Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Peel en Maas

Geldend van 05-05-2011 t/m heden

Intitulé

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Peel en Maas

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

Gelet op het collegevoorstel van maart 2011;

Gelet op het bepaalde in artikel 25 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

Gehoord de beraadslagingen;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Peel en Maas

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. het college: het college van burgemeester en wethouders;b. de wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;c. tegemoetkomingsjaar: kalenderjaar. 

Paragraaf 2 AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor de eerste tegemoetkomingsperiode bevat:a. naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;b. indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;c. naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;d. een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming. 

  • 2 De aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier;

  • 3 Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Paragraaf 3 VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 3 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 4 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2 Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 5 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1 De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode gedurende welke kinderopvang aaneengesloten wordt genoten binnen de kaders van de Wet kinderopvang.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 6 Omvang van de kinderopvang

  • 1 Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 7 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;g. de verplichtingen van de ouder. 

Artikel 8 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1 De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2 Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

Paragraaf 4 VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 9 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1 Het college stelt binnen 8 weken na afloop van het tegemoetkomingsjaar de subsidie ambtshalve vast.

  • 2 Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van vaststelling.

Artikel 10 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

Paragraaf 5 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 11 Inlichtingenplicht

  • 1 De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2 De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Paragraaf 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan

  • 2 2. De volgende verordeningen zijn met dit besluit ingetrokken:

    1) Verordening Wet kinderopvang gemeente Helden, vastgesteld in de openbare raadsvergadering op 20 september 2004, en het wijzigingsbesluit vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2007;2) de Verordening Wet kinderopvang gemeente Kessel 2004, vastgesteld op 27 september 2004;3) de Verordening Kinderopvang gemeente Maasbree, vastgesteld op 5 oktober 2004;4) de verordening Wet kinderopvang (VWk) gemeente Meijel, vastgesteld op 11 oktober 2004 

Artikel 13 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Peel en Maas

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 april 2011.
de raad voornoemd,De griffier, De voorzitter, 

Toelichting 1

Algemene toelichtingDe Wet kinderopvang, die sinds 1 augustus 2010 de citeertitel Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen draagt, beoogt het ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen (via de belastingdienst en UWV) een beroep doen op die wet, hierna verder Wkkp genoemd. Een aantal in die wet benoemde doelgroepen kan op de gemeente een beroep doen voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term ‘tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)’. Dit vormt dan ook de basis voor de citeertitel van voorliggende verordening.Artikel 25 van de Wkkp bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent de tegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aan deze wettelijke opdracht. Hiermee vervallen de verordeningen van de voormalige gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel.In de geharmoniseerde verordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Belangrijkste uitgangspunt is dat de uitvoeringslast voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 BegripsbepalingenDe begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wkkp zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 Te verstrekken gegevens bij de aanvraagDe tegemoetkoming wordt door de in Peel en Maas woonachtige ouder schriftelijk aangevraagd bij het college (artikel 26 Wet kinderopvang). Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingsjaar wordt verstrekt (artikel 4.4) moet deze in beginsel elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden is opgenomen dat ouders alleen voor de eerste tegemoetkomingsperiode een aanvraag hoeven in te dienen en dat bij een aansluitende periode de tegemoetkoming ambtshalve kan worden toegekend.

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, kan ook op aangeven van de houder van de kinderopvangvoorziening worden doorgevoerd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 28, derde lid, Wkkp en artikel 16, eerste lid).

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet (landelijk) geregistreerd staan. (artikel 5, eerst lid, Wkkp).

Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt:- de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;- de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij het CWI maakt én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;- de ouder is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt; - het college heeft sociaal-medische indicatie vastgesteld. (niet van toepassing) In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:De ouder of partner ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars Indien de uitkering wordt verkregen in een andere gemeente: naam van deze gemeenteDe ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo’n uitkering ontvangen Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituutDe ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000 Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituutDe ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling Trajectplan van het UWVDe ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling Trajectplan van het UWV

In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 26, derde lid, Wkkp.

Artikel 3 WeigeringsgrondNaast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren.

Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, ofb. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4 Ingangsdatum van de tegemoetkomingDit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:1. De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.2. De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.

Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen.De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

Artikel 5 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleendDe tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Om te voorkomen dat ouders elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zouden moeten is de bepaling opgenomen dat de tegemoetkoming wordt verleend voor de periode gedurende welke kinderopvang aaneengesloten wordt genoten binnen de kaders van de Wet kinderopvang

Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

Artikel 6 Omvang van de kinderopvangDe Wkkp regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort, heeft deze recht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarin de ouder zélf bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeid en zorg.

Voor bepaalde gemeentelijke doelgroepen is de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang nihil. Voor deze groepen wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage door de gemeente gecompenseerd (het zogeheten ’Koa-kopje’, zie artikel 24, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, Wet kinderopvang). Bij deze ouders zet de hoogte van de eigen bijdrage geen rem op de vraag naar kinderopvang. Dat in tegenstelling tot ouders die wél een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang moeten betalen en de hoogte van die bijdrage zullen laten meewegen in hun vraag naar kinderopvang.

Om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen, is deze bepaling in de verordening opgenomen die de aanspraak op een tegemoetkoming enigszins beperkt. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om bij de groep ouders die geen eigen bijdrage betalen, per geval te beoordelen hoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnen combineren met zorgtaken. Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te combineren, kan ook rekening worden gehouden met omstandigheden als een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Voor de beoordeling hiervan hoeft geen advies te worden aangevraagd; in beleidsregels kan het college neer leggen hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling dan zoveel mogelijk geobjectiveerd. De praktijk zal uitwijzen of dit nodig is.

Artikel 7 Inhoud van de beschikkingOnderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld. In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel f). Artikel 13 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in de vorm van maandelijkse voorschotten. Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:- de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;- de informatieplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste tot en met derde lid, Wkkp.

Artikel 8 De bevoorschotting van de tegemoetkomingDe subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in twaalf gelijke delen (indien de aanvraag het gehele tegemoetkomingsjaar betreft).

De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om nadere voorschriften te stellen over de wijze van bevoorschotting van de tegemoetkoming. Zo kan het college bepalen dat er alleen een voorschot wordt betaald op basis van een factuur van het kindercentrum of gastouderbureau. Het college zou zo’n voorschrift kunnen stellen wanneer er twijfels bestaan of een ouder daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang.

Artikel 9 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkomingOp grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen.

De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk acht weken na 31 december bij het college te worden ingediend. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb.  

Artikel 10 Verrekening met de voorschottenDit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering is geregeld in artikel 38 Wkkp.

Artikel 11 InlichtingenplichtDeze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 28, eerste tot en met derde lid Wkkp. Voor de volledigheid wordt deze verplichting hier herhaald.Het vierde lid van artikel 28 bevat de inlichtingenplicht voor houders van een kindercentrum of gastouderbureau. Deze bepaling luidt: ‘De houder verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van belang zijn’.

Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:1. het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;2. er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming (hij behoort niet tot gemeentelijke doelgroep).

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen. Hieronder wordt op de twee maatregelen nader ingegaan.

Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkomingIn de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden:a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.

Terugvordering (artikel 38 Wkkp)Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen. In artikel 38 Wet kinderopvang worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand (WWB) over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld (artikel 60, eerste lid WWB).

1. De bestuurlijke boeteHet college kan een bestuurlijke boete opleggen indien een ouder zijn inlichtingenplicht niet nakomt. De bestuurlijke boete is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wkkp.

Artikel 12 InwerkingtredingDe datum van inwerkingtreding is de eerste dag na bekendmaking ervan. Tegelijk worden de verordeningen van de voormalige gemeenten Helden, Kessel, Maasbree en Meijel ingetrokken.

Artikel 13 CiteertitelDeze bepaling spreekt voor zich.