LANDSVERORDENING van de 8ste januari 1973 regelende de aanspraak op vakantie, vakantieuitkering en tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging van Gedeputeerden en hun gezinsleden

Geldend van 31-01-1987 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1987

Intitulé

LANDSVERORDENING van de 8ste januari 1973 regelende de aanspraak op vakantie, vakantieuitkering en tegemoetkoming in de kosten van geneeskundige behandeling en/of verpleging van Gedeputeerden en hun gezinsleden

Artikel 1

  • 1. Een gedeputeerde heeft per kalenderjaar aanspraak op een vakantie met behoud van vol inkomen. Het aantal vakantiedagen per kalenderjaar bedraagt voor een Gedeputeerde in de eilandgebieden Aruba en Curaçao 30 werkdagen en voor een Gedeputeerde in de eilandgebieden Bonaire en de Bovenwindse "Eilanden 22 werkdagen. Voor elke volle kalendermaand gedurende welke de Gedeputeerde niet als zodanig werkzaam is geweest anders dan tengevolge van ziekte of vakantie, wordt het in de eerste zin genoemde aantal vakantiedagen verminderd met 1/12 gedeelte. Het aantal dagen waarop de Gedeputeerde na zodanige vermindering aanspraak blijft behouden, wordt zo nodig naar boven afgerond op hele dagen. De Gedeputeerde is gerechtigd zijn vakantie geheel of gedeeltelijk in het buitenland door te brengen.

  • 2. De vakantie bedoeld in het eerste lid wordt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek door het Bestuurscollege verleend. De vakantie wordt voor zover mogelijk aaneengesloten opgenomen.

  • 3. Voor zover aan een Gedeputeerde in een kalenderjaar het hem volgens dit artikel toekomend aantal vakantiedagen niet is verleend, wordt hem de niet genoten vakantie in het daarop volgende kalenderjaar toegekend.

Artikel 2

  • 1. Ter compensatie van het door een Gedeputeerde bij zijn ontslag of overlijden niet genoten of gedeeltelijk niet genoten vakantie, wordt aan hem, respectievelijk aan de weduwe of weduwnaar, een geldsbedrag uitbetaald gelijk aan het bedrag dat de Gedeputeerde aan inkomen zou zijn uitgekeerd gedurende de vakantie, indien de vakantie zou zijn genoten.

  • 2. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitbetaling, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters, meerderjarige kinderen of stiefkinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.

  • 3. Laat de overledene ook geen betrekkingen, als bedoeld in het tweede lid na, dan wordt het in het eerste lid bedoelde bedrag geheel of ten dele aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging.

Artikel 3

  • 1. De Gedeputeerde heeft aanspraak op een vakantieuitkering voor elke kalendermaand of de helft of meer daarvan, waarin hij als zodanig in dienst is. De vakantieuitkering bedraagt vijf ten honderd van zijn inkomen.

  • 2. De vakantieuitkering wordt eenmaal per kalenderjaar, in de tweede helft van de maand december, uitbetaald.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid vindt de uitbetaling van de vakantieuitkering ook plaats bij ontslag of overlijden en wel over het tijdvak gelegen tussen het einde van de laatstverstreken periode waarover vakantieuitkering werd uitbetaald en de datum van het ontslag of het overlijden.

  • 4. Bij overlijden van een Gedeputeerde geschiedt de uitbetaling van de vakantieuitkering aan de weduwe of weduwnaar. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, leden 2 en. 3.

Artikel 4

  • 1. Op de Gedeputeerde is de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren (P.B. 1986, no. 165) van toepassing.

  • 2. De Gedeputeerde die wegens ziekte verhinderd is zijn dienst uit te oefenen, heeft tot herstel van zijn gezondheid aanspraak op ziekteverlof met behoud van zijn vol inkomen. Ter verkrijging van ziekteverlof van langer dan zeven achtereenvolgende dagen is overlegging van een geneeskundige verklaring door de Gedeputeerde verplicht.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming wordt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek door het Bestuurscollege verleend.

Artikel 5

Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging en werkt terug tot en met 1 januari 1972.