Regeling vervallen per 12-08-2010

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting Grote Noord 1998

Geldend van 03-12-1998 t/m 11-08-2010

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting Grote Noord 1998

De R A A D van de gemeente H O O R N;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 11 september 1998 nummer 98.40813;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "Bekostigingsbesluit Grote Noord", vastgesteld bij raadsbesluit van 10 februari 1998;

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting Grote Noord 1998

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

  • b.

    het bestemmingsplan: globaal bestemmingsplan Binnenstad.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam baatbelasting Grote Noord wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning gearceerde gebied op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 juni 1998 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      de herinrichting van het voetgangerswinkelgebied van het Grote Noord, waarbij de inrichting is gebaseerd op de uitgangspunten van de Nota Micromilieu;

    • b.

      het plaatsen van op de nieuwe inrichting afgestemde verlichtingselementen;

    • c.

      het plaatsen van op de nieuwe inrichting afgestemde afvalbakken;

    • d.

      het verwijderen van de bestaande bomen en het vervolgens planten van op de nieuwe inrichting afgestemde bomen, volgens een nieuwe structuur;

    • e.

      het conform het model van het Grote Noord herstraten van de volgende stegen: Gortsteeg, Duinsteeg (voor zover gelegen tussen het Grote Noord en het Nieuwe Noord), Jan van Neksteeg, Nieuwsteeg (voor zover gelegen tussen de Westerdijk en het Nieuwe Noord) en de Geldersesteeg, inclusief het plaatsen van op de nieuwe inrichting afgestemde verlichtingselementen;

    • f.

      verder worden de oversteken van deze stegen in het Achterom voorzien van een plateau, waardoor de rijsnelheid van het verkeer ter plaatse wordt afgeremd.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is het aantal strekkende meters van de onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke strekkende meter van de heffingsmaatstaf f 751,00

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar, te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 10 jaren en een rentevoet van 6%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar, te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 9 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 november 1998.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening baatbelasting Grote Noord 1998".

BIJLAGE

(Deze plattegrond is momenteel nog niet digitaal beschikbaar)