Referendumverordening 2008

Geldend van 05-02-2022 t/m heden

Intitulé

Referendumverordening 2008

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    kiesgerechtigde: iemand die stemrecht heeft voor de verkiezing van de leden van de raad, alsmede ingezetenen van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor leden van de gemeenteraad;

  • c.

    presidium: het presidium voor de raad en de raadscommissies;

  • d.

    reglement van orde: het reglement van orde voor de raad.

Artikel 2 Voorwaarden voor een referendum

  • 1. Een referendum kan alleen worden gehouden indien de raad daartoe heeft besloten.

  • 2. Een besluit tot het houden van een referendum kan worden genomen na een voorstel daartoe vanuit de raad of een verzoek daartoe vanuit de kiesgerechtigden. Op een dergelijk voorstel, respectievelijk verzoek, zijn de bepalingen van paragraaf 3 van deze verordening van toepassing.

  • 3. Een referendum wordt gehouden onder alle kiesgerechtigden in de gemeente.

Artikel 3 Onderwerpen voor een referendum

  • 1. Alleen conceptraadsbesluiten kunnen onderwerp zijn van een referendum.

  • 2. De volgende conceptbesluiten kunnen geen onderwerp zijn van een referendum:

    • a.

      besluiten over voorstellen, gericht op het voor kennisgeving aannemen van nota's, rapporten en dergelijke;

    • b.

      besluiten over voorstellen inzake individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en verlening van kwijtschelding;

    • c.

      besluiten in het kader van deze verordening;

    • d.

      besluiten tot het voeren van rechtsgedingen;

    • e.

      besluiten inzake belastingverordeningen;

    • f.

      besluiten over de vaststelling van de gemeentelijke begroting, rekening, Kadernota en voortgangsrapportage;

    • g.

      besluiten die dienen ter uitvoering van besluiten waarover al eerder een referendum ingevolge deze verordening heeft plaatsgevonden of met betrekking waartoe de mogelijkheid heeft bestaan tot het indienen van een daartoe strekkend verzoek zonder dat daarvan gebruik is gemaakt;

    • h.

      besluiten tot het aangaan, opheffen of wijzigen van gemeenschappelijke regelingen;

    • i.

      besluiten ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen enkele beleidsvrijheid heeft.

Artikel 4 Voor te leggen vraag

Tenzij de raad anders besluit wordt bij een referendum aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het conceptraadsbesluit zijn.

Paragraaf 2: De referendumkamer

Artikel 5 Taken van de referendumkamer

  • 1. Er is een referendumkamer. De referendumkamer heeft tot taak:

    • a.

      het vaststellen en verstrekken van het formulier voor het indienen van de ondersteuningsverklaringen voor een inleidend referendumverzoek.

    • b.

      de raad te adviseren over:

      • 1°.

        de raad te adviseren over de toelaatbaarheid van een onderwerp waarover is voorgesteld of verzocht om een referendum te houden,

      • 2°.

        de vraagstelling van een referendum,

      • 3°.

        de datum van het te houden referendum,

      • 4°.

        het papieren en digitale formulier voor de ondersteuningsverklaringen voor een definitief referendumverzoek, en

      • 5°.

        de evaluatie van gehouden referenda en van voorstellen en verzoeken die niet tot een referendum hebben geleid.

    • c.

      burgemeester en wethouders te adviseren over:

      • 1°.

        inhoud en ontwerp van de stempas en het stembiljet voor het referendum,

      • 2°.

        de subsidieregeling en de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 12, en

      • 3°.

        de te verstrekken voorlichting over referenda.

    • d.

      toezicht te houden op: de uitvoering van deze verordening, en

    • e.

      klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder d.

  • 2. De referendumkamer kan gevraagd en op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 3. De adviezen van de referendumkamer zijn openbaar.

Artikel 6 Samenstelling van de referendumkamer

  • 1. De referendumkamer bestaat uit minimaal drie en maximaal vijf leden.

  • 2. Voor besluitvorming binnen de referendumkamer is een quorum vereist van drie leden. Bij het staken van de stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. De raad benoemt de leden op een door het presidium in te dienen aanbeveling. Voor het lidmaatschap van de referendumkamer komen niet in aanmerking leden van de raad, leden van het college en ambtenaren in dienst van de gemeente, met uitzondering van onderwijzend personeel.

  • 4. De raad wijst een van de leden als voorzitter aan.

  • 5. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. Aftredende leden kunnen terstond worden herbenoemd.

  • 6. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.

  • 7. De referendumkamer kan zich laten bijstaan door externe adviseurs.

Artikel 7 Secretariaat van de referendumkamer

De griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie treedt op als secretaris van de referendumkamer.

Paragraaf 3: Voorstellen en verzoeken om een referendum te houden

Artikel 8 Initiatief vanuit de raad

  • 1. Een voorstel vanuit de raad om een referendum te houden geschiedt door het indienen van een initiatiefvoorstel als bedoeld in het Reglement van Orde.

  • 2. Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, wordt tevoren aan de referendumkamer advies gevraagd over de toelaatbaarheid van het onderwerp.

  • 3. Indien de raad besluit tot het houden van een referendum, wordt het desbetreffende raadsvoorstel vervolgens op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht, maar wordt aangehouden.

  • 4. Zo spoedig mogelijk na het besluit tot het houden van een referendum treedt de referendumkamer in overleg met vertegenwoordigers van de raad en desgewenst met andere betrokkenen over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumkamer binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.

  • 5. De raad stelt met inachtneming van het advies in de eerstvolgende vergadering de vraagstelling vast.

Artikel 9 Initiatief vanuit de kiezers

  • 1. Een verzoek van kiesgerechtigden om een referendum te houden dient uiterlijk één week voor de plenaire behandeling van het conceptraadsbesluit bij de raad te worden ingediend. Het verzoek moet zijn voorzien van 750 ondersteuningsverklaringen.

  • 2. Een ondersteuningsverklaring voor een inleidend referendumverzoek bestaat uit de handtekening met de daarbij behorende naam, adres [straat, huisnummer, woonplaats] en geboortedatum van een kiesgerechtigde. Voor het bepalen van de kiesgerechtigdheid geldt de datum waarop het verzoek bij de raad wordt ingediend.

  • 3. Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de referendumkamer vastgesteld formulier waarop in ieder geval de titel van het ontwerp raadsbesluit is opgenomen. De referendumkamer informeert de raad en het college wanneer een dergelijk formulier wordt verstrekt.

  • 4. In het verzoek wordt aangegeven welke groep van ten minste twee en ten hoogste vijf van de ondertekenaars voor het vervolg van de procedure zal fungeren als gesprekspartners namens de indieners.

  • 5. Voorafgaand aan de plenaire behandeling als bedoeld in het eerste lid adviseert de referendumkamer de raad over de toelaatbaarheid van het onderwerp. Indien het college of een of meer leden van de raad van mening zijn dat het verzoek niet behoort te worden ingewilligd, stellen zij de referendumkamer hiervan tijdig in kennis. Voorafgaand aan het uitbrengen van het advies stelt de referendumkamer de meest betrokkenen in de gelegenheid hun opvattingen hierover nader toe te lichten.

  • 6. Zo spoedig mogelijk na binnenkomst van een verzoek als bedoeld in het eerste lid verzoekt de griffier de burgemeester te onderzoeken of het verzoek door een voldoende aantal kiezers is gedaan. Daartoe controleert de burgemeester de ondersteuningsverklaringen kiesgerechtigdheid als bedoeld in het tweede lid.

  • 7. Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund of niet binnen de gestelde termijn is ingediend, stelt het presidium de raad voor om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

  • 8. Indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, wijst de raad het verzoek af. De raad kan het verzoek eveneens, met redenen omkleed, afwijzen indien het verzoek betrekking heeft op een onderwerp waarvoor de primaire verantwoordelijkheid bij een andere overheid ligt, dat een bovenlokaal karakter heeft, of waarbij de raad vaststelt dat hij onvoldoende mogelijkheden ziet, dan wel niet bereid is, te handelen conform de mogelijke uitslag van het referendum.

  • 9. Als de raad heeft besloten de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, wordt het desbetreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld, met dien verstande dat het conceptbesluit, zoals dat luidt na verwerking van de door de raad aanvaarde amendementen, niet in stemming wordt gebracht maar wordt aangehouden.

  • 10. Zo spoedig mogelijk na het besluit om de kiesgerechtigden in de gelegenheid te stellen een definitief verzoek in te dienen, treedt de referendumkamer in overleg met in ieder geval vertegenwoordigers van de raad, van de indieners en het college over de vraagstelling. Tenzij het presidium instemt met een andere periode, brengt de referendumkamer binnen twee weken na het genoemde besluit advies uit over de vraagstelling.

  • 11. De raad stelt met inachtneming van het advies in de eerstvolgende vergadering de vraagstelling vast.

Artikel 10 Ondersteuning van een definitief verzoek

  • 1. Een definitief verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend door ten minste 5.000 personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de in het vierde lid bepaalde termijn van zes weken begint. Dit gebeurt door het plaatsen van hun handtekening op een handtekeninglijst of via het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD. De handtekeninglijsten en de inhoud van de bij de digitale ondersteuning te gebruiken internetpagina worden na advies van de referendumkamer vastgesteld door het presidium en zijn voorzien van de door de raad vastgestelde vraagstelling.

  • 2. Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres [straat, huisnummer, woonplaats] en geboortedatum.

  • 3. De handtekeninglijsten zijn gedurende zes weken beschikbaar in het Stadhuis en op ten minste twee andere door het college, in overeenstemming met de raad, aangewezen locaties. Het college draagt er zorg voor dat op een wekelijkse koopavond en op zaterdag ten minste een van deze locaties geopend is. Het inzenden van een ondersteuningsverklaring met gebruikmaking van DigiD is in dezelfde periode van zes weken mogelijk.

  • 4. De in het vorige lid genoemde termijn van zes weken vangt aan en eindigt op een door het college, in overeenstemming met de raad, bekend te maken dag en tijdstip. In de bekendmaking wordt aangegeven op welke locaties en gedurende welke tijdstippen de handtekeninglijsten beschikbaar zijn en via welke internetpagina digitale ondersteuning mogelijk is. Indien het benodigde aantal geldige handtekeningen of digitale ondersteuningen eerder dan na zes weken is verkregen, kan de mogelijkheid tot het plaatsen van een handtekening en het inzenden van een digitale ondersteuning worden beëindigd.

  • 5. Bij het plaatsen van een handtekening op een lijst dient de kiesgerechtigde zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

  • 6. In overleg met het presidium wordt door de burgemeester periodiek onderzocht in hoeverre de geplaatste handtekeningen en ingezonden ondersteuningsverklaringen geldig zijn. De burgemeester controleert de ondersteuningsverklaringen daartoe op kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 7. De burgemeester maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteunende handtekeningen en ondersteuningsverklaringen door de kiesgerechtigden zijn geplaatst, respectievelijk ingezonden.

  • 8. Indien het verzoek niet voldoende wordt ondersteund, stelt het presidium de raad voor het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

  • 9. Als het definitieve verzoek voldoende wordt ondersteund, neemt de raad zo spoedig mogelijk een beslissing op het verzoek. Indien de raad van oordeel is dat er na het besluit over het inleidend verzoek sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden van substantiële aard, kan hij het verzoek, gehoord de referendumkamer, alsnog afwijzen.

Paragraaf 4: Verdere bepalingen inzake referenda

Artikel 11 De datum van een referendum

  • 1. Tegelijk met een besluit om een referendum te houden of zo spoedig mogelijk daarna bepaalt de raad met inachtneming van een advies van het college en van de referendumkamer de datum van het referendum.

  • 2. Het referendum vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen om het referendum te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat het referendum in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 12 Financiële bepalingen

  • 1. Zo spoedig mogelijk na een besluit om een referendum te houden stelt de raad een budget vast voor de organisatie van en de voorlichting over het referendum, alsmede een budget voor bijdragen in de kosten van de campagneactiviteiten van de bij het referendum betrokken partijen.

  • 2. Het college stelt met inachtneming van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden (ASV) en een advies van de referendumkamer nadere regels vast met de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de kosten van de campagneactiviteiten. Daarbij zijn de aanvraagtermijn in artikel 8, lid 3 en de beslistermijn in artikel 9, lid 2 ASV niet van toepassing en kan worden afgeweken van de weigeringsgronden in artikel 10 ASV.

  • 3. Het college kent de in het vorige lid bedoelde bijdragen toe met inachtneming van een advies van de referendumkamer.

Artikel 13 Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

  • 1. De kiesgerechtigden ontvangen voor het referendum een afzonderlijke oproepingskaart of stempas. Voor het bepalen van de kiesgerechtigdheid geldt de datum van het referendum conform artikel 11.

  • 2. Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken B, E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 14 De geldigheid van een referendum

  • 1. Het referendum is geldig indien het aantal uitgebrachte geldige stemmen meer bedraagt dan 30% van het aantal kiesgerechtigden.

  • 2. Indien het referendum geldig is, wordt de uitslag bepaald door de keuzemogelijkheid waarop de meeste geldige stemmen zijn uitgebracht.

  • 3. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 4. Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 5. De raad doet op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal en het advies van de Commissie Geloofsbrieven een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 15 Besluitvorming na een referendum

Zo mogelijk in de eerste vergadering na het plaatsvinden van het referendum maar niet later dan na twee maanden besluit de raad over het aangehouden conceptbesluit dat aan het referendum werd onderworpen.

Artikel 16 Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Paragraaf 5: Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Referendumverordening 2008’.