Regeling vervallen per 02-02-2010

Verordening op het verleenen van pensioen aan ambtenaren der gemeente en aan hunne weduwen en weezen

Geldend van 17-02-1926 t/m 01-02-2010

Intitulé

VERORDENING op het verleenen van pensioen aan ambtenaren der gemeente en aan hunne weduwen en weezen

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 1

Aan de ambtenaren der Gemeente en aan hunne weduwen en weezen wordt pensioen verleend onder de voorwaarden en volgens de regelen in deze Verordening gesteld.

Artikel 2

De bepalingen dezer Verordening zijn uitsluitend van toepassing op de ambtenaren, wien op 1 October 1913 reeds ingevolge artikel 4 en artikel 8, 2e lid, aanspraken op pensioen waren gewaarborgd, doch ook op deze ambtenaren slechts, indien hun dienstverband met de Gemeente na genoemden datum niet is onderbroken.

Artikel 3

Het volgens de regelen dezer verordening bepaalde pensioen wordt slechts toegekend, indien en voor zoover het hooger is dan dat, hetwelk op grond van hetzelfde dienstverband krachtens de "pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913" of van de "weduwenwet voor de gemeenteambtenaren 1913" dan wel krachtens de "Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240)" is verleend.

Artikel 4

  • 1. Voor de toepassing van de bepalingen dezer Verordening worden als ambtenaren aangemerkt zij, die in vasten dienst der Gemeente eene of meer der betrekkingen bekleeden, welke voorkomen op de bij deze Verordening gevoegde staten A en B of bij nader besluit van den Gemeenteraad daarop worden gebracht.

  • 2. Op hem, die in tijdelijken dienst der Gemeente is, is de bepaling van het eerste lid van toepassing voor zoover hij eene of meer der betrekkingen bekleedt, welke voorkomen op de genoemde staten A en B en tot een gezamenlijken duur van ten minste 2 jaren in dienst der Gemeente is geweest, waarvan ten minste 1 jaar onafgebroken.

  • 3. De ambtenaren, die op 1 October 1913 een betrekking bekleedden, die voorkomt op de in het eerste lid bedoelde staten A en B, doch welke na dien datum zijn overgegaan in een betrekking, die niet op genoemde staten voorkomt, worden voor de toepassing dezer verordening geacht een betrekking te vervullen, die voorkomt op staat A.

Artikel 5

  • 1. Als weezen in deze Verordening aangemerkt de ongehuwde wettige of gewettigde kinderen van overleden ambtenaren, zoolang zij den leeftijd van 18 jaren niet bereikt hebben.

  • 2. Indien een kind binnen 300 dagen na den dood des vaders levend ter wereld komt, wordt het aangemerkt als reeds geboren toen de vader stierf.

Artikel 6

  • 1. Onder diensttijd wordt in deze Verordening verstaan de gezamenlijke tijd in vasten en tijdelijken dienst der Gemeente doorgebracht.

  • 2. De tijd door een ambtenaar in verplichten militairen dienst doorgebracht, wordt indien deze onmiddellijk door Gemeentedienst voorafgegaan en gevolgd wordt, mede als diensttijd in aanmerking gebracht.

  • 3. In bijzondere gevallen kan op voorstel van Burgemeester en Wethouders de Gemeenteraad bepalen, dat bij de berekening van het pensioen geheel of ten deele in aanmerking zal komen de tijd, doorgebracht in eene betrekking, waaraan recht op pensioen verbonden is, indien de ambtenaar deze betrekking bekleedde onmiddellijk vóór zijne indiensttreding bij de Gemeente.

Artikel 7

  • 1. Onder pensioengrondslag wordt - behoudens de in het 2e lid te noemen uitzondering - in deze verordening verstaan de op grond van de Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240) vastgestelde pensioengrondslag, doch alleen voor zoover deze verband houdt met het bekleeden van betrekkingen, voorkomende op de in artikel 4 genoemde staten A en B.

  • 2. Voor den ambtenaar, wiens krachtens de navolgende regelen vastgestelde pensioengrondslag op 1 October 1913 of - indien hij op dien datum nog niet onder de werking der "pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913" viel - op het tijdstip waarop die wet of de Pensioenwet 1922 (Stbl. no. 240) op hem van toepassing wordt, hooger is dan de in het 1e lid van dit artikel omschrevene, wordt de eerstgenoemde pensioengrondslag, zoolang hij hooger blijft, voor de toepassing van deze verordening gehandhaafd met inachtneming van de volgende regelen:

    • a.

      Onder dien eerstgenoemden pensioengrondslag wordt in deze verordening verstaan een voor een zoodanig ambtenaar door Burgemeester en Wethouders vast te stellen bedrag, dat gelijk is aan de som der vaste wedden en vaste toelagen en de waarde der erkende emolumenten.

    • b.

      In de gevallen, waarin geen vaste wedde wordt genoten of de wedde periodiek verandert, wordt de pensioengrondslag volgens daartoe door Burgemeester en Wethouders vast te stellen regelen bepaald.

    • c.

      Bij elke wijziging van een der deelen, waaruit de pensioengrondslag bestaat, wordt deze opnieuw door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.

    • d.

      Bij verlaging van wedde wordt de laatst vastgestelde pensioengrondslag bestendigd, tenzij:

      • 1.

        die verlaging het gevolg is van wangedrag of van ongeschiktheid veroorzaakt hetzij door onbekwaamheid of door een ongeval, hetzij door lichamelijken of geestelijken achteruitgang, indien dat ongeval of die achteruitgang naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders aan schuld van den belanghebbende te wijten zijn;

      • 2.

        de belanghebbende binnen 30 dagen na de weddeverlaging schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders verlaging van den pensioengrondslag verzoekt.

    • e.

      De pensioengrondslag wordt op een week- of jaarbedrag vastgesteld naar gelang al of niet weekloon genoten wordt.

    • f.

      Op de ambtenaren, wier pensioengrondslag is vastgesteld op een bedrag per week, zijn de artikelen 11, 12 en 17 van toepassing met dien verstande, dat daarin voor pensioengrondslag gelezen worde een bedrag gelijk aan 52 maal den pensioengrondslag.

    • g.

      Voor een gepensionneerden ambtenaar blijft bestendigd de laatste pensioengrondslag, die gedurende zijne werkzaamheid in dienst der Gemeente was vastgesteld.

    • h.

      Indien voor een ambtenaar verschillende betrekkingen gelijktijdig vervuld worden, wordt voor dien ambtenaar één pensioengrondslag vastgesteld, die gelijk is aan de som der pensioengrondslagen, welke voor elk der bedoelde betrekkingen zouden gelden, indien hij deze afzonderlijk bekleedde.

§ 2. Ambtenaarspensioen

Artikel 8

  • 1. Pensioen wordt verleend:

    • 1.

      aan den ambtenaar, die eervol ontslagen is na het bereiken van den leeftijd:

      • a.

        van 65 jaren, indien hij op het tijdstip van ontslag eene of meer der betrekkingen bekleedde, welke voorkomen op den staat A, genoemd in artikel 4;

      • b.

        van 60 jaren, indien hij op het tijdstip van ontslag eene of meer der betrekkingen bekleedde, welke voorkomen op den staat B, genoemd in artikel 4;

    • 2.

      aan den ambtenaar, die na een onafgebroken diensttijd van ten minste tien jaren ten gevolge van ziels- of lichaamsgebreken ongeschikt is geworden voor de waarneming van zijn ambt en dientengevolge eervol ontslag heeft bekomen;

    • 3.

      aan den ambtenaar, die eervol ontslag heeft verkregen, omdat hij de uitoefening van zijn ambt wonden of gebreken heeft bekomen, welke hem naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders ongeschikt maken voor de waarneming van zijn ambt, en die als uitsluitend gevolg van de hem opgedragen werkzaamheden te beschouwen zijn. Dit pensioen wordt echter alleen dan verleend, indien binnen twee jaren na den dag, waarop de belanghebbende deze wonden of gebreken heeft bekomen, zulks door een geneeskundig onderzoek ten genoegen van Burgemeester en Wethouders is vastge-steld en bij de aanvraag om pensioen eveneens door zoodanig geneeskundig onderzoek worden vastgelegd, dat de ongeschiktheid tot arbeiden een gevolg is van diezelfde wonden of gebreken.

  • 2. In afwijking van het bepaalde bij artikel 4, 2e lid, wordt pensioen verleend aan den tijdelijken ambtenaar, die komt te verkeeren in het geval, genoemd in het 1e lid sub 3, ongeacht zijn diensttijd.

Artikel 9

  • 1. De in het vorige lid bedoelde ongeschiktheid moet blijken op de wijze, voorgeschreven in de Pensioenwet 1922 (Stbl. No.240) of uit een geneeskundig onderzoek door geneeskundigen van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst, overeenkomstig het bepaalde in de volgende leden van dit artikel.

  • 2. Het in het vorige lid bedoelde onderzoek door geneeskundigen van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst wordt als volgt aanhangig gemaakt:

    • a.

      Burgemeester en Wethouders onderwerpen een ambtenaar, die naar hun oordeel door ziels- of lichaamsgebreken ongeschikt is zijne betrekking waar te nemen en uit dien hoofde recht op pensioen zou kunnen doen gelden, aan een geneeskundig onderzoek.

    • b.

      Dit onderzoek heeft eveneens plaats, indien een ambtenaar zelf een schriftelijk verzoek daartoe tot Burgemeester en Wethouders richt.

  • 3. Het onderzoek, bedoeld in de beide vorige alinea's van dit artikel, geschiedt door een geneeskundige, aangewezen overeenkomstig de verordening op den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst (Verz. 1913 No. 13).

  • 4.

    • 1.

      De uitslag van het onderzoek, inhoudende het oordeel van den geneeskundige, omtrent de aanwezigheid van gebreken, bedoeld in artikel 8, 1e lid sub 2, of van wonden en gebreken, bedoeld in artikel 8, 1e lid, sub 3, en 2e lid, wordt ter kennis gebracht van Burgemeester en Wethouders en van den belanghebbenden ambtenaar.

    • 2.

      Vereenigt de laatste zich niet met den uitslag, dan kan hij binnen vier weken bij Burgemeester en Wethouders schriftelijk in beroep komen tegen de uitspraak van den geneeskundige, indien hij overlegt een verklaring van den hem behandelenden geneeskundige, waaruit blijkt, dat diens oordeel van dat van meergenoemden geneeskundige afwijkt.

    • 3.

      De bevoegdheid, bedoeld sub 2, wordt ter kennis van den belanghebbenden ambtenaar gebracht.

  • 5. Burgemeester en Wethouders doen daarop een nieuw geneeskundig onderzoek instellen.

  • 6. Dit hernieuwd geneeskundig onderzoek geschiedt door de geneeskundige commissie, aange-wezen overeenkomstig de verordening op den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst (Verz. 1913 No. 13).

Artikel 10

  • 1. In de gevallen, genoemd in artikel 8, 1e lid, sub 2 en 3 en 2e lid, zal het pensioen tijdelijk worden verleend, telkens voor één jaar, totdat uit een geneeskundig onderzoek, zooals dit geregeld is in artikel 9, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat de bedoelde ambtenaar bij voortduring ongeschikt is voor de waarneming van zijn ambt, in welk geval hem een blijvend pensioen zal worden verleend.

  • 2. Indien het pensioen niet opnieuw wordt verleend, wordt de belanghebbende in zijne vroegere of soortgelijke betrekking met minstens gelijke bezoldiging herplaatst, of, indien zoolang daartoe naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geene gelegenheid bestaat, is artikel 13 op dezen ambtenaar van toepassing. Ingeval de ambtenaar weigert die betrekking te aanvaarden, vervalt alle aanspraak op pensioen.

Artikel 11

  • 1. Het ambtenarenpensioen bedraagt:

    • a.

      1/60 van den pensioengrondslag voor ieder jaar dienst, in de gevallen, bedoeld in artikel 8, 1e lid sub 1 en 2, met dien verstande, dat het pensioen niet minder dan ¼ en niet meer dan ? van den pensioengrondslag zij;

    • b.

      2/3 van den pensioengrondslag in het geval, bedoeld in artikel 8, 1e lid sub 3 en 2e lid.

  • 2. Indien aan een ambtenaar, door wien meer dan ééne betrekking als bedoeld in artikel 4 bekleed wordt, na bekomen eervol ontslag uit eene dezer betrekkingen pensioen wordt verleend, wordt het pensioen berekend naar dat gedeelte van den overeenkomstig artikel 7 bepaalden pensioengrondslag, hetwelk betrekking heeft op het ambt, waaruit hem ontslag verleend is.

Artikel 12

  • 1. In afwijking van het bepaalde bij artikel 11, 1e lid sub a, bedraagt het pensioen voor een ambtenaar, voorkomende op Staat B; in de gevallen, bedoeld in artikel 8, 1e lid sub 1 en 2, 1/60 van den pensioengrondslag voor ieder jaar van het aantal, dat men verkrijgt door het aantal dienstjaren met 10 te vermeerderen, met dien verstande, dat het pensioen niet minder dan ¼ en niet meer dan ? van den pensioengrondslag bedraagt. Het pensioen of de som der pensioenen kan het bedrag van f 3.000,00 niet overschrijden.

  • 2. In afwijking van het bepaalde bij artikel 2 wordt aan de op 1 October 1913 in tijdelijken dienst zijnde ambtenaren, die op dat tijdstip niet ingevolge artikel 4, 2e lid, onder de werking dezer verordening vallen en wier betrekkingen voorkomen op den in artikel 4 genoemden staat B, pensioen toegekend op den voet van het 1e lid van dit artikel, mits het dienstverband van deze ambtenaren met de Gemeente na genoemden datum niet is onderbroken en de aanstelling in tijdelijken dienst is gevolgd.

Artikel 13

  • 1. Aan een niet op eigen verzoek ontslagen ambtenaar, die ten minste 10 jaren in dienst der Gemeente is geweest en niet krachtens artikel 8 recht op pensioen kan doen gelden, kan door Burgemeester en Wethouders eene ondersteuning worden verleend voor den tijd van één jaar, tot een door hen in ieder bijzonder geval te bepalen bedrag, dat echter

    • a.

      ingeval het ontslag eervol verleend wordt, niet hooger mag zijn dat het pensioen, berekend volgens den in artikel 11, 1e lid sub a aangegeven maatstaf;

    • b.

      ingeval het ontslag zonder de toevoeging van "eervol" verleend wordt, niet hoger mag zijn dan een bedrag, berekend naar den maatstaf van 1/100 van den pensioengrondslag voor elk dienstjaar.

  • 2. Deze ondersteuning kan door Burgemeester en Wethouders telkens opnieuw voor den tijd van één jaar verlengd worden.

  • 3. Indien de betrokken ambtenaar in verband met het in het 1e lid genoemde ontslag eene toelage geniet als bedoeld in artikel 7, 2e lid, der "pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913" dan wel een pensioen krachtens de "Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240)" wordt de ondersteuning slechts ver-leend, indien en voor zoover het bedrag daarvan zonder inachtneming van deze bepaling hooger zou geweest zijn dan de genoemde toelage of het pensioen.

§ 3. Weduwen- en Weezenpensioen

Artikel 14

  • 1. Pensioen wordt verleend aan de weduwen en weezen van ambtenaren, die op het tijdstip van overlijden in dienst der Gemeente waren of pensioen genoten, met uitzondering van hen, die op grond van verordening of instructie tijdens de bekleeding van hun ambt ongehuwd moeten blijven, van hen, voor wier weduwen en weezen bij wet, koninklijk besluit of reglement eene algemeene voorziening met het oog op hunnen Gemeentedienst is of te eeniger tijd zal zijn getroffen en van de vrouwelijke ambtenaren die binnen 90 dagen na hare indiensttreding schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders verklaren af te zien van pensioenaanspraken voor hare weezen.

  • 2. Aan de weduwen en wezen van den Burgemeester en de Commissarissen van politie wordt recht op pensioen toegekend, indien de belanghebbende ambtenaren het verlangen hiertoe binnen 90 dagen na de benoeming schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders te kennen geven.

  • 3. Geen recht op pensioen hebben de weduwen en weezen van ambtenaren, die ingevolge artikel 44 der "weduwenwet voor de gemeenteambtenaren 1913" verklaard hebben, voor hunne na te laten betrekkingen niet deelgerechtigd te willen zijn in het artikel 1 dier wet genoemde fonds en de verklaring, bedoeld bij artikel 156, 2e lid der "Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240)" hebben ingezonden.

Artikel 15

  • 1. Indien ambtenaren in het huwlijk treden nadat zij zijn gepensioneerd of nadat hun zestigste jaar is voltooid, hebben hunne weduwen en hunne bij haar verwekte kinderen geene aanspraak op pensioen.

  • 2. Evenmin hebben aanspraak op pensioen de kinderen, geboren uit het huwlijk, door een vrouwelijken ambtenaar aangegaan, nadat zij was gepensionneerd.

Artikel 16

  • 1. De ambtenaren, zie zonder eigen pensioen den dienst verlaten, kunnen het recht op pensioen voor hunne weduwen en weezen behouden, mits zij het verlangen daartoe binnen 90 dagen na het ontslag schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders te kennen geven en voortaan een bedrag storten volgens een door Burgemeester en Wethouders vast te stellen tarief.

  • 2. Zij kunnen met die storting te allen tijde ophouden, doch haar daarna nimmer hervatten.

  • 3. Zij verliezen alle aanspraak op uitkeering ten behoeve van hunne weduwen en weezen, indien zij hunne verplichting om bij te dragen gedurende één jaar niet zijn nagekomen.

  • 4. Indien zij binnen dat jaar overlijden, worden de nog door hen verschuldigde bijdragen op het weduwen- en weezenpensioen gekort, op de wijze, door Burgemeester en Wethouders te bepalen.

  • 5. Zoo degenen, die van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid gebruik hebben gemaakt, na het ontslag in het huwlijk treden, hebben hunne weduwen en hunne uit dat huwlijk geboren kinderen, of wel indien het vrouwelijke ambtenaren geldt, hare uit dat huwlijk geboren kinderen geene aanspraak op pensioen.

  • 6. Indien een ambtenaar, die van de in het 1e lid van dit artikel verleende bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, in Gemeentedienst herplaatst wordt, kan hij de bovenbedoelde verzekering voor weduwen- en weezenpensioen tegen evenredig verminderde storting voortzetten, indien en voor zoover het bedrag van het uit te keeren weduwen- en weezenpensioen, krachtens dit artikel, hooger is dan dat, waarop hij in verband met zijne nieuwe betrekking krachtens artikel 17 recht zou hebben.

Artikel 17

  • 1. Het pensioen bedraagt:

    • a.

      voor de weduwe van een ambtenaar ¼ van den pensioengrondslag;

    • b.

      voor ieder der weezen, indien en zoolang hunne moeder pensioen geniet, 1/20 van den pensioengrondslag;

    • c.

      voor ieder der weezen, niet vallende in de termen sub b genoemd, 1/12 van den pensioengrondslag;

    • d.

      voor ieder der tot pensioen gerechtigde weezen van een vrouwelijken ambtenaar 1/12 van den pensioengrondslag.

  • 2. Het geheele bedrag van het weezenpensioen uit één huwlijk of het gezamenlijke bedrag der weezenpensioenen uit verschillende huwlijken van den ambtenaar kan het ¼ van den pensioengrondslag niet overschrijden.

  • 3. Het weduwen- en het gezamenlijk weezenpensioen bedragen elk ten hoogste f 600,00.

Artikel 18

  • 1. Indien een ambtenaar in de uitoefening van zijn ambt wonden of gebreken heeft bekomen, die als uitsluitend gevolg van de hem opgedragen werkzaamheden zijn te beschouwen of door eene besmettelijke ziekte is aangetast in en door de uitoefening van zijn ambt, tengevolge waarvan hij binnen twee jaren is overleden, worden de pensioenen, volgens artikel 17 bepaald, verdubbeld, tenzij het huwlijk eerst is gesloten nadat hij de bedoelde wonden of gebreken heeft bekomen of door de bedoelde ziekte is aangetast.

  • 2. Deze pensioenen worden echter alleen dan verdubbeld, indien binnen twee jaren na den dag, waarop de ambtenaar deze wonden of gebreken heeft bekomen, zulks door een geneeskundig onderzoek ten genoegen van Burgemeester en Wethouders is vastgesteld en bij de aanvraag om pensioen eveneens door zoodanig onderzoek worde vastgelegd, dat het overlijden van den ambtenaar een gevolg is van die bekomen wonden of gebreken.

Artikel 19

  • 1. Indien de weduwe gerechtigd is tot pensioen, wordt het weezenpensioen, haren kinderen toekomende, aan haar pensioen toegevoegd, tenzij haar de ouderlijke macht of voogdij is ontnomen.

  • 2. Indien de weezen uit verschillende huwlijken van den ambtenaar gesproten zijn, wordt het weezenpensioen voor die uit elk der huwlijken afzonderlijk geregeld op den voet, in de artikelen 17 en 18 aangegeven.

Artikel 20

Indien het gezamenlijke bedrag der pensioenen van uit verschillende huwlijken door een ambtenaar nagelaten weezen f 600,00 of in de gevallen, bij artikel 18 bedoeld, f 1.200,00 zou overschrijden en dus ingevolge het bepaalde in artikel 17, 3e lid en artikel 18, tot dat bedrag moet worden verminderd, geschiedt die vermindering zóó, dat de verhouding, die volgens de aanvankelijke berekening tusschen de verschillende pensioenen bestaat, dezelfde blijft.

Artikel 21

  • 1. Door het volgend huwlijk eener weduwe gaat de aanpraak op weduwenpensioen, aan haar vorig huwlijk ontleend, voor haar verloren.

  • 2. Haar pensioen, met het volgens artikel 19, 1e lid, toegevoegd bedrag, wordt echter over het tijdens het sluiten van het volgend huwlijk lopende kwartaal ten volle uitbetaald.

  • 3. Na verloop van dat kwartaal wordt het alsdan den weezen volgend artikel 17, 1e lid, sub c toekomende pensioen als afzonderlijk weezenpensioen uitbetaald.

  • 4. Na ontbinding van het volgend huwlijk of na verklaring van vermoedelijk overlijden van den latere echtgenoot herleeft hare aanspraak op het haar vroeger toegekend weduwenpensioen, tenzij door haar aan de hierbedoelde omstandigheid aanspraak op een hooger pensioen wordt ontleend.

  • 5. De aanspraken eener weduwe op pensioen kunnen in geen geval tegelijkertijd op meer dan één huwlijk gegrond zijn.

§ 4. Bijdragen der Ambtenaren

Artikel 22

  • 1. Aan een niet op eigen verzoek eervol ontslagen ambtenaar, die niet krachtens artikel 8 recht op pensioen heeft, wordt door Burgemeester en Wethouders de som der op zijne wedde ten behoeve van het bij deze verordening ingestelde fonds ingehouden kortingen teruggegeven, tenzij hij verklaart dat de in artikel 16, 1e lid, toegestane bevoegdheid gebruik te maken.

  • 2. De op de wedde of het pensioen van een vrouwelijken ambtenaar ten behoeve van het bij deze verordening ingestelde fonds ingehouden kortingen voor wezen pensioen worden teruggegeven, indien zij met een deelgerechtigden ambtenaar huwt, in het genot treedt van een krachtens deze verordening toegekend weduwenpensioen, of indien haar pensioen krachtens artikel 28 is ingehouden.

§ 5. Bijzondere bepalingen ten aanzien der gepensioneerden

Artikel 23

  • 1. Pensioenen worden verleend door Burgemeester en Wethouders bij een met redenen omkleed besluit, dat aan den Gemeenteraad wordt medegedeeld.

  • 2. Geen pensioen wordt verleend dan op aanvraag van of vanwege de(n) belanghebbende(n). Is deze aanvraag niet ingediend binnen zes maanden na het tijdstip, waarop het recht op pensioen is ontstaan, dan gaat dit eerst in met het kalender-kwartaal, volgende op dat, waarin de aanvraag is gedaan. In zij niet ingediend binnen 5 jaar na het bedoelde tijdstip, dan is het recht op pensioen vervallen.

Artikel 24

Bij de aanvraag om pensioen moet worden overlegd:

  • a.

    De door Burgemeester en Wethouders noodig geoordeelde stukken betreffende geboorte, huwlijk en overlijden;

  • b.

    indien pensioen gevraagd wordt op grond van artikel 8, 1e lid sub 2 of 3, van artikel 8, 2e lid of van artikel 14, j artikel 18, eene verklaring der door Burgemeester en Wethouders aangewezen of aan te wijzen geneeskundigen, waardoor de aanspraak op pensioen volgens de artikelen bewezen wordt;

  • c.

    een staat van dienst en eene opgave van den pensioengrondslag.

Artikel 25

  • 1. Het jaarbedrag van het pensioen wordt, zoo noodig aangevuld tot een bedrag, dat, in de honderdste deelen van guldens uitgedrukt, door 156 deelbaar is.

  • 2. Indien pensioenen bij elkander worden gevoegd, wordt deze aanvulling op de som daarvan toegepast.

Artikel 26

  • 1. Behoudens het bepaalde in artikel 23 gaan de pensioenen in:

    • a.

      voor den ambtenaar daags nadat de wedde en emolumenten of het ziektegeld heeft opgehouden;

    • b.

      voor de weduwen en weezen daags nadat de wedde of het pensioen van den overledene heeft opgehouden; in de gevallen bedoeld bij artikel 16, alsmede wanneer de wedde niet tot aan het overlijden werd uitbetaald, daags na het overlijden; ingeval van vermoedelijk overlijden daags na den datum van het vonnis van vermoedelijk-overlijdenverklaring van den ambtenaar.

  • 2. De pensioenen worden bij vooruitbetaling voldaan per week of per maand, naar gelang de wedde van den ambtenaar werd uitbetaald. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders, kan hiervan worden afgeweken.

  • 3. Voor de eerste maal geschiedt deze betaling over zooveel dagen als tusschen den aanvangsdag van het pensioen en den eerstkomenden betalingstermijn zullen verloopen.

  • 4. Het pensioen houdt op met het einde van het kalenderkwartaal, waarin het recht daarop is komen te vervallen.

  • 5. Bij overlijden der weduwe of indien uit anderen hoofde het weezenpensioen moet worden herzien, wordt de gewijzigde berekening eerst met het begin van het volgende kalenderkwartaal in toepassing gebracht.

Artikel 27

Indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren geen der vervallen termijnen van een pensioen is ingevorderd, gaat de aanspraak op die termijnen verloren.

Artikel 28

  • 1. Indien een gepensioneerde ambtenaar uit andere hoofde in dienst der Gemeente blijft of opnieuw in dienst der Gemeente treedt, wordt, indien zijne bezoldiging, vermeerderd met het pensioen, het bedrag der vroegere bezoldiging overtreft, het meerdere bedrag - met inachtneming van het 4e lid van dit artikel - van het pensioen ingehouden.

  • 2. Indien eene pensioengerechtigde ambtenaarsweduwe in dienst der Gemeente blijft of treedt, wordt, zoolang zij in Gemeentedienst is, het weduwenpensioen ingehouden.

  • 3. Heeft eene weduwe tegelijkertijd recht op ambtenaarspensioen en weduwenpensioen, dat wordt het kleinste deze pensioenen ingehouden.

  • 4. Deze inhoudingen hebben slechts plaats, indien en voor zoover het gezamenlijke bedrag van het pensioen en de nieuwe bezoldiging de som van f 600,00 per jaar te boven gaat.

Artikel 29

  • 1. Het recht op pensioen vervalt bij vervreemding, verpanding of beleening, voor zooveel de vervreemde, verpande of beleende termijnen betreft.

  • 2. Geheele of gedeeltelijke overdracht van de uitkeering der in deze Verordening bedoelde pensioenen kan alleen geschieden aan publiekrechtelijke lichamen. Alsdan kunnen de tot pensioen gerechtigden hun recht ten aanzien van het overdragen geheel of gedeelte alleen tegen die derden doen gelden.

  • 3. Het pensioen wordt uitbetaald aan de(n) titularis of die hem (haar) wettig vertegenwoordigt, of aan hunne gemachtigden.

  • 4. De volmacht kan gegeven worden bij authentieke of behoorlijk gelegaliseerde onderhandsche akte.

  • 5. Geene onherroepelijke of met eenige verbintenis in verband staande volmachten, worden aangenomen. Onherroepelijke volmacht of het aangaan van zoodanige verbintenis wordt met verpanding of beleening gelijk gesteld.

  • 6. De bepalingen van dit artikel worden in de akte van pensioen uitgedrukt.

Artikel 30

  • 1. Zij, die zijn veroordeeld tot gevangenisstraf van 3 maanden, tot hechtenis van 3 maanden, tot plaatsing in eene Rijkswerkinrichting of tot eenige zwaardere straf, hebben, zoowel gedurende den tijd, dat zij straf ondergaan, als gedurende den tijd, dat zij zich door de vlucht aan de tenuitvoerlegging van het vonnis mochten onttrekken, geene aanspraak op pensioen.

  • 2. In de hier bedoelde gevallen kunnen Burgemeester en Wethouders ten behoeve van de vrouw of kinderen geheel of gedeeltelijk over het dientengevolge vrijgevallen deel van het pensioen beschikken.

§ 6. Pensioenfonds voor weduwen en weezen

Artikel 31

  • 1. Ten behoeve der krachtens artikelen 14 en 16 te verleenen pensioenen bestaat een Pensioenfonds.

  • 2. Ten bate van het Pensioenfonds komen:

    • a.

      de in artikel 16 bedoelde bijdragen;

    • b.

      de renten der belegde gelden, schenkingen, legaten en al wat verder ontvangen wordt.

  • 3. Ten laste van het Pensioengeld komen:

    • a.

      de ingevolge deze Verordening toe te kennen pensioenen aan weduwen en weezen;

    • b.

      de krachtens artikel 22 verschuldigde terugbetalingen;

    • c.

      de kosten van beheer.

  • 4. Het fonds is eigendom der Gemeente.

  • 5. Het kapitaal van het Pensioenfonds wordt belegd in schuldbrieven ten laste der Gemeente 's-Gravenhage, in andere geldswaardige papieren of in hypothecaire schuld-*-*//*-vorderingen, ter keuze van Burgemeester en Wethouders.

§ 7. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 32

  • 1. Van de besluiten van Burgemeester en Wethouders, ter uitvoering dezer verordening genomen, kunnen belanghebbenden binnen 90 dagen in beroep komen bij den Raad.

  • 2. Deze bepaling wordt in de akte van pensioen uitgedrukt.

Artikel 33

  • 1. De ambtenaren, die bij het in werking treden dezer Verordening in dienst zijn, ontvangen vóór of op dat tijdstip ieder een exemplaar.

  • 2. Op dezelfde wijze wordt gehandeld ten aanzien van de in deze Verordening aan te brengen wijzigingen.

Artikel 34

  • 1. Voor de ambtenaren, die bij het inwerkingtreden dezer Verordening in tijdelijken dienst der Gemeente zijn, gelden, in afwijking van het bepaalde bij artikel 4, 2e lid de bepalingen dezer Verordening, betrekking hebbende op ambtenaarspensioen, óók van het oogenblik af, dat zij tot een gezamenlijken duur van 10 jaren in tijdelijken dienst der Gemeente geweest zijn.

  • 2. Het bepaalde bij artikel 26, 2e lid, is niet van toepassing op de ambtenaren, die bij het inwerkingtreden dezer Verordening gepensionneerd waren.

  • 3. De bepalingen van deze Verordening, betrekking hebbende op weduwen- en weezenpensioen, zijn niet toepasselijk op hen, die gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid om niet tot het Pensioenfonds toe te treden.

Artikel 35

  • 1. Voor de op 1 April 1907 in dienst zijnde ambtenaren, die gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid om niet tot het Pensioenfonds toe te treden en die bovendien gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, hun verleend bij artikel 44 der "weduwenwet voor de gemeenteambtenaren 1913" en de verklaring bedoeld bij artikel 156, 2e lid, der "Pensioenwet 1922 (Stbl. No. 240)" hebben ingezonden gelden, in afwijking van het elders in deze Verordening bepaalde, ten aanzien van weduwen- en weezenpensioen de navolgende bepalingen:

    • 1.

      Pensioen wordt verleend aan de weduwe of weezen van den ambtenaar of bediende, die in en door de uitoefening van zijn ambt is omgekomen, tengevolge van wonden en gebreken, die een uitsluitend gevolg waren van de hem opgedragen werkzaamheden. Deze bepaling is niet van toepassing op de weduwe, wier huwlijk voltrokken is, nadat -wonden of gebreken zijn ontstaan, noch op de weezen uit zodanig huwlijk nagelaten;

    • 2.

      Dit pensioen bedraagt, onafhankelijk van den diensttijd, twee derden van den pensioengrondslag;

    • 3.

      De weduwe geniet dit pensioen tot een volgend huwlijk, de weezen tot 20-jarigen leeftijd of eerder huwlijk;

    • 4.

      Het pensioen der weduwe gaat bij hertrouwen of overlijden over op de rechthebbenden kinderen van haren voormaligen echtgenoot. Het pensioen der hier bedoelde weezen, dat door leeftijd, eerder huwlijk of overlijden mocht vrijvallen, komt ten bate der overblijvende rechthebbende weezen;

    • 5.

      Aan de weduwen of weezen van overleden ambtenaren of bedienden kan door Burgemeester en Wethouders op daartoe strekkende aanvraag eene gratificatie worden verleend voor ééns, ten bedrage van ten hoogste drie maanden bezoldiging door den overledene laatstelijk genoten.

  • 2. Voor de op 1 April 1907 in dienst zijnde ambtenaren, die geen gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid om niet tot het Pensioenfonds toe te treden en die bovendien geen gebruik hebben gemaakt van de bevoegdheid, hun verleend bij artikel 44 der 'weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913", gelden de bepalingen genoemd in het eerste lid van dit artikel, voor zoover zij voor de weduwen en weezen voordeeliger zijn dan de bepalingen van deze Verordening.

  • 3. Indien ambtenaren, die gebruik gemaakt hebben van de bevoegdheid om niet tot het Pensioenfonds toe te treden, na ontslag uit den Gemeentedienst opnieuw in Gemeentedienst treden, worden zij ten opzichte der toetreding tot het Pensioenfonds aangemerkt als nieuw aangestelde ambtenaren.

Artikel 36

In de gevallen, waarin voor de bij het in werking treden dezer Verordening in dienst zijnde ambtenaren de middelsom per jaar of per week van de vaste wedde en erkende emolumenten gedurende de 60 maanden, waarin het vereenigd bedrag daarvan het hoogst was, op dien datum hooger mocht zijn, dan het volgens artikel 7, 1e en 2e lid als pensioengrondslag vast te stellen bedrag, wordt op dien datum de genoemde middelsom als pensioengrondslag vastgesteld.

Artikel 37

In afwijking van het bepaalde bij artikel 8, 1e lid 1, sub a, wordt pensioen verleend na volbrachten 60-jarige leeftijd aan de opzichters, aan het personeel van de bouwpolitie en aan de werklieden, die bij het inwerkingtreden dezer Verordening in vasten dienst der Gemeente zijn.

Artikel 38

De bepalingen van de "Verordening op het verleenen van pensioen of wachtgeld aan Gemeenteambtenaren en -bedienden" (verz. no. 9 van 1889) en van de "Verordening, regelende het verleenen van pensioen aan weduwen en weezen van ambtenaren der Gemeente (verz. no. 4 van 1907) zijn na het in werking treden dezer Verordening niet meer van kracht.

Artikel 39

Deze Verordening kan worden aangehaald onder den naam "Pensioenverordening".

Artikel 40

  • 1. Deze Verordening treedt in werking op 1 Januari 1911.

  • 2. In afwijking van het bepaalde bij het 1e lid van dit artikel, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd, de in artikel 13 bedoelde ondersteuning te verleenen aan ambtenaren, die na 31 December 1909 uit den dienst der Gemeente zijn ontslagen.

  • 3. De artikelen 5, 1e lid; 6, 1e lid; 9, 1e lid en 10, 1e lid¹) dezer verordening, zooals die bij harer inwerkingtreding luidden, worden geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 1910, voor zoover het na dien datum verleende pensioenen betreft.

Ondertekening

Burgemeester en Wethouders
J.PATIJN
De Secretaris
TER PELKWIJK

STAAT A,

behoorende bij artikel 4 der Pensioenverordening.

-------------------

Academie van Beeldende Kunsten.

(concierge aan de)

Apotheek, Gemeente-

(apotheker; apothekersassistent; eerstaanwezend-apothekersassistent; knecht aan de)

Arbeidsbeurs, Gemeentelijke

(directeur; directrice; klerk; schrijver; beambte aan de)

Armbestuur, Burgerlijk

(secretaris-boekhouder; adjunct-secretaris; armenopzichter; gemeentearts;

gemeenteverloskundige; gemeentevroedvrouw; directeur van het bestedelingenhuis; echtpaar belast met de verzorging van in het doorgangshuis opgenomen kinderen, bij het)

Avondcursus aan de school Bakkerstraat

(onderwijzer(es) bij den)

Bank van Leening, Gemeente-

(directeur; beheerder van hulp- of bijkantoor; kassier; administrateur-boekhouder; adjunct-boekhouder; zilverpandbewaarder; wollenpandbewaarder; beheerderplaatsvervanger; klerk; schrijver; bediende bij de)

Begraafplaats, Algemeene

(opzichter-boekhouder; werkman bij de)

Belastingen, Plaatselijke

(deurwaarder bij de)

Bewaarschoolonderwijs, Gemeente-

(hoofd; onderwijzeres; kweekeling bij het)

Bouw- en Woningtoezicht, Gemeentelijk

(directeur; hoofdinspecteur; inspecteur 1e klasse; inspecteur 2e klasse; controleur; teekenaar; 1e klerk; bode bij het)

Conservatorium voor Muziek, Koninklijk

(concierge aan het)

Cursus in methodiek voor onderwijzeressen in handwerken.

(onderwijzer(es) bij den)

Cursus in paedagogiek voor onderwijzeressen in handwerken.

(onderwijzer(es) bij den)

Cursus tot het geven van onderwijs in spreken aan achterlijke spraakgebrekkige kinderen,

(onderwijzer(es) bij den)

Cursus tot opleiding van onderwijzeressen en kweekelingen der bewaarschool

(directeur; onderwijzer(es) bij den)

Duinwaterleiding

(directeur; adjunct-directeur; ingenieur; adjunct-ingenieur; bouwkundige; opzichter-teekenaar; teekenaar; administrateur; boekhouder; adjunct-boekhouder; kassier; chef der contrôle; ambtenaar van de verbintenissen; magazijnmeester; adjunct-magazijnmeester; magazijnbediende; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; 1e opzichter; 2e opzichter; opzichter van den openbaren dienst; opzichter-werkmeester; controleur; hulp-controleur; controleur te Scheveningen; meteropnemer; leerling-meteropnemer; bode; portier; 1e machinist; 2e machinist; hulp-machinist; werkman; werkvrouw bij de)

Electrisch Bedrijf, Gemeentelijk

(directeur; adjunct-directeur; ingenieur; adjunct-ingenieur; hoofdopzichter; chef-machinist; administateur-boekhouder; kassier; opzichter-teekenaar; teekenaar; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; magazijnmeester; chef van het ketelhuis; opzichter 1e klasse; opzichter 2e klasse; kabel-monteur; accumulatorenmonteur; metermonteur; booglampenmonteur; assistent-monteur; geld-ophaler; portier; 1e machinist; machinist 2e klasse; machinist 3e klasse; 1e schakelbord-wachter; 2e schakelbordwachter; ketelstoker; ketelstoker 2e klasse; smid 1e klasse; smid 2e klasse; waschbaas; werkman 1e klasse; werkman 2 klasse; werkvrouw; timmerman 1e klasse; timmerman 2e klasse; metselaar 2e klasse; magazijnknecht; omschakelaar; jongmaatje bij het)

Gasfabrieken, Gemeente-

(directeur; adjunct-directeur; ingenieur; bouwkundige; werktuigkundige; scheikundige; hoofd-opzichter; teekenaar 1e klasse; teekenaar 2e klasse; administrateur; boekhouder; kassier; adjunct-boekhouder; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; magazijnmeester; adjunct-magazijnmeester; magazijnbediende; 1e opzichter; 2e opzichter; controleur; fabrieksbaas; inspecteur fittersbaas; geldophaler; bode; portier; bediende; chef-machinist; stokersbaas; werkman (met uitzondering van de betrekking van stoker bij de gasdistillatie); werkvrouw bij de)

Gemeentewerken

(directeur; adjunct-directeur; ingenieur-afdeelingschef; architect-afdeelingschef; ingenieur; architect; adjunct-ingenieur; adjunct-architect; hoofdopzichter; hoofdopzichter-bureauchef; opzichter-teekenaar 1e klasse; opzichter-teekenaar 2e klasse; opzichter 1e klasse; opzichter 2e klasse; teekenaar 1e klasse; teekenaar 2e klasse; administrateur-boekhouder; adjunct-boekhouder; magazijnmeester; magazijncontroleur; magazijnknecht; 1e magazijnbediende; 2e magazijnbediende; onderbaas; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; portier; bode; lichtdrukker; staalbaas; hoofdopzichter-zeesluiswachter; binnensluiswachter, zeesluisknecht; 1e machinist; 2e machinist; werkman; opzichter-teekenaar; bediende bij den cursus voor bewaarschoolonderwijzeressen bij de)

Geneesheer belast met den doodschouw.

Geneesk. Dienst, Gemeentelijken

(directeur; controleerende geneeskundige; plaatsvervangende geneeskundige, chef-verpleger, tevens concierge; klerk, tevens hulpverpleger; verpleger; chef-chauffeur; chauffeur bij den)

Gymnasium, Gemeentelijk

(leeraar aan het-, die ingevolge artikel 115 der Wet van 28 April 1876 (Stbl. no. 102) afstand gedaan heeft van aanspraak op pensioen van Rijkswege; concierge; amanuensis; bediende aan het)

Handelscursus, Gemeentelijke(n)

(directeur; leeraar; klasse-onderwijzer; concierge bij den)

Handenarbeid, Gemeentelijk onderwijs in

(onderwijzer bij het)

Havendienst

(Havenmeester; onderhavenmeester; gaarder van het haven- en liggeld; brugwachter bij den)

Herhalingsonderwijs, Openbaar

(hoofd; onderwijzer(es) bij het)

Huisbewaarster in het Gemeentegebouw aan de Wagenstraat.

Keuringsdienst

(directeur; hoofdassistent; assistent-scheikundige; keurmeester, adjunct-keurmeester; keurmeester-laborant; laboratoriumbediende bij den)

1e keurmeester van vee en vleesch

Keurmeester ven vee en vleesch

Keurmeester van visch

Kinderkleeding, Bureau

(ambtenaar bij het

Klokkenist

Klokkenist, Adjunct-

Klokopwinder te Scheveningen

Lager onderwijs, Openbaar

(gymnastiekonderwijzer(es); teekenonderwijzer(es); onderwijzeres in handwerken bij het)

Markten

(Marktmeester; klerk bij de)

Middelbaar onderwijs, Openbaar

(leeraar bij het -, die gebruik gemaakt heeft van de bevoegdheid, verleend bij artikel 6 der wet van 5 Juni 1905 (Stbl. no. 154); concierge; amanuensis; bediende bij het)

Museum, Gemeente-

(directeur; onder-directeur; bediende; concierge aan het)

Ontsmettingsdienst

(medicus-adviseur bij den)

Ontvanger, Kantoor van den Gemeente-

(boekhouder; adjunct-boekhouder; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; ambtenaar voor de hondenbelasting aan het)

Plantsoenen, Gemeente-

(directeur; boekhouder; klerk; schrijver; opzichter 1e klasse; opzichter 2e klasse; onderbaas; chef-bloemist; chef-boomkweeker; magazijnbediende; bode; werkman bij de)

Politie

(hoofdcommies; commies; adjunct-commies; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; bode; werkman, belast met het schoonhouden der brancards bij de)

Reinigingsdienst, Gemeentelijke(n)

(directeur; medicus-adviseur; administrateur-boekhouder; adjunct-boekhouder; 1e klerk; 2e klerk; klerk-teekenaar; schrijver; portier; concierge; bode; geldophaler; hoofdopzichter 1e klasse; hoofdopzichter 2e klasse; opzichter; assistent-opzichter; staalbaas; stalbaas; machinist; werkman; werkvrouw; magazijnknecht bij den)

Schooltoezicht, Medisch

(schoolarts; klerk bij het)

Secretarie, Gemeente-

(burgemeester; gemeente-secretaris; gemeente-ontvanger; referendaris; hoofdcommies; commies; adjunct-commies; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; archivaris; controleur der Gemeentebelastingen; verificateur; hoofd-controleur en controleur van het Bevolkingsregister; bezoldigd ambtenaar van den Burgerlijken Stand; schatten voor de Drankwet enz.; concierge; bode; hulpbode; ambtenaar voor het onderzoek aangaande personen enz. ter)

Slachthuis, Gemeente-

(directeur; veearts-hoofdkeurmeester; keurmeester; opzichter; boekhouder-kassier; 1e klerk; 2e klerk; opzichter-machinist; machinist; portier-controleur; schrijver; monteur; machinebankwerker 1e klasse; machinebankwerker 2e klasse; ketelstoker 1e klasse; poetser; machinekamer; ijs-lichter; timmerman 1e klasse; verver 1e klasse; magazijnknecht; kori-ovenwerker; broeimeester; halknecht; stalknecht; terreinbewaker; bode; werkman 1e klasse; werkman 2e klasse; werkvrouw van het)

Spraakonderwijs, Gemeentelijk

(onderwijzer(es) bij het)

Telefoondienst, Gemeentelijken

(directeur; ingenieur; hoofdopzichter; chef van de splitsingkamer; chef van het buitenwerk; administrateur-boekhouder; adjunct-boekhouder; 1e klerk; 2e klerk; schrijver; magazijnmeester; controleur bij de administratie; teekenaar; geldophaler; bode; concierge; nachtportier; opzichter; hulp-opzichter; chef-instrumentmaker; controleur bij den technischen dienst; magazijnknecht; werkman bij den)

Visschershaven

(directeur; chef van dienst; boekhouder-havengaarder; klerk; havenbediende bij de)

Visscherijschool te Scheveningen

(directeur; leeraar aan de)

Waag, Gemeente-

(waagmeester; weger bij de)

Ziekenhuis, Gemeente-

(geneesheer-directeur; 1e adjunct-directrice; 2e adjunct-directrice; geneesheer; administrateur-boekhouder; adjunct-boekhouder; klerk; magazijnmeester; vroedvrouw; huishoudster; amanuensis; portier; machinist; machinist 2e en 3e klasse; machine-bankwerker 1e en 2e klasse; ketelstoker 1e en 2e klasse; chauffeur; magazijnbediende; matrassenmaker; badmeester; badvrouw; medicijnknecht; laboratoriumknecht; huisknecht; kantoorlooper; naaister; keukenmeid; dienstbode; werkster bij het)

STAAT B

behoorende bij artikel 4 der Pensioenverordening.

Brandweer

(commandant; eerste brandmeester; brandmeester; telegrafist; hoofdbrandwacht 1e klasse; hoofdbrandwacht 2e klasse; machinist; hulp-machnist; hulp-telegrafist; kraandraaier; brandwacht 1e klasse; brandwacht 2e klasse bij de)

Gasfabrieken, Gemeentelijke

(stoker bij de gasdistillatie aan de)

Politie

(hoofdcommissaris; commissaris; hoofdinspecteur; inspecteur 1e klasse; inspecteur 2e klasse; inspecteur 3e klasse; aspirant-inspecteur; brigadier 1e klasse; brigadier 2e klasse; brigadier-titulair; agent 1e klasse; agent 2e klasse; agent 3e klasse; werkman, belast met het schoon-houden der brancards, die bij het inwerkingtreden dezer verordening als zoodanig in functie was bij de)

Telefoondienst, Gemeentelijken

(chef-telefoniste; onderchef-telefoniste, telefoniste 1e klasse, telefoniste 2e klasse; telefoniste 3e klasse bij den)

Ziekenhuis, Gemeente-

(hoofdverpleegster; verpleegster; verpleger; telefoniste bij het)


Noot
¹

Thans de artikelen 7, 2e lid a, (gewijzigd) 8, 1e lid, 11, 1e lid en 12, 1e lid.