Erfgoedsubsidieverordening

Geldend van 07-11-2011 t/m 13-03-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2010

Intitulé

Erfgoedsubsidieverordening

De raad van de gemeente Roosendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.7 april 2009;

gelet op artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht juncto de artikelen 3 en 30 van de Erfgoedverordening;

besluit vast te stellen de

"Erfgoedsubsidieverordening"

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening is aangewezen als beschermd gemeentelijk monument.

  • b.

    gemeentelijke gevelwand: een gevelwand die overeenkomstig de bepalingen van de Erfgoedverordening is aangewezen als gemeentelijke gevelwand.

  • c.

    eigenaar: degene die het recht van eigendom heeft, alsmede:

    • 1.

      de houder van het recht van opstal,

    • 2.

      de houder van het recht van erfpacht,

    • 3.

      de eigenaar van het appartementsrecht.

  • d.

    subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, inhoudende de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager.

  • e.

    subsidieplafond: het door de raad als onderdeel van de gemeentebegroting vastgestelde bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies.

  • f.

    raad: de raad van de gemeente Roosendaal.

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal.

  • h.

    instandhoudingswerkzaamheden: de werkzaamheden aan een gemeentelijk monument of een gemeentelijke gevelwand, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel of conservering van de monumentale waarde zoals bedoeld in artikel 1 onder i en j van deze verordening noodzakelijk zijn.

  • i.

    monumentale waarde van een gemeentelijk monument: De monumentale waarde van een gemeentelijk monument wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel en/of door die onderdelen of objecten die blijkens het register, bedoeld in de Erfgoedverordening, of naar het oordeel van het college van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden. Indien uit het register blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, dan wordt de monumentale waarde uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

  • j.

    monumentale waarde van een gemeentelijke gevelwand: De monumentale waarde van een gemeentelijke gevelwand wordt bepaald door het aan de openbare weg gelegen (deel van een) onroerende zaak, die qua schoonheid van algemeen belang is vanwege het stedenbouwkundige, architectonische of landschappelijk beeld en/of door die onderdelen die blijkens het register, bedoeld in de Erfgoedverordening, of naar het oordeel van het college van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden. Indien uit het register blijkt, dat een gemeentelijke gevelwand beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, dan wordt de monumentale waarde uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

  • k.

    subsidiabele instandhoudingskosten: de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de onderdelen van een gemeentelijk monument of gemeentelijke gevelwand, die blijkens artikel 1 leden i dan wel j van deze verordening en het desbetreffende register, bedoeld in de Erfgoedverordening, of naar het oordeel van het college van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden monumentale waarde bezitten, te herstellen of te conserveren.

Artikel 2 Grondslag en doelstelling

  • 1. Op grond van deze verordening kan het college aan een eigenaar van een gemeentelijk monument dan wel van een gemeentelijke gevelwand subsidie beschikbaar stellen voor het uitvoeren van instandhoudingswerkzaamheden.

  • 2. De subsidie wordt berekend over de subsidiabele instandhoudingskosten, verminderd met het deel van de subsidiabele instandhoudingskosten waarvoor op grond van verzekering een bijdrage kan of kon worden verkregen.

  • 3. De subsidie wordt aangevraagd door, en verleend aan de eigenaar van het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand ten aanzien waarvan de instandhoudingswerkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 3 Toezicht en controle

  • 1. Het college is bevoegd ambtenaren aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de eigenaar aan wie subsidie is verleend bij deze verordening opgelegde verplichtingen.

  • 2. De eigenaar aan wie subsidie is verleend is verplicht om door het college aangewezen ambtenaren inzage te geven in zijn boekhouding en financiële administratie betreffende de instandhoudingswerkzaamheden, om alle gevraagde inlichtingen te verstrekken en om inzicht te geven in de voortgang en de kwaliteit van de instandhoudingswerkzaamheden.

Paragraaf 2 Uitvoering subsidieverordening

Artikel 4 Bevoegdheden college

Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5 Beleidsregels

Het college is bevoegd beleidsregels vast te stellen betreffende de uitvoering van deze verordening. Het college kan daarbij, met inachtneming van het bepaalde in artikel 12, mede nader bepalen welke kosten terzake van de instandhoudingswerkzaamheden worden aangemerkt als subsidiabele instandhoudingskosten.

Artikel 6 Subsidieplafond

De raad stelt jaarlijks in zijn begroting de hoogte van het subsidieplafond voor het volgende jaar vast. De raad kan daarbij nader bepalen welk aandeel van het desbetreffende budget in aanmerking komt voor gemeentelijke monumenten en welk aandeel voor gemeentelijke gevelwanden.

Paragraaf 3 De subsidieaanvraag

Artikel 7 Subsidieaanvraag

  • 1. Een eigenaar dient de aanvraag om subsidie, vergezeld van een plan van aanpak en een omschrijving van de instandhoudingswerkzaamheden alsmede van een begroting van de kosten van de instandhoudingswerkzaamheden waarvoor subsidie wordt gevraagd, in bij het college.

  • 2. Het plan van aanpak, de omschrijving van de instandhoudingswerkzaamheden en de begroting bestaan uit:

    • a.

      een beschrijving van de bouwtechnische staat van het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand waarin de gebreken, voor zover aanwezig, van het object nauwkeurig vermeld staan;

    • b.

      tekeningen van de bestaande en de nieuwe toestand waardoor in ruimtelijke zin duidelijkheid ontstaat over de plannen, waar nodig voorzien van beeldmateriaal;

    • c.

      een op de beschrijving gebaseerd bestek of werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking hiervan;

    • d.

      een naar mensuren en materialen uitgesplitste en gespecificeerde begroting van de instandhoudingskosten;

    • e.

      de naam en het adres van de voor de uitvoering verantwoordelijke onderneming;

    • f.

      naar het oordeel van het college: een inspectierapport, niet ouder dan twee jaar, betreffende de onderhoudsstaat van het gemeentelijke monument dan wel de gemeentelijke gevelwand;

    • g.

      naar het oordeel van het college: een rapport betreffende een bouwhistorische opname dan wel een bouwhistorisch onderzoek;

    • h.

      naar het oordeel van het college: een rapport betreffende een archeologisch onderzoek;

    • i.

      naar het oordeel van het college: een onderhoudsplan;

    • j.

      een bewijs van het zakelijk recht met betrekking tot het gemeentelijke monument dan wel de gemeentelijke gevelwand;

    • k.

      kopie van de omgevingsvergunningen en/of andere vergunningen waarover de aanvrager met betrekking tot de instandhoudingswerkzaamheden beschikt.

  • 3. De in lid 1 bedoelde begroting mag niet ouder zijn dan een jaar en omvat alle kosten van de instandhoudingswerkzaamheden.

Artikel 8 Ontvangst en aanvulling aanvraag

  • 1. Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college niet of niet voldoende voldaan is aan de voorwaarden genoemd in artikel 7 en/of de voorwaarden genoemd in artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, dan stelt het de eigenaar in de gelegenheid om binnen vier weken na bericht van ontvangst de ontbrekende gegevens in te dienen.

  • 4. Voor de bepaling van het moment van binnenkomst in de zin van lid 2 is bepalend het tijdstip van binnenkomst van de aanvullende gegevens als bedoeld in lid 3.

  • 5. Indien de eigenaar naar het oordeel van het college niet of niet voldoende gevolg heeft gegeven aan het gestelde in lid 3 kan het college de aanvraag buiten behandeling stellen en doet het terstond hiervan mededeling aan de eigenaar.

Paragraaf 4 De subsidieverlening

Artikel 9 Termijnen subsidieverlening

  • 1. Het college beslist binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het bepaalde in artikel 8 lid 3, schort de in lid 1 van dit artikel genoemde termijn op tot het moment waarop de ontbrekende gegevens in de zin van artikel 8 lid 3 door het college zijn ontvangen.

  • 3. Op grond van bijzondere redenen, waaronder mede begrepen de complexiteit van de aanvraag, kan het college de in lid 1 genoemde termijn verlengen met een termijn van zes weken. Het college geeft de eigenaar daarvan kennis uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn.

  • 4. In de beslissing omtrent subsidieverlening worden de hoogte van de subsidie en eventuele aanvullende voorwaarden vermeld.

Artikel 10 Beoordelingscriteria

  • 1. Het college kan subsidie verlenen voor het uitvoeren van instandhoudingswerkzaamheden indien aan de volgende beoordelingscriteria wordt voldaan:

    • a.

      uit de beschrijving van de bouwtechnische staat als bedoeld in artikel 7 lid 2 onder a blijkt de noodzaak tot uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden;

    • b.

      het onderhoudsplan als bedoeld in artikel 7 lid 2 onder i, indien het college om indiening van dat plan heeft verzocht, is door het college goedgekeurd;

    • c.

      de voor het verrichten van de instandhoudingswerkzaamheden noodzakelijke vergunningen zijn verleend;

    • d.

      er is niet reeds een begin gemaakt met de instandhoudingswerkzaamheden zonder schriftelijke toestemming van het college;

    • e.

      de kosten van de instandhoudingswerkzaamheden vloeien niet voort uit schade waartegen verzekering mogelijk is;

    • f.

      de kosten van de instandhoudingswerkzaamheden staan in redelijke verhouding tot het te bereiken resultaat;

    • g.

      het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand voldoet na het uitvoeren van de instandhoudingswerkzaamheden naar het oordeel van het college aan redelijke eisen vanuit een oogpunt van monumentenzorg;

    • h.

      voor de instandhoudingswerkzaamheden is niet binnen een termijn van tien jaren voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag wordt ingediend, subsidie verleend;

    • i.

      de subsidiabele instandhoudingskosten bedragen ten minste € 12.500,=;

    • j.

      er doet zich geen van de weigeringsgronden als genoemd in artikel 20 lid 1 of uit hoofde van artikel 20 lid 3 voor.

  • 2. Bij zijn beslissing op aanvragen om subsidie houdt het college in elk geval mede rekening met:

    • a.

      de monumentale waarde van het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand;

    • b.

      de bouwtechnische en uiterlijke staat van het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand, mede in relatie tot zijn omgeving;

    • c.

      het huidige en het toekomstige gebruik van het gemeentelijk monument dan wel van de onroerende zaak waarvan de gemeentelijke gevelwand deel uitmaakt.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college ontheffing verlenen van de criteria genoemd in de leden 1 en 2.

  • 4. De in lid 1 onder h bedoelde termijn geldt in geval de aanvraag betrekking heeft op een gemeentelijke gevelwand, per afzonderlijke onroerende zaak.

Artikel 11 Subsidievoorwaarden

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de aanvang van de instandhoudingswerkzaamheden van tevoren wordt gemeld bij het college;

    • b.

      met de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden is begonnen binnen zes maanden na de datum van het besluit tot verlening van de subsidie;

    • c.

      binnen twee jaar na het besluit tot verlening van de subsidie de instandhoudingswerkzaamheden zijn voltooid;

    • d.

      de eigenaar, ten genoegen van het college, periodiek aan het college een door een deskundige opgesteld inspectierapport betreffende de onderhoudsstaat van het gemeentelijk monument dan wel van de gemeentelijke gevelwand overlegt;

    • e.

      de eigenaar het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand na de instandhoudingswerkzaamheden goed onderhoudt en blijft onderhouden;

    • f.

      aan de door het college met toezicht belaste personen toegang wordt verleend tot het gemeentelijk monument dan wel tot de gemeentelijke gevelwand alsmede aan hen inzage wordt verleend in de op de instandhoudingswerkzaamheden betrekking hebbende gegevens.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in lid 1 en kan daarnaast in het belang van het gemeentelijk monument dan wel de gemeentelijke gevelwand aanvullende voorwaarden verbinden aan het verlenen van subsidie.

Artikel 12 Subsidiabele instandhoudingskosten

  • 1. Onder de subsidiabele instandhoudingskosten worden begrepen de door of namens het college goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aanneemsom;

    • b.

      de risico-verrekening van loon- en materiaalstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    • d.

      de kosten van dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • e.

      de leges van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of omgevingsvergunning voor de activiteit monument, die indien van toepassing evenredig worden verdeeld tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele instandhoudingskosten;

    • f.

      de verschuldigde omzetbelasting, mits deze niet verrekenbaar is;

    • g.

      de kosten van een bouwhistorische opname, gericht op instandhouding;

    • h.

      een reservering voor noodzakelijk meerwerk dat ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten rederlijkerwijze niet voorzienbaar was, tot maximaal 5% van de aanneemsom.

  • 2. Het college houdt bij de bepaling van de subsidiabele instandhoudingskosten mede rekening met de authenticiteit, noodzakelijkheid, soberheid en doelmatigheid van de desbetreffende instandhoudingswerkzaamheden en de daarbij te gebruiken materialen.

Artikel 13 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 20% van de door het college vastgestelde subsidiabele instandhoudingskosten, met een maximum van;

    • -

      in geval van een gemeentelijk monument € 20.000,=;

    • -

      in geval van een gemeentelijke gevelwand € 10.000,=.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van de in lid 1 genoemde percentages.

  • 3. Het college is bevoegd om het in lid 1 genoemde percentage en/of de in lid 1 genoemde bedragen te wijzigen. De wijziging kan enkel betrekking hebben op aanvragen om subsidie gedaan na inwerkingtreding van het desbetreffende wijzigingsbesluit.

  • 4. De in lid 1 bedoelde, dan wel op grond van leden 2 en 3 vastgestelde, bedragen gelden in geval de aanvraag betrekking heeft op een gemeentelijke gevelwand, per afzonderlijke onroerende zaak.

Artikel 14 Begrotingsvoorbehoud en subsidieplafond

  • 1. Overeenkomstig artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht kan verlening van subsidie, voor zover subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, geschieden onder de voorwaarden dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden.

  • 3. Het college kan een aanvraag, die geweigerd wordt op grond van overschrijding van het subsidieplafond, aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het volgende jaar. Voor de bepaling van de volgorde van deze aanvragen is de volgorde van binnenkomst in het oorspronkelijke jaar van indiening bepalend.

  • 4. Een beslissing als bedoeld in het voorgaande lid kan voor diezelfde aanvraag slechts één keer genomen worden.

Artikel 15 Bevoorschotting

  • 1. Het college kan de eigenaar bij de beschikking tot subsidieverlening voorschotten verlenen.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze de bevoorschotting plaatsvindt.

  • 3. Bevoorschotting vindt, onverminderd het overigens in deze verordening bepaalde, slechts plaats op basis van door de eigenaar overgelegde facturen en betalingsbewijzen betreffende de instandhoudingswerkzaamheden. Bevoorschotting vindt niet plaats met betrekking tot uitgaven die door de eigenaar nog niet zijn gedaan.

  • 4. Aan het verlenen van voorschotten kan de eigenaar geen rechten ontlenen.

  • 5. Voor zover het totaal der betaalde voorschotten het in de beschikking tot subsidievaststelling vastgestelde bedrag overschrijdt, dient de overschrijding door de eigenaar aan de gemeente Roosendaal te worden terugbetaald.

Paragraaf 5 Gereedmelding en subsidievaststelling

Artikel 16 Algemeen

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag onder verrekening van betaalde voorschotten.

Artikel 17 Gereedmelding

  • 1. Terstond na voltooiing van de instandhoudingszaamheden meldt de eigenaar schriftelijk aan het college dat de werkzaamheden gereed zijn.

  • 2. De gereedmelding gaat vergezeld van een gespecificeerd overzicht van de instandhoudingskosten en van een verklaring dat bij het uitvoeren van de instandhoudingswerkzaamheden is voldaan aan de verplichtingen waaronder de subsidie is verleend.

  • 3. De overeenkomstig de voorgaande leden gedane gereedmelding is tevens een aanvraag om subsidievaststelling.

  • 4. De eigenaar houdt gedurende vijf jaar na de gereedmelding alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de instandhoudingswerkzaamheden ter controle beschikbaar.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de gereedmelding en de daarbij over te leggen bescheiden nadere eisen stellen.

  • 6. Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

  • 1. Binnen tien weken na ontvangst van de gereedmelding beslist het college of het met de gereedmelding instemt en stelt het de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2. De subsidie kan lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      de instandhoudingswerkzaamheden waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de eigenaar niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de eigenaar dit wist of behoorde te weten.

  • 3. Kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd, worden bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen

  • 4. Het college kan een besluit als bedoeld in lid 1 eenmaal met een termijn van zes weken aanhouden voor zover de controle op de juistheid van de gegevens of andere bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.

Artikel 19 Uitbetaling van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt uitbetaald binnen vier weken na de vaststelling.

  • 2. Uitbetaling van de subsidie geschiedt op een door de eigenaar op te geven bank- of girorekening.

Paragraaf 6 Weigeren subsidie

Artikel 20 Weigeringgronden subsidieverlening

  • 1. De subsidieverlening wordt geweigerd in het geval als bedoeld in artikel 14 lid 2 en kan worden geweigerd indien:

    • a.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de instandhoudingswerkzaamheden niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de eigenaar niet zal voldoen aan de aan subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de eigenaar niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte instandhoudingswerkzaamheden en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • d.

      de eigenaar in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • e.

      de eigenaar failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 2. Naast de in lid 1 genoemde gevallen kan de subsidieverlening eveneens worden geweigerd indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college niet is voldaan aan een of meer van de criteria uit hoofde van artikel 10 lid 1;

    • b.

      het college daartoe in redelijkheid aanleiding ziet na beoordeling van de aanvraag aan de criteria uit hoofde van artikel 10 lid 2.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in de voorgaande leden.

Artikel 21 Intrekkings- en wijzigingsgronden

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de eigenaar wijzigen, indien:

    • a.

      de instandhoudingswerkzaamheden waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de eigenaar niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de eigenaar onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de eigenaar dit wist of behoorde te weten; of

    • e.

      een beroep wordt gedaan op de voorwaarde uit hoofde van artikel 14 lid 1 dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de eigenaar wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de eigenaar dit wist of behoorde te weten; of

    • c.

      indien de eigenaar na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de eigenaar van het bepaalde in deze verordening afwijken, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Citeertitel en Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Erfgoedsubsidieverordening".

  • 2. Deze verordening treedt op 1 juli 2009 in werking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 mei 2009.
De griffier, De voorzitter,