Regeling vervallen per 26-02-2013

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Alblasserdam 2000

Geldend van 01-03-2001 t/m 25-02-2013

Intitulé

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Alblasserdam 2000

De raad van de gemeente Alblasserdam;

 

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markt;

 

gezien het advies van de Marktadviescommissie d.d. 16 oktober 2000;

 

gehoord hebbende de Commissie Algemeen Bestuur d.d. 23 november 2000;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2000, registratienummer Raad 2000/103;

 

gelet op de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

 

 

B E S L U I T :

 

 

Vast te stellen de volgende “Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Alblasserdam 2000”;

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    markt: de warenmarkt die plaatsvindt op de, bij of krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats;

  • b)

    marktterrein: de gehele openbare of voor het publiek toegankelijke oppervlakte, die bij of krachtens artikel 1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c)

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de  markthandel;

  • d)

    vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • e)

    dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • f)

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;

  • g)

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken:

  • h)

    vergunninghouder: degene aan wie door het college van burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats:

  • i)

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • j)

    anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;

  • k)

    marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;

  • l)

    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde plaatsen per artikelengroep;

  • m)

    het college : het college van burgemeester en wethouders;

  • n)

    commissie : de in artikel 1.4 bedoelde marktcommissie;

  • o)

    levenspartner: de persoon met wie de vergunninghouder met het oogmerk duurzaam samen te wonen een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring ingericht volgens door het college te stellen regels;

  • p)

    geregistreerde partner: de geregistreerde partner als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

  • 1.

    De markt vindt plaats op maandag van 12.00 uur tot 17.00 uur op het Wilgenplein, gelegen nabij het Makado-Center.

  • 2.

    Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden:

    • a.

      op een andere dag;

    • b.

      op een andere tijd;

    • c.

      op een andere plaats.

  • 3.

    Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met één van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen vanwege bijzondere weersomstandigheden besluiten tot het afgelasten van de weekmarkt.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1.

    Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a)

      het aantal standplaatsen;

    • b)

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c)

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d)

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als standwerkersplaats;

    • e)

      welke gedeelte van de markt eventueel bestemd is voor het plaatsen van verkoopwagens.

  • 2.

    Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a)

      een lijst met artikelengroepen (branches); en

    • b)

      een maximum aantal standplaatsen per branche c.q. artikelengroep.

  • 3.

    Het college kan grotere vaste plaatsen toewijzen dan de standaardmaat van de op de markt in   gebruik zijnde kramen, overeenkomstig een door hen tevoren vast te stellen besluit.

Artikel 1.4 Plaatsen opstallen

  • 1.

    Het is verboden op het marktterrein ruimte in te nemen zonder vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op het marktterrein kramen, tafels, en dergelijke te plaatsen of op te slaan of gebruik te maken van verkoopwagens.

    Het college kan aan deze vergunning voorwaarden verbinden.

Artikel 1.5 De marktcommissie

  • 1.

    Er is een marktadviescommissie, die burgemeester en wethouders, al dan niet gevraagd, adviseert omtrent het marktwezen.

  • 2a.

    De leden van de commissie worden benoemd door burgemeester en wethouders.

  • 2b.

    Als voorzitter van de commissie wordt benoemd het lid van het college van burgemeester en wethouders, dat de portefeuille voor het marktwezen beheert of een door hem aan te wijzen ambtenaar.

  • 2c.

    Drie personen worden ter benoeming tot lid van de commissie voorgedragen door de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel, waarvan één persoon een vaste plaats heeft op de markt te Alblasserdam, als vertegenwoordiger van de marktkooplieden, en één persoon door de plaatselijke vrouwenorganisaties als vertegenwoordigster van de consumenten.

  • 2d.

    Ambtshalve lid van de commissie is de marktmeester; voorts de verhuurder van de marktkramen, uit hoofde van zijn functie.

  • 2e.

    Aan de commissie is een door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar ter secretarie toegevoegd als secretaris van de commissie;  deze heeft een adviserende stem.

  • 3.

    De vertegenwoordigers(sters) vermeld onder lid 2, sub c, van dit artikel hebben zitting gedurende drie jaren. Voor de eerste maal treden zij af na afloop van het derde jaar na inwerkingtreding van deze verordening.

    Tenzij de organisaties, die zij vertegenwoordigen, andere leden ter benoeming voordagen, zijn zij terstond hernoembaar.

  • 4.

    De commissie vergadert tenminste éénmaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee andere leden zulks met opgaaf van redenen, nodig of gewenst achten, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen wordt gehouden.

  • 5.

    De vergaderingen zijn niet openbaar.

     

Artikel 1.6 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.7 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkersplaats.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 Intrekking vergunning

  • 1.

    De vergunning voor het innemen van een vaste plaats wordt ingetrokken:

    • a)

      Op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b)

      Bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.10 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken:

    • a)

      Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b)

      Indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.10 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken.

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald (indien van toepassing):

  • a)

    De naam en voorletters, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

  • b)

    Een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

  • c)

    De verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;

  • d)

    De artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;

  • e)

    De datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitslijst;

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.

Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1.

    Het college schrijft de aanvrager in op de wachtlijst, indien:

    • a)

      De aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3, maar aan hem geen vaste plaats kan worden toegewezen; en

    • b)

      De aanvrager heeft aangegeven dat hij op de wachtlijst wil worden geplaatst.

  • 2.

    Het college vermeldt bij inschrijving in ieder geval:

    • a)

      De naam en voorletters, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b)

      De datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c)

      De artikelen (branche) die de aanvrager wil verhandelen;

    • d)

      De verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 3.

    De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks vòòr 31 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a)

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks vóór 31 januari heeft verlengd;

  • b)

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c)

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d)

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste plaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e)

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 2.3 wordt voldaan.

Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a)

    De vergunninghouder van een vaste plaatse die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitslijst;

  • b)

    Degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 2.10 Overschrijving vergunning (“erfrecht”)

  • 1.

    Ingeval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of de levenspartner van de vergunninghouder.

  • 2.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor een vaste plaats indien hij tenminste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3.

    Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan een medewerker van de vergunninghouder een vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende dezelfde periode als mede-eigenaar in het marktbedrijf heeft gefunctioneerd. Bij notariële akte dient dan aangetoond te worden dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is. Bovendien dient de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven te zijn op de wachtlijst.

  • 4.

    Een aanvraag tot inschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 5.

    Het college is bevoegd,  in bijzondere omstandigheden,  af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats

  • 1.

    Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2.

    De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich op de dag zelf vóór 12.00 uur aanmelden bij de marktmeester.

Paragraaf 4 Standwerkersplaatsen

Artikel 2.12 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1.

    Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

  • 2.

    Aanmelden voor de standwerkersloting kan op de marktdag bij de marktmeester tot 12:00 uur. De loting vindt plaats op 12:00 uur.

  • 3.

    Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 4.

    Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2.

    De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3.

    De standwerker mag zich alleen doen bijstaan door degene die hij overeenkomstig artikel 2.12, vierde lid bij de marktmeester heeft aangemeld.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tenminste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1.

    De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt (maximaal zes marktdagen per jaar).

  • 2.

    De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

  • 3.

    Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

  • 1.

    In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om tenminste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2.

    Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon. Bij langdurige ziekte kan de vergunninghouder maximaal twee jaar vervangen worden.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1.

    Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2.

    De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats aan- en afvoer goederen

  • 1.

    Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan een drie uur voor aanvang en meer dan 1 uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 12.00 uur heeft ingenomen, wordt de betreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4.

    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester voor dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Artikel 3.7 Verzorging standplaats

De vergunninghouder dient:

  • a)

    ervoor te zorgen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

  • b)

    tijdens de markt zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke in te zamelen; en zelf te zorgen voor afvoer van zijn afval;

  • c)

    alvorens hij het marktterrein verlaat zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren en het afval mee te nemen, tenzij hij naar genoegen van de marktmeester een andere regeling heeft getroffen voor de afvoer van zijn afval.

Artikel 3.8 Afvalbakken

De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, dient aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken te plaatsen.

Artikel 3.9 Kook-,bak en verwarmingsapparatuur

  • 1.

    Het is de vergunninghouder verboden verwarmingstoestellen en/of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 3.10 Geluidsapparatuur

  • 1.

    Het is verboden op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2.

    Het aanwezig hebben van radio’s, cd-spelers en overige geluidsapparatuur op de standplaats, voor een nader doel dan verkoop, is evenmin toegestaan;

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 3.11 Elektriciteit

Het is de standplaatshouder zonder ontheffing van het college verboden op zijn standplaats:

  • a)

    gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;

  • b)

    elektriciteit te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren daarvan is aangewezen of om zelf hierin te voorzien.

Artikel 3.12 Overige verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is vergunninghouder verboden aan de op het marktterrein geplaatste opstallen, aangebrachte verlichtingen en andere voorzieningen wijzigingen aan te brengen;

  • 2.

    Het is de vergunninghouder verboden marktafval te deponeren in de voor huishoudelijk afval bestemde inzamelingsmiddelen.

Hoofdstuk 4 Bepalingen over het gebruik van het marktterrein

Artikel 4.1 Verbodsbepalingen

  • 1.

    Het is verboden is, zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, op marktdagen na 12.00 uur en voor 17.00 uur met een motorvoertuig of voertuig op de markt te rijden. Onder dit verbod wordt niet verstaan het aan de hand meevoeren van een fiets.

  • 2.

    Van het bepaalde in het eerste lid kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend, voor zover het betreft de verkoop van alcoholvrije dranken en geringe eet- en drinkwaren ten behoeve van de vergunninghouders.

  • 3.

    Het is verboden tijdens de duur van de markt op het marktterrein met gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen te venten of deze te verspreiden, dan wel godsdienstige, politieke of andere propaganda te voeren.

  • 4.

    Onder het voeren van propaganda als in het derde lid bedoeld, wordt niet verstaan het aanprijzen van koopwaar op de markt.

  • 5.

    Het is verboden op de markt een artikel aan te prijzen als een geneesmiddel, bedoeld in de Wet op de geneesmiddelenvoorziening.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede  categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 5.2 Intrekking vergunning of schorsing

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:

  • a)

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b)

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c)

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 5.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:

  • a)

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b)

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c)

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d)

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 5.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder, gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:

  • a)

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b)

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c)

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 5.5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 5.6 Intrekking oude regeling

De Verordening tot regeling van de markt in de gemeente Alblasserdam”, vastgesteld op 5 februari 1998, wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 5.7 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens verordening tot regeling van de markt in de gemeente Alblasserdam, vastgesteld bij besluit van 5 februari 1998,  blijven – indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens Verordening tot regeling van de markt in de gemeente Alblasserdam, vastgesteld bij besluit van 5 februari 1998, blijven – indien en voor zover bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn ingelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Bestaande wachtlijsten als bedoeld in artikel 1, onder i van deze verordening, blijven als zodanig van kracht op grond van deze verordening.

  • 5.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 5.8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Artikel 5.9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Marktverordening Alblasserdam 2000’.

Ondertekening

Alblasserdam, 7 december 2000
De raad voornoemd,
de secretaris,                      de voorzitter,