Woonschepenverordening 1998

Geldend van 26-03-1998 t/m heden

Intitulé

Woonschepenverordening 1998

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • b

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • c

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank;

  • d

    openbaar water: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

De in deze verordening genoemde maten worden uitwendig gemeten daar waar zij het grootst zijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend.

Artikel 3 Verboden ligplaatsen

Het is verboden met een woonschip een ligplaats in te nemen of te hebben of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 5 aangewezen gedeelten van het openbaar water.

Artikel 4 Woonschepen in aanbouw of reparatie

Het verbod van artikel 3 is niet van toepassing op woonschepen die in aanbouw of in reparatie zijn, zolang zij zich op of aan een scheepswerf dan wel in of bij een reparatieinrichting bevinden.

Artikel 5 Aangewezen ligplaatsen op ligplaatsenkaart

  • 1

    De plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen hebben, zijn aangewezen op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

  • 2

    Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd tot het wijzigen van de ligplaatsenkaart om deze in overeenstemming te brengen met een bestemmingsplan dat na het van kracht worden van deze verordening is goedgekeurd.

Artikel 6 Ligplaatsvergunning

  • 1

    Op de op grond van artikel 5, eerste lid, aangewezen plaatsen mag een woonschip ligplaats innemen en hebben, mits de eigenaar van het woonschip beschikt over een vergunning van Burgemeester en Wethouders.

  • 2

    Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:

    • a

      voor de ligplaats al vergunning is verleend;

    • b

      het woonschip langer, breder, hoger of dieper is dan aangegeven op de ligplaatsenkaart, die als bijlage bij deze verordening is opgenomen;

    • c

      het woonschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

    • d

      het uiterlijk van het woonschip afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

    • e

      het woonschip niet voldoet aan de eisen van veiligheid en gezondheid;

    • f

      het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 12 weken na het indienen van de aanvraag met het woonschip de plaats waarvoor de ligplaatsvergunning is aangevraagd, kan innemen;

    • g

      de aanvraag niet in overeenstemming is met de door Burgemeester en Wethouders gestelde regels op het gebied van de bijbehorende voorzieningen.

  • 3

    De ligplaatsvergunning wordt gesteld op naam van de eigenaar van het woonschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het woonschip.

Artikel 7 Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1

    De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning overdragen aan een rechtverkrijgende.

  • 2

    Op aanvraag van de vergunninghouder en van de rechtverkrijgende schrijven Burgemeester en Wethouders de vergunning over op naam van de rechtverkrijgende.

Artikel 8 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1

    Indien wijziging van de ligplaatsvergunning noodzakelijk is, dient de vergunninghouder vooraf bij Burgemeester en wethouders een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2

    Op een aanvraag van wijziging van een ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 6, tweede lid, onder b tot en met g, van toepassing.

Artikel 9 Intrekking ligplaatsvergunning

Burgemeester en Wethouders kunnen de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • b

    de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • c

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • d

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente;

  • e

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft niet voldoet aan de eisen van veiligheid en gezondheid;

  • f

    het woonschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders gedurende een periode van langer dan 12 aaneengesloten weken buiten de gemeente verblijft;

  • g

    op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld op de ligplaatsvergunning.

Artikel 10 Aansluiting aan drinkwaterleiding

  • 1

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan het distributienet van de openbare waterleiding.

  • 2

    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, indien het schip is voorzien van een of meer drinkwatertanks waarvan de gezamenlijke inhoud minimaal 250 liter bedraagt.

Artikel 11 Aansluiting aan de riolering

  • 1

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat het woonschip is aangesloten aan een openbaar riool.

  • 2

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing:

    • a

      in delen van de gemeente waarin geen openbaar riool aanwezig is;

    • b

      voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd.

  • 3

    Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid, indien afvoer op een andere wijze zonder verontreiniging van water, bodem of lucht mogelijk is voor woonschepen die op een grotere afstand dan 40 meter van een openbaar riool zijn gelegen.

  • 4

    De in het derde lid bedoelde afstand wordt gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt.

Artikel 12 Nakoming aanwijzingen

  • 1

    Bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats worden de door Burgemeester en Wethouders gegeven aanwijzingen in acht genomen.

  • 2

    De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door Burgemeester en Wethouders gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 13 Toezicht

Burgemeester en Wethouders kunnen in het kader van de zorg voor de naleving van de bepalingen van deze verordening toezichthouders aanwijzen.

Artikel 14 Strafbepaling

Overtreding van de artikelen 3 en 6, eerste lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 15 Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door Burgemeester en Wethouders met de zorg voor de naleving zijn belast, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 16 Binnentreden

Zij die belast zij met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Woonschepenverordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 26 maart 1998
De secretaris, De voorzitter,

Bijlagen

Woonschepenverordening wijziging door toeveging bijlage met kaartje x

Toelichting op de woonschepenverordening

Artikel 1

Deze verordening geldt voor woonschepen. Permanent bewoonde woonschepen vallen onder de begripsbepaling. Niet alleen wooonschepen, maar schepen die worden gebruikt voor andere doeleinden kunnen onder de definitie vallen. Men kan dan denken aan een winkeltje of een werkplaats. Met deze bepaling wordt overigens niet beoogd de schepen waarmee bedrijfsmatige activiteiten worden gedreven (binnenscheepvaart) onder de werkingssfeer van de verordening te brengen.

De verordening geldt niet voor jachten en andere pleziervaartuigen, als en zolang deze als zodanig worden gebruikt. Jachten en andere pleziervaartuigen worden geacht niet als zodanig te worden gebruikt als -bijvoorbeeld op grond van aansluiting op openbare nutsvoorzieningen, andere aan de wal getroffen voorzieningen of anderszins- redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het gebruik als zodanig feitelijk slechts bijzaak is.

Artikel 2

Bij de wijze van meten moet worden bedacht dat het woonschip in zijn geheel niet die omvang mag hebben dat de doorvaartmogelijkheden van de beroeps- of recreatievaart worden bemoeilijkt. Ook kunnen de mogelijkheden van verplaatsing een rol spelen. Voor onderhoud aan ijzeren casco's moet immers een werf bereikbaar zijn.

Artikel 3

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen. Bij het aanwijzen van ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen (zoals planologische en nautische belangen). Daarnaast is andere wetgeving (zoals de Wet milieubeheer, het Algemeen reglement van politie voor rivieren en Rijkskanalen of het Binnenvaartpolitiereglement) relevant bij het al dan niet aanwijzen van ligplaatsen.

Om niet in strijd te komen met de Wet op de woonwagens en woonschepen moet een aanwijzingsbesluit worden genomen. Er moet tenminste een mogelijkheid zijn aangewezen om met een woonschip binnen de gemeente een ligplaats in te nemen.

Artikel 4

Het verbod om met een woonschip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen plaatsen is niet van toepassing op woonschepen die zich vanwege aanbouw of reparatie op of bij een scheepswerf of reparatie-inrichting bevinden.

Artikel 5

De verordening gaat ervan uit dat de acceptabele ligplaatsen worden aangegeven op een kaart die onderdeel vormt van de verordening: een ligplaatsenkaart (lid 1).

Zodra de verordening met de ligplaatsenkaart is vastgesteld, is het vervolgens raadzaam om de kaart bij wijziging van bestemmingsplannen actueel te houden. De situatie dat een aanvraag om een ligplaatsvergunning past in het nieuwe bestemmingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de inmiddels verouderde ligplaatsenkaart moet worden geweigerd, moet immers worden voorkomen. In lid 2 is daarom aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om de ligplaatsenkaart te actualiseren ingeval er een nieuw bestemmingsplan is opgesteld of een bestemmingsplan is herzien.

Artikel 6

De eigenaar van het woonschip moet beschikken over een ligplaatsvergunning.

Dit artikel bepaalt niet dat de aanvraag van een vergunning moet worden ingediend op een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier. Deze bepaling kan achterwege blijven nu dit aspect is geregeld in artikel 4:4 Awb.

Lid 2 omvat de weigeringsgronden voor de ligplaatsvergunning.

Lid 3 bepaalt welke gegevens de ligplaatsvergunning omvat.

Artikel 7

In lid 1 is geregeld dat de ligplaatsvergunning overdraagbaar is. Dit betekent dat ingeval de eigenaar zijn woonschip met ligplaats verkoopt aan een ander, die rechtsopvolger tevens in bezit komt van de ligplaatsvergunning. Dit is logisch, want de vergunning stelt geen eisen aan de eigenaar van het woonschip. Indien de eigenaar zijn woonschip wil vervangen door een ander schip, dan is wel een nieuwe ligplaatsvergunning vereist.

Lid 2 houdt in dat Burgemeester en Wethouders verplicht zijn tot overschrijving als daarom wordt verzocht door de vergunninghouder en de rechtverkrijgende.

In dit artikel is niet bepaald dat de nieuwe vergunning pas geldt nadat zij aan de betrokkene is gezonden, omdat artikel 3:40 Awb dat reeds bepaalt.

Als de eigenaar zijn woonschip verkoopt en de ligplaatsvergunning aan de nieuwe eigenaar geeft zonder medeweten van de gemeente, dan kunnen Burgemeester en Wethouders die vergunning intrekken. De gegevens op de vergunning komen dan immers niet meer overeen met de werkelijke situatie (artikel 9, sub b, Woonschepenverordening). Dit waarborgt dat bij eigendomsoverdracht om overschrijving wordt gevraagd en de gemeente een actueel overzicht behoudt van de eigenaar van het woonschip.

Artikel 8

Als er een wijziging van de ligplaatsvergunning nodig is (bijvoorbeeld omdat aan het schip veranderingen zullen worden aangebracht), moet de vergunninghouder een nieuwe ligplaatsvergunning aanvragen (lid 1). Een dergelijke wijziging kan worden beschouwd als een nieuwe aanvraag. Vandaar dat dezelfde procedureregels gelden, behoudens de bepaling dat de vergunning wordt geweigerd als voor die ligplaats al een vergunning is verleend. De bestaande vergunning geldt immers nog.

Artikel 10

Een waterleidingbedrijf heeft geen wettelijke verplichting om water te leveren, maar wel een morele. Doorgaans zal de levering van leidingwater langs kades geen problemen opleveren. In de zogenaamde onrendabele gebieden zal het bedrijf wel water leveren mits de aanvrager de kosten van de aansluiting betaalt.

Artikel 11

Dit artikel bevat de verplichting voor de houder van de ligplaatsenvergunning om het woonschip aan te sluiten op het openbaar riool, voor zover aanwezig. Als de gemeente openbaar riool heeft aangelegd, is het namelijk wenselijk dat daarvan gebruik wordt gemaakt.

De gemeentelijke zorgplicht voor de riolering gaat echter niet zo ver dat een gemeente een riolering moet aanleggen indien een ligplaatsvergunning is verleend.

Artikel 14

De artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering wijzen de ambtenaren aan die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast. Artikel 141 noemt ambtenaren met een algemene opsporingsbevoegdheid, zoals politieagenten. Uit de bewoordingen van artikel 142 blijkt dat de gemeentelijke wetgever bevoegd is om in zijn verordeningen buitengewone opsporingsambtenaren aan te wijzen.

Op basis van artikel 14 kunnen Burgemeester en Wethouders gemeenteambtenaren aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar.

Artikel 16

De bekendmaking en inwerkingtreding van onder andere verordeningen is geregeld in paragraaf 5 (de artikelen 139 tot en met 145) van de Gemeentewet. Artikel 142 bepaalt dat de besluiten in werking treden met ingang van de achtste dag na datum van de bekendmaking, tenzij in de besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In lid 1 is deze periode overgenomen.