Agrarische nota Blaricum 2011

Geldend van 18-06-2011 t/m heden

Intitulé

Agrarische nota Blaricum 2011

De gemeenteraad van de gemeente Blaricum heeft de Agrarische nota Blaricum 2011 vastgesteld.

Hoofdstuk 1 Inleiding

In juni 2005 heeft de raad de Nota agrarisch beleid vastgesteld. Op basis van die nota is de Uitvoeringsnota buitengebieden en dorpskern (bijlage 1) opgesteld en in december 2006 door het college vastgesteld. Kern van de nota is dat het beleid gericht is op het behoud van het specifieke agrarische karakter van het dorp, waarbij de agrarische bedrijvigheid in relatie moet worden gezien met natuurbehoud, behoud landschappelijke waarden en recreatie. Aan de actieve ondersteuning in de bedrijfsvoering van de agrarische bedrijven worden geen middelen meer besteed. Ook wil de gemeente gronden in de buitengebieden, die een agrarische of landschappelijke functie moeten houden, zoveel mogelijk in eigendom en beheer bij derden onderbrengen.

De kern van de uitvoeringsnota is dat de activiteiten vooral zijn gericht op eigendomsoverdracht van gemeentelijke gronden aan de Agrarische Stichting Blaricum (ASB) of de Stichting Goois Natuurreservaat

(GNR) en op het via bestemmingsplannen sturen op behoud van het agrarisch karakter. De eigendomsoverdracht is op enkele formele handelingen na afgerond. In de recente bestemmingsplannen is met het vastleggen van het karakter rekening gehouden.

 

Door diverse ontwikkelingen is het opstellen van een nieuwe nota agrarisch beleid gewenst, waarbij gedacht moet worden aan wijziging van de regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening, de verschuivingen in het eigendom van de agrarische gronden en de marktontwikkelingen voor agrarische bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 1.1 Doelstelling

Het opstellen van een beleidskader voor het agrarisch gebied van de gemeente Blaricum waarin een balans wordt gevonden tussen de elementen economische activiteit, het behoud van cultuurhistorische

waarden en het behoud van het landelijk karakter. Onder het agrarisch gebied vallen naast de agrarische gronden, ook de bospercelen en de (Eng)gronden met een natuurbestemming.

Hoofdstuk 1.2 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het huidige agrarische beleid en de uitvoeringsnota en uitgangspunten voor de nota 2011 beschreven. Het beleidskader van rijk, provincie, gewest en gemeente wordt in hoofdstuk 3 behandeld. De ontwikkelingen van de agrarische sector wordt in hoofdstuk 4 beschreven. Hoofdstuk 5 geeft aan op welke informatie van de gebruikers is verkregen. In hoofdstuk 6 wordt op basis van de voorgaande hoofdstukken uitgangspunten per gebied beschreven. De positie van de Agrarische Stichting Blaricum en deelname van het gemeentebestuur hierin wordt in hoofdstuk 7 beschreven. Tot slot gaat hoofdstuk 8 nader in op de evaluatie van de uitvoeringsnota 2006 en worden voorstellen gedaan voor verkoop van gemeentelijke gronden.

Hoofdstuk 2 Agrarisch Blaricum

De gemeente Blaricum telt ca 666 ha agrarische-, bos- en natuurterreinen. Dit gebied beslaat bijna 65% van het grondgebied van Blaricum. Deze gronden zijn o.a. in eigendom bij de Agrarische Stichting Blaricum (ASB), Gooisch Natuurreservaat (GNR), Staatsbosbeheer (SBB) en particuliere eigenaren en zijn onder te verdelen in ; natuurgebieden, open agrarische gronden en agrarische gronden binnen de bebouwde kom.

Blaricum kent een rijke agrarische historie welke de oorsprong van Blaricum kenmerkt. Vandaag de dag is nog een maar een aantal agrarisch ondernemers actief. Bij de ASB zijn 10 agrarisch ondernemers

aangesloten waar zij agrarische gronden aan verpachten. Daarnaast is nog aantal agrarisch ondernemers in het dorp aanwezig die niet bij de ASB zijn aangesloten. Vrijwel alle agrarisch ondernemers oefenen

naast de agrarische activiteiten nevenactiviteiten of een nevenberoep uit. Ondanks de snelle ontwikkelingen in de landbouw met als gevolg het verdwijnen van veel bedrijven, schaalvergroting en het zoeken naar andere inkomens bronnen is er in de gemeente nog steeds behoefte aan agrarische gronden. Juist deze agrarische bedrijven en activiteiten zijn van belang voor het behoud van de agrarische traditie en agrarische verschijningsvorm van het specifieke dorpskarakter.

Hoofdstuk 2.1 Agrarisch beleid 2005

Om het agrarisch karakter en de agrarische traditie te kunnen behouden heeft de gemeente Blaricum zich met het Agrarisch Beleid in 2005 uitgesproken om een ondersteunende en faciliterende rol in te nemen, waarbij zonder financiële investeringen voldoende waarborgen moeten zijn voor het behoud van het agrarische karakter van het dorp en de gemeente voldoende sturing moet houden op het gebruik van gronden.

 

De gemeente heeft dit op de volgende manieren willen nastreven:

1. Bestemmingsplannen

- Middels bestemmingsplannen de planologische randvoorwaarden vaststellen. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de dorpskern en het buitengebied.

- In de dorpskern kan medewerking worden verleend aan diverse agrarisch gelieerde nevenactiviteiten

- In het buitengebied is sprake van een open landschap zonder agrarische bedrijven. Het open landschap moet behouden blijven en vastgelegd worden in het bestemmingsplan.

 

2. Gemeentelijke agrarische eigendommen en buitengebied

- om zeggenschap over de buitengebieden te waarborgen en eventuele gronden te kunnen compenseren in verband met de realisatie van de Blaricummermeent, waren de buitengebieden niet overgedragen aan GNR. Nu Blaricummermeent concreet is kan worden nagedacht over overdracht van deze gronden aan een stichting of natuurbeheerorganisatie.

- In de uitvoeringsnota 2006 is aangegeven welke gebieden onder welke voorwaarden kunnen worden overgedragen.

Ad 1) Bestemmingsplannen

In 2007 is het bestemmingsplan Dorp vastgesteld. Het plangebied is gevormd door het dorpsgebied van Blaricum met uitzondering van het beschermd dorpsgezicht en de villagebieden. In het plangebied

hebben zes percelen de agrarische bestemming, waarvan vijf gelegen aan de Schapendrift en één aan de Eemnesserweg.

Ter plaatse van de agrarische bouwvlakken mogen zowel akkerbouwbedrijven als veehouderijbedrijven gevestigd worden. Op een aantal percelen komen andere activiteiten voor dan uitsluitend de agrarische activiteiten zoals agrarisch hulp- en nevenactiviteiten en

mechanisatieactiviteiten. Deze activiteiten zijn in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

In dit bestemmingsplan is er van uit gegaan dat de agrarische bedrijven aan de Schapendrift zich niet zullen toeleggen op schaalvergroting, specialisatie of verbreding. Gezien de toekomstperspectieven van

de agrarische bedrijven en de ligging van de bedrijven in de kern, is het niet wenselijk geweest om aan deze bedrijven extra ontwikkelingsmogelijkheden te bieden in de vorm van nevenfuncties. Gezien de omvang van de (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen is de mogelijkheid opgenomen om na bedrijfsbeëindiging via een wijzigingsbevoegdheid extra gebruiksmogelijkheden naast de woonfunctie toe te staan. Voorbeelden van gebruiksmogelijkheden zijn, hobbyboer, veearts, ambachtelijke bewerking van agrarische producten, paardenstallen, bed&breakfast, kinderopvang, galerie.

Voorwaarde hierbij is o.a. wel dat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en dat er geen verkeersaantrekkende werking mag optreden.

 

In het bestemmingsplan Villagebieden 2009 zijn alleen agrarisch percelen zonder bouwperceel gelegen. Deze agrarische gronden en de gronden met een natuurbestemming ( zowel de enggronden als de

bosgronden) zijn consoliderend bestemd. Naast de agrarische activiteiten zijn deze gronden tevens bedoeld voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, natuurontwikkeling alsmede behoud, herstel en

ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende natuur-, cultuurhistorische- en landschapswaarden.

 

Voor de overige agrarische gronden en percelen met een agrarisch bouwperceel zijn de bestemmingsplannen Landelijke gebieden (2001), Warandepark (1989) en Kom 1e herziening (2000) van toepassing. Deze bestemmingsplannen worden de komende jaren geactualiseerd.

 

Ad 2) Gemeentelijke agrarische eigendommen en buitengebied

De kern van de uitvoeringsnota Agrarisch beleid 2006 is dat de activiteiten vooral zijn gericht op eigendomsoverdracht van de gemeentelijke gronden aan de Agrarische Stichting Blaricum (ASB) en Stichting Goois Natuurreservaat (GNR). In deze nota is aangegeven welke gronden aan derden kunnen worden overgedragen. In bijlage 2 is aangegeven welke overdrachten tot nu toe hebben plaatsgevonden. Een aantal gronden is (nog) niet overgedragen. In hoofdstuk 8 wordt aangegeven welke gronden alsnog voor overdracht in aanmerking komen.

Hoofdstuk 2.2 Uitgangspunten Nota Agrarisch Beleid 2011

In de meest recent geactualiseerde bestemmingsplannen is getracht het agrarisch karakter zoveel mogelijk te waarborgen door de bestaande agrarische bouwpercelen en onbebouwde agrarische gronden consoliderend te bestemmen. De bestemmingen zijn zoveel mogelijk aangepast op het huidige gebruik indien dit wenselijk is. Er zijn echter geen nevenfuncties binnen de agrarische bestemming mogelijk gemaakt. Dit is alleen mogelijk wanneer een agrarisch bedrijf wordt beëindigd en de vrijkomende bebouwing een andere functie krijgt. Daarnaast is de agrarische uitstraling van de (voormalige) agrarische percelen van groot belang voor de agrarische beleving in Blaricum. Zowel de gebruiksmogelijkheden als de bouwmogelijkheden zijn hierop van invloed. Gelet op het huidige beleid (hoofdstuk 3), landelijke ontwikkelingen (hoofdstuk 4) en wensen vanuit de huidige gebruikers (zie hoofdstuk 5 ) zal de regeling met betrekking tot nevenactiviteiten en bouwmogelijkheden nader moeten worden bekeken.

De uitvoeringsnota 2006 is grotendeels afgerond. Het merendeel van de agrarische en natuurgronden is overgedragen aan een stichting of natuurbeheerorganisatie. De gronden die niet zijn overgedragen in

verband met een aantal ontwikkelingen en de functie ten behoeve van het agrarisch karakter of openbaar groen, moeten nogmaals worden beoordeeld of zij toch in aanmerking komen om te worden overgedragen. Door een afweging te maken van de kosten en opbrengsten van deze percelen alsmede de relatie te bekijken met andere ontwikkelingen op deze en/of naastgelegen percelen wordt hier een voorstel voor gedaan. Daarnaast speelt de vraag of, na overdracht van de gemeentelijke gronden, zitting van een afvaardiging van de gemeente in het bestuur van de ASB nog noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Op landelijke, provinciaal en gemeentelijk niveau is beleid vastgesteld dat van invloed is op de agrarische en natuurgronden binnen de gemeente Blaricum. In dit hoofdstuk wordt weergegeven welke beleidsdoelstellingen voor deze gronden van toepassing zijn.

Hoofdstuk 3.1 Rijksbeleid

-Agenda Vitaal Platteland

De Agenda Vitaal Platteland (LNV 2004) beschrijft het beleid van de overheid voor een leefbaar, vitaal en duurzaam platteland. De Agenda Vitaal Platteland gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op

economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten. Hierin staat welke veranderingen de overheid op het platteland wil realiseren, bijvoorbeeld:

· goede woonomstandigheden creëren: onder meer door te zorgen voor basisvoorzieningen als het ziekenhuis, de huisarts en de basisschool. Ook het openbaar vervoer is belangrijk omdat mensen hierdoor sociale contacten kunnen onderhouden, hun werk en voorzieningen kunnen

bereiken;

· natuur beschermen;

· aantrekkelijke en toegankelijke landschappen behouden en ontwikkelen.

Tegelijkertijd is ruimte nodig voor ondernemerschap op het platteland zoals landbouw en tuinbouw.

Ook is het belangrijk burgers te betrekken bij de veranderingen.

Het Rijk heeft afspraken gemaakt met provincies en gemeenten over de ontwikkeling van het platteland.

De financiële ondersteuning daarvoor komt uit het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) van de provincie.

-Europees subsidieprogramma voor versterking platteland

Het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland 2007 – 2013 (POP2) is een Europees

subsidieprogramma om het Nederlandse platteland te versterken.

Dit moet onder andere worden bereikt door:

· bij te dragen aan een duurzame en concurrerende landbouw;

· landbouwbedrijven te moderniseren;

· de infrastructuur in de landbouw te verbeteren;

· verdroging te bestrijden;

· kleine ondernemingen te steunen;

· agrarisch natuur- en landschapsbeheer te bevorderen;

· toeristische activiteiten op het platteland te ondersteunen.

-Taskforce Multifunctionele Landbouw

Volgens de overheid kan multifunctionele landbouw bijdragen aan een veelzijdig en ondernemend platteland. Daarom is in 2007 de Taskforce Multifunctionele Landbouw opgericht. De Taskforce stimuleert en subsidieert projecten op het gebied van multifunctionele landbouw. Ook zorgt de Taskforce voor cursussen en kennisoverdracht tussen multifunctionele landbouwbedrijven.

Hoofdstuk 3.2 Beleid provincie Noord-Holland

- Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

Het Investeringsbudget Landelijk Gebied is een overkoepelende subsidieregeling voor de inrichting van het landelijk gebied. De provincie Noord-Holland stelt geld ter beschikking voor projecten op het gebied

van natuur, landbouw, recreatie, landschap, bodem, water en sociaaleconomische vitalisering van het landelijk gebied.

Voor projecten in het landelijk gebied bestaan veel verschillende mogelijkheden voor subsidie.

Regelingen op provinciaal, landelijk en Europees niveau, voor projecten op het gebied van landschap, natuur, recreatie en een economisch sterk platteland ( o.a. POP2) . Het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) is dé plek waar de provincie Noord-Holland al deze regelingen bij elkaar brengt.

De provincie werkt samen met natuurbeherende organisaties, agrariërs, gemeenten en waterschappen aan een economisch sterk platteland met ruimte voor de natuur en uitgebreide mogelijkheden voor recreatie.

- Natuurbeheerplan 2010

De provincie bepaalt in welke gebieden beheerders subsidie kunnen krijgen voor (agrarisch) natuur- en landschapsbeheer. Zij maakt hiervoor een Natuurbeheerplan waarin de natuurbeheer- en landschapstypen voor alle percelen en terreinen vastliggen. Subsidie is alleen mogelijk voor het

beheertype dat in het Natuurbeheerplan is vastgesteld.

In het Natuurbeheerplan staat aangegeven waar en welke natuur aanwezig is of ontwikkeld kan worden, hoe deze natuur beheerd kan worden en welke mogelijkheden er worden geboden voor landschapsonderhoud. Tevens wordt de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) met de vaststelling van het Natuurbeheerplan vastgelegd. Op de kaarten behorende bij het Natuurbeheerplan zijn

de gronden die hiervoor in aanmerking komen aangegeven. Het natuurbeheerplan wordt vertaald in de herziening van de Structuurvisie van de provincie Noord-Holland. Op basis hiervan zal nog een aantal

wijzigingen op de kaarten worden aangebracht. Voor de laatste stand van zaken wordt dan ook verwezen naar de website van de provincie.

-Nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing in Noord-Holland (2008)

De provincie beoogt met beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing in te spelen op de afname van de agrarische functie en ruimte te geven aan andere niet-agrarische activiteiten, zoals wonen, werken,

recreëren en zorg. Het mogelijk maken van nieuwe functies komt de instandhouding van boerderijen, bijgebouwen, erf en het landschap ten goede. De provincie streeft met dit beleid naar een vitaal platteland. Het beleid is zowel voor nieuwe functies bij bedrijfsbeëindiging als voor nevenfuncties in combinatie met of naast het agrarisch bedrijf. In beide gevallen is het uitgangspunt dat de specifieke kwaliteiten van het buitengebied worden beschermd en verbeterd, en dat waardevolle bebouwing wordt gehandhaafd en opgeknapt. Voordat nieuwe (neven)functies worden toegestaan, moet gewaarborgd worden dat landschappelijke, cultuurhistorische en monumentale waarden worden

behouden of zelfs worden versterkt. Het beleid is specifiek gericht op voor het gebied buiten de rode contour, maar kan ook als leidraad voor de gemeente dienen voor het beleid binnen de rode contour.

Belangrijke uitgangspunten om te beoordelen of een (neven)functie wenselijk zijn:

• de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische

bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperkt;

• monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft en als zodanig wordt

opgenomen in het bestemmingsplan, dan wel het project;

• buitenopslag als verboden gebruik wordt opgenomen in het bestemmingsplan;

• de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;

• eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd;

• het voormalige agrarische bouwperceel geen agrarische bestemming meer heeft in geval van volledige beëindiging van de agrarische functie en als zodanig wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

Deze leidraad is verwerkt in de provinciale structuurvisie/ verordening 2010.

-Leidraad Verbrede landbouw en vrijkomende agrarische bebouwing (2009)

Samen met de regio Amstel, Gooi en Vechtstreek heeft de provincie de leidraad Verbrede landbouw en vrijkomende agrarische bebouwing opgesteld. Deze leidraad heeft als doel de gemeenten behulpzaam

te zijn bij het ontwikkelen van beleid en instrumentarium voor genoemde onderwerpen. Het is dus geen beleidsdocument maar een hulpmiddel om tot beleid en borging ervan te komen. De gemeenten maken

zelf een keuze en bepalen hoeveel ruimte ze wil bieden aan de ontwikkelingen die zich in het landelijk gebied voordoen.

-Provinciale Structuurvisie 2010

In de Prsv2010 geeft de provincie aan dat behoud en ontwikkeling van natuurgebieden wordt nagestreefd. Natuur draagt bij aan een gunstig vestigingsklimaat en voorziet in een recreatiebehoefte.

De provincie Noord-Holland beschouwt de ecologische waarde en de gebruikswaarde van haar natuur daarom in samenhang. De provincie zorgt voor gebieden met een hoge biodiversiteit, maakt deze waar mogelijk toegankelijk voor recreatie en bouwt deze uit tot een robuust, samenhangend netwerk.

Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones, nationale parken en Natura 2000 gebieden. Daarnaast richt de provincie zich op het behouden van weidevogels en het karakteristieke open weidelandschap waarin zij leven. De provincie vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur te koppelen aan andere ontwikkelingen. Hierbij wordt gezocht naar koppelingen met landbouw in het gebied voor gecombineerde landbouw, met woningbouwontwikkeling en met waterberging. Binnen de natuurgebieden wordt inventief omgegaan met het beheer. Ook maakt de provincie een Ruimte voor Ruimte regeling zodat ongewenste elementen uit het landschap kunnen worden verwijderd. De natuurdoelen en het landschap zijn hierbij leidend.

Een vitale plattelandseconomie is belangrijk voor de Noord-Hollandse economie en een voorwaarde voor de leefbaarheid van gebieden. Het uitgangspunt is een ontwikkelingsgerichte strategie, met de ambitie dat daar waar nieuwe economische activiteiten mogen worden ontwikkeld, ook de kwaliteit van het gebied toeneemt. De landbouw heeft circa 60 procent van de grondoppervlakte van de provincie in beheer. De landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de economie en vervult een cruciale rol als beheerder van het landschap. Inzet is dan ook om in Noord-Holland een vitale en duurzame agrarische sector te behouden. Ter uitvoering van de structuurvisie zijn in de Prvs2010 beleidsregels voor verbrede landbouwfuncties op of functiewijzigingen van agrarische bouwpercelen voor het landelijk gebied uitgewerkt (bijlage). Dit is de vertaling van het beleid Vrijkomende agrarische bebouwing 2008.

Hoofdstuk 3.3 Gemeentelijk beleid

-Strategische Visie Blaricum (2010)

De strategische visie “Blaricum, authentiek dorp in ‘t Gooi” schetst een beeld van de ontwikkelingsrichting van Blaricum voor de komende 20 jaar. De visie laat zien wat de huidige en gewenste identiteit van Blaricum is en hoe Blaricum er in 2030 uitziet. Met de strategische visie kan de gemeente beleidskeuzes voor de toekomst maken. Een onderdeel van de strategische visie is een uitvoeringsprogramma tot 2015. Hierin staan de maatregelen benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om aan de gewenste toekomst van Blaricum te werken.

De strategische visie bevat een aantal ruimtelijke uitwerkingen. Hiermee fungeert de strategische visie tevens als structuurvisie, die elke gemeente wettelijk gezien verplicht is op te stellen.

Het dorpse/kleinschalige karakter en het groene en sociale en vrije karakter zijn sterke kernwaarden die voor de toekomst behouden moeten blijven. Om dit na te streven zijn in de visie een aantal doelstellingen geformuleerd:

· ontmoeten stimuleren

· fysieke verbindingen versterken

· recreatie verbeteren

· centrumgebieden meer kwaliteit geven

· handhaven dorpse karakter

· streven naar evenwichtige bevolkingsopbouw

Concrete uitgangspunten voor het agrarische gebied zijn het verbeteren van recreatie en handhaven van het dorpse karakter. Dit kan gerealiseerd worden door het verbeteren van de recreatieve routes en het poldergebied De Kampen benutten als natuurbelevingsgebied. Het dorpse karakter wordt nagestreefd door bescherming van groen en natuur, bescherming van boerderijen, klinkerwegen, lage hagen

beschermen en behoud van de kleinschaligheid.

-Groenvisie Blaricum (2006)

Met de Groenvisie Blaricum wordt een eerste aanzet gegeven tot een doelgerichte inrichting en beheer van het gemeentelijk groen. Hierbij staat de missie "instandhouding van een samenhangende groenstructuur, waarin duurzaam beheer centraal staat en overlast van groen wordt voorkomen" centraal. De Groenvisie heeft betrekking op al het openbaar groen van de gemeente Blaricum. De natuurgebieden in beheer van Stichting Goois Natuurreservaat vallen buiten dit plan.

-Bermenbeleid (2009)

De raad van de gemeente Blaricum heeft in mei 2009 de Nota Bermenbeleid vastgesteld. In deze nota is een uniform beleid ten aanzien van de bermen in Blaricum opgesteld met daarin duidelijke richtlijnen ten aanzien van de berminrichting. Wat betreft het gebruik van de berm als parkeergelegenheid is de volgende tekst opgenomen in de Nota Bermenbeleid:

“Artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 heeft betrekking op de bermen in de gemeente Blaricum.

Hierin wordt bepaald dat de berm tot de weg behoort. De berm is dus een onderdeel van de weg. Op grond van de Wegenwet is de gemeente voor de wegen en bermen, die in de gemeente liggen de wegbeheerder . De eigenaar en de onderhoudsplichtige van een berm moeten het toestaan dat het verkeer van de berm gebruik kan maken. Dit betekent zowel het over de berm rijden als ook het parkeren in de berm.”

-Grondbeleid (2009)

In de Nota Grondbeleid wordt het uitgangspunt gehanteerd dat agrarische gronden die niet meer noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de publieke taak van de gemeente in beginsel worden afgestoten. Agrarische gronden die binnen een bepaald tijdsbestek voor woningbouw of andere ruimtelijke plannen nodig zijn worden bij voorkeur in beheer gegeven uitsluitend met een kortlopend pachtcontract. Met een kortlopende pachtcontracten kan de grond namelijk toch tijdig beschikbaar komen voor de bestemmingen/ ontwikkelingen die de gemeente beoogt.

Hoofdstuk 4 Algemene trends agrarische sector

Het landelijk gebied van Blaricum wordt gekenmerkt door landelijke openheid, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. De agrarische ondernemers spelen een grote rol bij het behoud van het waardevolle cultuurlandschap. Tegelijk verliest als gevolg van veranderingen in de landbouw jaarlijks een aantal boerderijen de agrarische functie. Het landelijk gebied is aan grote veranderingen onderhevig. Dit komt o.a. door:

- het toenemen van vrije tijd is het landelijk gebied ontdekt als recreatie ruimte;

- door een groeiend milieubesef ontstaat er meer interesse bij het grote publiek voor het landelijk gebied. Deze interesse uit zich onder meer in de waarde die men hecht aan ons natuur- en cultuurlandschap;

- binnen de agrarische sector vindt een driedeling plaats. Een aantal agrariërs richt zich volledig op de oorspronkelijke productietak, waarbij intensivering, schaalvergroting en specialisatie sleutelbegrippen zijn. Een andere groep richt zich naast hun agrarische productietak op andere bijverdiensten, ook wel aangeduid als verbrede landbouw. Tot slot is er een groep agrariërs die, om uiteenlopende redenen, hun bedrijf beëindigen, waarbij de vrijkomende agrarische bebouwing ook door andere gebruikers wordt benut.

Hoofdstuk 4.1 Verbrede landbouw en multifunctionele landbouw

Onder verbrede landbouw worden agrarische bedrijven verstaan, die naast hun agrarische productietak andere activiteiten uitvoeren, ook wel nevenfuncties genoemd. Een ander veel gebruikt begrip dat hier nauw verband mee houdt, is multifunctionele landbouw. Binnen dat begrip is de koppeling van die andere activiteit aan het agrarisch bedrijf en het maatschappelijk doel dat wordt beoogd (het dichter bijeenbrengen van platteland en maatschappij) van belang. Denk bijvoorbeeld aan agrarisch natuurbeheer, zorg, agrarische kinderopvang, verkoop van streekproducten en recreatie. Bij het begrip verbrede landbouw is de koppeling met het agrarisch bedrijf en de maatschappij niet per se

noodzakelijk. Zo wordt een agrariër die als andere activiteit een hoveniersbedrijf heeft, wel als verbrede landbouw gezien, maar valt niet onder het begrip multifunctionele landbouw. Beide vormen hebben wel

met elkaar gemeen, dat het gaat om functies die naast de oorspronkelijke agrarische bedrijfstak worden uitgeoefend en in de regel ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie.

Er wordt gesproken over nevenfuncties indien:

- er sprake is van een activiteit die bijdraagt aan het inkomen van het agrarisch bedrijf (ondergeschikt aan hoofdinkomen);

- de activiteit ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf;

- deze activiteit verbonden is aan het boerenland/boerenerf.

 

Voor de wens van een agrarisch ondernemer om nevenfuncties op te starten zijn verschillende redenen aan te voeren.

• extra inkomsten;

• verbeteren van het imago van de agrarische sector;

• het leuk vinden om gasten te ontvangen op het agrarisch bedrijf;

• begaan zijn met bepaalde doelgroepen in de samenleving;

• uit overtuiging landschappelijk onder houd in je bedrijfsvoering invoeren;

• een bredere kijk op de agrarische bedrijfsvoering.

Verbrede landbouw heeft vaak een relatie met natuur- en landschapsonderhoud, recreatie en toerisme, zorg of verkoop van (streek) eigen producten. De landschappelijke context biedt vaak aanknopingspunten voor verbrede landbouw. Agrarische gebieden met hoge natuur- en landschapskwaliteiten lenen zich goed recreatieve activiteiten en agrarisch natuurbeheer. Agrarische gebieden in de directe omgeving van stedelijk gebied lenen zich goed voor diverse vormen van zorg en verkoop van streekproducten. Het uitoefenen van verbrede landbouw staat of valt met de persoonlijke interesses van de betreffende agrariërs. (bron: Leidraad verbrede landbouw 2009)

Hoofdstuk 4.2 Vrijkomende Agrarisch Bebouwing (VAB)

De term geeft het al aan, het gaat hier om agrarische bebouwing die na bedrijfsbeëindiging beschikbaar komt. Voor de definitie is het volgende van belang. Het woordje ‘agrarisch’ betekent dat we te maken hebben met een agrarisch bedrijf. Met VAB bedoelen we dus niet andersoortige bedrijven. Het woordje ‘vrijkomend’ geeft aan dat het voormalige (agrarisch) gebruik beëindigd is. In deze nota spreken we van VAB, als het gehele agrarisch bedrijf wordt beëindigd. Het woordje ‘bebouwing’ geeft aan dat er sprake moet zijn van gebouwen. Concreet betekent dit, dat VAB geen betrekking heeft op landbouwgronden, maar op het bouwperceel. Het bestemmingsplan is bepalend voor hoe met dergelijke bebouwing kan worden omgegaan. De oorspronkelijke bestemming is agrarisch. Als het bedrijf wordt beëindigd, kan op grond van het bestemmingsplan er alleen een ander agrarisch bedrijf gebruik van maken. In de bestemmingsplannen is nu een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen als het agrarisch gebruik beëindigd is. Veel vervolgfuncties die nu in bestemmingsplannen

mogelijk worden gemaakt, zijn ‘wonen’ en ‘agrarisch verwante doeleinden’.

De vrijkomende bebouwing is voor een grote diversiteit aan functies aantrekkelijk. Deze aantrekkingskracht heeft verschillende oorzaken:

• voormalige agrarische bedrijfsgebouwen zijn vaak geschikt voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, recreatie of horeca;

• goedkope vestigingslocatie (vergeleken met bijvoorbeeld bedrijventerreinen);

• ligging in de directe nabijheid van grootstedelijke gebieden;

• situering in een landschappelijke en cultuurhistorisch interessante omgeving met de mogelijkheid van landelijk wonen;

• veel meer ruimte (‘vrijheid’) en minder milieubelemmeringen dan in stedelijke gebieden.

In het verleden is gebleken dat zich allerlei ongewenste functies in VAB vestigen, als adequaat beleid en instrumentarium ontbreken. Aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden, het aantrekken van veel verkeer over wegen die daarvoor niet geschikt zijn en parkeer- en

milieuproblemen kunnen het gevolg zijn. Bovendien ontstaat er al snel strijd met het restrictief beleid van Rijk en provincie. Om dergelijke effecten te beheersen of te voorkomen, is beleidsvorming en juridische verankering ervan nodig. (bron: Leidraad verbrede landbouw 2009)

In deze nota wordt bekeken op welke wijze beleid specifiek voor Blaricum kan worden opgesteld, voor zowel verbrede landbouw/multifunctionele landbouw als voor de mogelijkheden van vervolgfuncties bij VAB’s .

Hoofdstuk 5 Enquete/informatieavond

Waar in voorgaande hoofdstukken met name is ingegaan op algemene ontwikkelingen en vigerend beleid met betrekking tot de agrarische sector, wordt nu ingegaan op de inbreng van de agrarische sector in Blaricum.

Hoofdstuk 5.1 Informatieavond

Om de gebruikers bij het proces te betrekken is een informatieavond georganiseerd. Hiervoor zijn alle eigenaren en gebruikers van agrarische percelen uitgenodigd. Evenals belangorganisaties zoals de Agrarische Stichting Blaricum, Stichting Gooisch natuurreservaat, Staatsbosbeheer, en de provincie (ILG). Om een beeld te krijgen van de beleving en wensbeelden van de agrarische sector in Blaricum is de aanwezigen een aantal stellingen voorgelegd. De volgende reacties werden per stelling geuit.

Stelling 1: Blaricum is een paardendorp en dat is goed zo.

diversiteit maakt dorp juist leuk

paardenwereld is van behoorlijk economisch belang

aanwezigheid grote en klein paarden met bijbehorende activiteiten sfeerverhogend

we moeten ervan leven dus de activiteiten moeten geld opbrengen

akkers leveren te weinig op

kleine stukjes verrommelen snel als het niks opbrengt

behoefte aan langere contracten (>3 jr) om iets op te kunnen bouwen en waarde te vergroten

voor diversiteit, ook imkers

blij zijn met paarden, zijn economisch verantwoord en hebben agrarisch karakter

paardenbakken moet mogelijk zijn

Stelling 2: Behoud van agrarische activiteiten is trekken aan een dood paard.

jammer dat bescherming iets te laat op gang komt

verbreding biedt kansen, combinatie met kleinschaligheid

behoud van panden is moeilijk/duur (pacht gaat nog wél)

risico is dat panden worden verzilverd, gevolg weer boerderij minder

zuinig zijn op wat we hebben

we zijn geen wereldvreemde enclave, onkundig van maatschappelijke ontwikkelingen

met elkaar wegen vinden om zaak overeind te houden

zeer actief handhaven bestemmingsplan

gemeente moet gronden aanwijzen als agrarische bestemming, gronden daardoor minder kapitaalgevoelig, lagere drempel voor agrarisch gebruik

Stelling 3: Ontwikkeling van agrarisch gebied tot natuur en landschapspark is onvermijdelijk

natuurparken, beetje vogeltjes kijken, biedt geen perspectief

boeren onderhouden het gebied, is ook qua park gevarieerder

agrarisch beheer levert zowel voor boeren als omgeving iets op (recreatie)

subsidiemogelijkheden voor beheer goed gebruiken

kleinschalig cultuurbeheer gewenst

natuurbeheer biedt te veel beperkingen in termen van economische opbrengst (wel subsidie mogelijk)

niet chemisch, blijft kleinschalig

Stelling 4: Wat een boer niet kent onderneemt hij niet.

hilarische ontkenning

openstaan voor elkaar

samenwerking boeren en inwoners dorp (ASB ondersteunt),stichting vrienden van de ASB

gebruiken

juist nu ook ruimte voor jonge aanwas/nieuwe boeren

Algemeen:

nooit meer roepen dat er geen boeren meer zijn in Blaricum (beeldvorming)

definitie van “boer” in de nota

APV: flexibiliteit in toestaan directe kraamverkoop van eigen producten

zorg dat er een folder komt waarin de agrarische ondernemers worden vermeld, wíe doet wát/verspreiden publicaties en naar buiten treden

bij bouwplannen om agrarische functie te versterken meer medewerking mogelijk laten zijn

Hoofdstuk 5.2 Enquête

Om specifiekere informatie te verkrijgen zijn tevens enquêtes uitgedeeld aan zowel de agrariërs als de belangverenigingen. Van de ca. 25 uitgedeelde enquêtes zijn slechts 7 enquêtes (6 agrariërs en 1 belangenorganisatie) ingevuld, een respons van 28%.

De gemiddelde leeftijd bedraagt 60 jaar, waarvan 2/3 van de bedrijven een hoofdberoepsbedrijf is. De hoofdtaken bestaan voornamelijk uit veehouderij en akkerbouw. Niet-agrarische activiteiten zijn o.a.

agrarisch natuurbeheer, recreatie en toerisme, verwerken eigen producten, zorg, verhuur bedrijfsruimte, pensionstalling.

 

Over het algemeen heeft men grond in eigendom maar een groot deel wordt ook gepacht van de ASB, GNR, SBB en de gemeente. De gronden zijn veelal uitgeven middels kortlopende contracten, van drie of zes jaar. Deze contracten bieden volgens de agrariërs meestal geen mogelijkheid om subsidie te verkrijgen.

Twee bedrijven geven aan een bedrijfsopvolger te hebben. Bij de overige bedrijven is dit niet bekend.

 

De plannen voor de komende tien jaar hebben met name betrekking op natuur- en landschapsbeheer en toerisme en recreatie. Daarentegen wordt natuur- en landschapsbeheer ook als bedreiging gezien voor de toekomst van de onderneming. Het geeft namelijk beperkingen in gewaskeuze en gebruik van de gronden.

 

Behoud van het agrarisch dorpskarakter kan volgens de agrariërs samen met de gemeente worden nagestreefd. Dit kan door mogelijkheden te bieden voor ‘de laatste boeren’ die er nog zijn, zoals door verhuur van opslagruimte aan lokale verenigingen en toestaan van verkoop streekproducten, promoten diervriendelijk vlees en toestaan kleinschalige horeca. De gemeente kan hier invulling aan geven door o.a. het toestaan van meer bebouwingsmogelijkheden.

Hoofdstuk 5.3 Samenvatting

Uit de verkregen informatie blijkt dat de agrariërs erg bewust zijn van hun omgeving en de bijdrage die zij hieraan met elkaar kunnen leveren. De opmars van de paardensector zorgt voor een agrarisch uitstraling, maar men acht het ook van belang om diversiteit te handhaven. De kleinschaligheid van de agrarische activiteiten is erg kwetsbaar. Het bieden van kansen voor verbreding is een mogelijkheid om de agrarische activiteiten te behouden en te voorkomen dat door de hoge grondprijzen men kiest voor verkoop van boerderijen. De gemeente kan hier een rol in spelen door ruimte te bieden in bestemmingsplannen en terughouden met functiewijzigingen naar de woonbestemming om te gaan.

Agrarisch natuurbeheer kent een opmars. Echter de agrariërs worden aan veel regels gebonden wat beperkt voor hun bedrijfsvoering kan werken. Tevens zijn subsidies vaak verbonden aan langlopende (pacht)contracten wat niet altijd in de praktijk voorkomt.

Hoofdstuk 6 Maatregelen

In het voorgaande hoofdstuk is een beschrijving gegeven van de beleving en het wensbeeld van de agrarische sector in Blaricum. Daarbij kwam zowel de stand van zaken als de toekomstverwachting aan de orde. Aan de hand van hetgeen beschreven is, zal in dit hoofdstuk een maatregelenprogramma worden opgesteld om de balans te vinden tussen de elementen economische activiteit, het behoud van cultuurhistorische waarden en het behoud van het landelijk karakter.

Hoofdstuk 6.1 Uitgangspunten

De veranderende activiteiten van de agrariërs hebben gevolgen voor het (cultuur)landschap. Om dit landschap zoveel mogelijk te behouden is het behoud van de rol van de agrariërs van groot belang. Het toestaan en stimuleren van verbrede landbouw/ nevenactiviteiten kan hierbij een rol spelen.

Het centrale uitgangspunt is het behoud van de cultuurhistorische waarden en het landelijke agrarische karakter. Om de maatregelen zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de wensen wordt een onderscheid gemaakt in verschillende gebieden.

Hoofdstuk 6.2 Gebiedsindeling

De gebiedsindeling wordt gevormd door het verschil in gebruik van de gronden (bijlage 4 overzichtskaart) .

1. Agrarische bebouwing en gronden in bebouwde kom

2. Open agrarisch gebied

3. Natuurgebieden

- Ad 1. Agrarische bebouwing en gronden binnen bebouwde kom

Het agrarisch beeld van Blaricum wordt met name bepaald door de nog aanwezig agrarische bebouwing en gronden met bijbehorende activiteiten. De meeste agrarische bouwpercelen zijn gelegen binnen het

beschermd dorpsgezicht of langs de Schapendrift. De agrarische bebouwing gelegen binnen het beschermd dorpsgezicht is veelal van monumentale waarde.

Voor het onderhoud van het landschap en de cultuurhistorische beleving zijn zowel de volwaardige agrarische ondernemers als alle kleinschalige/hobbymatige agrariërs van belang. Met in achtneming van

de huidige ontwikkelingen in de agrarische sector zijn economische dragers echter noodzakelijk om deze waarden te waarborgen.

-Nevenactiviteiten

Gelet op de kleinschalige omvang van de agrarische bedrijven is er behoefte aan verruiming van de mogelijkheid om agrarische (neven)activiteiten uit te voeren. Dit geldt ook voor de agrariërs die hun

hoofdinkomen niet (meer) uit de agrarische activiteiten halen. Aan alle groepen moet daarom de mogelijkheid geboden worden om (agrarische) nevenactiviteiten uit te voeren.

Voordat nieuwe (neven)activiteiten worden toegestaan, moet gewaarborgd worden dat landschappelijke, cultuurhistorische en monumentale waarden worden behouden of zelf worden versterkt en dat er geen sprake is van ongewenste effecten van de nevenfunctie.

-Maatregelen

Het uitoefenen van nevenactiviteiten is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

A de nevenfunctie mag alleen worden gerealiseerd binnen het agrarisch bouwperceel.

B de nevenfunctie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperkt.

C de woonfunctie van de bedrijfswoning niet wordt aangetast.

D de nevenfunctie maximaal 50% van de bedrijfsbebouwing betreft tot maximaal 150 m²

E monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft.

F buitenopslag niet is toegestaan.

G de nevenfunctie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie.

H eventuele extra parkeerplaatsen volgens CROW norm op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd tot maximaal 10 parkeerplaatsen. (Wanneer meer dan 10 parkeerplaatsen nodig zijn, is de verkeersaantrekkende werking van de functie te groot.)

I om te voorkomen dat er concurrentie ontstaat van eenzelfde soort activiteit, is marktoriëntatie noodzakelijk.

Hierboven staan de activiteiten die toelaatbaar naast de agrarische functies worden geacht. De onderstaande lijst is echter niet uitputtend. Activiteiten die gelijk te stellen zijn aan de vermelde activiteiten kunnen eveneens worden toegestaan. Voor de beoordeling van deze activiteiten zijn de hierboven genoemde voorwaarden van toepassing. Voor alle activiteiten geldt dat zij de landelijke en cultuurhistorische waarden niet mogen verstoren, vandaar dat de activiteit inpandig plaats moet vinden,

niet teveel verkeer mag aantrekken en geen milieuproblemen mag veroorzaken in de omgeving.

Uitbreiding van bebouwing is voor nieuwe activiteiten in beginsel niet toegestaan, de omvang van de bestaande bebouwing is derhalve bepalend.

 

Eén van de criteria die bepalend zijn voor de passendheid van de activiteit in dit gebied is de ‘verkeersaantrekkende werking’. De verkeersaantrekkende werking van elke activiteit is anders van aard

hierdoor is het niet mogelijk een standaardcriterium 'verkeersaantrekkende werking’ te hanteren.

 

Om een objectief criterium op te nemen, is ervoor gekozen uit te gaan van het aantal parkeerplaatsen dat voor een activiteit van een bepaalde omvang nodig is. In de ruimtelijke ordening wordt veel gebruik gemaakt van de CROW-richtlijnen voor het aanleggen van parkeerplaatsen. Wanneer meer dan 10 parkeerplaatsen nodig zijn, is de verkeersaantrekkende werking van de functie te groot.

Mogelijke nevenactiviteiten tot maximaal 50% van de aanwezige bedrijfsbebouwing

Zie tabel 4: Nevenactiviteiten, in de bijlage van deze nota.

-Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing

Zoals eerder in deze nota is aangegeven leiden diverse ontwikkelingen in de agrarische sector er in toenemende mate toe dat door bedrijfsbeëindiging agrarische gebouwen vrijkomen. Hierdoor bestaat

de vraag om deze vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen te gebruiken voor allerlei activiteiten die functioneel niet of minder aan het buitengebied c.q. de agrarische sector zijn gebonden. Niet alleen

natuur en landschap kunnen hierdoor worden geschaad, maar ook de landbouw zelf. Het om deze reden uitsluiten van andere dan agrarische functies in vrijkomende agrarische bebouwing zou echter ook nietaanvaardbare gevolgen hebben, zoals kapitaalvernietiging en verval van cultuurhistorisch waardevolle panden. Voorts zou een absoluut verbod leiden tot illegale gebruiksvormen. Er dient daarom een evenwicht gezocht te worden tussen tegenstrijdige belangen. Dit kan door gebruiksvormen toe te staan met relatief beperkte negatieve gevolgen voor de omgeving. Naast gebruik voor woondoeleinden gaat

het om activiteiten die indirect een relatie hebben met het landelijk gebied (onder andere groene en blauwe diensten) of het functioneren van het landelijk gebied niet aantasten.

Maatregelen

In principe zijn de voorwaarden voor nevenfuncties ook van toepassing op het beoordelen van nieuwe functies in VAB. Een aantal voorwaarden wordt nog toegevoegd:

J Er is sprake van volledige beëindiging van het agrarische bedrijf.

K De nieuwe niet-agrarische functie mag alleen worden gerealiseerd binnen het voormalig agrarische bouwperceel

L De woonfunctie van de voormalige bedrijfswoning niet wordt aangetast.

M Bij sloop van voormalige agrarische gebouwen mag 50% worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m².

Tabel 5 maatregelen VAB

Voor zowel de nevenfuncties als de VAB moet voldoende ruimte geboden worden, maar het is niet wenselijk dat een gebouw voor de ene functie gebouwd wordt en voor een andere functie wordt gebruikt. In de bestemmingsplannen zal de agrarische functie opgenomen worden. Aan de agrarische bestemming wordt een afwijkingsmogelijkheid toegevoegd voor het gebruik van bebouwing ten behoeve van een nevenfunctie. Bij bedrijfsbeëindiging zal via een wijzigingsbevoegdheid de agrarische

bestemming worden omgezet in een woonfunctie waarbij extra gebruiksmogelijkheden voor de VAB wordt geboden. Na wijziging van de agrarische functie naar de woonfunctie gelden in beginsel de bouwvoorschriften zoals voor de woonfunctie gelden. Indien voormalige agrarische gebouwen gesaneerd worden, geldt echter een aanvullende bouwmogelijkheid. De helft van het oppervlak dat gesloopt wordt mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m².

De hierboven genoemde maatregelen voor zowel agrarische nevenactiviteiten als de vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing zullen moeten worden verwerkt in de bestemmingsplannen die hierop van toepassing zijn.

Cultuurhistorische waarden

Het doel van bovenstaande maatregelen is om meer flexibiliteit te bieden om in de brede zin meer activiteiten mogelijk te maken voor de agrarische en voormalige agrarische percelen met als uitgangspunt dat economische dragers zijn noodzakelijk om de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te waarborgen.

Zowel naar aanleiding van de informatieavond als uit de enquêtes is naar voren gekomen dat er terughoudend moet worden omgegaan met de functiewijziging naar de woonbestemming. Men is van mening dat dit ten koste gaat van de cultuurhistorische waarden.

 

Bij verbouw of herbestemming van gebouwen zijn de regels in het bestemmingsplan bepalend. In het vigerende bestemmingsplan voor het beschermd dorpsgezicht zijn al regels opgenomen voor de aanwezige cultuurhistorisch waarden. Daarnaast zijn veel panden binnen het beschermd dorpsgezicht aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument. Tevens wordt via de welstandsnota het behoud van de aanwezige waarden zoveel mogelijk nagestreefd.

Het rijk is op dit moment bezig met modernisering van de monumentenwet. Zij streeft er naar om cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening verder te versterken en te borgen en bereidt een wetswijziging

voor waar aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Door ook cultuurhistorie in de Bro op te nemen worden gemeenten verplicht een cultuurhistorische analyse te maken van een plangebied en de conclusies daarvan in het bestemmingsplan te borgen.

Om het agrarische karakter in combinatie met de agrarische activiteiten te behouden kan het van belang zijn agrarische panden niet om te zetten naar een woonfunctie. De Agrarische Stichting Blaricum heeft dit aangegeven en heeft zelf ook een boerderij in eigendom. De gemeente kiest voor een faciliterende rol en wil op deze manier een kader creëren dat de garantie biedt de beleidsuitgangspunten van deze nota te realiseren. Actief aankopen van panden valt niet binnen deze rol.

De gemeente kan daarentegen wel in de voorbereiding van de verbouwing- of herbestemmingplannen een belangrijke rol spelen. Zij kan in een vroeg stadium in samenspraak met de commissie ruimtelijke

kwaliteit bepalen welke elementen van een pand of van het erf van belang zijn om te behouden. Op deze manier wordt getracht om meer bewustwording en betrokkenheid bij de eigenaren en gebruikers

van de aanwezige waarden in haar directe omgeving te creëren.

- Ad 2. Open agrarisch gebied

Deze gronden betreffen de volgende gebieden: De Kampen/ De Hoeve, Warande park, Graslanden Meentzoom en graslanden Eemnesserweg/Achter Capitten/ Schapendrift

 

De Kampen/ De Hoeve

In het gebied de Kampen en De Hoeve zijn de gronden voornamelijk in eigendom van Staatsbosbeheer, de Agrarische Stichting Blaricum en particuliere eigenaren.

 

Staatsbosbeheer voert sinds 1985 een actief aankoopbeleid in De Kampen. Het doel is de realisering van een weidevogelreservaat. Onlangs heeft de provincie Noord-Holland een herijking verricht voor de

Ecologische Hoofdstructuur binnen de provincie. Hierbij is de EHS begrenzing in De Kampen behouden gebleven. De EHS-begrenzing in het gebied De Kampen heeft een oppervlakte van ca 100 ha en bevindt

zich in het oostelijke deel van de polder en grenst aan het IJmeer. Het gebied ontleent zijn waarde aan het traditionele extensieve agrarische gebruik. Binnen de beheersdoelstelling past agrarisch gebruik in

de zin van extensieve beweiding met koeien en benutting als hooiland. Vanwege het te realiseren weidevogelreservaat moet wel rekening worden gehouden met een hogere waterstand.

Vanuit de ASB is er de wens om het historisch gedachtegoed van de Erfgooiers meer aandacht te geven in het gebied De Kampen. ASB staat positief ten opzichte van de weidevogeldoelstelling met in achtneming van de agrarische en cultuurhistorische belangen in het gebied. Voor herstel en behoud van cultuurhistorie streeft de stichting na om bosschages en essen (gemeenschappelijk) te beheren en, daar

waar mogelijk, afrasteringen en hekken te verwijderen.

Tevens wordt geprobeerd om in overleg met de Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei (SVGV) te kijken naar een aansluiting van het beheer in De Kampen en dit te laten aansluiten op het weidevogelprogramma van de Eempolder.

Warandepark, agrarische percelen

De gronden in eigendom van de gemeente gelegen in het Warandepark zijn bijna allemaal overgedragen aan de ASB, met uitzondering van gronden gereserveerd voor de uitbreiding van de begraafplaats. De gronden die zijn overgedragen betreffen akkergronden en bospercelen. Deze gronden zijn in het natuurbeheerplan van de provincie Noord-Holland aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur. In de Structuurvisie 1e herziening wordt dit voor de agrarische gronden nader gespecificeerd als EHS ‘nieuwe natuur’ om het agrarisch gebruik van akkerland percelen met behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische, landschapswaarde en natuurlijke waarden te behouden.

Graslanden Meentzoom en graslanden Eemnesserweg/Achter Capitten/ Schapendrift

Deze percelen zijn gelegen in een beeldbepalend gebied tussen de dorpsrand en de Gooijergracht. De graslanden aan de Meentzoom zijn in eigendom van de ASB. Het merendeel van de overige gronden is

in particulier bezit. In het kader van de herijking EHS door de provincie Noord-Holland is de EHS status van deze gronden verwijderd. De provincie heeft aangegeven dat voor deze gebieden de ecologische

waarde niet groot genoeg is of de aankoop niet haalbaar (te duur of niet te koop) om de EHS te realiseren. Het agrarisch gebruik van deze gronden wordt dan ook gewaarborgd. Daarentegen genieten deze gronden in de huidige bestemmingsplannen de nodige bescherming om zo de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van deze agrarische gronden te waarborgen. Tevens is agrarisch natuur en landschapsbeheer binnen deze bestemmingen mogelijk. Bebouwingsmogelijkheden op deze percelen wordt dan ook uitgesloten en is enkel mogelijk binnen een bij deze gronden behorend agrarisch bouwvlak.

Maatregelen

A Indien gronden zijn aangewezen als EHS zal samen met de grondeigenaren worden gekeken naar de mogelijkheid om dit te

realiseren.

B Indien wenselijk zal de bestemming agrarisch worden gewijzigd in de natuurbestemming.

C Omzetting van percelen van agrarische en/of natuurbestemming naar de woonbestemming is niet mogelijk

Tabel 6 maatregelen open agrarisch gebied

- Ad 3 Natuurgebieden

Deze gronden betreffen de volgende gebieden: Groeve Oostermeent, ’t Harde, Blaricummerheide/Tafelbergheide/ Mauvezand/ Warandepark; bospercelen.

Groeve Oostermeent, ’t Harde, Blaricummerheide/Tafelbergheide/ Mauvezand

Deze gronden zijn in eigendom van GNR. GNR heeft een beheervisie voor haar gronden opgesteld op basis waarvan o.a. Groeve Oostermeent en ’t Harde zijn overgedragen door de gemeente Blaricum.

Hierin wordt aangegeven dat voor deze gebieden wordt gestreefd naar behoud en herstel van natuur en landschap en de samenhang tussen Warandebergen, de Blaricummer Eng, Groeve Oostermeent, ’t Harde en de Blaricummermeent. Vanuit dit cluster natuurgebieden is ter plaatse van de rijksweg A27 vanuit GNR aansluiting gewenst op de natuurgebieden aan de andere zijde van de A27, zoals De Kampen

en gebieden in Eemnes.

Warandepark; bospercelen

Het Warandepark betreft een gebied van enggronden met landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Het Warandepark is in het natuurbeheerplan van de provincie aangewezen

als EHS.

De akkers en bospercelen zijn voor het merendeel in eigendom (overgedragen aan) van de ASB. Op basis van de beheervisie van de ASB wordt het behoud en doorontwikkelen van de historische landschappelijke eenheid nagestreefd door landbouwpercelen in combinatie met de omliggende bospercelen te beheren. Daarnaast wil de ASB de padenstructuur in dit gebied nader beoordelen en ervoor zorgen dat door herstel van toegankelijkheid hiervan de cultuurhistorische kwaliteit opnieuw zichtbaar maken. Er is een mogelijkheid om op basis van de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer subsidie te verkrijgen, bijvoorbeeld voor hakhoutpakketten of inrichtingssubsidies.

Maatregelen

A Indien gronden zijn aangewezen als EHS zal samen met de grondeigenaren worden gekeken naar de mogelijkheid om dit te

realiseren.

B Faciliteren uitvoeren beheervisies ASB en GNR

C Faciliteren verbeteren recreatief medegebruik

Tabel 7 maatregelen Natuurgebieden

 

Hoofdstuk 6.3 Betrokkenheid agrariërs

Naast de hierboven genoemde maatregelen van de gemeente tot behoud van de cultuurhistorische waarden en het landelijke agrarische karakter, kan ook worden gekeken naar de mogelijkheden om ditte bereiken in samenwerking met agrariërs. Een mogelijkheid is (gedeeltelijke) uitbesteding van het onderhoud van het openbaar groen aan agrariërs mede met het oog op het mogelijk realiseren van leer/werkprojecten en het betrekken van de agrariërs bij hun leefomgeving. Het gebied kan worden ingedeeld in De Kampen en overige bermen Blaricum.

 

We hebben al enige ervaring met uitbesteden van bermenbeheer in De Kampen aan een plaatselijke agrariër. Tot en met 2009 werden de bermen in De Kampen door hem gemaaid. De maaiopbrengst kon als veevoer worden gebruikt, mede doordat het voor vee giftige Jacobskruiskruid telkens tevoren door hem werd verwijderd. In 2010 is het slootbeheer door het waterschap gewijzigd. De opbrengst wordt in

de bermen gedeponeerd. Hierdoor is het niet meer mogelijk de maaiopbrengst als veevoer te gebruiken.

Het bermonderhoud binnen Blaricum is momenteel uitbesteed aan een professionele partij.

 

Het uitvoeren van bermenbeheer door een agrariër zorgt voor betrokkenheid van de agrariërs. Ze hebben plaatselijke bekendheid, zijn aanwezig op locatie en de opbrengst gaat naar de agrariër. Echter is het voor de agrariër lastiger om de waarde van de aanwezige flora en fauna te bepalen. Bovendien is samenwerking met natuurorganisaties niet wenselijke wegens tegenstrijdige belangen.

Een professionele partij heeft de specifieke kennis wel in huis en er kunnen langlopende contracten worden gesloten tegen een vaste prijs.

Het uitbesteden van het maaibeheer van de bermen in De Kampen vergt specifieke kennis voor het gebied waar bij uitvoering van de EHS de weidevogeldoelstelling wordt nagestreefd. Bovendien kijkt de

gemeente ook naar de mogelijkheden voor een samenwerking met de Stichting Vernieuwing Gelderse Vallei (SVGV) om het weidevogelbeheer dat zij in Eemnes nastreven gezamenlijk op te kunnen pakken.

 

Tot slot is de opbrengst minimaal door het gewijzigd slootbeheer.

Voor de overige bermen in Blaricum geldt dat er sprake is van vervuiling van de bermen ( afval, hondenpoep). De maaiopbrengst van deze bermen is niet bruikbaar voor de agrariërs. Daarnaast is voor deze bermen veelal kleiner materieel noodzakelijk in verband met de geringe afmeting van de bermen en de obstakels die in de bermen voorkomen.

Gelet op bovenstaande wordt geconcludeerd dat het maaien van bermen door agrariërs niet het gewenste resultaat oplevert voor de agrariër. Bovendien is het vanuit organisatorisch en financieel belang efficiënter om deze werkzaamheden bij één professionele partij neer te leggen.

Hoofdstuk 7 Agrarische Stichting Blaricum (ASB)

In 1989 heeft de gemeente Blaricum besloten tot oprichting van de Agrarische Stichting Blaricum (ASB) met als doel het bevorderen van het voortbestaan van het actief agrarisch karakter van het dorp, passend in het beschermd dorpsgezicht en het behoud van het cultuurhistorisch landschap van de gemeente Blaricum en in samenhang daarmee een op behoud en opbouw daarvan gericht agrarisch gebruik en beheer. Het duurzaam kunnen beschikken over voldoende agrarische grond is een

levensvoorwaarde voor de instandhouding van de agrarisch sector in Blaricum. Het onderbrengen van deze gronden in een stichting werd gezien als een eerste stap naar meer duurzaamheid. Daarmee werden de gronden afgezonderd van de gemeentelijke bedrijfsvoering en zijn ze niet meer rechtstreeks vatbaar voor veranderende politiek-bestuurlijk inzichten. Ter verwezenlijking van het doel van de stichting heeft de gemeente Blaricum zijn agrarisch grondbezit grotendeels in eigendom overgedragen aan de ASB.

Zoals blijkt uit de evaluatie van de Uitvoeringsnota 2006 is het merendeel van de gemeentelijke gronden overgedragen aan de ASB. De vraag is nu welke rol de gemeente in de toekomst nog wil en kan spelen in het bestuur van de ASB.

 

Op grond van de statuten van de ASB hebben namens de gemeente Blaricum de portefeuillehouder agrarische zaken en twee raadsleden zitting in het bestuur. Destijds is voor deze samenstelling gekozen

vanwege het feit dat de stichting fungeert als sleutelinstrument voor het gemeentelijk beleid. Door zitting te nemen in het bestuur zal van gemeentewege sturing kunnen worden gegeven aan de uitvoering van de doelstelling van de stichting.

Aangezien een stichting geen leden kent, worden de lokale belangen geacht te worden behartigd door de gemeentelijke vertegenwoordiging in het stichtingsbestuur.

De ASB heeft aangegeven welke rol zij voor zichzelf ziet voor de toekomst. Het uitgangspunt zoals gesteld in de statuten van de stichting blijft gehandhaafd: “ bevorderen continuïteit agrarische bedrijvigheid met behoud cultuurhistorisch landschap en agrarisch karakter van het dorp”.

Zij kunnen dit doel nastreven door de positie van eigenaar van de gronden. Dit kan alleen met een florerende agrarische sector en met een in continuïteit gezonde eigen financiële positie. De ASB geeft

aan dat zij tegen aantal vraagstukken aan loopt bij uitvoering van de stichtingsdoelstellingen na analyse van de huidige omstandigheden. Dit betreft o.a. de definitiebepaling van het agrarisch ondernemerschap, maar ook bijvoorbeeld de continuïteit van bedrijven. Hoewel de ASB keuzes maakt op basis van de centrale doelstelling van de stichting geeft zij aan dat de vertegenwoordigers van de gemeente een belangrijke input hebben bij besluiten over dergelijke vraagstukken. Dit geldt ook voor

nieuwe ontwikkelingen binnen de agrarische sector. Behoud van cultuurhistorische waarden kan namelijk haaks staan op het economisch rendabel uitoefenen van agrarische bedrijvigheid.

Door zitting te blijven nemen in het bestuur kan niet alleen worden getoetst of de uitvoering van de taken van de ASB in overeenstemming is met de doelstellingen van de stichting maar kan ook over en weer snel worden ingespeeld op actuele zaken. Tevens kan door zitting van de gemeente in het bestuur van de stichting toe worden gezien of eventuele wijziging in de statuten in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid en de aangegane verplichtingen op grond van de beheervisie van de ASB waar de gemeente mee akkoord is gegaan bij overdracht van een groot van de gronden in 2010.

Geconcludeerd kan worden dat zitting van de gemeente in het bestuur van de stichting wenselijk is. Over de invulling van de gemeentelijke vertegenwoordiging zullen wij een afzonderlijk voorstel doen.

Hoofdstuk 8 Verkoop gronden naar aanleiding evaluatie Uitvoeringsnota 2006

In hoofdstuk 2 is aangegeven welke gemeentelijke gronden op basis van de Uitvoeringsnota 2006 de afgelopen jaren zijn overgedragen aan de ASB en GNR. De gronden die niet zijn overgedragen worden hieronder nader toegelicht en beoordeeld of zij voor verkoop in aanmerking komen. Voor de ligging van onderstaande percelen wordt verwezen naar bijlage 5.

1. Warandepark

In het Warandepark zijn de gronden rondom de begraafplaats niet overgedragen aan de ASB. Reden hiervoor is de noodzakelijke uitbreiding van de begraafplaats. Ten tijde van overdracht van de overige gronden in het Warandepark aan de ASB was niet duidelijk waar deze uitbreiding zou kunnen plaatsvinden. Op dit moment is een kleine uitbreiding van de begraafplaats in voorbereiding. Echter voor de lange termijn moet ook worden gekeken welk van de niet overgedragen percelen in aanmerking

komen voor een grotere uitbreiding van de begraafplaats.

Het perceel liggende naast de Dwarslaan 18, kadastraal sectie A 2864 is nog niet overgedragen wegens clandestien grondgebruik. Het is mogelijk dat de bewoners/ eigenaren van de Dwarslaan 18 een beroep

kunnen doen op verjaring.

Voorstel: de gronden rondom de begraafplaats voorlopig niet overdragen aan de ASB i.v.m. de lopende ontwikkelingen rondom de uitbreiding van de begraafplaats.

Indien er geen sprake is van verjaring voor het perceel naast Dwarslaan 18, deze gronden overdragen aan de ASB.

 

2. De Kampen

Van de vier percelen ten Oosten van de A27 te weten de perceelsnummers 693,696, 455 en 309 zijn er drie overgedragen aan de ASB. Het perceel 696, een verharde ontsluitingsweg, is niet overgedragen.

Daarnaast zijn nog een drietal percelen in eigendom te weten sectie C 698, 700, 1493. Twee van deze percelen zijn voor een deel gebruikt om compensatiemaatregelen uit te voeren ten behoeve van de realisatie van de Blaricummermeent. Het overige deel kan eventueel worden ingezet voor een (deel van) de natuurcompensatie voor de mogelijke ontwikkeling van een jachthaven aan de westzijde van het voorland bij de Stichtse brug.

Voorstel: De gronden in De Kampen niet overdragen.

 

3. Achter Capitten

Van de vier percelen aan de Achter Capitten zijn nog drie percelen grond, te weten perceelsnummers sectie B 3449, 3660 en 3628 niet overgedragen.

De percelen B 3628 en 3660 grenzen aan het woonwagencentrum. Aangezien we op dit moment niet precies weten hoe de herinrichting van het woonwagenkamp zal gaan plaatsvinden, kunnen deze gronden nog niet worden overgedragen. Het perceel 3449 is uitgegeven in reguliere pacht tot eind oktober 2014.

Voorstel: Nadat duidelijk is hoe de herinrichting er definitief uit komt te zien en welke gronden hiervoor nodig zijn, kunnen de overige gronden worden overgedragen.

4. Gooiergracht

Van de vier percelen aan de Gooiergracht te Eemnes is het perceel sectie K 60 niet overgedragen aan de ASB. Het onderhavige perceel wordt gehuurd door een stalhouderij. De activiteiten op dit perceel zijn

niet in overeenstemming met de bestemming van het vigerend bestemmingsplan in Eemnes. De stalhouder is in overleg met de gemeente Eemnes om hun toekomstplannen te bespreken.

Voorstel: op dit moment willen wij u nog geen voorstel tot verkoop doen. Er is sprake van met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het perceel. Het is wenselijk de resultaten van het overleg van de

stalhouder met de gemeente Eemnes af te wachten en vervolgens in gesprek te gaan met gegadigden voor koop, zijnde de ASB en de stalhouderij. Beide opties zijn onzerzijds bespreekbaar.

 

5. Sportpark Oostermeent

Het perceel sectie C 750 ten noorden van het sportpark Oostermeent is nog niet overgedragen aan de ASB wegens de mogelijke uitbreiding van het sportpark. Dit perceel is binnen de zogenaamde rode contour gebracht om de uitbreiding mogelijk te maken. De huidige coalitie heeft aangegeven de uitbreidingsplannen on hold te zetten. Op dit moment vindt een heroverweging plaats met betrekking tot de uitbreidingsplannen van het sportpark. De reden om de gronden niet over te dragen lijkt hiermee vervallen te zijn. Echter, om toekomstige ontwikkelingen niet onmogelijk te maken wordt voorgesteld deze gronden nu nog niet over te dragen.

Voorstel: het perceel sectie C 750 niet overdragen aan de ASB

 

6. Gronden bebouwde kom Blaricum

Gelet op de ligging van deze gronden binnen de bebouwde kom is bij de overdracht van de gronden zoals genoemd in de uitvoeringsnota het standpunt ingenomen onderstaande gronden in eigendom te houden wegens de bijdrage die deze gronden leveren aan de openheid en het agrarische karakter van het oude dorp. In principe wordt voorgesteld dit standpunt te handhaven en geen gronden binnen de bebouwde kom over te dragen.

De argumenten van de gemeente om de gronden binnen de bebouwde kom in eigendom te houden is om op deze manier het gebruik en de (agrarische) uitstraling te kunnen waarborgen.

Dit geldt voor gronden met een openbare functie; Oranjeweitje (D 168) en Pieperspark (D 1531); en voor de gronden sectie E 2408 en 2409 (Gebr. Dooijewaardweg).

Aangezien de ASB dezelfde doelstelling nastreeft als de gemeente wordt voorgesteld een aantal gronden aan de stichting over te dragen. De doelstelling van de gemeente blijft op deze manier gewaarborgd. Dit betreft de volgende percelen:

-Perceel D 997 maakt onderdeel uit van de eng gelegen aan de Noolseweg. De akker is reeds in eigendom van de ASB. Een deel van het bosperceel is in particulier eigendom en andere deel in eigendom van Blaricum. Op de hoek van het perceel aan de Noolseweg is een wadi gerealiseerd in verband met het project afkoppeling regenwater. Gelet op de doelstelling van de ASB om ook bospercelen te beheren wordt voorgesteld dit perceel over te dragen aan de ASB exclusief de grond

benodigd voor de wadi.

-Perceel D 1405 is een akker gelegen tussen de Bussumerweg en de Naarderweg en wordt verhuurd aan de Stichting Boekweit Akker. Op de hoek van dit perceel is ook een wadi gerealiseerd. Voorgesteld

wordt deze gronden exclusief wadi over te dragen aan de ASB onder de voorwaarde dat de belangen van de Stichting Boekweit Akker voldoende kunnen worden gewaarborgd.

-Perceel D 361 maakt onderdeel uit van de eng gelegen achter de Naarderweg 46-52, de zogenaamde kerstbomenakker. Voorgesteld wordt dit perceel over te dragen aan de ASB.

-Perceel E 2309 (naast Binnenweg 8) en perceel E 2638 (naast Torenlaan 13). Voorgesteld wordt deze percelen over te dragen aan de ASB.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad in haar openbare vergadering van 17 mei 2011.

Bijlage Bijlagen

Agrarische nota Blaricum 2011 Bijlage 1 Uitvoeringsnota 2006

Agrarische nota Blaricum 2011 Bijlage 2 Evaluatie Uitvoeringsnota 2006

Agrarische nota Blaricum 2011 Bijlage 3 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie 2010

Agrarische nota Blaricum 2011 Bijlage 5 Verkoop gronden naar aanleiding evaluatie Uitvoeringsnota 2006