Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR108336
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR108336/1
Beleidsnotitie paardenhouderijen
Geldend van 16-04-2009 t/m heden
Intitulé
Beleidsnotitie PaardenhouderijenBeleidsnotitie Paardenhouderijen 1
HOOFDSTUK 1. INLEIDING 3
- 1.1.
Aanleiding 3
- 1.2.
Bandbreedte 3
- 1.3.
Bedrijfsmatig vs. hobbymatig 3
- 1.4.
Onderscheid in gerichtheid 4
HOOFDSTUK 2. Beschrijving situatie Slochteren 6
- 2.1.
Fysieke situatie 6
- 2.2.
Huidige planologische regelingen 6
HOOFDSTUK 3. Beschrijving aanverwant beleid 7
- 3.1.
Rijksbeleid 7
- 3.2.
Provinciaal beleid 8
- 3.3.
Gemeentelijk beleid 9
HOOFDSTUK 4. Uitgangspunten 10
- 4.1.
Samenvatting en conclusie 10
- 4.2.
Functionele uitgangspunten 10
- 4.3.
Ruimtelijke uitgangspunten 12
HOOFDSTUK 5. Beleidsuitwerking 15
5.1.Bestemmingsregeling 15
HOOFDSTUK 6. Maatschappelijke uitvoerbaarheid 18
- 6.1.
Opstellen van beleidsregel 18
- 6.2.
Implementeren van de beleidsregel 18
- 6.3.
Handhaving 19
HOOFDSTUK 7. Beleidsregel 20
- 7.1.
Algemeen 20
- 7.2.
Agrarische paardenhouderijen 21
- 7.3.
Bijzondere paardenhouderijen 21
- 7.4.
Recreatieve paardenhouderijen 22
- 7.5.
Paardenhouderijen als nevenactiviteit 22
- 7.6.
Slotbepalingen 23
HOOFDSTUK 8. Begrippen 24
HOOFDSTUK 9. Bronnen 26
Bijlagen 27
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
Artikel 1.1 Aanleiding
Een ‘agrarisch verwante’ functie die in toenemende mate een stempel op het landelijk gebied drukt is de paardenhouderij. De paardenhouderij is primair verbonden aan het landelijk gebied en neemt steeds meer in betekenis toe ten opzichte van de traditionele landbouw en veehouderij. De paardenhouderij kent een grote diversiteit aan verschijningsvormen waarbij het vooral bij de gebruiksgebonden vormen aan een goed planologisch kader ontbreekt.
Vanwege het ontbreken van een toetsingskader wordt een paardenhouderij vaak meegenomen onder een agrarische bestemming. Inmiddels is er jurisprudentie die duidelijk maakt dat paardenhouderijen, voor zover betrekking op het africhten van paarden van derden, niet passen binnen een agrarische bestemming.
Artikel 1.2 Bandbreedte
Deze notitie beperkt zich tot paardenhouderijen die als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt. Hierbij wordt de definitie van de Wet milieubeheer (inrichting) als uitgangspunt genomen. Semi-bedrijfsmatige activiteiten behoren hier ook toe, omdat dergelijke bedrijven ruimtelijk duidelijk zijn te onderscheiden van hobbymatige bedrijven. De planologische mogelijkheden voor het hobbymatig houden van paarden worden bepaald door de bestemming Wonen en de beleidsregels voor paardenbakken.
Artikel 1.3 Bedrijfsmatig vs. hobbymatig
Een paardenhouderij kan een bedrijfsmatige, semi-bedrijfsmatige of hobbymatige karakter hebben. Daarnaast kan een rijvereniging nog als aparte vorm worden beschouwd.
Uit jurisprudentie zijn criteria te ontleden die aangeven of het houden van paarden als bedrijfsmatig kan worden aangemerkt dan wel hobbymatig.
Het onderscheid tussen bedrijfsmatig en hobbymatig wordt niet gebaseerd op kwantitatieve aantallen. Het doel waarvoor de paarden worden gebruikt is namelijk in veel gevallen meer bepalend voor dit onderscheid dan het aantal. De volgende criteria zijn bepalend:
- §
Is er sprake van een beoogd geldelijk gewin;
- §
Is de kring van gebruikers beperkt (familie, buren) of onbeperkt;
- §
Is er sprake van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer;
- §
Voeren van commerciële activiteiten (inschrijving K.v.k., adverteren);
- §
Continuïteit in houden van dieren;
- §
Constante opbouw dierenbestand;
- §
Wijze van huisvesten.
Om toch een toetsingskader te hebben wordt uitgegaan van de onderstaande definities.
Bedrijfsmatige paardenhouderij:
Een paardenhouderij die gericht is op het genereren van een voldoende bedrijfsresultaat en qua omvang en aard van de activiteiten als inrichting kan worden aangemerkt op grond van de Wet milieubeheer.
Semi-bedrijfsmatige paardenhouderij:
Een paardenhouderij waarbij het bestaansrecht slechts gedeeltelijk afhankelijk is van het generen van een voldoende bedrijfsresultaat maar de omvang en aard niet als hobbymatig kan worden aangemerkt (onder meer in de zin van de Wet milieubeheer).
Hobbymatig houden van paarden:
Een paardenhouderij die niet als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt aangemerkt en niet gericht is op het genereren van winst.
Artikel 1.4 Onderscheid in gerichtheid
1.4.1 Algemeen
Naast het onderscheid tussen bedrijfsmatig en hobbymatig, zoals dit in de vorige paragraaf is gemaakt, kan er ook een onderscheid qua gerichtheid worden gemaakt (functioneel onderscheid). Hierbij ligt de basis bij het onderscheid tussen productiegerichte paardenhouderijen en gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn waar het rijden met paarden primair is gericht op de gebruiker van het paard (ruiter/ amazone).
Productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waarbij uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.
Gebruiksgerichte paardenhouderij:
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.
Vanuit het bestemmingsplan is het van belang dit onderscheid te maken omdat puur productiegerichte paardenhouderijen als agrarisch bedrijf zijn te beschouwen en daarmee bij recht hun plaats verdienen in het buitengebied en paardenhouderijen die (ook) gebruiksgerichte activiteiten verrichten (voor derden) in feite geen agrarisch bedrijf zijn.
(Productiegerichte) paardenhouderijen zijn in het verleden vaak in het geheel ‘meegenomen’ onder een agrarische bestemming. Er is echter jurisprudentie dat voor bepaalde paardenhouderijen een status aparte geldt. De Afdeling bestuursrechtspraak (200404950/1) oordeelde dat het africhten van paarden van derden geen bedrijfsactiviteit is die hoofdzakelijk is gericht op het voortbrengen van producten en/of dieren.
Uitsluitend (agrarische) productiegerichte paardenhouderijen kunnen bij recht onder een agrarische bestemming vallen tenzij andere paardenhouderijen specifiek zijn toegestaan.
In de onderstaande tabel is het onderscheid uiteengezet.
|
Productiegericht |
Gebruiksgericht |
Agrarische paardenhouderij |
Fok- en opfokbedrijven Hengsten –en/of merriehouderij Paardenmelkerij |
n.v.t. |
Niet-agrarische paardenhouderij |
Trainings- en sportstallen Stalhouderijen Spermawinstation Handelsstallen |
Pensionstalling Recreatieve verhuur Verenigingsaccommodaties Manege |
1.4.2 Agrarische paardenhouderijen
Onder een paardenhouderij als agrarisch bedrijf wordt verstaan een bedrijf waarbij het geheel of in overwegende mate gaat om het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden. Er moet altijd sprake zijn van een bepaalde mate van grondgebondenheid (het beweiden van paarden).
De hoofdactiviteit moet op één of meerdere van bovenstaande activiteiten liggen. Indien de gefokte paarden getraind worden tot sport- of dressuurpaard en daarna als zodanig verhandeld worden is er nog steeds sprake van een agrarische paardenhouderij. Paardenfokkerijen en opfokbedrijven die als grondgebonden agrarische bedrijven zijn te beschouwen worden in de praktijk veelal gekenmerkt door een groot grondbezit, stallen en een buitenrijbak. Daarnaast trekt het bedrijf weinig bezoekers aan en is de verkeersaantrekkende werking hierdoor ook zeer beperkt.
1.4.3 Niet-agrarische productiegerichte paardenhouderijen
Deze categorie betreft paardenhouderijen waar het bedrijf niet meer als een grondgebonden (agrarisch) bedrijf is te typeren. In de praktijk gaat het hierbij om bedrijven waar de hoofdactiviteit bestaat uit het trainen, stallen en verhandelen van paarden van derden.
1.4.4 Gebruiksgerichte paardenhouderijen
De gebruiksgerichte paardenhouderij is niet-agrarisch en heeft als kenmerk publieks- en verkeersaantrekkend te zijn waardoor deze vorm zich onderscheidt van de productiegerichte paardenhouderijen. Daarnaast is het geven van instructie (aan derden) ook een kenmerk van een gebruiksgerichte paardenhouderij. De benodigde voorzieningen zijn echter grotendeels wel vergelijkbaar met een productiegerichte paardenhouderij.
Binnen deze categorie van paardenhouderijen is er veel onderscheid tussen de drie vormen die voorkomen. Pensionstallen bestaan hoofdzakelijk uit stalruimten, ruimte voor opslag van materieel en voer en eventueel een rijbak. Er gaat een (beperkte) verkeersaantrekkende werking vanuit door bezoekers (veelal de eigenaren van de paarden).
In de praktijk zijn er ook veel paardenhouderijen die zich richten op een combinatie van productiegerichte en gebruiksgerichte activiteiten. Pensionstalling (gebruiksgericht) in combinatie met een paardenfokkerij (productiegericht) is hiervan een voorbeeld.
Maneges bestaan vaak uit een groot complex met stallen, rijhal(len), buitenbak, stapmolen, een horecagelegenheid en parkeervoorzieningen. Door de gerichtheid op de gebruiker zijn er veel bezoekers en is er een relatief grote verkeersaantrekkende werking.
Verenigingaccommodaties zijn een vreemde eend in de bijt omdat hier alleen op gezette tijden met paarden wordt gewerkt (lesgeven) en er in feite geen paarden ter plaatse worden gehouden.
HOOFDSTUK 2 BESCHRIJVING SITUATIE SLOCHTEREN
Artikel 2.1 Fysieke situatie
In vergelijking tot het aantal akkerbouw en melkveehouderijen is het aantal paardenhouderijen in Slochteren vrij beperkt. Op basis van het bedrijvenbestand van milieu zijn er 15 adressen waar bedrijfsmatig paarden worden gehouden (stand 01-03-08 en bedrijfsmatig in de zin van de Wet milieubeheer).
Deze bedrijven kunnen niet allemaal onder één vorm/ categorie worden geschaard. Enkele bedrijven zijn duidelijk aan te merken als productiegerichte paardenhouderij, omdat de activiteiten uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van eigen paarden en/of pony’s. Er zijn ook enkele bedrijven die uitsluitend een gebruiksgerichte vorm van paardenhouderij bedrijven, het betreft hier de maneges.
Het grootste deel van de inrichtingen bestaat uit een mengvorm van een productie- en een gebruiksgerichte paardenhouderij. Het fokken en houden van eigen paarden wordt veelal gecombineerd met het stallen (en/of trainen) van paarden van derden (pensionstalling).
In de bijlage is een tabel opgenomen met de huidige paardenhouderijen binnen de gemeente Slochteren weergegeven. Daarbij is vermeld onder welke categorie/ type het bedrijf kan worden geschaard, de vigerende bestemmingen en eventueel andere kenmerken.
Artikel 2.2 Huidige planologische regelingen
Op dit moment zijn de bestaande paardenhouderijen, afhankelijk van het karakter en gebruik als volgt bestemd:
- §
Agrarisch: bestemmingen ‘Agrarische doeleinden’ / ‘Agrarisch gebied’
- §
Specifiek als paardenhouderij: bestemming ‘Hippisch bedrijf’
- §
Recreatief: bestemming: ‘Recreatie, manege’
2.2.1 Bestemming ‘Hippisch bedrijf’
Voor de paardenhouderij aan de Hoofdweg 164, in Slochteren is middels een partiele herziening een specifieke bestemming ‘Hippisch bedrijf’ opgenomen.
Voorheen had het perceel een agrarische bestemming met een agrarisch bouwvlak. Als ruimtelijke motivering is aangevoerd dat het hippisch bedrijf in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar is omdat de uitbreiding met een rij- en instructiehal qua typologie vergelijkbaar is met agrarische bebouwing. De hiermee samenhangende functionele veranderingen zijn ook aanvaardbaar geacht gelet op de aard ervan in relatie tot de functie van Slochteren en gelet op de plaats van het bedrijf in het Slochter lint.
De gronden zijn bestemd voor het fokken van paarden en de uitoefening van de paardensport. Met de formulering is beoogd verschillende activiteiten in de hippische sfeer toe te staan. Het is hierbij niet relevant of sprake is van trainingsactiviteiten of manifestaties met al dan niet een competitie-element.
De bestemming ‘hippisch bedrijf’ is ook toegekend aan de paardenhouderij aan de Hoofdweg 13 in Hellum.
HOOFDSTUK 3 BESCHRIJVING AANVERWANT BELEID
Artikel 3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota's
VNG Handreiking
De sectorraad Paarden (onderdeel productschap Vee, vlees en eieren) heeft samen met de VNG een handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening opgesteld. In de nota wordt de positie van de paardenhouderij beschreven waarbij de verschillende bedrijfstypen en gewenste mogelijkheden uiteengezet wordt. Voorgesteld wordt om een aparte bestemming op te nemen voor paardenhouderijen en onderscheid te maken tussen productiegericht en gebruiksgerichte paardenhouderijen.
Visie Paard en Landschap
Op 7 juli 2006 heeft het Ministerie van LNV de visie 'Paard en Landschap' vastgesteld. Het LNV geeft in deze visie aan dat de paardenhouderij een sector in ontwikkeling is, die een groei doormaakt met zichtbare gevolgen voor het landelijk gebied. De doelstelling van de visie is het streven naar een duurzame ontwikkeling van de paardenhouderij in het landelijk gebied. Duurzaamheid staat hierbij voor een duurzame balans tussen mens, milieu en markt in het landelijk gebied. Met name de gemeente en de provincie hebben een rol bij het begeleiden van de ontwikkeling van de paardenhouderij door het wegnemen van belemmeringen en het stellen van eisen ten aanzien van landschappelijke inpassing van bedrijven en voorzieningen.
3.1.2 Wetgeving
Besluit Landbouw milieubeheer
Het besluit Landbouw bevat algemene regels voor diverse landbouwinrichtingen, waaronder ook paardenhouderijen en maneges. Het besluit is niet van toepassing indien meer dan 50 paarden worden gehouden. In dat geval is een milieuvergunning nodig.
Bij het bepalen van de afstandseisen wordt gebruikt van verschillende omgevingscategorieën, deze zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Categorie l |
In de directe omgeving van het bedrijf is/ zijn gelegen: de bebouwde kom; stankgevoelige objecten (ziekenhuizen, internaat etc.) objecten voor verblijfsrecreatie (bungalowpark, camping) |
Categorie II |
In de directe omgeving van het bedrijf is/ zijn: niet-agrarische bebouwing, geconcentreerd in lintbebouwing buiten de bebouwde kom, langs wegen, vaarten, dijken e.d.; meerdere verspreid liggende niet-agrarische bebouwingen die aan het desbetreffende buitengebied een bepaalde woonfunctie verlenen; objecten voor dag recreatie (zwembaden, speeltuinen, etc.). |
Categorie III |
In de directe omgeving van het bedrijf is gelegen: een enkele niet-agrarische bebouwing in het buitengebied. |
Categorie IV |
In de directe omgeving van het bedrijf is/zijn gelegen: andere agrarische bedrijven. |
Categorie V |
Woning bij een bedrijf waar 50 of meer mestvarkeneenheden worden gehouden |
Afstanden tot gevoelige objecten
Op grond van het besluit Landbouw dienen bij paardenhouderijen de volgende afstanden te worden aangehouden:
Gebieden categorie I en II: 100 meter
Gebieden categorie III en IV of V: 50 meter
Woning van derden die behoort tot een aangewezen inrichting voor het kweken, fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren: 50 meter.
Afstanden tot kwetsbare gebieden (op grond Wet Ammoniak en Veehouderij)
Het besluit Landbouw is niet van toepassing op inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden die zijn opgericht op of na 1 januari 2002 en waarvan een tot de inrichting behorend dierenverblijf geheel of gedeeltelijk is gelegen in een kwetsbaar gebied of in een zone van 250 meter rondom een zodanig gebied. In Slochteren betreft dit verzuringsgevoelige gebieden. Bedrijven die zijn gelegen op een afstand van minder dan 250 meter van een kwetsbaar gebied én zijn opgericht vóór 1 januari 2002 vallen wel onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw, voor zover ze niet meer dieren hebben dan ze mochten hebben op 31 december 2001.
Mestopslag
Voor stank is er voor de opslag van vaste mest geen beoordelingsmethodiek op grond van wet- of regelgeving als het gaat om vergunningsplichtige inrichtingen. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is alleen van toepassing op dierenverblijven en niet op de opslag van vaste mest. Bij een vaste mestopslag die kleiner is dan 10 m³ wordt niet gesproken over een inrichting. Indien de mestopslag groter is dan 600 m³ is de inrichting vergunningsplichtig.
Het ligt voor de hand om aan te sluiten bij het Besluit landbouw milieubeheer. Hierin is een afstand van 50 meter c.q. 100 meter opgenomen tot geurgevoelige objecten. Deze afstanden worden als voldoende beschouwd om geurhinder te voorkomen.
Bedrijven en milieuzonering (VNG)
Voor paardenhouderijen en maneges geldt een richtafstand van 50 meter (vanwege de geur). Hoewel deze afstanden geen wettelijk kader vormen wordt de toepassing ervan wel als planologische norm gehanteerd. Op basis van jurisprudentie is alleen gemotiveerd afwijken mogelijk.
Artikel 3.2 Provinciaal beleid
3.2.1 POP II
Het Provinciaal Omgevingsplan bevat geen specifiek beleid ten aanzien van paardenhouderijen.
Er wordt verwezen naar de handreiking van de VNG 'Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening' . Voor agrarische paardenhouderijen geldt daarbij het algemene provinciale beleid met betrekking tot agrarische bedrijven. Niet-agrarische paardenhouderijen zoals trainings- en africhtingstallen, sportstallen, handelsstallen en pensionstallen en maneges kunnen zich in vrijkomende (agrarische) gebouwen vestigen. Daarbij geldt dat afgezien van geringe aanpassingen, de functies binnen de bestaande bebouwing een plaats moeten vinden. Bij een grotere uitbreiding of nieuwvestiging dan moet hiervoor ruimte gezocht moet worden in de zones rond kernen. Toetsingscriteria zijn dan onder meer de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van een gebied, de verkeersaantrekkende werking inclusief de ontsluiting voor het verkeer en parkeergelegenheid, evenals mogelijke hinder voor de omgeving.
In toenemende mate komt het voor dat paardenhouderijen (agrarisch) tevens pension bieden aan paarden van derden. Dan is het wenselijk om te onderzoeken of het om een ondergeschikte activiteit gaat of niet.
3.2.2 POP III
In het voorontwerp van het derde Provinciale omgevingsplan wordt de bestaande beleidslijn zoals hiervoor is aangegeven voortgezet.
3.2.3 Handreiking beoordeling gemeentelijke ruimtelijke plannen
Er worden in de handreiking geen concrete beleidsuitspraken over paardenhouderijen. In feite geldt dat paardenhouderijen die als agrarisch bedrijf kunnen worden beschouwd hetzelfde als voor andere agrarische bedrijven. Ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven worden daarbij getoetst aan een vijftal criteria:
- §
Het respecteren van de historisch gegroeide landschapsstructuur
- §
Afstand houden tot ruimtelijke elementen
- §
Goede infrastructurele ontsluiting
- §
Zorgvuldige en evenwichtige ordening, maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen en
- §
een erfinrichting afgestemd op het zorgvuldig inpassen in het landschapstype
Artikel 3.3 Gemeentelijk beleid
Op dit moment is er geen concreet beleid voor paardenhouderijen. Zoals in het voorgaande hoofdstuk is aangegeven zijn (bijzondere) paardenhouderijen bestemd als ‘hippisch bedrijf’ of manege. Fokkerijen vallen onder het planologisch regime voor agrarische bedrijven.
HOOFDSTUK 4 UITGANGSPUNTEN
Artikel 4.1 Samenvatting en conclusie
In de huidige situatie zijn de paardenhouderijen die worden aangemerkt als productiegericht, bestemd als agrarisch bedrijf. Pensionstalling is hieronder niet bij recht toegestaan.
Voor een tweetal paardenhouderijen die een breder scala aan hippische activiteiten ontplooien is de bestemming ‘hippisch bedrijf’ opgenomen. De bestemming is ruim gedefinieerd qua gebruiksmogelijkheden doordat naast het fokken en houden van paarden ook uitoefening van de hippische sport is opgenomen. In de toelichting van het bestemmingsplan (partiele herziening, Hoofdweg 164 Slochteren) worden ook evenementen en wedstrijden hier onder geschaard. In feite is een reguliere manege ook mogelijk binnen deze bestemming.
Het is echter wenselijk om activiteiten die specifiek aan een manege zijn gekoppeld, zoals lesgeven en hippische evenementen uit te sluiten bij andere paardenhouderijen. Maneges hebben namelijk een grotere publieks- en verkeersaantrekkende werking door het verzorgen van lessen en het organiseren van wedstrijden en evenementen. De VNG heeft met de sectorraad voor Paarden de handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening een lijn uitgezet om paardenhouderijen een duidelijkere eigen planologische regeling te geven. De handreiking biedt een kapstok voor provinciaal en gemeentelijk beleid.
Artikel 4.2 Functionele uitgangspunten
4.2.1 Functionele indeling
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument, waarbinnen een afweging van ruimtelijke en functionele belangen kan plaatsvinden. De vestiging van paardenhouderijen kan worden geregeld door in een bestemmingsplan een kader op te nemen waarbinnen de belangen van de ondernemer kan worden afgewogen tegenover andere belangen, zoals wonen, werken enz.
In de huidige planologische regelingen in Slochteren zijn niet alle paardenhouderijen meegenomen. Een aanzienlijk deel is bestemd als agrarisch bedrijf maar is gelet op de activiteiten niet meer als een agrarisch bedrijf te beschouwen. Daarom wordt voorgestaan een indeling te maken in categorieën paardenhouderijen, die kan worden verwerkt in de nieuwe bestemmingsplannen. Hierbij wordt zoveel rekening gehouden met voorkomende vormen van paardenhouderijen (combinaties van activiteiten) en onderscheid op basis van ruimtelijke kenmerken.
Jurisprudentie
Uit jurisprudentie blijkt dat een paardenhouderij die zich niet hoofdzakelijk richt op het voortbrengen van producten en/of dieren niet zonder meer als agrarisch bedrijf kan worden aangemerkt. Hieronder is tweetal rechterlijke uitspraken weergegeven die dit bevestigen. De derde uitspraak heeft betrekking op een bedrijfsmatige omvang van een paardenhouderij.
§ Africhten paarden van derden, Amstelveen (LJN: AT0589, RvS, 200404950/1)
Strijdigheid met de agrarische bestemming omdat de bedrijfsactiviteiten zich vrijwel uitsluitend op het africhten van paarden van derden richten. Het bedrijf is niet hoofdzakelijk gericht op het voortbrengen van producten en/ of dieren.
§ Geen agrarische activiteit op grond bestemmingsplan, Zevenhuizen-Moerkapele (LJN: AX2119, RvS, 200506566/1)
Bedrijfsactiviteiten zijn in overwegende mate gericht op africhten en verkopen van paarden en fokken is in vergelijking daarmee een ondergeschikte activiteit. Betreffende paardenhouderij geen agrarisch bedrijf in de zin van het bestemmingsplan.
§ Omvang paardenhouderij bedrijfsmatig, Montferland (LJN: AV5085, RvS, 200509206/1)
De paardenhouderij in kwestie wordt niet gekenmerkt door een op winst gerichte bedrijfsmatige exploitatie maar valt door de omvang wel aan te merken als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer.
§ Paardenhouderij niet bedrijfsmatig (RvS, 199901803/2)
Ter plaatse worden paarden gehouden. Daarnaast zijn er zes paardenboxen aanwezig. In de resterende boxen worden af en toe paarden van derden gestald, daarnaast wordt er ten behoeve van de drafsport per jaar maximaal één veulen gefokt en aan derden verkocht. Gelet op het aantal paarden (drie paarden en één pony) en de beperkte omvang van de fokactiviteiten (één veulen per jaar) alsmede de beperkte omvang van de stallingsfaciliteiten voor derden en het incidentele gebruik ervan (in een paar boxen worden af en toe paarden van derden gestald) is de rechter er niet van overtuigd dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten. Het houden van deze paarden wordt niet als een inrichting gezien.
Voorgesteld wordt om het scherpe onderscheid qua gerichtheid in het beleid los te laten door ook mengvormen van productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderijen mogelijkheden te geven. Daarnaast zijn ook niet alle productiegerichte paardenhouderijen zondermeer als agrarisch bedrijf te beschouwen omdat het voortbrengen van producten (zoals het fokken van paarden) niet bij alle productiegerichte bedrijven als hoofdactiviteit kan worden aangemerkt.
4.2.2 Bedrijfsmatig vs. hobbymatig
Alleen bij paardenhouderijen die als bedrijfsmatig of semi-bedrijfsmatig zijn aan te merken worden in het bestemmingsplan mogelijkheden geboden voor deze activiteiten. Bij nieuwe verzoeken zal dit door middel van een bedrijfsplan duidelijk gemaakt moeten worden dat er sprake is van een levensvatbaar bedrijf. Hobbymatige paardenhouderijen vallen terug op de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de bestemming wonen.
4.2.3 Voorzieningen
Afhankelijk van de activiteiten en de omvang van de paardenhouderij zijn de volgende voorzieningen te verwachten. Er kan onderscheid gemaakt worden in voorzieningen voor de huisvesting van paarden, het africhten en trainen, opslag en benodigdheden en verblijfs- en werkruimtes.
§ Huisvesting paarden
Voor de huisvesting gaat het in de eerste plaats om stalruimte (paardenboxen) die afhankelijk van de behoefte voor 1 of meerdere paarden ruimte bieden (loopstal). Voor een enkel paard is de afmeting van een box vaak 3,5 x 3,5 m. Daarnaast zijn er nog buitenvoorzieningen zoals een paddock en uitloopruimte (buitenruimte al dan niet verhard met een omheining).
§ Africhten en trainen
Een (binnen- of buiten)rijbak is de belangrijkste voorziening voor het africhten en/of trainen van paarden. Daarnaast zijn er nog voorzieningen denkbaar als een longeercirkel en trainingsmolen.
§ Opslag en benodigdheden
De opslag van voer en materieel dient plaats te vinden in de betreffende bedrijfsgebouwen. Voor de opslag van vaste mest wordt meestal gebruik gemaakt van een mestplaat, tenzij er een vergelijkbaar stalsysteem is als bij veehouderijen (mestopslag onder de stal).
§ Verblijfsaccomodaties
Bij de twee paardenbedrijven in Slochteren en Hellum is het gebruiken van een deel van de bebouwing voor een verblijfsaccommodatie toegestaan. Deze ruimte is bedoeld voor hulpkrachten die een bepaald deel van het jaar ingezet worden in het bedrijf. Voorgesteld wordt bij bestaande bedrijven in ieder geval de bestaande aanwezige oppervlakte te handhaven. Voor andere of nieuwe paardenhouderijen wordt een dergelijke voorziening met een ontheffingsregeling mogelijk gemaakt. Hierbij gelden de voorwaarden voor situering en oppervlakte voor ondergeschikte groepsaccommodaties zoals die bij agrarische bedrijven mogelijk worden gemaakt (criteria in beleidsnotitie recreatieve verblijfsaccommodaties).
§ Ondersteunende horeca
Bij gebruiksgerichte paardenhouderijen (met name maneges) bestaat er vaak de behoefte om bezoekers te ontvangen met een hapje of drankje. Binnen de bestemming wordt toegestaan om in de bedrijfsgebouwen een gedeelte in te richten als kantine. Hierbij gelden de voorwaarden zoals deze zijn opgesteld voor ondersteunende horeca in de beleidsnotitie (Ho)reca en ondersteunende (ho)reca .
§ Parkeren
Voor bezoekers en leveranciers moet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid worden aangelegd.
4.2.4 Economisch
Paardenhouderijen vormen in toenemende mate een aanvulling of een vervanging van andere (traditionele) agrarische activiteiten. Het houden (en fokken) van paarden is een lucratieve bezigheid die economisch een steeds grotere rol gaat spelen. De activiteit is een goede economische drager in het landelijk gebied, waarbij met name de gebruiksgerichte paardenhouderij perspectief biedt in het landelijk gebied van Slochteren.
4.2.5 Invloed omgeving
Een niet-agrarische paardenhouderij mag uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen veroorzaken voor de agrarische bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven. Daarnaast veroorzaakt de paardenhouderij geen onevenredige verkeershinder en wordt er geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische, natuurlijke en/of landschappelijke kwaliteit van het gebied. Gebieden met hoge archeologische waarden, landschappelijke waarden en/of behorend tot de EHS worden hierbij uitgesloten.
4.2.6 Verkeer
De verkeers- (en publieksaantrekkende) werking is in feite één van de belangrijkste aspecten om planologisch onderscheid te maken tussen productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderijen. Van bedrijven waar zowel paarden worden gefokt als pensionstalling plaatsvindt gaat namelijk een grotere verkeersaantrekkende werking uit dan puur productiegerichte paardenhouderijen. Met name voor maneges zijn een goede ontsluiting (ontsluiting via een verharde weg) en parkeervoorzieningen van groot belang (in verband met transportbewegingen van vrachtwagens en trailers en bezoekers van hippische evenementen en lessen), waarbij voorkomen moet worden dat er een onevenredige verkeersbelasting op de omgeving ontstaat. In de tabel in § 4.3.2. is de parkeernorm opgenomen.
Artikel 4.3 Ruimtelijke uitgangspunten
4.3.1 Toekennen bestemmingsvlak en bouwvlak
Het bestemmingsvlak is de centrale plek waar uit de paardenhouderij wordt uitgeoefend. Binnen het bouwvlak worden alle gebouwen en in principe ook alle voorzieningen gesitueerd die voor de bedrijfsvoering nodig zijn (zoals de trainingsmolen, voeropslag etc). Een bedrijf of voorziening moet in ieder geval over een geldige milieuvergunning of -melding beschikken en op dit feitelijk in werking zijn om een bestemmingsvlak te krijgen in het bestemmingsplan.
Er wordt geen bestemmingsvlak voor een paardenhouderij toegekend als er sprake is van een hobbymatig bedrijf. De bedrijfsactiviteit wordt dan gezien als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie. Ruimtelijk en functioneel zal de paardenhouderij hieraan ondergeschikt moeten zijn.
Bij het bestemmen van paardenhouderijen zal de bestaande situatie als vertrekpunt worden genomen. Huidige paardenfokkerijen kunnen daarbij vallen onder de regeling die wordt getroffen voor agrarische bedrijven. Bij reeds bestaande niet-agrarische paardenhouderijen wordt de bestaande situatie als uitgangspunt genomen, met een beperkte uitbreidingsruimte (indicatief is deze 15%). Nieuwvestiging van niet-agrarische paardenhouderijen is uitsluitend mogelijk in vrijkomende agrarische bebouwing onder voorwaarden. Uitbreiding van bebouwing is daarbij in principe niet toegestaan of zeer beperkt. Realisatie van stallen en/of een binnenrijbak zal dan ook binnen de bestaande bedrijfsbebouwing plaats moeten vinden. Qua bouwvlak wordt de bestaande situatie overgenomen met een maximum van 0,5 ha. In beginsel geldt daarbij een bebouwingspercentage van 60% van het bouwvlak. Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn daarbij alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Er wordt een uitbreidingsruimte van 15% toegekend. Een uitzondering wordt gemaakt voor buitenrijbakken, die zijn binnen de voorwaarden als gesteld in de Beleidsnotitie paardenbakken ook toegestaan buiten het bouwvlak.
4.3.2 Voorzieningen
De onderstaande tabel vormt een overzicht van de belangrijkste voorzieningen die nodig zijn bij een paardenhouderij en de gewenste maatvoering en voorgestelde regeling.
Voorzieningen |
Gewenste afmetingen (minimaal) |
Type paardenhouderij |
Voorgestelde regeling |
Huisvesting |
|
|
|
Box |
Per box (10 m²) |
Alle |
Binnen bedrijfsgebouw(en) |
Loopstal |
|
Alle |
Binnen bedrijfsgebouw(en) |
Schuilstal |
3,5 m² per paard |
Alle |
Geen schuilstal op solitaire locatie |
Paddock |
360 m² |
Alle |
Binnen bouwvlak geen oppervlakte beperking |
Uitloop |
|
Alle |
Binnen bouwvlak geen oppervlakte beperking |
Trainen/ africhten |
|
|
|
Longeercirkel |
12 m (doorsnede) |
Alle |
Plaatsing binnen bouwvlak Bouwhoogte max. 5 m |
Stapmolen |
12 m (doorsnede) |
Alle |
Plaatsing binnen bouwvlak Bouwhoogte max. 5 m |
|
|
|
|
Binnenrijbak |
20 X 40 m |
Gebruiksgericht, onder voorwaarden bij productiegericht |
Plaatsing binnen bouwvlak en in bestaande bebouwing
|
Vrije hoogte |
4 m |
|
bouwhoogte max. 10 m goothoogte max. 5 m |
Buitenrijbak |
20 X 40 m |
Alle |
Geen oppervlaktebeperking, wel gelegen binnen bestemmingsvlak |
hekwerk |
1,70 / 2 m |
|
Hoogte hekwerk max. 2 m |
Opslag en stalling |
|
|
|
Sleufsilo, mestplaat |
|
Alle |
Hoogte max. 2 m alleen binnen bouwvlak |
Werk- en verblijfsruimte |
|
|
|
Kantoor |
|
Alle |
Binnen bedrijfsgebouwen, max. 100 m² |
Verblijfsruimte |
|
Gebruiksgericht |
Binnen bedrijfsgebouwen, max. 200 m² |
Kantine |
|
Manege |
Binnen bedrijfsgebouwen Conform beleidsregel ondersteunende horeca |
Overige aspecten |
|
|
|
Lichtmasten |
|
Alle |
Hoogte max. 8 m. |
Parkeernorm |
0,5 parkeerplaats per box |
Alle |
0,5 parkeerplaats per box |
4.3.3 Landschappelijke inpassing
Paardenhouderijen, met name gebruiksgerichte, kunnen een behoorlijke impact hebben op hun omgeving. De aanwezigheid van rijhallen, paardenbakken, (witte) hekken en stapmolens drukken hun stempel op het landschap. Ook de vormgeving bij nieuw- of verbouw kan een aanwinst betekenen of juist afbreuk doen aan het landschap.
Bij het aanleggen van paardenrijbakken buiten het bouwvlak moet aan een goede landschappelijke inpassing worden voldaan. Landschappelijke inpassing hangt daarbij af van de landschappelijke kenmerken, in open gebied is het aanbrengen van een volledig gesloten beplanting niet altijd een juiste landschappelijke inpassing. Door het aanplanten van een juiste erfbeplanting (bijvoorbeeld hagen) of het aanleggen van aarden wallen (met begroeiing) kunnen landschapsontsierende elementen ook aan het zicht worden ontrokken.
4.3.4 Aansluiten op routestructuur
Een ruimtelijke overweging die meespeelt bij gebruiksgerichte paardenhouderijen is aanwezigheid van routes in de omgeving en een veilige (korte) aansluiting vanuit de inrichting op deze routes.
De gemeente Slochteren heeft een aantrekkelijk buitengebied, met verschillende routemogelijkheden. De verwachting is dat de potentiële mogelijkheden worden versterkt door onder meer de ontwikkeling van het natuurgebied Midden-Groningen en Meerstad. Door de komst van Meerstad(bewoners) kan ook de vraag naar met name gebruiksgerichte vormen van paardenhouderijen (rij- en/of pensionstallen) toenemen.
HOOFDSTUK 5 BELEIDSUITWERKING
Artikel 5.1 Bestemmingsregel
5.1.1 Algemeen
Voor de aanwezige paardenhouderijen wordt voorgesteld de volgende bestemmingen en bestemmingsbepalingen te hanteren. Het onderscheid in bestemmingsregelingen is daarbij met name gebaseerd op de VNG handreiking, bestaande planologische regelingen en voorkomende bedrijfstypen. Er wordt uitgegaan van drie bestemmingsregelingen:
- ·
Agrarische paardenhouderijen;
- ·
Bijzondere paardenhouderijen;
- ·
Recreatieve paardenhouderijen/ maneges;
- ·
Paardenhouderijen als nevenactiviteit.
Deze drie vormen worden hieronder nader toegelicht.
5.1.2 Agrarische paardenhouderijen
Productiegerichte Paardenhouderijen –en/ of fokkerijen die gelet op hun kenmerken als agrarisch bedrijf zijn aan te merken zijn bij recht toegestaan onder de bestemming ‘AGRARISCH – agrarisch bedrijf’. Het kan daarbij gaan om een neventak bij een andere agrarische bedrijfstak of een zelfstandige activiteit.
De bouw- en gebruiksmogelijkheden die binnen deze bestemming worden geboden zijn dan ook van toepassing op agrarische paardenhouderijen. Het africhten en verhandelen van fokpaarden kan hier, mits ondergeschikt, ook toe worden gerekend. Het gaat hierbij dan wel uitsluitend om paarden uit het eigen fokprogramma die worden opgeleid, getraind en verhandeld.
In principe zijn er mogelijkheden voor agrarische paardenhouderijen binnen bestaande agrarische bouwvlakken. Nieuwvestiging wordt getoetst aan de criteria die ook gelden voor het oprichten van nieuwe agrarische bedrijven. Een rijhal is alleen toegestaan mits dit in overeenstemming is met de bebouwingsbepalingen van de agrarische bestemming.
Wijze van bestemmen: AGRARISCH, agrarisch bedrijf
5.1.3 Bijzondere paardenhouderijen
Deze bestemming is specifiek gericht op niet-agrarische productiegerichte paardenhouderijen en een deel van de gebruiksgerichte paardenhouderijen maar kan ook worden toegekend aan bedrijven waar sprake is van een combinatie van een productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderij. In de praktijk is er namelijk veelal sprake van een mengvorm.
De definitie heeft deze brede interpretatie in zich, namelijk paardenhouderijen die zich richten op het africhten, het opleiden, het trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s worden specifiek als paardenhouderij bestemd al dan niet combinatie met het fokken van paarden en/of pony’s. Onder bijzondere paardenhouderij wordt geen manege verstaan. Ook het geven van instructie aan derden is hierbij niet toegestaan.
In principe zijn er onder voorwaarden mogelijkheden voor bijzondere paardenhouderijen als nevenactiviteit bij bestaande agrarische bedrijven (met een ontheffing) of als nieuwe niet-agrarische bedrijfsactiviteit in vrijkomende agrarische bebouwing (met een bestemmingswijziging). In de specifieke beleidsnotitie vrijkomende agrarische bebouwing zullen de voorwaarden verder worden uitgewerkt. De feitelijke bebouwingsmogelijkheden worden afgestemd op bedrijfsniveau. Stalruimte en buitenrijbak zijn bij recht toestaan. Een binnenrijhal is alleen bij recht mogelijk indien deze past binnen de bestaande bebouwing, waarbij het gebruik voor instructie en/of het geven van les is uitgesloten. Pensionstalling is ook toegestaan onder deze bestemming. Hieronder wordt verstaan: Het bieden van de gelegenheid aan derden om hun paarden en pony’s te stallen, te weiden, te berijden en te laten verzorgen. Onder pensionstalling wordt geen manege verstaan.
Met een binnenplanse ontheffing wordt de mogelijkheden geboden om paarden en pony’s te houden ten behoeve van de recreatieve verhuur. Voor deze activiteit wordt (in combinatie met pensionstalling) het begrip ‘paardenstalling’ gebruikt. Manege-activiteiten zijn hierbij nadrukkelijk niet toegestaan. Het bieden van mogelijkheden voor verhuur van paarden en/of pony’s sluit goed aan bij de het beleid van de gemeente. Mede vanuit de Toekomstvisie is één van de speerpunten om in te zetten op versterking van de toeristisch-recreatieve structuur. Uitgangspunt hierbij is ruimte voor kleinschalig recreatievoorzieningen, die passen bij het landelijke karakter van Slochteren. Om de kleinschaligheid van de verhuuractiviteiten te waarborgen wordt het aantal paarden en/of pony’s voor de (recreatieve) verhuur hooguit 10 bedragen. Een verkeers- en/of publiekaantrekkende werking die vergelijkbaar is met een manege, moet worden voorkomen.
Wijze van bestemmen: AGRARISCH, paardenhouderij
(eventueel met functieaanduiding voor recreatieve verhuur)
5.1.4 Recreatieve paardenhouderijen/Maneges
Het uitoefenen van de hippische sport en het exploiteren van toeristisch-recreatieve activiteiten m.b.t. paarden staat centraal binnen deze bestemming. Een manege kan als volgt worden gedefinieerd: Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvestingen aan die paarden, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke beperkte horecavoorziening.
Ook verenigingsaccommodaties of specifieke verhuurbedrijven (waaronder het verzorgen van ritten aan recreanten) die niet passen binnen de schaal van recreatieve verhuur worden hiertoe gerekend.
Maneges zijn nog sterker dan bijvoorbeeld handelsstallen en pensionstallen gericht op de gebruiker en met name op het ontvangen van bezoekers (o.a. vanwege lessen en evenementen). De uitoefening van de recreatieve paardensport staat centraal met de voorzieningen die hiervoor nodig zijn. Alleen aan de reeds bestaande maneges wordt een bestemming toegekend die voorziet in het gebruik van de inrichting als manege. Er wordt geen bestemmingswijziging mogelijk gemaakt van paardenhouderij naar manege. Op dit moment wordt het aantal maneges voldoende geacht. Het is daarnaast niet wenselijk om elders (in het buitengebied) nieuwe maneges mogelijk te maken, vanwege de verkeersaantrekkende werking (door het geven van les en het organiseren van hippische evenementen) en de ruimtelijke uitstraling die hiermee gepaard gaat.
Wijze van bestemmen: SPORT, manege
5.1.5 Paardenhouderijen als nevenactiviteit
De hiervoor genoemde bestemmingsregelingen gaan in principe uit van paardenhouderijen die als hoofdactiviteit worden gehouden. Bij agrarische bedrijven en in vrijkomende agrarische bebouwing zijn er onder voorwaarden mogelijkheden voor semi-bedrijfsmatige paardenhouderijen.
Met een ontheffing kan onder voorwaarden medewerking worden verleend.
Hierbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- §
Er is sprake van een semi-bedrijfsmatige situatie in combinatie met een agrarisch bedrijf of een voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende vrijgekomen agrarische bebouwing;
- §
Er wordt geen nieuwe bebouwing toestaan ten behoeve van de activiteit;
- §
Totale bebouwingsoppervlakte die wordt gebruikt voor de nevenactiviteit is ten hoogste 200 m²;
- §
Van de activiteit mag slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking uitgaan;
- §
Er wordt voldaan aan de eisen en afstanden die gelden vanuit de milieuwetgeving en de VNG-brochure;
- §
De activiteiten blijven beperkt tot het bestaande bouwvlak;
- §
Aanleg van een paardenbak overeenkomstig criteria Beleidsregel Paardenbakken;
- §
Een rijhal is niet toegestaan;
- §
Het aantal paarden en/of pony’s dat voor de recreatieve verhuur wordt gebruikt is max. 10;
- §
De locatie is goed ontsloten;
- §
Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- §
De agrarische en/of landelijke uitstraling blijft hoofdzakelijk in tact;
- §
Het terrein voldoet aan een goede landschappelijke inpassing;
- §
Een manege is niet toegestaan;
- §
Theetuinen of theeschenkerijen zijn slechts toegestaan, in overeenstemming met hetgeen mogelijk is op grond van de notitie Theetuinen en verbreding agrarische activiteiten.
Het volgende schema toont de hiervoor genoemde indeling, waarbij de verschillende vormen van paardenhouderijen zijn gekoppeld aan een (hoofdgroep van een) bestemming.
HOOFDSTUK 6 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
Artikel 6.1 Opstellen van beleidsregel
Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan. Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de gemeente de bevoegdheid (niet de verplichting) om beleidsregels vast te stellen en burgemeester en wethouders moeten zich aan hun eigen beleidsregels houden. Het formuleren van beleidsregels heeft als voordeel dat een grote mate van uniformiteit kan worden bereikt. Verder kan op een eenvoudige wijze, dus zonder een planherziening, aanpassing van de beleidsregels plaatsvinden, waardoor een grote mate van flexibiliteit kan worden bereikt. Zijn de beleidsregels vastgesteld en bekend gemaakt, dan kan daar in de besluitvorming zonder meer naar worden verwezen.
6.1.1 Inherente afwijkingsbevoegdheid
In bijzondere gevallen kan gebruik worden gemaakt van de inherente afwijkingsbevoegdheid (artikel 4:84 Awb). Per geval moet worden bekeken of de belangen voldoende zijn afgewogen. Een afwijking van de beleidsregels is alleen gerechtvaardigd in bijzondere omstandigheden en niet voor situaties waarmee bij de opstelling van beleidsregels rekening had moeten worden gehouden. Onder bijzondere omstandigheden valt niet dat het vertrouwen is opgewekt dat medewerking zou worden verleend. Ook moet er altijd een deugdelijke belangenafweging plaatsvinden om vast te kunnen stellen of sprake is van bijzondere omstandigheden. Verder is het aanwezig zijn van bijzondere omstandigheden niet altijd voldoende om van beleidsregels af te wijken. Er moet onevenredigheid ontstaan bij toepassing van de beleidsregels en de onevenredigheid moet ook nog zijn gerelateerd aan de doelstelling van die beleidsregels. De motivering van de afwijking moet in ruimtelijke termen worden gegoten.
6.1.2 Inspraak en vaststellen van beleidsregels
Uit de wet vloeit geen verplichting voort dat een beleidsregel ter inzage moet worden gelegd waarbij aan belanghebbenden de gelegenheid wordt geboden tot het indienen van zienswijzen. Wel is door burgemeester en wethouders op basis van de gemeentelijke Inspraakverordening besloten de concept beleidsregel voor inspraak ter inzage te leggen. Hierbij is besloten om niet de uniforme openbare voorbereidingsprocedure ingevolge afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht te volgen en de beleidsregel 4 weken ter inzage te leggen.
Deze procedure is gestart door de concept beleidsregels vanaf 21 november 2008 gedurende een periode van 4 weken ter inzage te leggen, waarbij de mogelijkheid is geboden om gedurende deze termijn inspraakreacties schriftelijk in te dienen. Kennisgeving van de ter inzagelegging is vooraf gedaan in het huis-aan-huisblad “’t Bokkeblad” van 20 november 2008.
Gedurende de termijn van inspraak zijn geen inspraakreacties ingediend. Burgemeester en wethouders zijn dan ook overgegaan tot ongewijzigde vaststelling van de beleidsregels.
6.1.3 Inwerking treden beleidsnotitie
Op grond van artikel 3:42 Awb heeft bekendmaking van de beleidsnotitie plaatsgevonden door kennisgeving in het huis-aan-huisblad “’t Bokkeblad”. De beleidsregel is de dag na bekendmaking in werking getreden. dan treedt deze niet eerder in werking dan dat deze bekend is gemaakt. Op grond van artikel 8:2 juncto 7:1 Awb is een beleidsregel, niet vatbaar voor bezwaar en beroep.
Artikel 6.2 Implementeren van de beleidsregel
De beleidsnotitie kan worden gebruikt om individuele aanvragen te toetsen waarbij voor de motivering wordt verwezen naar voorliggende beleidsregels.
6.2.1 Bestemmingsplan
De beleidsregel kan worden gebruikt om bestaande paardenhouderijen te bestemmen en nieuwe aanvragen te toetsen of om te gebruiken in het handhavingstraject. In beide situaties kan voor de motivering worden verwezen naar de vastgestelde beleidsregels. Het alleen vaststellen van beleid als een gemeentelijke beleidsregel is in de praktijk onvoldoende, een goede wettelijke basis is ook noodzakelijk.
In de geactualiseerde bestemmingsplannen zal een wijzigingsregeling worden opgenomen om een agrarische bestemming te wijzigen naar een paardenhouderij bestemming in het kader van beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing.
Zolang de vigerende bestemmingsplannen nog niet zijn herzien is voor nieuwvestiging van paardenhouderijen een partiele herziening nodig of een projectbesluit. In die gevallen waarbij alleen inpandig bouwkundige aanpassingen nodig zijn (in bestaande bebouwing) en slechts sprake is van een functiewijziging kan onder bepaalde voorwaarden worden volstaan met een ontheffingsprocedure ten behoeve van het gebruik. De procedure is afhankelijk van de aard en omvang van het plan.
Artikel 6.3 Handhaving
De inhoud van de beleidsregel zal niet alleen worden gebruikt om verzoeken om ontheffing of herziening van het bestemmingsplan te beoordelen. Ook in geval van bestaande situaties die tot nu toe niet zijn gelegaliseerd, zal worden getoetst of de situatie al dan niet legaliseerbaar is. Daarnaast zal er handhaving plaatsvinden op basis van de gebruiksregels van het bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 7 BELEIDSREGEL
Artikel 7.1 Algemeen
7.1.1 Onderscheid tussen bedrijfsmatig en hobbymatig
Voor het toepassen van deze beleidsregels is het van belang een onderscheid te hanteren tussen bedrijfsmatige, semi-bedrijfsmatige en hobbymatige paardenhouderijen.
Bedrijfsmatige paardenhouderij
Een paardenhouderijen die gericht is op het genereren van een voldoende bedrijfsresultaat en qua omvang en aard van de activiteiten als inrichting kan worden aangemerkt op grond van de Wet milieubeheer.
Semi-bedrijfsmatige paardenhouderij
Een paardenhouderijen waarbij het bestaansrecht slechts gedeeltelijk afhankelijk is van het generen van een voldoende bedrijfsresultaat maar de omvang en aard niet als hobbymatig kan worden aangemerkt (onder meer in de zin van de Wet milieubeheer).
Hobbymatige paardenhouderij
Een paardenhouderijen die niet als inrichting in de zin van de Wet milieubeheer wordt aangemerkt en niet gericht is op het genereren van winst.
7.1.2 Onderscheid in gerichtheid
Naast het onderscheid tussen bedrijfsmatig en hobbymatige paardenhouderijen kan er ook een functioneel onderscheid worden gemaakt op basis van gerichtheid (staat het paard centraal of de gebruiker).
Productiegerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waarbij uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden. Hieronder wordt onder andere verstaan: fokkerijen, handelsstallen en trainingsstallen.
Gebruiksgerichte paardenhouderij
Een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone. Hieronder wordt onder andere verstaan: pensionstallen en maneges.
Het specifieke onderscheid qua gerichtheid is in de beleidsregels losgelaten, in die zin dat er een driedeling is gemaakt in categorieën paardenhouderijen. Hierbij is naast het onderscheid tussen puur productiegerichte paardenhouderijen (functionerend als agrarisch bedrijf) en gebruiksgerichte paardenhouderijen (maneges) de bestemming bijzondere paardenhouderij opgezet die de mogelijkheid biedt om productiegerichte en gebruiksgerichte activiteiten te combineren.
7.1.3 Onderscheid in regelingen
Voor bedrijfsmatige paardenhouderijen wordt er onderscheid gemaakt in drie planologische regelingen:
- 1.
Agrarische paardenhouderij: een bedrijf uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden.
- 2.
Bijzondere paardenhouderij: een bedrijf dat is gericht op het africhten, opleiden, trainen alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony’s al dan niet combinatie met het fokken van paarden en/of pony’s.
- 3.
Recreatieve paardenhouderij/ manege: een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvesting aan die paarden, het beoefenen van de paardensport, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke beperkte horecavoorziening. Naast maneges worden ook verenigingsaccommodaties en specifieke recreatieve verhuurbedrijven (verzorgen van ritten aan recreanten) hiertoe gerekend.
Voor semi-bedrijfsmatige paardenhouderijen is een specifieke regeling opgesteld die het mogelijk maakt om bepaalde vormen van paardenhouderijen als nevenactiviteit uit te oefenen in combinatie met een agrarisch bedrijf of als nieuwe functie in vrijgekomen agrarische bebouwing (in combinatie met wonen).
Voor mogelijkheden voor het hobbymatig houden van paarden moet m.b.t tot het aanleggen van een paardenbak worden voldaan aan de beleidsregel voor paardenbakken. Een eventuele paardenstal (privé-stal) moet passen binnen de bouwregels van een bestemming waarin ook wonen is toegestaan.
Artikel 7.2 Agrarische paardenhouderijen
- §
Bedrijfstypen:
- o
Paardenfokkerijen
- o
Hengsten en/of merriehouderijen
- o
Paardenmelkerijen
- o
- §
Ondergeschikt aan de genoemde bedrijfstypen is toegestaan: het opleiden, trainen en verhandelen van paarden en/of pony’s uit eigen fokprogramma;
- §
Wijze van bestemmen: ‘AGRARISCH – AGRARISCH BEDRIJF;
- §
Nieuwvestiging mogelijk op bestaande agrarische bouwvlakken, waarbij getoetst wordt aan de planregels voor agrarische bedrijven;
- §
Een binnenrijbak (rijhal) is toegestaan mits passend binnen de bouwregels voor agrarische bedrijven;
Artikel 7.3 Bijzondere paardenhouderijen
- §
Bedrijfstypen:
- o
Africhtingsstallen
- o
Trainingsstallen
- o
Handelsstallen
- o
Stalhouderijen
- o
Pensionstalling
- o
- §
De genoemde bedrijfstypen mogen ook worden gecombineerd met een agrarische paardenhouderij;
- §
Pensionpaarden mogen ter plaatse worden bereden door de eigenaar;
- §
Wijze van bestemmen: ‘AGRARISCH – PAARDENHOUDERIJ’;
- §
Nieuwvestiging conform beleidsregels voor ‘Vrijkomende agrarische bebouwing’;
- §
Een binnenrijbak (rijhal) is uitsluitend toegestaan in bestaande bebouwing, met uitzondering van bestaande rijhallen;
- §
Bijbehorende kantoorruimte toegestaan tot 100 m²;
- §
Het geven van instructie en/of het verzorgen van lessen is niet toegestaan;
- §
Een goede landschappelijke inpassing (zoals het aanbrengen van erfbeplanting);
- §
Een manege is niet toegestaan;
- §
Een tweetal aspecten worden met een binnenplanse ontheffing mogelijk gemaakt
- o
Verblijfsruimte met overnachtingsmogelijkheid
- §
Uitsluitend voor eigen personeel en/of stagiaires;
- §
Oppervlakte is maximaal 200 m²;
- §
Permanente bewoning is niet toegestaan;
- §
- o
Pensionstalling in combinatie met recreatieve verhuur van paarden en/of pony’s voor derden (voor o.a buitenritten en huifkartochten);
§Maximaal 10 paarden voor (recreatieve) verhuur.
- o
Artikel 7.4 Recreatieve paardenhouderijen
- §
Bedrijfstypen:
- o
Manege
- o
Sportstallen
- o
Verenigingsaccommodaties
- o
- §
Een manege mag gecombineerd worden met pensionstalling
- §
Wijze van bestemmen: ‘SPORT- MANEGE’
- §
Eén of meerdere rijhallen zijn toegestaan;
- §
Een kantine of soortgelijke horecavoorziening is toegestaan conform beleidsregel ondersteunende horeca;
- §
Bijbehorende kantoorruimte toegestaan tot 100 m²;
- §
Verblijfsruimte met overnachtingsmogelijkheid (uitsluitend voor eigen personeel en geen permanente bewoning toegestaan) tot 200 m²;
- §
Detailhandel in ruitersportartikelen als ondergeschikte activiteit tot 50 m²;
- §
Nieuwvestiging van maneges is alleen mogelijk op basis van een structuurvisie.
Artikel 7.5 Paardenhouderijen als nevenactiviteit
Voor semi-bedrijfsmatige paardenhouderijen kan ontheffing worden verleend mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- §
Er is sprake van een semi-bedrijfsmatige situatie in combinatie met een agrarisch bedrijf of een voormalige agrarische bedrijfswoning met bijbehorende vrijgekomen agrarische bebouwing;
- §
Er wordt geen nieuwe bebouwing toestaan ten behoeve van de activiteit;
- §
Totale oppervlakte verbreding max. 200 m²;
- §
Van de activiteit mag slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking uitgaan;
- §
Er wordt voldaan aan de eisen en afstanden die gelden vanuit de milieuwetgeving en de VNG-brochure;
- §
De activiteiten blijven beperkt tot het bestaande bouwvlak;
- §
Aanleg van een paardenbak overeenkomstig criteria Beleidsregels Paardenbakken;
- §
Een rijhal is niet toegestaan;
- §
Het aantal paarden en/of pony’s dat voor de recreatieve verhuur wordt gebruikt is max. 10;
- §
De locatie is goed ontsloten;
- §
Er wordt op eigen terrein voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- §
De agrarische en/of landelijke uitstraling blijft hoofdzakelijk in tact;
- §
Het terrein voldoet aan een goede landschappelijke inpassing;
- §
Een manege is niet toegestaan;
- §
Er wordt voldaan aan de beleidsregels ‘Theetuinen en verbreding agrarische activiteiten’.
In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste voorzieningen die voorkomen bij paardenhouderijen opgenomen.
Voorzieningen |
Positie/ maatvoering |
Type paardenhouderij
|
Huisvesting |
|
|
Box |
Binnen bouwvlak |
Alle |
Loopstal |
Binnen bouwvlak |
Alle |
Schuilstal |
Binnen bouwvlak |
Alle |
Trainen/ africhten |
|
|
Longeercirkel / stapmolen |
Binnen bouwvlak Doorsnede: max. 12 m Hoogte: max. 5 m |
Bijzondere paardenhouderijen en recreatieve paardenhouderijen |
Binnenrijbak |
Bouwhoogte max: 10 m Goothoogte max. 4 m
VAB’s: maatvoering gekoppeld aan bestaande bebouwing |
Agrarische paardenhouderijen Bijzondere paardenhouderijen (binnen bestaande bebouwing) en recreatieve paardenhouderijen
|
Buitenrijbak |
Geen oppervlaktebeperking, wel gelegen binnen bestemmingsvlak |
Hobbymatige paardenhouderijen: max. 1, Bedrijfsmatig geen maximum |
Omheining |
Max. 1,70 m |
Alle |
Springweide |
Binnen bestemmingsvlak |
Bijzondere paardenhouderijen en recreatieve paardenhouderijen |
Opslag en stalling |
|
|
Sleufsilo, mestplaat |
Hoogte max. 2 m alleen binnen bouwvlak |
Alle bedrijfsmatige paardenhouderijen |
Opslagruimte |
Binnen bouwvlak |
Alle |
Werk- en verblijfsruimte |
|
|
Kantoor |
max. 100 m² |
Bijzondere paardenhouderijen en recreatieve paardenhouderijen
|
Verblijfsruimte voor personeel |
max. 200 m² |
Bijzondere paardenhouderijen (met ontheffing) en recreatieve paardenhouderijen
|
Kantine |
Conform beleidsregel ondersteunende horeca |
Recreatieve paardenhouderijen (manege) |
Overige aspecten |
|
|
Lichtmasten |
Hoogte max. 8 m. |
Alle |
Parkeernorm |
Parkeren binnen bestemmingsvlak, 0,5 parkeerplaats per box |
Alle |
NB. De tabel is niet een volledig overzicht. Aspecten die hier niet in voorkomen worden in de bestemmingsregels opgenomen.
Artikel 7.6 Slotbepalingen
Citeertitel en inwerkingtreding
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregels paardenhouderijen”
Zij treden in werking de dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Slochteren d.d. 7 april 2009.
De secretaris, De burgemeester,
HOOFDSTUK 8 BEGRIPPEN
Africhtingsstal
Een bedrijf waarvan de omzet in hoofdzaak wordt behaald uit het africhten van paarden. Hieronder wordt verstaan het zadelmak maken, het betuigen, het keuringsklaar maken etc.
Handelsstal
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit de in- en verkoop van paarden. Een handelsstal, met name handel in sportpaarden, doet vaak eerst aan waardeverbetering voordat een paard weer doorverkocht wordt.
Hengsten- of merriehouderij
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit de inzet van één of meerdere hengsten of merries voor de fokkerij (middels natuurlijke dekking of kunstmatige inseminatie).
Manege
Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of eigen paarden, het bieden van huisvestingen aan die paarden, het organiseren van hippische evenementen en exploitatie van bijbehorende voorzieningen waaronder begrepen een kantine of soortgelijke beperkte horecavoorziening.
Opfokbedrijf
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit de huisvesting van jonge paarden, al dan niet in eigendom.
Paardenmelkerij
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit de verkoop van melk en/of melkproducten geproduceerd uit melk afkomstig van merries aanwezig op het bedrijf.
Pensionstal
Een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland, het verzorgen van paarden en de mogelijkheid voor derden om hun ter plaatse gestalde paarden te berijden. Onder een pensionstal wordt geen manege verstaan.
Privé-stal
Een onderkomen waar uitsluitend of in hoofdzaak paarden worden ondergebracht welke in eigendom zijn van de eigenaar van de stal en die niet worden gebruikt ten behoeve van inkomensverwerving.
Sportstal
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit een combinatie van training van paarden, uitbrengen van paarden in de sport en het geven van instructie aan derden op paarden die niet in eigendom zijn van het bedrijf.
Stalhouderij
Een bedrijf waarvan de omzet uitsluitend of in hoofdzaak wordt behaald uit verhuur van aanspanningen voor bepaalde gelegenheden, waaronder wordt verstaan huwelijken, tochten of shows.
Stoeterij
Een bedrijf waarin een combinatie is te vinden van een merrie en/of hengstenhouderij met een opfokbedrijf en/of africhtingsstal.
Verenigingsaccommodatie
Een hippische accommodatie die uitsluitend in gebruik is ten behoeve van een vereniging van natuurlijke personen, die de paardensport als vrijetijdsbesteding met eigen paarden beoefenen en waar geen paarden structureel worden gestald.
Vrijkomende (vrijgekomen) agrarische bebouwing (VAB)
Bebouwing op een bestaand of voormalig agrarisch bouwperceel dat minimaal voor een periode van vijf jaar voor agrarische doeleinden is gebruikt en door (gedeeltelijke) beëindiging van het agrarische bedrijf vrij komt of is vrijgekomen voor vestiging van een niet-agrarische functie;
HOOFDSTUK 9 BRONNEN
Bedrijven en Milieuzonering, VNG, 2007
Beleidsnotitie Buitengebied, gemeente Waalwijk, 2007
Beleidsnotitie Paardenhouderijen, gemeente Alkemade, 2007
Handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening, VNG, 2006
Notitie Paardenhouderij/ bijzondere paardenhouderij, gemeente Tytsjerksteradiel, 2007
Toekomstvisie Paardenhouderijen, gemeente Grootegast, 2007
Visie Paard & Landschap, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2006
www.infomil.nl
Bijlagen
Huidige paardenhouderijen Slochteren
(Bedrijfs)naam / Adres |
Type bedrijf |
Vigerende bestemming |
Kenmerken |
Zwama, Slochterveldweg 2, Froombosch |
combinatie Productie- en gebruiksgericht |
vrijstelling |
Fokkerij+ pensionstalling, nog niet in gebruik |
Heringa, Hoofdweg 181- 183, Harkstede
|
Productiegericht |
Agrarisch |
Agrarisch |
Manege Rigoletto, Hoofdweg 197, Harkstede
|
Gebruiksgericht |
Recreatie, manege |
Manege |
Boekema, Hoofdweg 133, Harkstede
|
Combinatie Productie- en gebruiksgericht |
Agrarisch |
Fokkerij+ pensionstalling |
V. Nispen, Hoofdweg 69, Harkstede
|
Productiegericht |
Agrarisch |
Fokkerij (+ trainen en africhten) |
Bellinga, Driemerenweg 2, Harkstede |
Combinatie Productie- en gebruiksgericht |
Meerstadgebied
|
Niet in gebruik als paardenhouderij
|
V.d. Molen, Hoofdweg 11, Hellum |
Gebruiksgericht |
Hippisch bedrijf |
Voor milieu nog niets geregeld. Paardenhouderij, wordt ook les gegeven |
Munneke, Borgweg 108, Scharmer
|
Gebruiksgericht |
Agrarisch / vrijstelling |
Fokkerij en trainen + pensionstalling |
Schilthuis, Schildwolderdijk 55, Schildwolde |
Productiegericht |
Agrarisch |
Ponyhouderij. Semi-bedrijfsmatig, in combinatie met schapenhouderij |
Mistralhoeve, Oostwoldjerweg 23, Siddeburen
|
Productiegericht (of combinatie) |
Agrarisch |
Fokkerij, ook rijhal en buitenbak aanwezig |
V.d. Velde, Oudeweg 107, Siddeburen
|
Productiegericht |
Agrarisch |
Fokken en trainen van paarden |
Schilthuis, Veenweg 20, Siddeburen
|
Productiegericht |
Agrarisch |
Fokken en houden van pony’s en enkele paarden. |
Stal Salva, Hoofdweg 164a, Slochteren
|
Gebruiksgericht |
Hippisch bedrijf |
Trainen van paarden, pensionstalling en fokkerij |
Manege de Woldstreek, Schildwolderdijk 67, Schildwolde
|
Gebruiksgericht |
Recreatie, manege |
Manege |
V.d Hek, Hoofdweg 24, Tjuchem |
Gebruiksgericht |
Agrarisch |
Fokken en houden van paarden, dekstation, pensionstal en minicamping. Niet meer in gebruik |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl