Kapverordening gemeente Aalten 2011

Geldend van 21-07-2011 t/m heden

Intitulé

Kapverordening gemeente Aalten 2011

De raad der gemeente Aalten;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 mei 2011;

gelet op het aangenomen mondelinge amendement van de fractie van de CU waarbij de in artikel 15, lid 6 genoemde termijn van 10 jaar wordt gewijzigd in 5 jaar;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de:

Kapverordening gemeente Aalten 2011.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Boom: een houtachtig, overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een omtrek van de stam van minimaal 0,30 m op 1,30 m hoogte (ca. borsthoogte) boven het maaiveld. Wanneer een boom meerstammig is, geldt de omtrek van de dikste stam. Een uitzondering is beplanting waar een herplantplicht, plantovereenkomst of instandhoudingsplicht voorgeschreven is. Hiervoor kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen met een kleinere omtrek dan 0,30 m op 1,30 m boven het maaiveld.

  • b.

    Houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg.

  • c.

    Hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

  • d.

    Knotten: het bij knot- of leibomen tot op de oude snoeiplaats periodiek verwijderen van uitgelopen takhout als noodzakelijk onderhoud.

  • e.

    Kandelaberen: Kandelaberen is een ingrijpende snoeivorm, waarbij de hele kroon bij de eerste ingreep wordt teruggebracht tot een aantal “armen” (takstompen) Hierbij wordt een knotboom gevormd.

  • f.

    Bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente Aalten vastgesteld op basis van artikel 1, vijfde lid van de Boswet.

  • g.

    Boomwaarde: het bedrag dat wordt bepaald op basis van de op dat moment algemeen geaccepteerde berekeningsmethode.

  • h.

    Bijzondere boom of houtopstand: een boom of houtopstand die voldoet aan door de gemeente opgestelde criteria voor bijzondere houtopstanden.

  • i.

    Monumentale boom: een boom die voldoet aan de door de landelijke “Bomenstichting” opgestelde criteria.

  • j.

    Waardevolle Bomenlijst: lijst met bijzondere en monumentale bomen en/of houtopstanden.

  • k.

    Dunning: velling, die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ten gunste van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. De houtopstand mag hierbij zijn functie en vorm niet verliezen.

  • l.

    Iepeziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism) C. Moreau).

  • m.

    Iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratis (Masch) Scolytus pygmaeus.

  • n.

    Het bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

  • o.

    Periodiek afzetten: het afzagen of afhakken van als hakhout aangeplante houtopstanden. Dit wordt één keer per bepaalde cyclus gedaan om de beplanting te verjongen. De cyclus verschilt per boomsoort, het volgende wordt aangehouden: - eiken en elzen cyclus van 10 jaar - essen en berken cyclus van 5 jaar

  • p.

    Niet-periodiek afzetten: het afzagen of afhakken van als hakhout aangeplante houtopstanden, waarbij één cyclus of meer, zoals in het voorgaande lid beschreven is overgeslagen.

  • q.

    Singelbeplanting: een lintvormige aaneengesloten één- of méérrijige begroeiing van struiken en lichte boomvormers hoofdzakelijk bestaande uit inheemse soorten.

  • r.

    Aanvraagformulier: het aanvraagformulier is het door het bevoegd gezag vastgestelde formulier “aanvraag Omgevingsvergunning, onderdeel kappen”.

  • s.

    Bevoegd medewerker: een medewerker die in opdracht van het bevoegd gezag werkzaamheden uitvoert.

  • t.

    Houtwal: een voornamelijk uit hakhout bestaande, lintvormige houtopstand, meestal langs landbouwgrond.

  • u.

    Landschapselementen: streekeigen houtopstanden buiten de bebouwde kom.

  • v.

    Streekeigen houtopstanden: houtopstanden die bestaan uit soorten die van nature in onze regio thuishoren of die om cultuurhistorische reden een landschappelijk aanvaardbare groeiplek hebben.

  • w.

    Struweel: een begroeiing van inheemse struiken in het landschap.

  • x.

    Vellen onder vellen van een houtopstand wordt verstaan: - het kappen. - rooien, - verplanten, - het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen, - het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand tot gevolg heeft.

  • y.

    Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden: een door het bevoegd gezag afgegeven toestemming tot het, zo nodig onder voorwaarden, mogen vellen van een houtopstand.

Artikel 2 Beperking toepassingsgebied

  • 1 Deze verordening is niet van toepassing op:

    • a.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden die bestaan uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren en andere naaldbomen, c.q. conifeeropstanden, niet meer dan 12 jaar na aanplant, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed, snij- en siergroen.

  • 2 Deze verordening is

    • a.

      verder niet van toepassing op bossen en andere houtopstanden die deel uitmaken van bosbouwondernemingen (die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan) en niet gelegen zijn binnen de bebouwde kom.

    • b.

      wel van toepassing op houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen en kleiner zijn dan 1000 m2 of, als er sprake is van een rijbeplanting die minder dan 20 bomen bevat.

Artikel 3 Kapverbod

  • 1 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden van het bevoegd gezag een houtopstand te vellen of te laten vellen en te kandelaberen of te laten kandelaberen.

  • 2 Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden, opstanden te vellen die geplant zijn in het kader van de herplantplicht of andere aangegane verplichtingen.

  • 3 Het is verboden opstanden te vellen die opgenomen zijn in de Waardevolle Bomenlijst van de gemeente Aalten.

  • 4 Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden niet-periodiek hakhout af te zetten of te laten afzetten, als het gaat om:

    • a.

      eenrijige beplanting bestaande uit voor hakhout geschikte soorten of meerrijige singels of vlakken met een oppervlakte van meer dan 1 are (100 m2), zowel binnen als buiten de bebouwde kom;

    • b.

      opstanden buiten de bebouwde kom bestaande uit voor hakhout geschikte soorten die als zodanig zijn aangeplant en/of onderhouden.

  • 5 Het verbod in lid 1 geldt niet voor:

    • a.

      bomen buiten de bebouwde kom met een stamomtrek van minder dan 0,55 m. op 1,30 m. hoogte boven het maaiveld. Als een boom meerstammig is, is de omtrek van de dikste stam bepalend voor het vellen van de hele boom.

    • b.

      houtopstanden binnen de bebouwde kom uitgezonderd:b1 Houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen en een grotere oppervlakte innemen dan 100 m2b2 Bomen die zijn opgenomen in Waardevolle Bomenlijst.

  • 6 Het in lid 1 gestelde verbod geldt niet voor berken buiten bosverband. Ook naaldbomen buiten bosverband vallen niet onder het in lid 1 aangegeven verbod. Voorwaarde is echter dat betreffende berken en naaldbomen niet op de Waardevolle Bomenlijst van de gemeente Aalten staan.

  • 7 Het verbod in lid 1 geldt verder niet voor:

    • a.

      Een houtopstand die moet worden geveld op basis van de Plantenziektewet of een aanschrijving op last van het bevoegd gezag;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud op voorwaarde van uitlopen;

    • c.

      Het knotten als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

    • d.

      Dunningen van houtopstanden

    • e.

      Een houtopstand die, na beoordeling van een bevoegd medewerker van de gemeente Aalten, door een slechte conditie of een andere reden letsel aan personen of schade aan roerende of onroerende zaken blijkt te kunnen veroorzaken. In het geval van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties kan het bevoegd gezag, in afwijking van ter zake algemeen geldende regels en het gestelde in deze verordening, toestemming geven tot direct vellen.

Artikel 4 Meldingsplicht

  • 1 Voor het vellen of laten vellen van loofbomen buiten de bebouwde kom anders dan berk, en in artikel 3, lid 4 en 6 bedoelde uitzonderingen, met een stamomtrek tussen 0,30 m en 0,55 m, moet melding gedaan worden bij het bevoegd gezag.

  • 2 Voor het verwijderen van erfbeplanting voor zover het singelbeplanting betreft, niet zijnde solitaire bomen, op erven buiten de bebouwde kom. En voor houtopstanden die staan op een plek waar bouwactiviteiten zullen plaatsvinden waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen van kracht is dient melding te worden gedaan bij het bevoegd gezag

  • 3 Voor het periodiek afzetten van hakhout dient melding gedaan te worden bij het bevoegd gezag.

  • 4 De melding moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets, worden gedaan door, namens of met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 5 Het bevoegd gezag kan goedkeuring verlenen voor de kap van de boom. Indien goedkeuring is verleend, dan wordt dit schriftelijk aan de melder bericht en kan tot velling worden overgegaan.

  • 6 Lid 3 is niet van toepassing als er minder dan 25% van het aantal stuks of het oppervlak hakhout wordt afgezet en het afzetten verspreid over de gehele opstand plaatsvindt.

  • 7 Meldingen worden niet gepubliceerd in “Aalten Vooruit” of “De Band”. Er is dan ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om bezwaar te maken.

Artikel 5 Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1 De aanvraag van de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden gebeurt door inlevering van het volledig ingevulde aanvraagformulier. De aanvraag kan alleen gedaan worden door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2 Bij het aanvraagformulier moet zowel een situatieschets als een kleurenfoto worden gevoegd waarop de te vellen houtopstand staat aangegeven.

  • 3 Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 6 Procedure en beslissingstermijn

  • 1 Nadat aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is ingediend, krijgt de aanvrager een bericht van ontvangst. De aanvraag wordt in de rubriek Aalten Actueel van de plaatselijke weekbladen gepubliceerd.

  • 2 Binnen de wettelijke beslissingstermijn van acht weken wordt het besluit genomen of de vergunning verleend wordt.

  • 3 De beslistermijn kan door het bevoegd gezag eenmalig met zes weken verlengd worden. Dit wordt schriftelijk bericht aan de aanvrager.

  • 4 De beslissing wordt gepubliceerd in de rubriek Aalten Actueel van de plaatselijke weekbladen.

  • 5 Belanghebbenden hebben de mogelijkheid om gedurende maximaal zes weken na de verzenddatum van het besluit bezwaar tegen de beslissing op de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden in te dienen. Er bestaat tevens de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum van het besluit een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen bij de Voorzieningenrechter, men moet dan echter ook een bezwaarschrift ingediend hebben.

Artikel 7 Criteria

  • 1 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden weigeren of onder voorschriften verlenen op basis van één of meerdere van de hieronder genoemde waarden die de houtopstand vertegenwoordigen: - natuur- en milieuwaarden;- landschappelijke waarden;- cultuurhistorische waarden;- waarden van stads- en dorpsschoon;- waarden voor recreatie en leefbaarheid;- beeldbepalende waarde van de houtopstand;- één of meerdere van de bovengenoemde waarden die de opstand in de toekomst   kan vertegenwoordigen.Of andere specifieke waarden of omstandigheden die hierboven niet genoemd zijn, maar evengoed een gegronde reden zijn om de aanvraag te weigeren.

  • 2 Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 3 Als er sprake is van bouw- of aanlegplannen, kan een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden worden geweigerd op de enkele grond dat de plannen nog niet definitief zijn.

  • 4 Een omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand wordt verleend, als:

    • a.

      Een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de beschermde houtopstand;

    • b.

      Naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer is verantwoord ter voorkoming van letsel of schade;

    • c.

      De houtopstand aan vervanging toe is.

Artikel 8 Intrekking of wijziging

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    Als onjuiste of onvolledige gegevens voor het krijgen van de vergunning zijn verstrekt;

  • b.

    Als na het verlenen van de vergunning op grond van verandering van inzichten of omstandigheden opgetreden na verlening, wijziging of intrekking noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan vergunning is vereist;

  • c.

    Als aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen.

Artikel 9 Vervaltermijn omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1 De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden als bedoeld in deze verordening vervalt, als daarvan niet binnen één jaar na datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden gebruik is gemaakt.

  • 2 Als er een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden voor meerdere bomen is verleend en niet alle bomen binnen één jaar na het besluit daartoe zijn geveld, vervalt de vergunning voor de nog niet gevelde bomen.

Artikel 10 Vergunningsvoorschriften

  • 1 Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden die in het belang zijn van de kwaliteit van de houtopstand, de beeldkwaliteit of andere waarden die verband houden met de houtopstand dan wel met het tijdstip van vellen en de veiligheid. Hierbij kan men denken aan:

    • a.

      Herplantplicht. Als het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zoveel mogelijk een herplantplicht opgelegd. Binnen een bepaalde termijn en volgens de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet er worden herplant.

    • b.

      Als niet ter plaatse kan worden herplant, wordt het voorschrift aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden verbonden tot betaling van een geldelijke bijdrage in het gemeentelijk bomenfonds.

    • c.

      Aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan ook het voorschrift verbonden worden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen de houtopstand verplant moet worden.

    • d.

      Termijn her- en verplantplicht niet-geslaagde beplanting. Als er een her- of verplantplicht wordt opgelegd, kan hierbij worden bepaald op welke manier en binnen welke termijn na her- of verplant, niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

    • e.

      Dringende aanwijzingen voor bescherming van de in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna. Voor alle werkzaamheden en maatregelen die schade aan beschermde houtopstanden kunnen veroorzaken, verbindt het bevoegd gezag het voorschrift om in de omgeving van beschermde houtopstanden maatregelen te treffen ter bescherming van deze houtopstanden.

  • 2 Het is verboden houtopstanden te vellen of te laten vellen tijdens het broedseizoen dat loopt van 15 maart tot en met 15 juli. Het bevoegd gezag kan hierop een uitzondering maken als er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 3 Aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt het voorschrift verbonden dat deze vergunning pas inwerking treedt:

    • a.

      De eerste dag na afloop van de termijn voor het indienen van een bezwaar mits er geen bezwaarschrift is ingediend;

    • b.

      Twee dagen na bekendmaking van de beslissing op het bezwaarschrift, mits er geen andere procedures meer lopen m.b.t. betreffende kapaanvraag;

    • c.

      Als er uitspraak door de voorzieningenrechter van de rechtbank is gedaan met inachtneming van deze uitspraak.

  • 4 Degene aan wie een voorschrift of een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 11 Herplant-/instandhoudingplicht

  • 1 Als een houtopstand waarop het verbod tot het vellen, zoals bedoeld in deze verordening, van toepassing is, zonder omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden van het bevoegd gezag is geveld, of op andere manier is vernield, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig door de hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2 Indien erfbeplanting als bedoeld in artikel 4 lid 2 is geveld kan het bevoegd gezag aan degene, die tot aanplant bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 3 Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste of tweede lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4 Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 5 Bij het periodiek vellen van hakhout in het kader van het reguliere onderhoud, moet ervoor zorg gedragen worden dat de stobben opnieuw kunnen uitlopen. Bij sterfte van (een deel van) de houtopstand is er sprake van overtreding zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.

  • 6 Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid is opgelegd, evenals diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

  • 7 Aanwijzingen van daartoe aangewezen medewerkers van de gemeente, die het behoud van houtopstanden beogen, moeten worden opgevolgd.

Artikel 12 Schadevergoeding

Als blijkt dat de gebruiker of eigenaar van een houtopstand als gevolg van een, op basis van artikel 3, artikel 10 of artikel 11 van deze Kapverordening genomen besluit, schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kan het bevoegd gezag hem, na beoordeling van de situatie en omstandigheden, op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Artikel 13 Bestrijding van boomziekten

  • 1 Als zich op een terrein één of meer bomen bevinden die, naar het oordeel van het bevoegd gezag, kunnen bijdragen aan de verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      De houtopstand te vellen;

    • b.

      Conform de richtlijnen van de gemeente de gevelde boom direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2 Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, als het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3 Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden verlenen voor het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4 Voor het vellen van een zieke houtopstand die vergunningplichtig is, geldt hetgeen in deze verordening is geregeld ten aanzien van vergunningplichtige bomen.

  • 5 Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 14 De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden in relatie met bouw - en aanlegplannen

  • 1 Tot aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere vergunningen, ontheffingen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 2 De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden wordt verleend onder de voorwaarde dat er binnen 3 maanden na de kap van de houtopstand met de bouw- of aanlegwerkzaamheden begonnen wordt.

  • 3 Als niet aan deze termijn kan worden voldaan, wordt het voorschrift aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden verbonden tot herplant binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen.

  • 4 Indien niet ter plaatse kan worden herplant, wordt het voorschrift aan de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden verbonden tot betaling van een geldelijke bijdrage in het gemeentelijke bomenfonds.

  • 5 Een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden kan worden geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, als de rechthebbende aanvrager van een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden niet, of niet tijdig, of niet voldoende de aanwezigheid heeft gemeld van houtopstanden aan het bevoegd gezag.

Artikel 15 Waardevolle Bomen

  • 1 De gemeente bezit een lijst met waardevolle bomen en houtopstanden, te weten de Waardevolle Bomenlijst. Deze lijst bestaat uit een opsomming van beschermingswaardige houtopstanden, voorzien van een goed herkenbare omschrijving van de houtopstand, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie. De beschermingswaardigheid wordt bepaald op basis van de in bijlage 1 van deze verordening aangegeven criteria.

  • 2 Voor de waardevolle bomen en houtopstanden die op deze lijst staan wordt in beginsel geen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden afgegeven, behalve wanneer er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties en in de gevallen zoals genoemd in artikel 7 lid 4.

  • 3 De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van waardevolle bomen is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      Het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende ontheffing;

    • b.

      De dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 4 De in het eerste lid genoemde lijst bevat twee categorieën van bomen en houtopstanden namelijk:Monumentale bomen: bomen binnen de gemeente, die een bijzondere functie vervullen en voldoen aan de criteria voor monumentale bomen van de Bomenstichting. Een groot deel van deze bomen staan geregistreerd in het landelijke Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting;Bijzondere bomen en/of houtopstanden: bomen en/of houtopstanden die binnen de gemeente wel een bijzonder functie vervullen maar niet op de landelijke Monumentale Bomenlijst staan en voldoen aan door de gemeente Aalten opgestelde criteria.

  • 5 Het bevoegd gezag stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de waardevolle bomen.

  • 6 De Waardevolle Bomenlijst wordt door het bevoegd gezag minimaal éénmaal per 5 jaar vastgesteld.

Artikel 16 Bescherming gemeentelijke houtopstanden

  • 1 Het is verboden om houtopstanden te beschadigden, te bekladden of te beplakken.

  • 2 Het is verboden om houtopstanden te snoeien met uitzondering van door de gemeente opgedragen boomverzorgende taken.

  • 3 Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden van het bevoegd gezag.

Artikel 17 Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, haag, struik of andere beplanting die aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het bevoegd gezag, binnen een door hen vast te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

Artikel 18 Boomwaarde

Voor het vaststellen van de hoogte van een schadebedrag bij tenietgaan of ernstig beschadigd raken van een houtopstand wordt de boomwaarde getaxeerd.

Artikel 19 Strafbepalingen

  • 1 Overtreding van het bij of krachtens artikel 3 en 16 van deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 10 en 11 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 2 De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan houtopstanden.

Artikel 20 Opsporing en toezicht

  • 1 Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen personen.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 21 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, het recht verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 22 Overgangsbepaling

  • 1 De aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden die zijn ingediend voor de in artikel 23 genoemde datum van inwerkingtreding van deze verordening, moeten worden behandeld overeenkomstig het gestelde in de Kapverordening gemeente Aalten 2005.

  • 2 Verplichtingen die aangegaan zijn in het kader van de ingetrokken verordening blijven bestaan.

Artikel 23 Slotbepaling

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als: Kapverordening gemeente Aalten 2011.

  • 2 De verordening treedt in werking 8 dagen na bekendmaking. Op datzelfde tijdstip vervalt de Kapverordening 2005 d.d. 17 mei 2005. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Aalten in zijn openbare raadsvergadering van 5 juli 2011.
De griffier, M.A.J.B. Fiering
De voorzitter, G. Berghoef

Toelichting 1 Kapverordening

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Een aantal begrippen in de Kapverordening gemeente Aalten 2011, is ter wille van de hanteerbaarheid van deze verordening, van een zo duidelijk mogelijke beschrijving voorzien. De meeste beschrijvingen spreken voor zich. Onderstaande begrippen worden extra toegelicht.

a. Boom: definitie van het begrip boom is ingevoegd om de discussie over wat wel engeen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora e.d.) doorslaggevend moeten zijn.

Aan de definitie is toegevoegd zowel vitaal als afgestorven. Met ‘zowel levend als afgestorven’ is bedoeld ook het vellen van dode of bijna dode bomen vergunningplichtig te maken. Hiervoor zijn vier redenen te weten:1. Het kan wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologische waardevolle functies voor vogels, insecten enz.2. Het is mogelijk dat in dode bomen wettelijk beschermde diersoorten als spechten, uilen, vleermuizen enz. nestelen.3. Hiermee word voorkomen dat een kwaadwillende boomeigenaar zijn boom, waarvoor een vergunning om te vellen is geweigerd, om zeep helpt en alsnog zou kunnen vellen.4. Er kan een herplantplicht of storting in het bomenfonds worden opgelegd als er alsnog een vergunning verleend moet worden.Wel zal het handhaven van dode bomen moeten gebeuren met inachtneming van de openbare (verkeers)veiligheid.

De minimaal 0,30 m stamomtrek is gekozen, omdat deze maat vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend moet de minimum grootte niet gelden voor aanplant in het kader van herplant- of instandhoudingplicht. Door de stamomtrek van 0,30 m en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken blijkt dringend gewenst rond landgoederen en in stedelijke parken.

b. Houtopstand: het kernbegrip van deze verordening, waar het kapverbod en de vergunnings- of ontheffingsplicht op van toepassing zijn. Door dit begrip consequent centraal te stellen wordt duidelijk dat de bescherming betrekking heeft op meer dan bomen alleen.• Boomvormer: een boomvormer is een houtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken. Een boomvormer kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik. In het alledaagse spraakgebruik heeft een boom één of slechts enkele stammen. In de natuur bestaat er echter een geleidelijke overgang: heester, struik, struikachtige boom, (meerstammige) boom;• Houtwal: lijnvormige bosaanplant hoofdzakelijk bestaande uit inheemse heesters, struiken en boomvormers.• (Lint) begroeiing: vanwege de grote ecologische waarde van dergelijke begroeiingen (bijv. een meidoornhaag) is bescherming hiervan een noodzaak. Er staat “begroeiing” in plaats van beplanting om ook spontaan opgekomen groen bescherming te bieden.• Bosplantsoen: aanplant van jong bos, bestaande uit hoofdzakelijk heesters, struiken en boomvormers.• Struweel: een begroeiing van hoofdzakelijk inheemse soorten heesters en struiken.• Heg : een lintvormige aanplant van heesters of struiken, al dan niet in een vorm gesnoeid, met een minimale lengte van 3 meter.Deze onderverdeling is o.a. opgenomen om een beplanting van inheemse of reguliere bomen en struiken in stedelijke omgeving te kunnen beschermen.

c. Hakhout: de hakhout-definitie is opgenomen, omdat dergelijk gebruik vrij veel voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. “Boomvormers”, of opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.

d. Knotten: deze begripsomschrijving is opgenomen ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor niet geschikte bomen. Dit o.a. voor de vakkundige begrenzing van het “geknot” als vermeld in artikel 1 lid 1 sub d.

e. Kandelaberen: het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen. Om na kandelaberen de nieuwe kroonvorm te behouden is periodiek onderhoud nodig. Dit onderhoud bestaat uit het verwijderen van het weer aangegroeide talkhout. Dit periodiek onderhoud wordt beschouwd als knotten. Als jarenlang, langer dan vijf jaar, geen knotten of kandelaberen plaats heeft gevonden, dient weer opnieuw een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden voor het knotten of kandelaberen aangevraagd te worden.

f. Bebouwde kom: de bebouwde kom volgens de Boswet wordt aangehouden. De bebouwde kom als bedoeld in de Boswet komt nu nog niet overeen met de bebouwde kom als bedoeld in de Wegenverkeerswet maar zal in de nabije toekomst aangepast moeten worden zodat beide bebouwde komgrenzen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd worden

g. Boomwaarde: deze methode wordt gehanteerd door de meeste verzekeningsmaatschappijen. Rekening wordt gehouden met factoren als: de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,30 m boven het maaiveld, de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2 , de standplaats, de conditie en de soort. In geval van grotere schadebedragen aan bomen is de tussenkomst van een onafhankelijk, beëdigd taxateur van bomen en houtige gewassen aan te bevelen.

j. Waardevolle Bomenlijst: de bomen of houtopstanden op deze lijst hebben bijzondere en/of monumentale waarden. Ze zijn bijvoorbeeld erg beeldbepalend of hebben grote cultuurhistorische waarden. Beheersondersteuning kan door particulieren verkregen worden uit het Nationale Bomenfonds of uit het Bomenfonds van de Gemeente Aalten.

k. Dunning: het begrip dunning is opgenomen vanwege onduidelijkheden die hierover in hetverleden bestonden. Houtopstanden zoals lanen werden zo rigoureus gedund dat er niet langer sprake was van een aaneengesloten laan, maar van solitaire bomen. Bij lanen is er geen sprake van dunning wanneer de beplanting de gewenste vorm na dunning door groei niet kan herstellen.

n. Het bevoegd gezag: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geeft de term “bevoegd gezag” weer. Nu de aanvraag tot vergunning of ontheffing tot het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning is, moet de term “bevoegd gezag” gehanteerd worden i.p.v. Burgemeester en wethouders.De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming mogelijkerwijs in twee instanties. Niet altijd is het bevoegd gezag, om te oordelen over een omgevingsvergunningaanvraag, het college van Burgemeester en wethouders. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten het bevoegd gezag is of de minister. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegd gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegd gezag.

u. Landschapselementen: opgemerkt wordt dat landschapselementen die bestaan uit soorten zoals genoemd in de Boswet en waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 1000 m2 of, als het rijbeplantingen betreft, het aantal bomen per element meer dan 20 stuks bedraagt onder de Boswet vallen. In geval van gewenste velling moet hiervan melding bij de Dienst Regelingen worden gedaan. Voor boomgaarden geeft de Boswet overigens aan dat geen regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het kappen van vruchtbomen.

x. Vellen: elke wijze van het te gronde richten van een houtopstand ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij kappen, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). - Rooien: het geheel of grotendeels verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand.- Kappen: het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand.- Verplanten: het verplanten van de houtopstand naar een andere locatie.- Meer dan 20% snoeien: het meer dan 20% snoeien van het kroonvolume betekent een ingrijpende wijziging van de houtopstand. Om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan valt het meer dan 20% snoeien van een houtopstand onder het begrip vellen.- Het verrichten van handelingen die de dood of ernstige ontsiering van de houtopstand tot gevolg hebben: vermeld is “zowel boven- als ondergronds” om ook op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen. Ook het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt onder het begrip vellen. De expliciete, ondergrondse bescherming lijkt nodig gezien de merkwaardige achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken in artikel 5:44 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. Vgl. Bomennieuws 3/4 1992, blz. 66 e.v. Belangrijk is in dit verband de uitspraak van de Hoge Raad van 15/12/1992 (ongepubliceerd/JBR) in de zaak Slootjes. De Hoge Raad stelde dat ook het vakkundig, rigoureus knotten tot een stam met uitsteeksels (het zgn. kandelaren of kandelaberen) ernstig beschadigen in de zin van dit artikel kan zijn en dus kapvergunningplichtig is.

Artikel 2: Beperking toepassingsgebied

1a. De Boswet geeft aan dat geen regels kunnen worden gesteld ten aanzien van het vellen van de in dit artikel genoemde plantopstanden. De Gemeente kan geen regels stellen die tegen de Boswet ingaan.

1b. In de huidige versie van de Boswet wordt nog gesproken over vruchtbomen. Dit leidt tot onduidelijkheid, omdat (nagenoeg) elke boom vruchten draagt. Bedoeld worden echter fruitbomen die geplant zijn met de bedoeling om daarvan voor eigen gewin vruchten te oogsten. Door in deze verordening de term fruitbomen te hanteren wordt duidelijk om wat voor bomen het gaat. Solitaire noten en tamme kastanjes die niet in productieverband geplant zijn en vaak karakteristiek voor het landschappelijke erf, zijn dan vergunningplichtig. In deze verordening worden als fruitbomen bedoeld alle appel-, peren-, kersen- en pruimensoorten exclusief de siervormen.

1c. Omdat de leeftijd van fijnsparren soms moeilijk te bepalen is, wordt in de kapverordening gekeken naar het jaar van aanplant. Er wordt gesproken over fijnsparren in bosverband, maar ook over al het andere kweekgoed dat kan dienen als kerstboom

2a. Dit artikel geeft aan dat het bevoegd gezag geen omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden hoeft te verlenen voor de in dit artikel bedoelde houtopstanden. Overigens dienen eigenaren wel een kapmelding te doen bij de Dienst Regelingen. In dit artikel is overigens sprake van de bebouwde kom Boswet. Deze heeft incidenteel een ander verloop dan de bebouwde komgrens inzake de wegenverkeerswet.

2b. Deze vallen niet onder de Boswet. Om het areaal houtopstanden te beschermen vallen ze dus wel onder de kapverordening.

Artikel 3: Kapverbod

1. Bewust is in dit artikel ook het kandelaberen van bomen vergunningplichtig gemaakt. Het gaat dan met name om de eerste ingreep. Als dit namelijk ondeskundig gebeurt, kan het de dood van de boom tot gevolg hebben. Door het vergunningplichtig te maken, kan, indien de boom onverhoopt dood gaat, toch een herplantplicht worden afgedwongen. Bovendien kan het een ongewenste handeling zijn die de beeldkwaliteit ter plaatse schade berokkent en kan de vergunning worden geweigerd. Het regulier onderhoud van een gekandelaberde boom wordt gezien als beheer en is niet vergunningplichtig.

2. Het verbod genoemd in lid 2 voorkomt het kappen van bomen die in het kader van de herplantplicht zijn geplant. De herplant is vaak dunner dan de 0,30 m die als criterium wordt gehanteerd voor het begrip boom. Zonder dit lid zouden alle herplantbomen vogelvrij zijn.

3. Zie voor toelichting, artikel 15

4. Als hakhout aangeplante elementen dienen periodiek te worden afgezet. Dit lid is opgenomen om te voorkomen dat buiten de bebouwde kom niet-periodiek, grote oppervlakten hakhout zo worden afgezet dat het verdwijnt. Instandhouding komt steeds meer onder druk te staan. Dit is niet wenselijk, hakhout is een landschappelijk element dat van aanzienlijke waarde is voor het in stand houden van het coulisselandschap.

5a. Gekozen is bij de maatbepaling voor omtrek, zodat de aanvrager eenvoudig zelf kan meten of hij moet aanvragen of niet. De maat 1.30 meter boven maaiveld wordt o.a ook gebruikt bij methodes om de waarde te bepalen.

5b2 De aanvragen voor vergunningen in particuliere tuinen werden tot nu toe doorgaans verleend, vaak zonder herplantplicht. Door de bijzondere en monumentale bomen (de behoudenswaardige c.q. herplantplichtige) op te nemen in een lijst van waardevolle bomen en wel vergunningplichtig te maken, leidt het toepassen van dit lid tot een gebruiksvriendelijke verordening voor zowel de burger als onze organisatie. Men weet precies waar men aan toe is en er zullen veel minder aanvragen behandeld hoeven te worden. De praktijk leert dat in dit soort situaties men bovendien eerder geneigd is weer wat terug te planten als er geen verplichting op rust, ook niet in de toekomst.

6. Dit lid is opgenomen ter vermindering van het aantal kapaanvragen. De berk komt veel voor binnen de gemeente en is een snelgroeiende soort. Ondanks deze vrijwaring valt niet te verwachten dat de berk snel verdwijnt. In het huidige beleid wordt namelijk altijd vergunning verleend bij aanvragen. Naaldbomen zijn over het algemeen snelgroeiend, tevens uitheems en daarmee niet passend in he straatbeeld van de gemeente. Hier worden naaldbomen buiten bosverband mee bedoeld. Naald bomen in bosverband mogen niet zomaar gekapt worden. Uitzondering op deze vrijwaring kan tot stand komen door het opnemen van houtopstanden in de Waardevolle Bomenlijst gemeente Aalten.

7b,c,d De in dit lid onder b, c en d genoemde maatregelen zijn reguliere beheersmaatregelen. Uiteraard worden de genomen beheersmaatregels gezien als kappen zonder vergunning als er geen hergroei of herplant plaats vindt. In dat geval kunnen het bevoegd gezag alsnog een herplantplicht opleggen.

7e De noodzaak om, op basis van bedreigende situaties, direct tot vellen over te gaan, wordt vastgesteld door één van de bevoegde medewerkers van de gemeente dan wel een ter zake deskundige vakman en schriftelijk bevestigd in de achteraf te verlenen kapvergunning. In acute probleemsituaties door houtopstanden, meestal dus gevaarzetting voor zaken of personen door instabiliteit van bomen, moet er meteen gehandeld kunnen worden.

Artikel 4: Meldingsplicht

1. Dit artikel is bedoeld om het aantal aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden te verminderen. Lid 1 geldt alleen voor bomen buiten de bebouwde kom volgens de Boswet. De genoemde categorie zal meestal zonder vergunning gekapt mogen worden. Echter om toch enige controle te behouden en hakhout en bomen met een omtrek tussen 0,30 m en 0,55 m te beschermen, kan de gemeente besluiten dat er alsnog een vergunning aangevraagd moet worden. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het een waardevolle boom betreft, of een boom die in een bijzondere vorm is gegroeid.

2. Lid 2 bedoeld om te voorkomen dat singelbeplanting op erven en langs bedrijfsgebouwen, meestal aangebracht ten behoeve van landschappelijke inpassing, na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen alsnog een belemmering voor de uit te voeren bouwwerkzaamheden kan vormen. Aan de bevestiging door het bevoegd gezag van de melding kan een voorwaarde tot het aanbrengen van herbeplanting worden verbonden.

Artikel 5: Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. en 2. De indieningvereisten voor een omgevingsvergunning zijn in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) verplicht voorgeschreven. Buiten deze verplichte indieningvereisten zijn in artikel 7 van genoemde verordening aanvullende indieningvereisten gesteld. De indieningvereisten tezamen maken dat alle informatie aanwezig is om een goede inschatting te maken ten aanzien van de omgevingsvergunningverlening.

Algemene indieningvereisten staan in artikel 1.3 Mor: Artikel 1.3 Indieningvereisten bij iedere aanvraag (omgevingsvergunning)

1 In de aanvraag vermeldt de aanvrager:

a De naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronische adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

b Het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

c Een omschrijving van de aard en de omvang van het project;

d Een omschrijving van de aard en de omvang van de gevolgen van het project voor de fysieke leefomgeving, voor zover die gevolgen relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag;

e Indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde, zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van gemachtigde: indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend;

f Indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats.

2 De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto’s en/of andere geschikte middelen (Een kleurenfoto en situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig omdat men anders een tweede keer de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken - red.) 3 De aanvrager doet bij de aanvraag een gespecificeerde opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden.

De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden is in artikel 2.2 eerste lid onder g. van de Wabo aangewezen. Tezamen met een mogelijke vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet, die kunnen aanhaken bij de omgevingsvergunning vellen, wordt één omgevingsvergunning verleend.

Specifieke indieningvereisten staan in Hoofdstuk 7 Mor vermeldt. Deze bijzonder indieningvereisten zijn van belang bij een aanvraag omgevingsvergunning tot het vellen van een houtopstand.

Artikel 7.5 Mor luidt als volgt:

1 In of bij de aanvraag om een vergunning met betrekking tot het vellen van houtopstand, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g. van de wet (Wabo), identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van deze regeling (Mor), iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer.

2 In of bij de aanvraag als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand:

a De soort houtopstand;

b De locatie van de houtopstand op het voor-, zij-, dan wel achtererf;

c De diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld;

d De mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij aan te geven aantal soorten over te gaan.

Als het aanvraagformulier onvolledig is en/of er ontbreekt een situatieschets, dan wordt de aanvraag opgeschort. De aanvrager krijgt de gelegenheid de ontbrekende gegevens binnen een redelijke termijn aan te vullen. Als dit wordt verzuimd dan wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten.

Aanvragers kunnen slechts zijn: eigenaren van of zakelijk gerechtigden tot een houtopstand. Zakelijk gerechtigden zijn in beginsel degenen die een notariële akte kunnen overleggen inzake een recht van erfpacht, pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of pootrecht betreffende de houtopstand.

Huurders hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij moeten dus de schriftelijke toestemming voor kapaanvraag van de verhuurder, die eigenaar van de houtopstand is, overleggen. De eigenaar van een houtopstand kan bij (huur)overeenkomst of bij machtiging zijn huurders het recht tot omgevingsvergunningaanvraag verlenen. Na ontbinding van de huurovereenkomst is de zaaksgebonden omgevingsvergunning nog van toepassing op het project. Voorschriften van de omgevingsvergunning dienen dan door de eigenaar van het perceel nagekomen te worden.

Artikel 6: Procedure en beslissingstermijn

Vanaf 1 oktober 2010 bestaat de mogelijkheid om via het Omgevingsloket online:

- een vergunningcheck doen. Hieruit blijkt of er wel of niet een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden of dat er een melding gedaan moet worden;

- een omgevingsvergunning aan te vragen. Dit kan digitaal of op papier;

- een melding te doen. Voor veel activiteiten is er geen omgevingsvergunning nodig, maar moet er wel een melding gedaan worden;

- de voortgang van de ingediende aanvraag te volgen.

Omgevingsvergunning voor kappen aanvragen Via Omgevingsloket online wordt de aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend. Dit kan digitaal gebeuren of na downloaden van het formulier deze uit te printen op papier. Bij het digitaal indienen van het aanvraagformulier is een DigiD inlogcode nodig. De over DigiD is te vinden op www.digid.nl. De procedure gaat daarna als volgt:

- het aanvraagformulier wordt volledig ingevuld;

- het aanvraagformulier met de benodigde documenten wordt digitaal of per post naar de gemeente gestuurd;

- de gemeente stuurt een ontvangstbevestiging;

- De gemeente beslist binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag of de omgevingsvergunning wordt verleend. Deze termijn kan met 6 weken worden verlengd;

- Beslist de gemeente niet binnen de termijn, dan wordt de vergunning automatisch (van rechtswege) verleend; Een van rechtswege verleende vergunning wordt door het bevoegd gezag bekend gemaakt en gepubliceerd.

- Voor complexe aanvragen geldt een beslistermijn van 26 weken. Ook deze termijn kan eenmalig met 6 weken verlengd worden. Bij deze procedure kan de vergunning echter niet van rechtswege worden verleend.

Bezwaar en beroep

Er bestaat de mogelijkheid om binnen 6 weken na de verzenddatum van het besluit een bezwaar tegen de beslissing in te dienen. Daarna is er de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de bestuursrechter. Omdat een bezwaarschrift geen schorsende werking heeft kan men tijdens de bezwarentermijn ook een verzoek om een voorlopige voorziening bij de Voorzieningenrechter indienen. Deze rechter kan de werking (van een deel) van de vergunning schorsen wanneer de zaak spoedeisend is. Het verzoek om een voorlopige voorziening kan alleen ingediend worden als er door de desbetreffende partij ook een bezwaarschrift is ingediend.

Van rechtswege verleende vergunning

Nadat een vergunning van rechtswege verleend is wordt deze bekend gemaakt en gepubliceerd. Hierna treedt de hierboven beschreven bezwaar- en beroepprocedure in werking.

Artikel 7: Criteria

Het bevoegd gezag zal de weigeringgronden duidelijk omschrijven. Dit is nodig omdat in veel gevallen de weigeringgronden moeilijk meetbaar zijn.

1. Cultuurhistorische waarden: deze zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis of waarden voor de recreatie of de leefbaarheid. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan de bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw. In de aanhef staat “onder andere”. De bovengenoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer weigeringgronden zijn. En, nogmaals, één enkele weigeringgrond kan voldoende zijn om geen vergunning af te geven.

2. Ook is toegevoegd dat bij weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning de boomwaarde als motivering gehanteerd kan worden. Verwijzen naar bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplan is natuurlijk zinvol voor de eenheid en duidelijkheid in beleid. Het beschermen van houtopstand die deel uitmaakt van de lokale of landelijke ecologische hoofdstructuur is een voorbeeld van een consequente uitvoering van beleidsvoornemens en sluit aan bij het begrip ecologische hoofdstructuur van het Nationaal Natuurbeleidsplan.

3. In het verleden gebeurde het dat bouwplannen als reden werden opgegeven bij een kapaanvraag. Wanneer de boom gekapt was, werden de bouwplannen vervolgens niet uitgevoerd.

4. Een vergunning om een houtopstand te mogen vellen wordt alleen verleend in één van de volgende gevallen:

a. Zwaarwegend maatschappelijk belang: als woningbouw, riolering- of herstructureringswerkzaamheden ter plaatse van de beschermde houtopstand de reden tot de vergunning aanvraag is, moet allereerst duidelijk zijn dat met de realisatie van bouw-, riolering- of herstructureringswerkzaamheden een groot maatschappelijk belang gemoeid is. Individuele particuliere belangen of kleine maatschappelijke belangen kunnen dus niet tot velling van een beschermde houtopstand leiden. Als een houtopstand geveld wordt ter uitvoering van een zwaar maatschappelijk belang dan dienen de mogelijkheden zijn onderzocht om de houtopstanden te bewaren. Alleen als er geen mogelijkheden zijn om de houtopstand te bewaren wordt er een vergunning verstrekt.

b. Naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade: indien gevaarzetting (voorkomen van letsel of schade) reden tot de vergunning aanvraag is, moeten voorafgaand aan een eventuele vergunning de (boomverzorgings) mogelijkheden voor behoud van de boom voldoende onderzocht zijn en als onmogelijk of zeer onwenselijk zijn aangemerkt.

c. Vervanging van een houtopstand: een houtopstand is aan vervanging toe als deze naar (gemeentelijke) boomdeskundige maatstaven aan het einde van haar levenscyclus is gekomen of de boom is dood gegaan. Als uitgangspunt voor beschermde houtopstand geldt dat bij een velling een nieuwe houtopstand geplant moet worden. Echter als de levensduur van een aaneengesloten (gedeelte van) bomenrij in de plaatselijke omstandigheden minder is dan de helft, dan kan overwogen worden om niet meer in te boeten. Als wordt besloten niet in te boeten, dan wordt in een dat geval de (gehele of gedeeltelijke aaneengesloten) bomenrij vervangen door nieuwe bomen. Het kan dan zijn dat enkele van de te verwijderen bomen nog van een goede kwaliteit zijn.

Artikel 8: intrekking of wijziging

In dit artikel zijn de gronden aangegeven voor intrekking, wijziging van de vergunning die gelden voor vergunning van deze verordening (art. 2.31 lid 2 Wabo).De intrekking van de omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand (indien sprake is van sanctie), is geregeld in hoofdstuk 5 Wabo. Het gezag dat bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen kan deze geheel of gedeeltelijk intrekken als:

• De omgevingsvergunning is verleend op grond van onjuiste of onvolledige opgave;

• Niet overeenkomstig de omgevingsvergunning is of wordt gehandeld;

• De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet zijn of worden nageleefd;

• De houder van de omgevingsvergunning de voor hem geldende regels niet naleeft (art. 5.19 lid 1 Wabo)

Tevens is het mogelijk op grond van artikel 2.33, eerste lid onder e, Wabo de vergunning die van rechtswege is verleend in te trekken indien deze betrekking heeft op een activiteit die ontoelaatbaar ernstige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of dreigt te hebben en het opleggen van voorschriften daar geen oplossing voor biedt (art. 2.31, eerste lid, aanhef en onder c, Wabo)

Bij wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning dient wederom de reguliere of indien voorgeschreven de uitgebreide procedure te worden gevolgd.

Artikel 9: Vervaltermijn omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

1. en 2. Dit artikel kan nodig zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunning tegen te gaan. Het is mogelijk dat bij het geen gebruik maken van een verkregen vergunning een jaar of meer na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning de situatie zodanig is veranderd, dat een opnieuw aangevraagde vergunning moet worden geweigerd. Een herhaalde aanvraag hoeft dus niet automatisch te leiden tot weer een vergunning (zowel de ruimtelijke als natuurlijke omstandigheden kunnen gewijzigd zijn). Bomen groeien immers verder.

Artikel 10: Vergunningsvoorschriften

1. Afhankelijk van de situatie kunnen, naast de plicht tot herplant, ook andere voorschriften aan de vergunning worden verbonden: - de locatie waar moet worden herplant (zelfde plek of, als dat niet mogelijk is, compensatie elders- als een herplant niet mogelijk is, dan legt het bevoegd gezag de verplichting op tot een financiële compensatie van de boomwaarde. De compensatie worde berekend aan de hand van de methode Raad. De bijdrage van de financiële herplant wordt in het gemeentelijk bomenfonds gestort. In bijlage 2 staan de regels voor besteding van deze gelden vermeld.- wijze van herplant (soort, plantmaat, kwaliteit plantgat etc.)- termijn waar binnen moet worden herplant- opnieuw herplanten bij niet geslaagde herplant- het moment waarop daadwerkelijk mag worden begonnen met vellen (i.v.m. de mogelijkheid tot het instellen van bezwaar en beroep en de doorlooptijd van de procedures daarvoor).Omdat het aantal omgevingsvergunningen voor het vellen van houtopstanden zich beperkt tot die houtopstanden die door hun voorkomen of functie als belangrijk worden beschouwd, wordt in beginsel in alle gevallen dat een omgevingsvergunning wordt verstrekt een herplantplicht opgelegd. Uitzondering hierop kunnen houtopstanden zijn die zich in de siertuinsfeer in het buitengebied bevinden. Voor ondergeschikte houtopstanden kan hier vergunning worden verleend zonder een herplantplicht op te leggen. Dit ter beoordeling aan het bevoegd gezag.

1e en 2 Dit lid is toegevoegd uit oogpunt van natuurbescherming voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand. De procedure rond de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden lijkt de goede mogelijkheid en een juist moment om burgers meer natuurbewust te maken. Ook andere gemeenten, nemen al als voorschrift, of aanbeveling bij de vergunning: niet vellen in het broedseizoen. De periode van 15 maart tot 15 juli is aangehouden, omdat het overgrote deel van de vogels in deze tijd broedt.

3. Dit artikel is bedoeld om te vermijden dat houtopstand al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden hebben kunnen nemen. Aansluiting is gezocht bij de bepalingen uit de Wabo. Het kappen van houtopstanden is een onomkeerbare situatie. Als uitgangspunt geldt dat een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden pas van kracht wordt één dag na het verstrijken van de bezwarentermijn. Indien gedurende de termijn om bezwaar in te dienen, een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan, dan wordt de omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden niet eerder van kracht dan de dag nadat op het verzoek is beslist. In bepaalde gevallen kan afgezien worden van dit voorschrift. In bepaalde spoedeisende situaties zoals beschreven in artikel 3 lid 7.e kan de bezwaartermijn niet afgewacht worden.

4. De omgevingsvergunning heeft een zaaksgebonden karakter (art. 2.25 Wabo). Om die reden is de vergunninghouder niet degene aan wie de vergunning is verleend, maar degene die verantwoordelijk is voor uitvoering. De naleving van de voorschriften m.b.t. herplant, valt daarom tevens onder zijn verantwoording. Wanneer de vergunning gelding krijgt voor een ander dan de aanvrager of houder van de vergunning moet tenminste een maand tevoren dit aan het bevoegd gezag worden mee gedeeld (zie hiervoor het Besluit omgevingsrecht artikel 4.8 (Bor)). Dit onder vermelding van:

  • a.

    Naam en adres vergunninghouder- of aanvrager

  • b.

    De omgevingsvergunning of omgevingsvergunningen krachtens welke de activiteiten worden verricht;

  • c.

    De naam, het adres en het telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • d.

    De contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden;

  • e.

    Het beoogde tijdstip dat de omgevingsvergunning zal gaan gelden voor de onder c bedoelde persoon.

Artikel 11: Herplant-/instandhoudingsplicht

1. en 2. Wanneer een herplantplicht alleen maar als vergunningvoorschrift zou kunnen worden gesteld, dan zou dat betekenen dat iemand aan de oplegging van een herplantplicht kan ontkomen door zonder vergunning te vellen. De in artikel 11, eerste en tweede lid, opgenomen bepaling maakt het mogelijk in zulke gevallen een zelfstandige herplantverplichting te scheppen. Na melding van een velling zonder vergunning kan besloten worden om tot bestuurs- en/of strafrechtelijke vervolging over te gaan. Op basis van dit artikel kan dat worden voorkomen als in overleg een herplantplicht overeengekomen en nageleefd wordt, die voldoet aan de door het bevoegd gezag gestelde eisen.

In het eerste lid staat “dan wel op andere wijze is tenietgedaan”. Het bevoegd gezag kan dus ook een verplichting tot herplant opleggen, als een houtopstand bijvoorbeeld door verwaarlozing of door een calamiteit (b.v. storm of ijzel) geveld of zo beschadigd is dat vellen noodzakelijk is én waarvoor bij een verzoek tot kappen de vergunning zou zijn geweigerd of onder oplegging van herplantplicht zou zijn verstrekt.

Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar als een houtopstand is tenietgegaan door een velling ingevolge de Plantenziektewet of een velling in het kader van een instandhoudingplic krachtens artikel 11 vierde lid, dan wel op grond van (andere) bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.

Gebleken is dat voor het uitvoeren van de herplantplicht soms ook de medewerking van andere dan de zakelijk gerechtigde noodzakelijk is. Daarom is aansluiting gezocht bij de omschrijving van artikel 14, eerste lid, van de Woningwet: aanschrijvingen kunnen worden gericht tot de eigenaar “of tot degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is”.

De in artikel 11 bedoelde herplantplicht geldt niet zonder meer, maar pas wanneer het bevoegd gezag daartoe besluit. De herplantplicht van de Boswet bestaat uit kracht van de Boswet zelf. De herplantplicht heeft in de APV-bepalingen bovendien een andere strekking dan in de Boswet: in de wet is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is), terwijl herbeplanting krachten de APV geschiedt om redenen van milieubeheer en daardoor vaak zoveel mogelijk ter plaatse moet gebeuren. Hieruit volgt dat een herplantplicht slechts opgelegd kan worden, wanneer hieruit een herstel van geschonden milieuwaarden kan voortkomen.

4. Het vierde lid betreft een houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. De gemeente zou in dat geval kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van het eerste lid van artikel 11 een herplantplicht op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de strekking van de APV beter gediend is met het behoud van bestaande houtopstanden dan met de vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote bomen. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen, en wat bijvoorbeeld schoonheid, luchtzuiverende kwaliteit, nestelgelegenheid betreft, wegen zij op tegen een veelvoud van jonge bomen. Krachtens het vierde lid van artikel 11 kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke bomen. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz.

Op bouwterreinen is bijvoorbeeld het volgende van belang:

  • a.

    verkeer, machines, keten, materiaalopslag en het verbranden van afval onder de kroon kunnen een boom ernstig beschadigen of in gevaar brengen;

  • b.

    een hek, dat op tijd is geplaatst, houdt allerlei oorzaken van beschadigen onder de kroon vandaan. Het hek moet ongeveer even ruim om de boom staan als de kruin breed is;

  • c.

    het leggen van rijplaten gaat verdichting van de grond tegen;

  • d.

    afgraven van de bovenste decimeters van de grond ontneemt de boom het meeste voedsel en ook een groot deel van de fijne wortels;

  • e.

    ophogen van de grond, vooral met klei, kan bomen doen verstikken;

  • f.

    bestraten of verharden onder de boom leidt tot een tekort aan lucht en vocht, vooral bij gebruik van beton of asfalt. Eventueel kan worden gewerkt met de minder schadelijke ‘groensteen’;

  • g.

    een boom is geen paal. Kabelstroppen om stam of takken of het vastspijkeren van latten geven grote wonden;

  • h.

    beschadigingen en wonden moeten op tijd worden behandeld. Inrotting wordt voorkomen door plekken glad af te werken en met balsem te bedekken.

De verplichting tot instandhouding behoeft niet te betekenen dat van een boomgroep alle bomen moeten blijven staan. Om besmetting met ziekten te voorkomen kan zo nodig de verplichting worden opgelegd bepaalde bomen te kappen en van het terrein te verwijderen. Bij een sterk verouderd bomenbestand kan het aanbeveling verdienen het bestand te kappen onder het opleggen van een herplantplicht. De instandhoudingsverplichting krachtens artikel 11 mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bijvoorbeeld de Plantenziektewet.

5. Het beheersmatig afzetten van haksingels kan soms tot gevolg hebben dat stobben niet meer uitlopen doordat b.v. vee het jonge hout kan bereiken, door ondeskundig maaien enz. In zulke gevallen wordt dit gezien als vellen zonder vergunning. Lid 5 is opgenomen ter bescherming van de landschappelijke beplantingen als (elzen)singels en houtwallen

Artikel 12: Schadevergoeding

De boswet schrijft voor dat een gemeentelijke verordening dit artikel moet bevatten, hoewel uit de (gepubliceerde) rechtspraak geen enkel geval van een schade-uitkering op grond van dit artikel bekend is.In de meeste gevallen zal het hier gaan om de gevolgen voor eigenaren van bomen waarvoor een kapvergunning is geweigerd en zaleen financiële ondersteuning bij het uitvoeren van onderhoud (inzet hoogwerker en snoeiwerk), de meest voorkomende vorm van schadevergoeding zijn.

Artikel 13: Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten zoals de iepziekte adequaat te kunnen bestrijden. Het Besluit Bestrijding Iepziekte is opgeheven en de Minister heeft de gemeenten zelf de bevoegdheid gelaten om tegen deze ziekte op te treden. Optreden is dringend gewenst om de iepen in ons land te behouden. Ondertussen hebben zich ook andere besmettelijke boomziekten ontwikkeld. Belangrijk is dat verspreiding van potentieel broedhout en de besmetting wordt voorkomen.

5. In het vijfde lid is een bijzondere bestuursdwang bevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuursdwang bevoegdheid opgenomen, vanwege de ernst van de zaak en de noodzaak snel te kunnen handelen met name voor een afdeling “Groen”.

Artikel 14: De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden in relatie met bouw – en aanlegplannen

Naar aanleiding van vele praktijkproblemen in de afstemming tussen de verschillende verordeningen is dit artikel ontworpen.Juist in het ontwerpstadium kunnen bouw- en aanlegplannen nog worden gewijzigd en aangepast aan voorhandenzijnde en te behouden beplantingen. Een standaardinventarisatie van aanwezige beplantingen als vast onderdeel van iedere bouw- of aanleg- aanvraag is raadzaam.

1. Om te voorkomen dat de houtopstand wordt gekapt en nog lang niet begonnen wordt met de bouw, geldt bij bouwprojecten de voorwaarde dat dan binnen drie maanden na de kap begonnen wordt met de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

4. als een herplant niet mogelijk is, dan legt het bevoegd gezag de verplichting op tot een financiële compensatie van de boomwaarde. De compensatie worde berekend aan de hand van de methode Raad. De bijdrage van de financiële herplant wordt in het gemeentelijk bomenfonds gestort. In bijlage 2 staan de regels voor besteding van deze gelden vermeld.

5. Als blijkt dat de aanwezigheid van waardevolle houtopstanden bewust of opzettelijk verzwegen is, kan dit artikel zeker toepassing vinden. Er moet tijdens bouw of aanleg aangegeven worden of er nog houtopstanden zijn op het te bebouwen gebied.

Artikel 15: Waardevolle Bomen

1. Op basis van deze verordening is het vellen van bomen binnen de bebouwde kom in principe vrij van vergunning. Uiteraard kunnen zich op deze terreinen houtopstanden bevinden die een dusdanige omvang en voorkomen hebben dat ze toch beschermingswaardig zijn. Door deze te inventariseren en in een vast te stellen Waardevolle Bomenlijst op te nemen, kunnen die alsnog vergunningplichtig worden gemaakt. De inventarisatie vindt plaats op basis van de in bijlage 1 genoemde criteria. De Waardevolle Bomenlijst kan behalve bijzondere beschermwaardige bomen ook andere houtopstanden bevatten. De lijst kan houtopstanden bevatten met een kleinere stamomtrek dan in artikel 1 genoemd. Zo kunnen ook (landschappelijk) waardevolle houtopstanden, zoals beeldbepalende Rhododendrons, magnolia’s of nieuw aangeplante herdenkingsbomen met een kleinere diktemaat toch beschermd worden.

3. De Waardevolle Bomenlijst bevat monumentale en bijzondere bomen. Voor de monumentale bomen zijn criteria gebruikt die door de Bomenstichting gehanteerd worden. Een groot deel van de monumentale bomen staan op in het landelijke Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting. De Waardevolle Bomenlijst bestaat uit een opsomming van bomen die op het moment van opstellen c.q. aanpassen voldoen aan de omschrijving in artikel 15 lid 1. Ook de bomen die in het kader van een verplichting worden geplant of behouden worden in de lijst opgenomen. Voor beheer en herstel van monumentale bomen op de landelijke lijst van de Bomenstichting kan een beroep gedaan worden op het Nationaal Bomenfonds. Mocht de aanvraag geweigerd worden, bestaat de mogelijkheid om alsnog een bijdrage uit het gemeentelijke Bomenfonds te krijgen. Voor beheer en herstel van de waardevolle bomen die niet op de Monumentale Bomenlijst van de Bomenstichting staan, kan géén beroep gedaan worden op het Nationaal Bomenfonds. In dat geval kan men een beroep doen op het Bomenfonds van de gemeente Aalten.

4. Omdat bomen nu eenmaal de eigenschap hebben te groeien en af te takelen, is het goed de lijst minimaal eens in de 5 jaar te herzien en opnieuw vast te stellen. Ook bestaat er de mogelijkheid dat particulieren een verzoek tot plaatsing van bomen op de Waardevolle Bomenlijst indienen. Deze toevoeging zal uiteraard pas na toetsing aan de criteria plaatsvinden.

Artikel 16: Bescherming gemeentelijke houtopstanden

1. en 3. Niet alleen ter wille van de beeldkwaliteit en de veiligheid is dit artikel opgenomen, maar ook ten aanzien van het beheer. De praktijk leert dat de aanwezigheid van bevestigingsmaterialen in bomen (punaises, krammen, spijkers) tot problemen en schade kan leiden bij snoei- en zaagwerkzaamheden. Hierbij is dus ook de veiligheid van de desbetreffende beheerders in het geding. Overigens is het beschadigen van gemeentelijke bomen tevens te beschouwen als een inbreuk op het gemeentelijk eigendomsrecht op grond waarvan de dader(s) aansprakelijk kunnen zijn en kan opzettelijke beschadiging zelfs worden aangemerkt als vernieling in de zin van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 17: Uitzicht belemmerende beplanting

Dit artikel heeft in de meeste situaties betrekking op particulier groen.

Artikel 18 Boomwaarde

Het is eigentijds dat de waarde van een houtopstand wordt bepaald door factoren als de beeldkwaliteit, de arbeid die er aan is besteed om de boom zo groot te krijgen, de standplaats, de soort e.d. Het kan niet zo zijn dat b.v. een kwalitatief goede boom van 25 jaar oud en met een goed toekomstperspectief, na een aanrijding wordt vervangen door een jonge boom van slechts enkele jaren oud, waar vervolgens weer veel energie in moet worden gestoken. Er worden momenteel rekenmethoden gebruikt die ook door verzekeringsmaatschappijen worden geaccepteerd en op basis waarvan een waarde bepaald kan worden. Bij het vaststellen van de boomwaarde wordt op dit moment meestal gebruik gemaakt van de zogenaamde methode Raad (zie Artikel 1 lid 1g). Een andere door boomtaxateurs veel gebruikte methode is de NVTB methode. De gebruikte methoden zijn echter nogal aan wijzigingen onderhevig. Dit heeft alles te maken met de wet Aansprakelijkheid en de invloed van de verzekeringsmaatschappijen. Het is dus heel goed mogelijk dat landelijk voor een andere methode zal worden gekozen, die ook bij ons gevolgd zal (moeten) worden.

Artikel 19: Strafbepalingen

1. De boetecategorie is van de tweede categorie. Alleen in geval van recidive is een boete/hechtenis van de derde categorie mogelijk! Ten overvloede moet misschien worden opgemerkt dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en/of medeplichtigheid regelmatig voor te komen. Opgenomen is expliciet de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd, omdat (meestal) de rechter de straf oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader, zoals daarvan tijdens de rechtszitting is gebleken. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële te laten meewegen.

2. Dit lid is opgenomen ter loskoppeling van straf- en privaatrecht. Bedoeld is deze instructienorm om de mogelijkheid van een privaatrechtelijk optreden van een gemeente als schadelijdend boomeigenaar/beheerder niet op voorhand te frustreren door een verwijt dat er strafrechtelijk wordt opgetreden. Formeel staat immers het strafrechtelijk perspectief (“laakbaarheid”) los van het privaatrechtelijk perspectief van geleden schade door de boomeigenaar. Niettemin is de officier van Justitie onafhankelijk in zijn beslissing om wel of niet tot vervolging over te gaan, in de praktijk vaak de (eventuele) schadeclaim van de gemeente afwegend.

Artikel 20: Opsporing en toezichtBij artikel 20 is opgenomen: “bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen personen”, omdat daardoor een grotere groep ambtenaren aan het toezicht kan deel nemen.