezicht, wordt de monumentencommissie gehoord.

Artikel 16 Niet plaatsing

Stads- en dorpsgezichten welke zijn aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 worden niet op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten geplaatst. Stads- en dorpsgezichten welke na plaatsing op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten worden aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 wordt geacht niet meer te zijn geplaatst op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.

Artikel 17 Bestemmingsplannen

  • 1. De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door de gemeenteraad bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van lid 1 kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Alvorens burgemeester en wethouders de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, wordt de monumentencommissie gehoord.

Artikel 18 Aanvragen vergunning

  • 1. Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met de zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      bouwwerken te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      bouwwerken te herstellen, te gebruiken of laten gebruiken op een wijze, waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • c.

      onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bronnen, erfscheidingen, te wijzigen.

  • 3. Voor het verlenen van een vergunning als bedoeld in lid 2 zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan is vastgesteld, de artikelen 6 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders.

  • 5. De artikelen 21 tot en met 23 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (Stb. 1984, 406) zijn van toepassing.

HOOFDSTUK 5 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 19 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 dan wel artikel 18 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 16 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 21 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op de beschermde gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de achtste dag na afkondiging.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De inventarisatie van gemeentelijke monumenten, die is vastgesteld op basis van de Subsidieregeling herstel en/of vernieuwen van objecten voorkomende op de inventarisatie van monumentale panden in de gemeente Putten, blijft gelden totdat het college van burgemeester en wethouders op grond van de bepalingen van deze verordening een nieuwe inventarisatie heeft vastgesteld.

  • 4. De bepalingen omtrent het aanvragen van een wijzigingsvergunning, omschreven in deze verordening, zijn niet van toepassing op de panden die voorkomen op de inventarisatie, die is vastgesteld op grond van de subsidieregeling herstel en/of vernieuwen van objecten voorkomende op de inventarisatie van monumentale panden in de gemeente Putten.

  • 5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening komen de leden 2 en 3 van artikel 4 van de bovengenoemde monumentensubsidieverordening te vervallen.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Monumentenverordening gemeente Putten 1996".