Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR110676
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR110676/1
Regeling vervallen per 01-01-2012
Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda
Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011
Intitulé
Besluit Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente BredaHet College, gelet op de bepalingen van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, besluit vast te stellen het volgende:
Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda 2007
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder
- a.
verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning;
- b.
persoonsgebonden budget: een geldbedrag als genoemd in artikel 1.1 sub p van de verordening;
- c.
financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming als genoemd in artikel 1.1 sub q van de verordening;
- f.
primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger dan € 7.500,-- wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de meest adequate en goedkope voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is;
- h.
bruto-inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006);
- i.
brutonorminkomen: bruto inkomen gerelateerd aan de bijstandsnorm.
Hoofdstuk 2. Persoonsgebonden budgetten, financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen
Paragraaf 1. Algemeen
Artikel 2. Keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget of een naturavoorziening
-
1. De uitzonderingsituaties zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 2 van de verordening zijn
- a.
een traplift voor een woning die eigendom is van een Bredase woningcorporatie en
- b.
roerende woonvoorzieningen, die slechts een relatief korte periode gebruikt gaan worden, m.u.v. de goedkope roerende woonvoorzieningen als een toiletverhoger, een po-stoel, een standaard douchestoel of drempelhulpen;
- c.
tilliften.
- a.
-
2. De uitzondering zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 4 van de verordening zijn de onroerende woonvoorzieningen m.u.v. trapliften in een woning die eigendom is van een Bredase woningcorporatie.
-
3. De uitzondering zoals bedoeld in artikel 4.1 sub b van de verordening is de situatie waarbij van tevoren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt.
-
4. De nadere regel zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 2 van de verordening is de situatie waarbij tevoren te voorzien is dat de voorziening als bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub b onder 1 en 2 van de verordening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt.
Artikel 3. Verstrekken van een nieuw persoonsgebonden budget
-
1. Op basis van artikel 3.1 lid 6, artikel 4.3 lid 3. en artikel 5.1.lid 2 van de verordening wordt bepaald dat een persoonsgebonden budget voor een voorziening, zoals bedoeld in artikel 3.1. lid 1 sub b en c, artikel 4.1 lid b en artikel 5.1 lid 1 sub c en d, geacht wordt toereikend te zijn voor de aanschaf van een voorziening en het onderhoud daarvan gedurende een redelijke afschrijvingstermijn, zoals aangeven in de toekenningbeschikking waarin het eerdere persoonsgebonden budget is verstrekt.
-
2. Binnen de in het vorige lid genoemde termijn wordt voor dezelfde voorziening niet tweemaal een persoonsgebonden budget verstrekt.
-
3. Uitzonderingen op het gestelde in lid 2 zijn situaties waarin de beperkingen van de ondersteuningsvrager dusdanig zijn veranderd dat de reeds verstrekte voorziening niet meer adequaat is en een andere voorziening nodig is, tenzij de voorziening bij normaal gebruik eerder aan vervanging toe is.
-
4. Als een voorziening na de in het eerste lid van dit artikel bedoelde afschrijvingstermijn nog adequaat is, wordt geen nieuwe voorziening toegekend. Dit geldt ook voor een financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel.
-
5. Als een voorziening, die aangeschaft is met een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming, niet langer gebruikt wordt door de ondersteuningsvrager moet deze ingeleverd worden bij de gemeente.
Paragraaf 2. Huishoudelijke verzorging
Artikel 4. Persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging
-
1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 sub b van de verordening, is gelijk aan het bedrag zoals opgenomen in bijlage V tabel 1, minus de eigen bijdrage als genoemd in lid 2 van dit artikel.
-
2. Voor de eigen bijdrage huishoudelijke verzorging zoals genoemd in artikel 2.2 lid 2 van de verordening is bepaald dat:
- a.
een eigen bijdrage verschuldigd is van maximaal de kostprijs per uur ontvangen zorg; Ingeval van zorg in natura wordt de kostprijs gelijk gesteld aan het tarief van de zorgaanbieder waarmee binnen de zorg in natura de laagste prijsafspraak is gemaakt.
- b.
de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).
- a.
Artikel 5. Gebruikelijke zorg
Met betrekking tot gebruikelijke zorg zoals genoemd in artikel 2.2 lid 3 van de verordening is bepaald dat:
- 1.
dit de normale, dagelijkse zorg betreft die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;
- 2.
als een huisgenoot of partner zodanige gezondheidsproblemen heeft dat deze de betreffende taken van gebruikelijke zorg niet kan uitvoeren, wel aanspraak op zorg bestaat;
- 3.
als een persoon door het leveren van gebruikelijke zorg overbelast dreigt te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend een voorziening kan worden verstrekt;
- 4.
iedere volwassen burger verondersteld wordt naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren;
- 5.
gebruikelijke zorg voor gaat op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie;
- 6.
als de huisgenoot van een ondersteuningvrager vanwege zijn/ haar werk fysiek niet aanwezig is hiermee rekening wordt gehouden indien het om een aaneengesloten perioden van ten minste zeven etmalen gaat. De afwezigheid moet dan een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan werk.
- 7.
als de ondersteuningsvrager een korte levensverwachting heeft, ter ontlasting van de huisgenoot/ partner afgeweken kan worden van de normering gebruikelijke zorg;
- 8.
kinderen tot 5 jaar geen bijdrage leveren aan de huishouding;
- 9.
kinderen tussen de 5 en 12 jaar naar hun eigen mogelijkheden worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;
- 10.
kinderen vanaf 13 jaar, naast bovengenoemde taken voor een kind van 5 tot 12, hun eigen kamer op orde kunnen houden, d.w.z. rommel opruimen stofzuigen en bed verschonen;
- 11
een 18-23 jarige verondersteld wordt een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren, waarbij de volgende taken te onderscheiden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen, te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week;
- 12
van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Als in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (>75 jaar) kan, indien nodig, hulp voor de zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.
Artikel 6. Controle en uitbetaling persoonsgebonden budget voor huishoudelijk verzorging
Op grond van artikel 2.3 lid 2 van de verordening vindt er geen controle op het uitbetaalde persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging plaats. De uitbetaling van het verstrekte persoonsgebonden budget is vooraf per vier weken.
Paragraaf 3. Woonvoorziening
Artikel 7. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen en eigen bijdrage voor een woonvoorziening
-
1. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub b van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het normale gebruik van de woning te compenseren zoals bepaald in de toekenningbeschikking.
-
2. Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 3.1 lid 1 sub c van de verordening, is gelijk aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking.
-
3. De eigen bijdrage voor een woningaanpassing, zoals bedoeld onder artikel 3.1, eerste lid, sub b van de verordening, bedraagt een percentage van de aanpassingskosten, zoals genoemd in het vierde lid van dit artikel.
-
4. de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 3 wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006) en is nooit meer dan 100% van de aanpassingskosten.
-
5. vervallen
-
6. vervallen
-
7. vervallen
-
8. Als het persoonsgebonden budget betrekking heeft op een aanpassing van een gemeenschappelijke ruimte, als bedoeld in artikel 3.11 van de verordening, zal geen eigen bijdrage in rekening worden gebracht.
-
9. De administratiekosten, genoemd in artikel 3.1 lid 2 sub k van de verordening, die de verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de ondersteuningsvrager bedragen, voor zover de kosten genoemd in artikel 3.1 lid 3 sub a t/m k van de verordening meer zijn dan € 1000,-, 10% van die kosten, met een maximum van € 350,-, voor zover deze kosten noodzakelijkerwijs optreden.
-
10. De maximale aanpassingskosten genoemd in artikel 3.14 van de verordening bedragen € 1.000,- .
-
11 Het bedrag genoemd in artikel 1.1 onder n van de verordening bedraagt € 45.378,-.
-
12 Het bedrag genoemd in de artikelen 3.4 lid 2, 3.8 leden 1, 2 en 3, in artikel 3.9, in artikel 3.17, artikel 3.19 en in artikel 8.3 lid 3 van de verordening betreft een bedrag van € 7.500,-.
Artikel 8. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen
Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in hoofdstuk 3 van de verordening, is bepaald dat:
- 1.
als het budget lager is dan € 7.500,- er geen controle plaatsvindt op het persoonsgebonden budget; de betaling is vooraf;
- 2.
als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 7.500,- er volledige controle komt en de betaling in dat geval achteraf is, tenzij aangetoond wordt dat dit financieringsproblemen met zich meebrengt;
- 3.
uitzondering op het gestelde in het eerste lid is de onroerende woningaanpassingen, waarbij de ondersteuningsvrager geen eigenaar is van de woning. Bij woningaanpassingen voor een ondersteuningsvrager die huurder is, wordt het toegekende persoonsgebonden budget achteraf betaald aan de woningeigenaar, na controle of de aanpassing goed is aangebracht, voor zover dat niet tot aantoonbare financieringsproblemen leidt;
- 4.
het budget in de situatie zoals bedoeld in de artikelen 3.2 lid 2 en 7.3 lid 4 van de Verordening uitbetaald wordt aan de woningeigenaar op grond van artikel 3.1 lid 6 van de Verordening;
- 5.
het bedrag, genoemd in artikel 7.3 leden 3 en 4 van de verordening, bedraagt € 7.500,-.
Artikel 9. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten
De tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, sub a, van de verordening, bedraagt
- 1.
voor de ondersteuningsvrager € 2.145,-;
- 2.
voor degene, die ten behoeve van een ondersteuningsvrager een woning vrijmaakt, € 3.575,-.
Paragraaf 4. Vervoer- en verplaatsingsmiddelen
Artikel 10. Persoonsgebonden budget, drempelbedragen en eigen bijdrage voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen
Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de verordening is bepaald dat:
- 1.
een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel of een ander vervoermiddel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.
- 2.
een persoonsgebonden budget voor een rolstoel gelijk is aan het bedrag dat het College zou moeten betalen voor de adequaatst goedkoopste naturaverstrekking. Dit komt overeen met 75% van de nieuwwaarde van de voorziening.
- 3.
het te verstrekken persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen mede is bestemd voor aanpassing, onderhoud, reparatie en service van de voorziening;
- 4.
de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de kosten van onderhoud, reparaties en service voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen gelijk is aan de bedragen genoemd in bijlage II van dit besluit;
- 5.
de noodzakelijke individuele aanpassingen voor 100% worden vergoed.
Met betrekking tot het verstrekken van een scootmobiel zoals genoemd in hoofdstuk 5 van de verordening is bepaald dat:
- 6.
een ondersteuningsvrager voor een scootmobiel in aanmerking kan worden gebracht indien en voor zover deze een eigen bijdrage betaald.
- 7.
de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 6 wordt berekend aan de hand van het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006).
- 8.
de eigen bijdrage zoals genoemd in lid 6 is nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
Artikel 11. Meerkosten
Met betrekking tot de meerkosten zoals bedoeld in hoofdstuk 5 van de verordening is bepaald dat bij verstrekking van en rijwiel bijzondere uitvoering aan een volwassene een aftrek ter bepaling van de meerkosten geldt van € 310,- en bij kinderen van € 200,-.
Artikel 12. Controle en betaling persoonsgebonden budget voor rolstoelen en vervoersvoorzieningen
Met betrekking tot het persoonsgebonden budget zoals bedoeld in hoofdstuk 4 en 5 van de verordening is bepaald dat:
- 1.
het bedrag genoemd in de artikelen 4.3 leden 4 en 5, artikel 5.4 leden 3 en 4 en artikel 7.3 lid 6 van de verordening een bedrag betreft van € 3.000,-;
- 2.
als het persoonsgebonden budget lager is dan € 3.000,- er geen controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt, de betaling is in dat geval vooraf. Als het een verblijfsrolstoel betreft is wel een selectierapport vereist;
- 3.
als het verstrekte persoonsgebonden budget hoger is dan € 3.000,- er volledige controle op de uitgave van het persoonsgebonden budget plaatsvindt, mede op basis van het selectierapport. De betaling is in dat geval achteraf tenzij aangetoond wordt dat dit financieringsproblemen met zich meebrengt.
Artikel 13. Financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel
Met betrekking tot de financiële tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 4.1 sub c van de verordening, is bepaald dat:
- 1.
de financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en het onderhoud van een handbewogen sportrolstoel € 1.954,- bedraagt;
- 2.
deze voorziening slechts een keer in de drie jaar wordt verstrekt;
- 3.
voor de kosten van een aanpassing een maximaal bedrag van € 450,- beschikbaar is;
- 4.
als vanwege medische redenen binnen drie jaar opnieuw een vergoeding voor een sportrolstoel wordt aangevraagd deze verstrekt kan worden minus het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel;
- 5.
na drie jaar de ondersteuningsvrager in aanmerking kan komen voor een jaarlijkse tegemoetkoming in de onderhoudskosten gelijk aan het in bijlage II genoemde bedrag;
Artikel 14. Betaling deeltaxivervoer
Met betrekking tot het collectief systeem artikel 5.1 lid 1 sub a van de verordening is bepaald dat:
- 1.
de ondersteuningsvrager een betaling verschuldigd is voor het vervoer met de deeltaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer;
- 2.
de betaling van de ondersteuningsvrager door de vervoerder in ontvangst wordt genomen, in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.
Artikel 15. Persoonsgebonden budget voor vervoerskosten
-
1. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid sub c onder sub 4 van de verordening, is bepaald dat:
- a.
rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;
- b.
bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 0,45 per kilometer voor vervoer met de eigen auto gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi;
- c.
Bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,20 per kilometer voor vervoer met de reguliere taxi gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi. Hierbij wordt rekening gehouden met een starttarief van € 5,38.
- a.
-
2. Met betrekking tot het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 eerste lid onder c, sub 5 van de verordening is bepaald dat:
- a.
rekening wordt gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsvrager;
- b.
bij de berekening van het persoonsgebonden budget een bedrag van € 2,51 per kilometer gerekend wordt, minus de betaling die een ondersteuningsvrager verschuldigd is die gebruik maakt van de deeltaxi, waarbij rekening wordt gehouden met een starttarief van € 8,65.
- a.
-
3. Bij een bruto-inkomen hoger dan 1,5 maal het brutonorminkomen is er geen recht op een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten.
Artikel 16 persoonsgebonden budget en eigen bijdrage voor autoaanpassing
- 1.
Een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 1 sub c van de verordening, bedraagt 100% van de noodzakelijke kosten om de beperkingen op het gebied van het lokaal verplaatsen per vervoermiddel te compenseren, zoals bepaald in de toekenningbeschikking.
- 2.
De eigen bijdrage voor een autoaanpassing, als bedoeld onder artikel 5.1, eerste lid, sub c onder 1 van de verordening, bedraagt een percentage van de aanpassingskosten, zoals genoemd in het derde lid van dit artikel.
- 3.
De eigen bijdrage bedraagt maximaal:
- a.
0 % van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen niet meer bedraagt dan 1,5 maal het brutonorminkomen;
- b.
20% van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen gelegen is tussen 1,5 maal het bruto-norminkomen en 2 maal het brutonorminkomen;
- c.
40% van de aanpassingskosten als het bruto-inkomen gelegen is tussen 2 maal het bruto-norminkomen en 2,5 maal het brutonorminkomen;
- d.
50% van de aanpassingskosten als het inkomen gelijk is of meer bedraagt dan 2,5 maal het brutonorminkomen.
- a.
- 4.
Bij de bepaling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het brutoverzamelinkomen, leeftijd en de samenstelling van de huishouding.
- 5.
De eigen bijdrage mag de draagkracht zoals opgenomen in tabel Ib niet te boven gaan.
- 6.
Het aantal periodes waarin een eigen bijdrage geheven wordt is gelijk aan het quotiënt van de maximum eigen bijdrage zoals bepaald in dit artikel en de maximum eigen bijdrage per periode zoals bepaald in bijlage Ia.
- 6.
Artikel 17. Persoonlijke omstandigheden
Gelet op het bepaalde in artikel 5.2, tweede lid, sub a, van de verordening, wordt een vervoersvoorziening in de vorm van collectief vervoer niet adequaat geacht, als de belanghebbende beschikt over een eigen auto en
- 1.
deze auto voorziet in de vervoersbehoefte op korte afstand, bij afwezigheid waarvan een vervoershulpmiddel geïndiceerd zou zijn of
- 2.
deze auto dient als vervoershulpmiddel voor ondersteuningvragende kinderen tot 12 jaar of
- 3.
een persoonsgebonden budget voor het gebruik van de eigen auto voor de volledige vervoersbehoefte om een andere reden als de adequaatst goedkoopste voorziening wordt aangemerkt.
Hoofdstuk 3. Slotbepalingen
Artikel 18. Overgangsbepaling
Zolang toepassing van de artikelen 7 leden 3 t/m 6 en artikel 16 leden 2 t/m 5 niet mogelijk is omdat de uitvoering niet ondersteund wordt door het CAK, wordt de eigen bijdrage berekend volgens de wijze zoals dat onder de Wet voorzieningen gehandicapten op 31-12-2006 bepaald was in de verordening voorzieningen gehandicapten Gemeente Breda 2002 en het daarbij behorende Besluit voorzieningen gehandicapten.
Artikel 19. Citeertitel en inwerkingtreding.
Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Breda en treedt in werking op 1 januari 2007.
Bijlage Ia: Maximale eigen bijdrage per periode (van 4 weken):
ongehuwd |
ongehuwd |
gehuwd |
gehuwd |
|
leeftijd |
≥ 65 |
< 65 |
≥ 65 |
< 65 |
Inkomen |
||||
≤ € 15,838 |
€ 17,80 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 15.838,00 |
€ 17,80 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 16.000,00 |
€ 19,67 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 17.000,00 |
€ 31,21 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 18.000,00 |
€ 42,75 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 19.000,00 |
€ 54,28 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 20.000,00 |
€ 65,82 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 21.000,00 |
€ 77,36 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 22.000,00 |
€ 88,90 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 22.100,00 |
€ 90,05 |
€ 17,80 |
€ 25,40 |
€ 25,40 |
€ 22.636,00 |
€ 96,24 |
€ 17,80 |
€ 31,58 |
€ 25,40 |
€ 23.000,00 |
€ 100,44 |
€ 22,00 |
€ 35,78 |
€ 25,40 |
€ 24.000,00 |
€ 111,98 |
€ 33,54 |
€ 47,32 |
€ 25,40 |
€ 25.000,00 |
€ 123,52 |
€ 45,08 |
€ 58,86 |
€ 25,40 |
€ 26.000,00 |
€ 135,05 |
€ 56,62 |
€ 70,40 |
€ 25,40 |
€ 27.000,00 |
€ 146,59 |
€ 68,15 |
€ 81,94 |
€ 25,40 |
€ 27.902,00 |
€ 157,00 |
€ 78,56 |
€ 92,35 |
€ 25,40 |
€ 28.000,00 |
€ 158,13 |
€ 79,69 |
€ 93,48 |
€ 26,53 |
€ 29.000,00 |
€ 169,67 |
€ 91,23 |
€ 105,02 |
€ 38,07 |
€ 30.000,00 |
€ 181,21 |
€ 102,77 |
€ 116,55 |
€ 49,61 |
€ 35.000,00 |
€ 238,90 |
€ 160,46 |
€ 174,25 |
€ 107,30 |
€ 40.000,00 |
€ 296,59 |
€ 218,15 |
€ 231,94 |
€ 164,99 |
€ 45.000,00 |
€ 354,28 |
€ 275,85 |
€ 289,63 |
€ 222,68 |
€ 50.000,00 |
€ 411,98 |
€ 333,54 |
€ 347,32 |
€ 280,38 |
€ 55.000,00 |
€ 469,67 |
€ 391,23 |
€ 405,02 |
€ 338,07 |
Berekening maximale eigen bijdrage per periode van vier weken*:
- -
Ongehuwd ≥ 65: (bruto-inkomen - € 15.838,-)/13 x 15% + € 17,80
- -
Ongehuwd < 65: (bruto-inkomen - € 22.636,-)/13 x 15% + € 17,80
- -
Gehuwd en beide ≥ 65: (brutoverzamelinkomen - € 22.100,)/13x15%+ € 25,40
- -
Gehuwd en beide of een van beide < 65: (brutoverzamelinkomen - € 27.902,-)/13x15%+ € 25,40
* Als de ondersteuningsvrager voor meerdere voorzieningen een eigen bijdrage moet betalen mag de totale eigen bijdrage per periode van 4 weken niet meer bedragen dan de bijdrage zoals opgenomen in bovenstaande tabel.
Bijlage Ib: Draagkracht bij woningaanpassing of autoaanpassing
Deze tabel wordt ingevoegd zodra de rekenwijze van het CAK voor woningaanpassingen en autoaanpassingen bekend is. Zie ook artikel 18.
Bijlage II
Persoonsgebonden budget voor onderhoud, service en reparatie *
Voorziening |
All-in Onderhoud per jaar exclusief btw |
All-in Onderhoud per jaar inclusief btw |
|
1 |
Rolstoelen voor incidenteel gebruik |
€ 60,00 |
€ 71,40 |
2 |
Rolstoelen voor semi-permanent gebruik |
€ 85,00 |
€ 101,15 |
3 |
Rolstoelen voor permanent gebruik (kantel) |
€ 90,00 |
€ 107,10 |
4 |
Rolstoelen voor permanent gebruik (actief) |
€ 90,00 |
€ 107,10 |
5 |
Elektrische rolstoelen (binnen; inclusief WA-verzekering) |
€ 410,00 |
€ 487,90 |
6 |
Elektrische rolstoelen (binnen – buiten; inclusief WA-verzekering) |
€ 410,00 |
€ 487,90 |
7 |
Elektrische rolstoelen (buiten; inclusief WA-verzekering) |
€ 410,00 |
€ 487,90 |
8 |
Driewielers fietsen (zonder hulp aandrijving) |
€ 90,00 |
€ 107,10 |
9 |
Kinderrol (-stoel) voorzieningen (permanent) |
€ 235,00 |
€ 279,65 |
10 |
Kinderrol (-stoel) voorzieningen (elektrisch) |
€ 525,00 |
€ 624,75 |
11 |
Scootmobielen (inclusief WA-verzekering) |
€ 350,00 |
€ 416,50 |
* Het eerste jaar van de verstrekking is het garantiejaar en komt om die reden niet voor onderhoud en reparatie in aanmerking.
Financiële tegemoetkoming voor onderhoud, service en reparatie
Voorziening |
All-in Onderhoud per jaar exclusief btw |
All-in Onderhoud per jaar inclusief btw |
|
1 |
Sportrolstoel |
€ 133.05 |
€ 158,33 |
Bijlage III Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 3.1, eerste lid, onder d van de verordening
Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een persoonsgebonden budget of naturavoorziening.
a) stoelliften
b) rolstoel- of sta-plateauliften
c) woonhuisliften
d) hefplateauliften
e) balansliften
f) de mechanische inrichting (voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel)
g) elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:1
Keuring van liften |
Beginkeuring |
Kosten excl. btw |
Frequentie |
Kosten excl. btw |
Stoelliften |
ja |
€ 270,-- |
1 x per 4 jr. |
€ 197,-- |
Rolstoel-plateauliften |
ja |
€ 270,-- |
1 x per 4 jr. |
€ 197,-- |
Sta-plateauliften |
ja |
€ 270,-- |
1 x per 4 jr. |
€ 197,-- |
Woonhuisliften |
ja |
€ 418,-- |
1 x per 1,5 jr. |
€ 240,-- |
Heplateauliften |
ja |
€ 424,-- |
1 x per 1,5 jr. |
€ 244,-- |
Balansliften |
ja |
n.v.t. |
1 x per 1,5 jr. |
€ 70,-- |
Voetnoot: In de bovengenoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (50%), alsmede de kosten van de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma (eveneens 50%).
Onderhoud van |
Frequentie periodiek onderhoud |
Kosten excl. btw |
Stoelliften |
1 x per jaar |
€ 136,-- |
Rolstoel-plateauliften |
1 x per jaar |
€ 136,-- |
Sta-plateauliften |
1 x per jaar |
€ 136,-- |
Woonhuisliften |
2 x per jaar |
€ 170,-- |
Heplateauliften |
2 x per jaar |
€ 136,-- |
Balansliften |
1 x per jaar |
€ 136,-- |
Voetnoot: Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
- 50% voor installaties geplaatst buiten de woning;
- 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen;
- 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.
1 De bedragen worden jaarlijks in overeenstemming met de prijsontwikkeling aangepast.
Bijlage IV Aantal m2 waarvoor een persoonsgebonden budget kan worden gegeven ingevolge artikel 3.10 van de verordening 'het verwerven van grond'
Ingevolge artikel 3.10 van de verordening is het mogelijk om een persoonsgebonden budget te verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek als dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.
1a. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning. Het persoonsgebonden budget kan alleen worden verleend voor het aantal m2 van de aanbouw of uitbreiding die als een voorziening wordt verstrekt. Bovendien komt het in de tweede kolom genoemde aantal m2 slechts voor een persoonsgebonden budget in aanmerking voor zover de desbetreffende ruimte hierdoor het aantal m2 in de eerste kolom niet overschrijdt.
aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek |
aantal m2 waarvoor ten hoogste een persoonsgebonden budget wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek |
|
soort vertrek |
||
woonkamer |
30 |
6 |
keuken |
10 |
4 |
eenpersoons slaapkamer |
10 |
4 |
tweepersoons slaapkamer |
18 |
4 |
toiletruimte |
2 |
1 |
badkamer |
||
- wastafelruimte |
2 |
1 |
- doucheruimte |
3 |
2 |
entree/gang/hal |
5 |
2 |
berging |
6 |
4 |
Bijlage V Activiteiten, klassen en tijdnormering huishoudelijke verzorging
Het persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke verzorging wordt uitbetaald op basis van geïndiceerde uren. De volgende uurtarieven worden hierbij onderscheiden:
Tabel 1:
Persoonsgebonden budget per uur voor zorg geleverd via de alfacheque |
€ 12,80 |
Persoonsgebonden budget per uur bedoeld voor zorg geleverd door een alfahulp (HV1) en pgb voor HV1 die niet wordt afgenomen van een professionele organisatie |
€ 12,80 |
Persoonsgebonden budget per uur HV1 die wordt afgenomen van een professionele organisatie |
€ 18,40 |
Persoonsgebonden budget per uur HV2 |
€ 18,40 |
De huishoudelijke verzorging in natura wordt geïndiceerd op basis van de noodzakelijke uren en minuten.
Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken
Huishoudelijke verzorging |
||
Aard van de activiteiten |
Activiteiten |
Personeel |
Huishoudelijke werkzaamheden |
Boodschappen doen |
HV1 |
Broodmaaltijd bereiden |
||
Warme maaltijd bereiden |
||
Licht huishoudelijk werk |
||
Zwaar huishoudelijk werk |
||
De was doen |
||
Huishoudelijke spullen in orde houden |
||
Organisatie van het huishouden |
Anderen helpen in huis met zelfverzorging |
HV2 |
Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd |
HV2 |
|
Dagelijkse organisatie van het huishouden |
HV2 |
|
Hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis |
Advies, instructie, voorlichting |
HV2 |
Naast de indeling in activiteiten is er ook een tijdnormering huishoudelijke verzorging.
De tijdnormering is indicatief. Er moet altijd een individuele afweging gemaakt worden. Als er reden is om af te wijken van de normering kan dat, mits onderbouwd, altijd.
HV alleenstaande (seniorenwoning/flat)
Nr. |
Activiteiten |
Minuten |
Uren |
1.1 |
Boodschappen doen voor het dagelijks leven |
60 p week |
1u |
1.2 |
Broodmaaltijd bereiden |
15 p keer |
1u45 |
1.3 |
Warme maaltijd bereiden |
30 p keer |
3u30 |
1.4 |
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) |
60 p week |
1u |
1.5 |
Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
90 p week |
1u30 |
1.6 |
De was doen (kleding/linnengoed wassen) |
60 p week |
1u |
1.7 |
Huishoudelijke spullen in orde houden |
- |
- |
Veel voorkomende combinaties |
Minuten |
Uren |
|
1.4 + 1.5 |
Licht + zwaar |
150 |
2u30 |
1.4 + 1.6 |
Licht + was |
120 |
2u |
1.5 + 1.6 |
Zwaar + was |
150 |
2u30 |
1.4 + 1.5 + 1.6 |
Licht + zwaar + was |
210 |
3u30 |
1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6 |
Brood (7x) + licht + zwaar + was |
315 |
5u15 |
HV alleenstaande (eengezinswoning)
Nr. |
Activiteiten |
Minuten |
Uren |
1.1 |
Boodschappen doen voor het dagelijks leven |
60 p week |
1u |
1.2 |
Broodmaaltijd bereiden |
15 p keer |
1u45 |
1.3 |
Warme maaltijd bereiden |
30 p keer |
3u30 |
1.4 |
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) |
60 p week |
1u |
1.5 |
Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
180 p week |
3u |
1.6 |
De was doen (kleding/linnengoed wassen) |
60 p week |
1u |
1.7 |
Huishoudelijke spullen in orde houden |
- |
- |
Veel voorkomende combinaties |
Minuten |
Uren |
|
1.4 + 1.5 |
Licht + zwaar |
240 |
4u |
1.4 + 1.6 |
Licht + was |
180 |
3u |
1.5 + 1.6 |
Zwaar + was |
240 |
4u |
1.4 + 1.5 + 1.6 |
Licht + zwaar + was |
300 |
5u |
1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6 |
Brood (7x) + licht + zwaar + was |
405 |
6u45 |
HV twee- of meerpersoonshuishouden (woonsituatie niet van belang)
Nr. |
Activiteiten |
Minuten |
Uren |
1.1 |
Boodschappen doen voor het dagelijks leven |
60 p week (evt + ) |
1u |
1.2 |
Broodmaaltijd bereiden |
15 p keer (evt + ) |
1u45 |
1.3 |
Warme maaltijd bereiden |
30 p keer (evt + ) |
3u30 |
1.4 |
Licht huishoudelijk werk (kamers opruimen etc.) |
90 p week (evt + ) |
1u30 |
1.5 |
Zwaar huishoudelijk werk (huis schoonmaken, stofzuigen, wc/badkamer reinigen etc.) |
180 p week (evt + ) |
3u |
1.6 |
De was doen (kleding/linnengoed wassen) |
90 p week (evt + ) |
1u30 |
1.7 |
Huishoudelijke spullen in orde houden |
- |
- |
Veel voorkomende combinaties |
Minuten |
Uren |
|
1.4 + 1.5 |
Licht + zwaar |
270 |
4u30 |
1.4 + 1.6 |
Licht + was |
180 |
3u |
1.5 + 1.6 |
Zwaar + was |
270 |
4u30 |
1.4 + 1.5 + 1.6 |
Licht + zwaar + was |
360 |
6u |
1.2 + 1.4 + 1.5 + 1.6 |
Brood (7x) + licht + zwaar + was |
465 |
7u45 |
'evt. +’ houdt in, dat extra tijd geïndiceerd kan worden bij grotere leefeenheden, aanwezigheid kleine kinderen, extra bewassing, etc.
HV overige activiteiten alleenstaande/twee- of meerpersoonsleefeenheden
Nr. |
Activiteiten |
Minuten |
Uren |
2.1 |
Anderen helpen in huis met zelfverzorging |
Tot max 40 uur per week |
1u |
2.2 |
Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd |
Tot max 40 uur per week |
1u45 |
2.3 |
Dagelijkse organisatie van het huishouden |
30 p week |
3u30 |
3.1 |
Advies, instructie, voorlichting * |
30 p keer (max 3 keer p week, 6 weken) |
1u30 |
* Als het gaat om het aanleren van het huishouden, dan geen tijd indiceren, maar aan te leren activiteiten indiceren in tijd en aangeven dat het om aanleren van die activiteiten gaat.
Normtijden:
Bij de bepaling van de omvang van de indicatie worden de onderstaande normen gehanteerd.
- a.
De tijd waarmee de huishoudelijke verzorging wordt geïndiceerd is noodzakelijk en niet meer dan nodig om verantwoorde huishoudelijke zorg (op het gebied van hygiëne, voeding en dergelijke) te bieden in de directe leefruimten van de verzekerde.
- b.
De normtijden zijn gebaseerd op ‘normale’ huishoudens. Als er sprake is van bijvoorbeeld medische of praktische problematiek bij de verzekerde en/of zijn huishouden, zoals dieet, (ernstige) vervuiling van het huis, incontinentie, speekselvloed, overmatige transpiratie, allergie, COPD en dergelijke, wordt aanvullend op de basisminuten extra tijd berekend.
- c.
Het is niet mogelijk om extra tijd te berekenen vanwege de persoonlijke voorkeur van de ondersteuningsvrager zonder dat daar een noodzaak voor is.
Factoren meer/ minder huishoudelijke hulp:
1.1. Boodschappen doen
Activiteiten: Boodschappenlijst samenstellen
Boodschappen inkopen en opslaan - wekelijks
Factoren meer/minder hulp
Als het gezin/leefeenheid bestaat uit meer dan 4 personen, en/of er zijn kinderen jonger dan 12 jaar, dan kan er een indicatie gesteld worden voor twee keer per week boodschappen; + 30 minuten, wanneer de afstand tot de winkels groot is.
1.2 + 1.3 Broodmaaltijd bereiden en warme maaltijd bereiden
Activiteiten: Broodmaaltijd klaarzetten
Tafel dekken en afruimen
Koffie/thee zetten
Afwassen (machine – handmatig)
Eten bereiden - voorbereiden
- koken
Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad
Afwassen en opruimen
Factoren meer/ minder hulp
Aanwezigheid kinderen jonger dan 12 jaar: + 20 minuten per keer.
1.4 Licht huishoudelijk werk
Activiteiten: Afwassen, als er geen indicatie is voor maaltijdvoorbereiding, handmatig 15-30 min per keer
Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer
Hand- en spandiensten
Opruimen: totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het gezin/leefeenheid: 15 tot 40 minuten per keer.
Stof afnemen/ragen
Bedden opmaken
Factoren meer/ minder hulp
- -
Persoonsgebonden problematiek/ communicatieproblemen
- -
Aantal kinderen onder de 12 jaar
- -
Huisdieren (bij allergie eerst sanering)
- -
Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning
- -
Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen
- -
Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een cliënt zonder kinderen max.
20 minuten per keer, voor een cliënt met kinderen jonger dan 12 jaar maximaal 30 minuten per keer
Frequentie: in principe maximaal 3 maal per week 20-30 minuten
1.5 Zwaar huishoudelijk werk
De hoeveelheid ondersteuning is meer afhankelijk van de grootte en inrichting van de woning, dan van de aanwezigheid van een extra persoon.
Activiteiten: Stofzuigen
Schrobben, dweilen, soppen: sanitair en keuken
Beden opmaken/ verschonen
Opruimen huishoudelijk afval
Hier worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.
Factoren meer/ minder hulp:
In grote woningen met veel bewoners, meer vervuiling, COPD-problematiek (na sanering) of aanwezigheid van jonge kinderen kan een hogere klasse vastgesteld worden. Verzorgen van huisdieren is bespreekbaar.
1.6 De was doen
Activiteiten: Kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine
Centrifugeren, ophangen, afhalen.
Was drogen in droogmachine
Vouwen, strijken (alleen bovenkleding), opbergen
Ophangen, afhalen wasgoed.
Factoren meer/minder hulp:
- Aantal kinderen jonger dan 16 jaar: + 30 minuten per kind per week
- Bedlegerige patiënten: + 30 minuten
- extra wassen i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.: + 30 minuten
Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3 keer per week.
2.1 en 2.2 Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen helpen bij het bereiden van maaltijden
Activiteiten: Wassen en aankleden
Hulp bij eten en/of drinken
Maaltijden voorbereiden
Sfeer scheppen, spelen
Opvoedingsactiviteiten
Factoren meer/minder hulp:
- Aantal kinderen
- Leeftijd kinderen
- Gezondheidssituatie/ functioneren kinderen/huisgenoten
- Aanwezigheid gedragsproblematiek
- Samenvallende activiteiten
Klasse is afhankelijk van de situatie, indien kinderen jonger zijn dan 6 jaar gecombineerd met HV-activiteiten tot maximaal 40 uur per week.
2.3 Dagelijkse organisatie van het huishouden
Activiteiten: Administratieve werkzaamheden t.b.v. de klant (alleen in combinatie met andere
huishoudelijke activiteiten, valt bij beperkt regelvermogen onder ondersteunende
begeleiding).
Organisatie huishoudelijke activiteiten
Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden
Factoren meer/minder hulp:
- Communicatieproblemen
- Aantal huisgenoten, vooral kinderen jonger dan 16
- (Psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden
Frequentie: 1 keer per week klasse 1-2.
3.1 Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden
Activiteiten: Instructie omgaan met hulpmiddelen
Instructie licht huishoudelijk werk
Instructie textielverzorging
- -
boodschappen doen
- -
koken
Factoren meer/minder hulp:
Communicatieproblemen
Frequentie: 3 keer per week maximaal 6 weken
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl