Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR113077
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR113077/1
Regeling vervallen per 01-01-2017
Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Bernisse 2011
Geldend van 30-08-2011 t/m 31-12-2016
De raad van de gemeente Bernisse;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouder d.d. 2 augustus 2011;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet:
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de inrichting van peuterspeelzalen;
besluit:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Gemeente Bernisse
Artikel 1 Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt
verstaan in de Wet kinderopvang en Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en
peuterspeelzalen.
Artikel 2 Groepspeelruimte
1.In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte
aan groepsspeelruimte beschikbaar.
2.Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd
van de op te vangen kinderen.
Artikel 3 Buitenspeelruimte
- 1.
De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
- 2.
De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
- a.
voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
- b.
een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte
- a.
per aanwezig kind;
c.ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen
kinderen.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
1.Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze
verordening gestelde regels.
2.Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD aan als
toezichthouder.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
1.De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2,
eerste lid van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of
de instandhouding redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de
voorschriften uit deze verordening.
- 2.
Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de
exploitatie van een peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de
voorschriften uit deze verordening.
- 3.
Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de
toezichthouder incidenteel onderzoek verrichten naar de naleving van de bij
deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
1.De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij
een peuterspeelzaal vast in een inspectierapport.
2.Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens
artikel 2 en 3 gegeven voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd,
vermeldt hij dat in het rapport.
3.Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de
gelegenheid van het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn
zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van
de houder in een bijlage bij het rapport.
4.De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die
een afschrift daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders
en personeel toegankelijke plaats,
5.De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de
vaststelling daarvan openbaar,
6.De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de
vaststelling van het rapport.
Artikel 7 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of
daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief
verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid
van overwegende aard.
Artikel 8 Overgangsbepaling
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de houder
van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze verordening.
Artikel 9 inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar
bekendmaking.
Artikel 10 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening ruimte- en inrichtingseisen
peuterspeelzalen gemeente Bemisse 2011
Algemene toelichting
Op 1 augustus 2010 treedt de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
(hierna: de Wet) in werking. Het doel van deze Wet is om jonge kinderen in
peuterspeelzalen en kindercentra een veilig en stimulerende omgeving te bieden 1.
Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe Wet is de regelgeving over
peuterspeelzalen te harmoniseren met de kinderdagopvang. Hierdoor ontstaat een
landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderdagopvang met
minimum kwaliteitseisen. In de Wet zijn dan ook een aantal minimale eisen voor de
peuterspeelzalen vastgelegd en is tevens aan de minister de bevoegdheid gegeven
aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur
vast te leggen (AmvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt
omdat de partijen een convenant hebben afgesloten waarin de kwaliteitseisen voor
de houders van peuterspeelzalen nader zijn uitgewerkt 2).
De eisen in het convenant hebben als uitgangpunt gediend voor de Beleidsregels
kwaliteit peuterspeelzalen (hierna: Beleidsregels) van de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap (OCW) 3). Echter, in deze Beleidsregels zijn geen eisen
opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen. Bij het
opstellen van de modelverordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen is
aangesloten bij het convenant en de Beleidsregels kwaliteitseisen kinderopvang.
Het onderhavige model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van
peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen.
Ruimte en inrichting
Kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen kan niet zonder het stellen van
kwaliteitseisen. Eisen inzake ruimte en inrichting vormen hier een essentieel
onderdeel van. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de
ontwikkeling van de cognitieve, de sociaal-emotionele en de motorische
vaardigheden. De opvoeding door de ouders legt daarvoor de basis, maar ook de
rest van de omgeving waarin het kind opgroeit is van belang. Veel kinderen brengen
enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra. Ze moeten
daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben.
Bestaande eisen over veiligheid en gezondheid die algemeen geldend zijn en volgen
uit andere wet- en regelgeving zoals bouwvoorschriften, brandveiligheidsvoorschriften, eisen aan speeltoestellen, keukenhygiëne en dergelijke.
Toezicht
In dit hoofdstuk is het kader voor het toezicht beschreven. Op de handhaving, zijn de
algemene handhavingsbevoegdheden uit de Awb van toepassing.
Artikelsgewijze toelichting
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2 Groepspeelruimte
In dit artikel wordt bepaald dat voor elk kind 3,5m2 bruto oppervlak speelruimte
aanwezig moet zijn. Speelruimtes dienen passend te zijn ingericht voor spelen en
rusten. Bij de inrichting van de binnenruimte dient rekening te worden gehouden met
zowel het aantal kinderen dat van een ruimte gebruik maakt als de leeftijd van de
kinderen. Het gaat om het totale aantal vierkante meters die beschikbaar zijn in de
groepsruimten. Dus de lengte vermenigvuldigd met de breedte van de ruimtes waar
de kinderen spelen.
Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn
vastgelegd in het Bouwbesluit 2003. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische
voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen
vallen onder de categorie 'bijeenkomstfunctie voor kinderopvang'. De eisen uit het
Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid,
energiezuinigheid en milieu.
Artikel 3 Buitenspeelruimte
Dit artikel geeft aan dat de buitenspeelruimte voor kinderen die gebruik maken van
de peuterspeelzaal aangrenzend aan de peuterspeelzaal dient te zijn gesitueerd.
Evenals de binnenruimte dient de buitenruimte voor spel geschikt te zijn en ingericht
in overeenstemming met de behoeften en mogelijkheden van de kinderen. Ook voor
de buitenspeelruimte geldt dat bij de inrichting rekening dient te worden gehouden
met het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen die gebruik maken van de
ruimte. De speelruimte bestaat per aanwezig kind uit minimaal 3m2 bruto
oppervlakte. Met aanwezig kind wordt gedoeld op in de peuterspeelzaal aanwezige
kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
Dit artikel maakt burgemeester en wethouders (hierna B&W) verantwoordelijk voor
de naleving van deze verordening. B&W wijzen de directeur van de GGD aan als
toezichthouder. Dit is in overeenstemming met het systeem van de wet. De directeur
van de GGD oefent aldus het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en
wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene
regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden
van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
In dit artikel worden drie soorten van onderzoek onderscheiden. In de eerste plaats
onderzoekt de toezichthouder naar aanleiding van een aanvraag voor de exploitatie
van een peuterspeelzaal of aan de voorschriften uit deze verordening zal worden
voldaan. Daarnaast voert de toezichthouder jaarlijks regulier onderzoek uit bij
bestaande peuterspeelzalen. Voorts beschikt de toezichthouder op grond van lid 3
over de mogelijkheid om incidenteel onderzoek te verrichten naar de naleving van de
voorschriften uit deze verordening.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
De resultaten van het onderzoek uit artikel 5 worden door de toezichthouder
schriftelijk vastgelegd in een inspectierapport. De toezichthouder zendt het ontwerpinspectierapport
aan de houder van de peuterspeelzaal. De houder wordt hiermee in de mogelijkheid gesteld om een reactie te geven op de inhoud van het rapport. De toezichthouder dient de reactie van de houder als bijlage bij het rapport te voegen. De houder zorgt er voor dat zowel ouders van kinderen in de peuterspeelzaal als het personeel inzage hebben in het inspectierapport van de toezichthouder. Uiterlijk 3 weken na ontvangst maakt de toezichthouder het inspectierapport openbaar. Het ligt
voor de hand dat de toezichthouder voor de openbaarmaking een breed toegankelijk medium kiest. Gedacht kan worden aan de mogelijkheden die het internet biedt. Van deze vaststelling worden burgemeester en wethouders door de houder op de hoogte gebracht. In de praktijk zal het veelal betekenen dat de toezichthouder het inspectierapport naar burgemeester en wethouders toezendt.
Artikel 7
Het opnemen van een hardheidsclausule in deze verordening opent de mogelijkheid
voor burgemeester en wethouders om, in gevallen waarin toepassing van een artikel
van de verordening een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, artikel 2
en 3 buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. Het afwijkende besluit van
burgemeester en wethouders moet altijd binnen de doelstellingen van de verordening
passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele
gevallen. Het gebruik van dit artikel is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.
Artikel 8
De overgangsbepaling is opgenomen om houders van bestaande peuterspeelzalen
de tijd en gelegenheid te bieden om aan de voorschriften zoals gesteld in de
verordening te voldoen. Indien er binnen een gemeente al een verordening bestaat
met eisen aan ruimte- en inrichting van peuterspeelzalen, dan is het niet nodig om
deze overgangsbepaling op te nemen.
Artikel 9 en 10
Voetnoten:
1) Voorheen de Wet kinderopvang (zie Staatsblad 2010, 296).
2) Verantwoord peuterspeelzaalwerk: een eerste stap naar de toekomst, Convenant
Kwaliteit peuterspeelzaalwerk d.d. 9 november 2009.
3) Deze beleidsregels zijn in concept gereed (mei 2010).
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bernisse in de vergadering van
30 augustus 2011.
Abbenbroek, 30 augustus 2011
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
J.A. Fröling-Kok P.J. Bouvy-Koene
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl