Verordening, houdende voorschriften inzake het plaatsen en hebben van benzinepompen op of aan de openbare weg

Geldend van 07-01-1995 t/m heden

Intitulé

Verordening, houdende voorschriften inzake het plaatsen en hebben van benzinepompen op of aan de openbare weg

Verordening, houdende voorschriften inzake het plaatsen en hebben van benzinepompen op of aan de openbare weg (Verordening benzinepompen)

Artikel 1

  • 1. Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      een "benzinepomp"; iedere installatie met bijbehorende werken; dienend voor de aflevering van benzine;

    • b.

      "openbare wegen": hetgeen in artikel 1, 1e lid, der Wegenverkeerswet onder "wegen" wordt verstaan;

    • c.

      "motorrijtuigen": hetgeen in artikel 1, 2e lid, der Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

  • 2. Voor de toepassing van deze verordening worden met een benzinepomp gelijk gesteld: iedere al dan niet automatische installatie, dienend voor de aflevering van vloeibare brandstoffen en/of van in vloeibare fase gebrachte brandbare gassen, een water- en luchtmantel, alsmede een wagentje of andere installatie, dienend voor de aflevering van smeermiddelen.

  • 3. Voor de toepassing van deze verordening wordt met het plaatsen van een benzinepomp gelijk gesteld: het uitbreiden en het wijzigen van een benzinepomp.

  • 4. Voor de toepassing van deze verordening worden openbare wateren gelijk gesteld met openbare wegen.

Artikel 2

  • 1. Indien en voor zover voor het plaatsen en hebben van een benzinepomp geen verbod geldt ingevolge het Rijkswegenreglement, het Zuid-Hollands Wegenreglement en de Verordening Bescherming Landschap Zuid- Holland, is het verboden op of aan de openbare weg een benzinepomp te plaatsen of te hebben.

  • 2. Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet, indien burgemeester en wethouders voor het plaatsen en hebben van een benzinepomp vergunning hebben verleend.

Artikel 3

Bij de aanvraag om vergunning moeten worden overgelegd:

  • a.

    twee afschriften van de aanvraag;

  • b.

    een afbeelding van de benzinepomp, in drievoud;

  • c.

    een duidelijke situatietekening op een schaal van tenminste 1 : 100, van het kadastrale perceel en zijn belendingen, waarop alle onderdelen van de benzinepomp zijn aangegeven, in drievoud;

  • d.

    een kadastraal uittreksel op een schaal van tenminste 1 : 2500, in drievoud.

Artikel 4

  • 1. De vergunning wordt tot wederopzegging verleend en geldt uitsluitend voor degene, aan wie zij is verleend.

  • 2. Een vergunning kan onder meer worden ingetrokken, indien de vergunninghouder gedurende zes achtereenvolgende maanden geen gebruik heeft gemaakt van die vergunning of van de benzinepomp, waarop die vergunning betrekking heeft.

Artikel 5

  • 1. De vergunning wordt geweigerd, indien:

    a. de benzinepomp niet zou worden geplaatst bij:

    1. een inrichting voor het herstellen van motorrijtuigen, welke van voldoende omvang is;

    2. een gebouw of complex van gebouwen, bestemd voor het stallen van motorrijtuigen en ruimte biedend aan een voldoende aantal motorrijtuigen;

    b.de benzinepomp zodanig zou worden geplaatst, dat:

    1. gevaar voor de veiligheid van het verkeer zou ontstaan;

    2. de vrijheid van het verkeer in gevaar zou worden gebracht;

    c.1e de benzinepomp de omgeving zou ontsieren;

    2e het karakter van de wijk of straat, waarin of waaraan de benzinepomp zou worden geplaatst, door de aanwezigheid van de benzinepomp zou worden aangetast.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd, indien de benzinepomp zou worden geplaatst in de nabijheid van een school, ziekenhuis, rusthuis e.d.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vergunning in afwijking van het bepaalde in lid 1, onder letter a, te verlenen, indien:

    a. de benzinepomp zal worden geplaatst aan een in- of uitvalsweg, of aan een belangrijke verbindingsweg;

    b. de vergunning zal strekken tot uitbreiding en/of wijziging van een benzinepomp, die bij het in werking treden van deze verordening wettig aanwezig was;

    c. de benzinepomp zal worden geplaatst bij een servicestation of een daarmede gelijk te stellen inrichting, waaraan in het desbetreffende stadsdeel een dringende behoefte bestaat.

Artikel 6

  • 1. Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Handelen of nalaten in strijd met een krachtens deze verordening verleende vergunning of aan zulk een vergunning verbonden voorwaarden staat gelijk met handelen of nalaten in strijd met de bepalingen van deze verordening.

Artikel 7

Met de zorg voor de naleving van deze verordening en de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn - behalve de personen, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering - belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 8

Indien de verplichting tot naleving van het in deze verordening bepaalde rust op een rechtspersoon, zijn de bestuurders van die rechtspersoon tot naleving gehouden.

Artikel 9

Benzinepompen, die bij het in werking treden van deze verordening wettig aanwezig zijn, worden geacht krachtens vergunning ingevolge deze verordening te zijn geplaatst.

Artikel 10

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt artikel 22bis van de Verordening op de straatpolitie van 2 mei 1912, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 25 oktober 1965.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening benzinepompen".