Regeling vervallen per 01-01-2016

Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

Geldend van 02-07-2013 t/m 26-09-2013

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten PS2013-514. Gelet op artikel 105, eerste lid, juncto artikel 143, eerste lid, van de Provinciewet;

BESLUITEN

vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011.

Algemene- en procedurele bepalingen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    AsG: de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998;

  • b.

    Plattelandsontwikkelingsprogramma: het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005;

  • c.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

Artikel 1.2 Bevoegdheid Gedeputeerde Staten
  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot verstrekking van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen voor de subsidietitels in deze verordening Regels vaststellen.

  • 3 In de Regels kunnen Gedeputeerde Staten de hoogte van de subsidie bepalen.

Artikel 1.3 Algemene bepalingen subsidieverstrekking
  • 1 Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt:

    • a.

      voor eenmalige activiteiten of het starten van activiteiten;

    • b.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, en

    • c.

      als de begroting van de activiteit sluitend is.

  • 2 Subsidie wordt voor dezelfde activiteit slechts eenmaal verstrekt aan dezelfde aanvrager, waarbij rechtspersonen met dezelfde beslissingsbevoegdheid als één aanvrager worden beschouwd.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kan een eenmalige vervolg- of voortzettingssubsidie worden verstrekt voor activiteiten die aantoonbaar succesvol zijn gebleken en waarbij de vervolg- of voortzettingssubsidie wordt aangevraagd voor activiteiten waarmee een nieuwe, nog niet eerder bereikte groep van begunstigden wordt bereikt.

  • 4 In afwijking van artikel 1.6, eerste lid, van de AsG kan subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen, die gericht zijn op het behalen van winst.

  • 5 Artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder c, van de AsG is niet van toepassing.

  • 6 Indien Gedeputeerde Staten regels hebben vastgesteld als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, wordt subsidie op grond van de desbetreffende titel slechts verstrekt overeenkomstig de vastgestelde regels, behoudens het bepaalde in artikel 7.1.

Artikel 1.4 Kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties

Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of kunnen worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag, tenzij deze kosten zijn gemaakt nadat het voornemen tot uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd aantoonbaar kenbaar is gemaakt aan het provinciebestuur en zij beperkt blijven tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten;

  • c.

    verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;

  • d.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties;

  • e

    . legeskosten voor aanvragen die worden gedaan door bestuursorganen;

  • f.

    kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;

  • g.

    kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;

  • h.

    kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager;

  • i.

    exploitatiekosten die geen verband houden met de aanloopfase van een activiteit;

  • j.

    kosten gemaakt na beëindiging van activiteiten met uitzondering van accountantskosten zoals bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van de AsG;

  • k.

    niet noodzakelijke of bovenmatige kosten.

Artikel 1.5 Uurloon en uurtarief bij eigen inzet personeel
  • 1 Voorzover uurloon subsidiabel is wordt dit berekend door het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerker(s), exclusief volledige winstafhankelijke uitkeringen, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, gedeeld door 1.600 uren op basis van een volledig dienstverband en bedraagt maximaal € 91,--.

  • 2 Voorzover integrale uurtarieven subsidiabel zijn worden deze berekend door één van de volgende methoden:

    • a.

      een vast uurtarief van maximaal € 35,--.

    • b.

      het per medewerker berekend uurloon vermeerderd met een opslag voor indirecte kosten van maximaal 20% van het uurloon, of

    • c.

      het per medewerker berekend uurloon vermeerderd met een opslag voor indirecte kosten dat groter is dan 20% van het uurloon, waarbij de opslag wordt berekend op basis van een gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen en bevat geen winstopslag.

  • 3 Voorzover het uurloon voor zelfstandigen en Directeur Groot Aandeelhouders of andere personen waarbij het loon niet eenduidig bepaald kan worden subsidiabel is, bedraagt dit maximaal € 35,--

Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen

De aanvraag

Artikel 2.1 Reeds gestarte activiteiten
  • 1 In afwijking van artikel 2.1, eerste lid, van de AsG kan met de uitvoering van de activiteiten een begin worden gemaakt indien het voornemen tot uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd aantoonbaar kenbaar is gemaakt aan het provinciebestuur.

  • 2 Voor zover Gedeputeerde Staten op grond van een wettelijk voorschrift de beschikbare middelen verdeelt door het vaststellen van een verdeelplan waarin tenminste de subsidieontvangers en de te ontvangen subsidiebedragen worden genoemd, wordt de subsidieaanvraag in afwijking van artikel 2.1, eerste lid, van de AsG uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld ingediend, tenzij anders bepaald.

Artikel 2.2 Gebruik aanvraagformulier

Indien een aanvraagformulier is vastgesteld, is de aanvrager van een subsidie verplicht gebruik te maken van dit formulier bij het indienen van de aanvraag.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 2.3 Uitvoering van activiteiten
  • 1 De activiteiten starten uiterlijk binnen acht weken na subsidieverstrekking, tenzij anders bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen drie jaar na de subsidieverstrekking, tenzij anders bepaald.

Artikel 2.4 Administratie

Onverminderd artikel 4.2 van de AsG is de subsidieontvanger verplicht bij subsidieverstrekking vanaf € 125.000,-- of wanneer een verklaring als bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de AsG is gevraagd, een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat:

  • a.

    alle ontvangsten en uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken;

  • b.

    bewijsstukken, als onderdeel van de administratie, aanwezig zijn ten name van de gesubsidieerde en dat daaruit de aard en hoeveelheid van de geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt, en

  • c.

    uit de urenregistratie blijkt dat de gedeclareerde mensuren daadwerkelijk zijn gemaakt en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het project waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 2.5 Bijzondere verplichtingen

Gedeputeerde Staten kunnen de subsidie-ontvanger bij de verstrekking van subsidie verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie voor zover deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Subsidievaststelling

Artikel 2.6 Verantwoording middels jaarrekening
  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen in afwijking van paragraaf 5 van de AsG bepalen dat de financiële verantwoording bij de aanvraag tot vaststelling geschiedt door middel van een daartoe strekkende bijlage bij de jaarrekening.

  • 2 Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG gaat de aanvraag tot vaststelling vergezeld van:

    • a.

      de jaarrekening en het jaarverslag; en

    • b.

      de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen.

  • 3 De jaarrekening betreft alle baten en lasten van de subsidieontvanger.

  • 4 De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

    • a.

      de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

    • b.

      de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen; en

    • c.

      het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.

  • 5 Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

    • a.

      de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken; en

    • b.

      onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 6 Artikel 5.1, tweede lid, van de AsG is overeenkomstig van toepassing.

  • 7 Artikel 5.5 van de AsG is overeenkomstig van toepassing.

  • 8 Gedeputeerde Staten kunnen regels vaststellen over het verstrekken van de in het eerste en tweede lid bedoelde informatie.

  • 9 Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op subsidies die verleend zijn aan gemeenten en openbare lichamen die zijn ingesteld op grond van hoofdstuk I, II of IV van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2.7 Verdaging beslistermijn vaststelling

Vervallen.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 2.8 Instandhouding
  • 1  Onverminderd het bepaalde in artikel 4.5 van de AsG is de subsidieontvanger gehouden, indien met subsidie verkregen goederen en rechten binnen vijf jaar na de subsidievaststelling worden vervreemd of anderszins aan derden ter beschikking worden gesteld, hiervan een melding te doen en de verstrekte subsidie terug te betalen, tenzij anders bepaald.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het bedrag van de terug te betalen subsidie vast binnen dertien weken nadat zij kennis hebben gekregen van de omstandigheid bedoeld in het vorige lid.

Artikel 2.9 Vergoedingsplicht

Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van subsidieontvanger beslissen dat de vergoeding als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de AsG niet verschuldigd is, indien aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de activiteiten worden door een ander overgenomen;

  • b.

    de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar, en

  • c.

    de activa en passiva worden tegen boekwaarde, bepaald op grond van historische kostprijs, overgenomen door de rechtsopvolger.

Bijzondere bepalingen subsidieverstrekking

Hoofdstuk 3 Natuur en Leefomgeving

Titel 3.1 Natuur en landschap

Artikel 3.1.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Natuur en Landschap (PS2012-401).

Artikel 3.1.2 Bijzondere bepaling

Onverminderd het in artikel 3.1, tweede lid, van de AsG bepaalde kunnen subsidies van meer van € 25.000,-- in het kader van grondverwerving en pachtafkoop ten behoeve van natuur op grond van artikel 3.1.1 worden vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening.

Artikel 3.1.3 Uitzonderingsbepalingen
  • 1 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder b en artikel 2.1 mogen ten aanzien van subsidies in het kader van grondverwerving en pachtafkoop ten behoeve van natuur de activiteiten zijn voltooid voordat de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2 Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, is niet van toepassing op het verstrekken van subsidie ingevolge deze titel.

Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP)

Artikel 3.2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013.

Artikel 3.2.2 Bijzondere bepalingen

Voor subsidies verstrekt in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma, bewaart de subsidie-ontvanger de administratie tot 31 december 2020, tenzij anders bepaald.

Artikel 3.2.3 Uitzonderingsbepalingen
  • 1 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder b, zijn binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag geen andere kosten dan voorbereidingskosten subsidiabel, voor zover deze kosten niet eerder dan een jaar voor de ontvangstdatum van de aanvraag zijn gemaakt.

  • 2 Artikel 3.1, tweede lid en artikel 4.1, tweede lid, van de AsG zijn binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma niet van toepassing.

  • 3 Bij de vaststelling van subsidies binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma is artikel 5.3 van de AsG van toepassing, met dien verstande dat de leden drie tot en met zes niet van toepassing zijn.

Titel 3.3 Water

Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Waterplan Gelderland 2010-2015 (PS2009-749).

Titel 3.4 Externe veiligheid

Artikel 3.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die voortvloeien uit het Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011-2014.

Artikel 3.4.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan openbare lichamen die zijn ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 3.4.3
  • 1 In afwijking van artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en artikel 1.3, tweede lid, kan ten behoeve van periodieke of doorlopende activiteiten maximaal viermaal subsidie worden verstrekt;

  • 2 Onverminderd het in artikel 3.1, tweede lid, van de AsG bepaalde, kunnen subsidies van meer dan € 25.000,-- worden vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening. 

  • 3 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder h, kan voor activiteiten bedoeld in deze titel subsidie worden verstrekt voor exploitatiekosten.

Titel 3.5 Faunabeheer

Artikel 3.5.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten van de faunabeheereenheden, waaronder in ieder geval worden gerekend:

  • a.

    grofwildcoördinatie op de Veluwe;

  • b.

    vijfjaarlijkse herziening van een faunabeheerplan.

Artikel 3.5.2 Uitzonderingsbepalingen
  • 1 Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, is niet van toepassing op het verstrekken van subsidie ingevolge deze titel.

  • 2 Onverminderd het in artikel 3.1, tweede lid, van de AsG bepaalde, kunnen subsidies van meer dan € 25.000,-- worden vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening.

  • 3 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder h, kan voor activiteiten bedoeld in deze titel subsidie worden verstrekt voor exploitatiekosten.

Hoofdstuk 4 Ruimte en Bereikbaarheid

Titel 4.1 Mobiliteit

Artikel 4.1.1 Activiteiten die zijn opgenomen in het strategisch uitvoeringsprogramma logistiek en goederenvervoer 2012-2015

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van:

  • a.

    activiteiten die zijn opgenomen in het bestedingsplan Brede Doeluitkering als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU Verkeer en Vervoer;

  • b.

    activiteiten in het kader van verkeersonderwijs en verkeersveiligheid;

  • c.

     vervallen;

  • d.

    het verrichten van openbaar vervoer, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet personenvervoer 2000;

  • e.

    het verrichten van voor een ieder openstaand personenvervoer per auto anders dan volgens een dienstregeling als bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000 (regiotaxi);

  • f.

    infrastructurele openbaar vervoervoorzieningen;

  • g.

    activiteiten die de toegankelijkheid van openbaar vervoer verbeteren;

  • h.

    activiteiten die de sociale veiligheid van het openbaar vervoer verbeteren;

  • i.

    maatregelen, voorzieningen en activiteiten die het bovenlokale fietsnetwerk verbeteren, complementeren of het gebruik hiervan vergroten;

  • j.

    activiteiten in het kader van het optimaliseren van de locatiebereikbaarheid gericht op de vraag uit de markt (mobiliteitsmanagement);

  • k.

    activiteiten van consumentenorganisaties als bedoeld in artikel 27 van de Wet personenvervoer 2000, en

  • l.

      activiteiten die zijn opgenomen in het strategisch uitvoeringsprogramma logistiek en goederenvervoer 2012-2015.

Artikel 4.1.2 Uitzonderingsbepaling
  • 1 Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, zijn niet van toepassing op het verstrekken van subsidie ingevolge deze titel.

  • 2 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder b, kan subsidie worden verstrekt voor alle subsidiabele kosten die zijn gemaakt nadat het voornemen tot uitvoering van de activiteiten aantoonbaar kenbaar is gemaakt.

  • 3 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder h, kan voor activiteiten bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder c, d en e, subsidie worden verstrekt voor exploitatiekosten. 

Titel 4.2 Gelderse Gebiedsontwikkeling

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteiten
  • 1 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Prioritair Programma Gelderse Gebiedsontwikkeling 2012-2015 (PS2012-342).

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het programma “Doelgericht Uitvoeren” voor zover deze betrekking hebben op:

    • a.

      ontwikkeling Forten;

    • b.

      gebiedsontwikkeling;

    • c.

      versterking Diefdijklinie;

    • d.

      beheer;

    • e.

      maatschappelijke benutting;

    • f.

      economische benutting.

Titel 4.3 Ruimtelijke Ontwikkeling

Artikel 4.3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het provinciale ruimtelijke beleid indien daarmee een publiek belang wordt nagestreefd.

Titel 4.4 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap

Artikel 4.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van woningbouwprojecten die gerealiseerd worden door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap , indien de activiteit past binnen het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatieve Woonprogramma.

Artikel 4.4.2. Uitzonderingsbepaling

In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder b, komen subsidiabele kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag voor subsidie in aanmerking.

Titel 4.5. Impulsplan Wonen

Artikel 4.5.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor procesbegeleiding voor zover die betrekking heeft op activiteiten die passen binnen het Impulsplan Wonen (PS2012-656).

Hoofdstuk 5 Economie en Samenleving

Titel 5.1 Cultuur

Artikel 5.1.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Cultuur- en Erfgoedbeleid 2013-2016 (PS2012-457) en die gericht zijn op:

  • a.

    kwaliteitsbehoud of verbetering van podiumkunsten op het gebied van muziek, dans, theater en literatuur of combinaties daarvan;

  • b.

    het behoud en de ontwikkeling van het talent van Gelderse ontwerpers en kunstenaars;

  • c.

    het versterken van de kwaliteit van het bibliotheekwerk op het gebied van vrije toegang tot informatie, kennisontwikkeling, educatie en leesbevordering;

  • d.

    de ontwikkeling en afzet van innovatieve mediaproducten gericht op het zijn van een schakel tussen cultuur en erfgoed enerzijds en ruimte en economie anderzijds;

  • e.

    festivals met een artistieke kwaliteit en cultuuhistorische waarde die beeldbepalend zijn voor Gelderland.

Artikel 5.1.2 Uitzonderingsbepaling

Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, zijn niet van toepassing op het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 5.1.1, aanhef en onder b en e.

Titel 5.2 Erfgoed

Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Cultuur- en Erfgoedbeleid 2013-2016 (PS2012-457) en die gericht zijn op:

  • a.

    restauraties in samenhang met onderwijs en vakmanschap;

  • b.

    samenwerking tussen musea en andere sectoren ter bevordering van aantrekkelijke producten;

  • c.

    restauratie en herbestemming van monumenten ter realisatie van nieuwe economische dragers;

  • d.

    de gebruiks-, toekomst-, en belevingswaarde van Gelders landschappelijk erfgoed (landschap en archeologie).

Artikel 5.2.2 Cultuur- en erfgoedpacten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Cultuur- en Erfgoedbeleid 2013-2016 (PS2012-457) en die gericht zijn op:

  • a.

    procesbegeleiding bij de totstandkoming van een cultuur- en erfgoedpact;

  • b.

    de uitvoering van een cultuur- en erfgoedpacten met betrekking tot:

    • i.

      cultuurbeleving/cultuurtoerisme;

    • ii.

      amateurkunst;

    • iii.

      cultuurparticipatie;

    • iv.

      cultuureducatie;

    • v.

      vrijwilligersbeleid;

    • vi.

      regionale eenheid.

Titel 5.3 Sociaal

Artikel 5.3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Sociaal Profiel Gelderland (PS2011-644) voor zover deze betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • a.

    actief burgerschap;

  • b.

    kwetsbare groepen;

  • c.

    gezondheid en zorg.

Artikel 5.3.2 Bijzondere bepalingen

In aanvulling op artikel 1.4 wordt de subsidie als bedoeld in artikel 5.3.1 geweigerd indien de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, betrekking hebben op de verwerving van onroerende goederen en duurzame gebruiksgoederen met een waarde van meer dan € 1.000,--.

Titel 5.4 Jeugd

Artikel 5.4.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Beleidkader Jeugd 2013-2016 (PS2012-430) voor zover deze betrekking hebben op:

  • a.

    overdracht van de provinciale jeugdzorg aan de gemeenten;

  • b.

    verbetering in het kader van deze overdracht.

Titel 5.5 Leefbaarheid en Voorzieningen

Artikel 5.5.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Sociaal Profiel (PS2011-644) met betrekking tot leefbaarheid en voorzieningen.

Artikel 5.5.2 Bijzondere bepalingen

Activiteiten zoals bedoeld in artikel 5.5.1, die worden uitgevoerd binnen de bebouwde kom van de plaatsen Apeldoorn, Arnhem, Culemborg, Doesburg, Doetinchem, Ede, Harderwijk, Nijmegen, Tiel, Wageningen, Winterswijk, Zaltbommel en Zutphen komen niet voor subsidie in aanmerking.

Titel 5.6 Sport

Artikel 5.6.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van actviteiten ter uitvoering van Gelderland Sportland: Programmaa 2010-2016 (PS2010-510) voor zover deze betrekking hebben op de volgende thema’s:

  • a.

    vitale samenleving;

  • b.

    economische impact;

  • c.

    excellente prestaties.

Artikel 5.6.2 Uitzonderingsbepaling

Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, zijn, met uitzondering van subsidie ten behoeve van innovaties, niet van toepassing op het verstrekken van subsidie ingevolge deze titel.

Titel 5.7 Topsectoren en innovatie

Artikel 5.7.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Prioritair programma topsectoren en innovatie (PS2012-191) voor de sectoren Food, Health en de Maakindustrie en voor zover deze betrekking hebben op de volgende doelen:

  • a.

    versnellen van innovaties;

  • b.

    internationalisering;

  • c.

    verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepantie;

  • d.

    ondersteuning van activiteiten van FoodValley en HealthValley;

  • e.

    aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling;

  • f.

    stimuleren van buitenlandse investeringen in Gelderland.

Titel 5.8 Economisch beleid

Artikel 5.8.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van de beleidsuitwerking Lange termijnvisie economie (PS2011-644) en Het Gelders evenementenbeleid 2013-2016; Beleef de Gelderse Streken (PS2013-477), zover deze betrekking hebben op de volgende doelen:

  • a.

    stimuleren en versterken van MKB’ers;

  • b.

    verkleinen van regionale arbeidsmarktdiscrepantie;

  • c.

    versterken van de fysieke bedrijfseconomie;

  • d.

    versterking van de vrijetijdseconomie.

Artikel 5.8.2 Aanvrager 

De aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.8.1, aanhef en onder c, wordt, voor zover deze betrekking heeft op herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen, ingediend voor 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden.

Titel 5.9 Land- en tuinbouw

Artikel 5.9.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die betrekking hebben ter uitvoering van de beleidsuitwerking Land- en Tuinbouw (PS2011-644) en voor zover deze betrekking hebben op:

  • a.

    voldoen aan maatschappelijke eisen,

  • b.

    structuurversterking:

    • i.

      verbetering van de verkaveling;

    • ii.

      concentratie en herstructurering van de glastuinbouw;

    • iii.

      duurzame veehouderij;

    • iv.

      ontwikkelingsmogelijkheden veehouderij rondom Natura 2000-gebieden;

    • v.

      herijking Ecologische Hoofdstructuur;

  • c.

    verbreding en verhoging toegevoegde waarde:

    • i.

      local voor local;

    • ii.

      groene energie;

    • iii.

      biobased economy;

    • iv.

      groenblauwe diensten.

Artikel 5.9.2 Bijzondere bepaling

Onverminderd het in artikel 3.1, tweede lid, van de AsG bepaalde kunnen subsidies van meer dan € 25.000,-- ten behoeve van grondverwerving, pachtafkoop of losse kavelruil op grond van artikel 5.9.1, aanhef en onder b, worden vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening.

Artikel 5.9.3 Uitzonderingsbepalingen
  • 1 In afwijking van artikel 1.4, aanhef en onder b en artikel 2.1 mogen ten aanzien van subsidies ten behoeve van grondverwerving, pachtafkoop of losse kavelruil op grond van artikel 5.9.1, aanhef en onder b, de activiteiten zijn voltooid voordat de subsidie wordt aangevraagd. De aanvraag wordt uiterlijk zes maanden nadat de activiteiten zijn voltooid ingediend.

  • 2 Artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a en b en artikel 1.3, tweede lid, zijn niet van toepassing op het verstrekken van subsidie op grond van artikel 5.9, aanhef en onder c, onderdeel iv.

Titel 5.10 Energietransitie en Energie- en milieutechnologie (EMT)

Artikel 5.10.1 Subsidiabele activiteiten
  • 1 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Prioritair programma Energietransitie (PS2012-193) voor de sectoren energie- en milieutechnologie en biobased economy en voor zover deze betrekking hebben op de volgende doelen:

    • a.

      versnellen van innovaties;

    • b.

      internationalisering;

    • c.

      verkleinen van de arbeidsmarktdiscrepantie;

    • d.

      ondersteuning van activiteiten van het programmabureau EMT;

    • e.

      aanjagen en stimuleren van regionale gebiedsontwikkeling;

    • f.

      stimuleren van buitenlandse investeringen in Gelderland.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Prioritair programma Energietransitie (PS2012-193) voor zover deze bijdragen aan:

    • a.

      energiebesparing;

    • b.

      hernieuwbare Energie.

Hoofdstuk 6 Grensoverschrijdende samenwerking en cofinanciering

Titel 6.1 Regionaal programma EFRO Oost-Nederland 2007-2013

Artikel 6.1.1 Subsidiabele activiteiten
  • 1 Subsidie kan worden verstrekt als cofinanciering ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Operationeel programma EFRO Oost-Nederland 2007-2013.

  • 2 Het Besluit EFRO programmaperiode 2007-2013 is van overeenkomstige toepassing. 

Artikel 6.1.2 Bijzondere bepalingen

In aanvulling op artikel 1.4 wordt geen subsidie verstrekt voor aan de activiteit toe te rekenen kosten die zijn ontstaan voor 1 januari 2007.

Artikel 6.1.3 Uitzonderingsbepaling
  • 1 Artikel 1.5 is niet van toepassing op het verstrekken van subsidie ingevolge deze titel.

  • 2 Voor zover de bepalingen van deze regeling of de AsG afwijken van de regels die van toepassing zijn op de verstrekking van subsidie in het kader van het Operationeel programma EFRO 2007-2013 zijn laatstgenoemde regels van toepassing op de verstrekking van subsidies op grond van deze titel. 

Titel 6.2 Europese Territoriale Samenwerking: Structuurfondsen

Artikel 6.2.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt als cofinanciering ten behoeve van activiteiten ter uitvoering van het Operationeel Programma in het kader van Europese Territoriale Samenwerking gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

Artikel 6.2.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelstaat Nordrhein-Westfalen, de Eems Dollard Regio, EUREGIO e.V., Euregio Rijn-Waal en aan de Euregio rijn-maas-noord.

Artikel 6.2.3 Bijzondere bepalingen
  • 1 Onverminderd het in artikel 3.1, tweede lid, van de AsG bepaalde, kunnen subsidies van meer dan € 25.000,-- worden vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening.

  • 2 In afwijking van artikel 7.2, tweede lid, van de AsG bedragen de voorschotten ten hoogste 100% van de verleende subsidie.  

Titel 6.3 Samenwerking Gelderland - Lubelski

Artikel 6.3.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten in het kader van de samenwerking Gelderland-Lubelskie voor:

  • a.

    de ondersteuning van het Herinneringscentrum Sobibor, en

  • b.

    uitwisselingen rond prioritaire thema’s.

Bijzondere en slotbepalingen

Hoofdstuk 7 Bijzondere en slotbepalingen

 

Artikel 7.1 Afwijkingsbevoegdheid

Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken 2 tot en met 6 van deze regeling.

Artikel 7.2 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen ambtenaren.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel 7.4 Overgangsrecht

De Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008, Subsidieregeling sociaal beleid Gelderland 2004, Subsidieregeling cultuur Gelderland 2006 en paragraaf 5 van de Verordening cultuurhistorie Gelderland worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2011, met dien verstande dat die regelingen van kracht blijven voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 7.5 Citeertitel

 Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland

 

Toelichting Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

Toelichting Algemeen

1 Inleiding

De afgelopen jaren hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding geven tot een andere wijze van subsidieverstrekking. Enerzijds klinkt al geruime tijd de roep om deregulering en vereenvoudiging van regelgeving, anderzijds heeft zich onder andere onder invloed van de uitvoering van enkele Europese programma's een aanzienlijke professionalisering voorgedaan. Bovendien heeft ook de dualisering gevolgen voor de wijze waarop het subsidiebeleid wordt vastgesteld. Deze ontwikkelingen hebben hun weerslag gevonden in de eerder versies van de Subsidieregeling vitaal Gelderland. De Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 is een samenvoeging van deze regelingen. Deze verordening bevat de juridische grondslag voor incidentele subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht en toezicht.

2 Vereenvoudiging

De Subsidieregeling vitaal Gelderland (2007, 2008) was een zogenaamde aanbouwregeling. De regeling is zodanig ontworpen dat deze steeds kan worden uitgebreid met nieuwe beleidsvelden. Dit had een vereenvoudiging tot gevolg voor subsidieaanvragers. Waar voorheen aanvragers geconfronteerd werden met vele regelingen, elk met verschillende verplichtingen, procedures en regels voor subsidiabele kosten e.d., kon nu een beroep worden gedaan op één regeling waarin al deze zaken waren geharmoniseerd. Dit kwam ook beleidsveldoverschrijdende projecten ten goede. Met de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 wordt deze ingezette koers voortgezet. Het aantal beleidsvelden is wederom uitgebreid. Daarbij is omwille van de overzichtelijkheid de indeling van de verordening gewijzigd.

De verordening telt nu zeven hoofdstukken in plaats van vier. Daarbij zijn de procedurele bepalingen van hoofdstuk drie achter de algemene bepalingen van hoofdstuk 1 in hoofdstuk 2 geplaatst. Voorheen werden deze twee hoofdstukken gescheiden door de inhoudelijke subsidiebepalingen (beleidsvelden). Deze waren in de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 in hoofdstuk 2 opgenomen. Beleidsvelden werden in dit hoofdstuk op volgorde van vaststelling geplaatst. Hierdoor ontbrak een overzichtelijke structuur. Mede gelet hierop en door de verdere uitbreiding van de beleidsvelden, zijn in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 de beleidsvelden verdeeld in vier categorieën. Elke categorie is afzonderlijk geplaatst in een apart hoofdstuk.

3 Subsidiesystematiek

Provinciale regelgeving kent een gelede normstelling. Dat wil zeggen dat een samenstel van rechtsregels van toepassing (kan) zijn op één subsidieaanvraag. De provincie Gelderland kent drie lagen van subsidieregelgeving. Aan de basis staat de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. Deze bevat procedurele bepalingen. Daarnaast staat de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011. Deze regeling bevat inhoudelijke bepalingen op hoofdlijnen. De regeling is met andere woorden kaderstellend. Binnen deze kaders vindt nadere invulling plaats door Gedeputeerde Staten middels regels. In deze regels staan de specifieke inhoudelijke regels. Voorheen kende de provincie vier lagen. Echter met de komst van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 zijn de Nadere regels Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 komen te vervallen. Dit zorgt voor meer overzichtelijkheid in de regelgeving.

Op grond van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 worden incidentele subsidies verstrekt. Dat zijn subsidies ten behoeve van eenmalige activiteiten. Daarbij is het van belang dat gewenste initiatieven met behulp van subsidie de kans krijgen zich te ontwikkelen, zonder dat daarbij subsidieafhankelijkheid ontstaat. Dit betekent dat alleen niet reguliere eenmalige activiteiten of aanloopkosten (exploitatietekorten in de beginfase van een project) worden gesubsidieerd. Deze regeling is niet bedoeld voor subsidieverstrekking per boekjaar aan instellingen. Daarnaast is opgenomen dat activiteiten die worden verricht om te kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimum kwaliteitseisen niet voor subsidie in aanmerking komen. Dit was al (impliciet) gebruikelijk als het ging om milieueisen, maar dit is nu ook doorgetrokken naar andere minimum kwaliteitseisen. De reden hiervoor is dat de subsidieverstrekking te zeer concurrentievervalsend zou werken als het behalen van reeds gangbare maatstaven wordt gesubsidieerd.

4. Vertrouwen als basis

In de Subsidieregeling vitaal Gelderland 2008 was de hoofdregel dat een verzoek tot bevoorschotting werd vergezeld van een voortgangsrapportage. Een voorschot werd dan slechts verstrekt op basis van gemaakte en betaalde kosten. De achterliggende gedachte hierbij was enerzijds het bespoedigen van de voortgang van de uitvoering (door een vinger aan de pols te houden) en anderzijds het hiermee voorkomen dat het lucratief kan zijn om helemaal niet met de uitvoering van de activiteiten te beginnen, omdat men rente ontvangt over de voorgeschoten bedragen. In de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 wordt voor een andere benadering gekozen. De provincie wenst na goede ervaringen te hebben opgedaan in de afgelopen jaren haar bevoorschottingspraktijk te baseren op vertrouwen in de aanvrager. Er zal dan ook niet meer op basis van gemaakte en betaalde kosten worden bevoorschot maar er zal in lijn met de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 en de Algemene wet bestuursrecht vooraf worden bevoorschot. De uitbetaling van dit voorschot zal dan vervolgens automatisch (met uitzondering van Europese projecten) in termijnen worden gedaan op basis van het verwachte uitgavenpatroon van de aanvrager.

Dat de provincie haar subsidieproces meer wenst te baseren op vertrouwen komt ook tot uiting in het schappen van de zogenaamde “informatieplicht” bepaling. Op grond van deze bepaling was een subsidieontvanger verplicht om de provincie op de hoogte te stellen van elke feit en omstandigheid waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kan hebben op de aanspraak op subsidie. Door het verwijderen van deze bepaling wordt er meer verantwoordelijkheid bij de ontvanger gelegd. Wel moet een subsidieontvanger zich realiseren dat de subsidiabele activiteiten uitgevoerd moeten worden met inachtneming van de verplichtingen zoals deze zijn opgelegd in de subsidieverleningsbeschikking. Afwijking hiervan kan negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van het subsidiebedrag. Mocht een subsidieontvanger willen afwijken van het verleningsbesluit, dan wel wordt hij hiertoe gedwongen, dan moet hij beseffen dat hij er zelf voor verantwoordelijk is om hierover met de provincie te communiceren.

5 Staatssteun

De Europese Unie heeft zich onder meer tot doel gesteld naar economische vooruitgang te streven voor haar bevolking. Belangrijk voor het bereiken van dit doel is een goed werkende interne markt en vrije concurrentie. Overmatig steunverlening door overheden aan ondernemingen zou dit in gevaar kunnen brengen. Om overheidssteun aan ondernemingen goed te reguleren zijn in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staatssteunregels opgenomen. Deze regels zijn van een hogere orde dan provinciale regelgeving en prevaleren. Dit blijkt ook uit artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998. Subsidieverstrekking kan derhalve alleen plaatsvinden voor zover dit niet in strijd is met de Europese staatssteunregels.

De Europese Commissie erkent dat overheidssteun, onder bepaalde voorwaarden, op diverse beleidsvelden wenselijk is en heeft hiertoe vrijstellingen in het leven geroepen. Indien subsidieverstrekking in lijn geschiedt met deze vrijstellingen wordt deze als geoorloofd beschouwd. Onder meer ten behoeve van milieubescherming, onderzoek & ontwikkeling, landbouw en kleine steunbedragen (de-minimis) zijn er vrijstellingen.

6 Dualisering

De verordening is zo opgezet dat recht wordt gedaan aan het duale stelsel, waarin Provinciale Staten de strategische beleidsplannen vaststellen en Gedeputeerde Staten hieraan nadere invulling geven. De Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden beschouwd als het kader voor eenmalige subsidies; de beleidsinhoudelijke kaders zullen door Provinciale Staten worden vastgesteld in de strategische plannen. De nadere uitwerking van de strategische plannen, die zijn toegespitst op het instrument subsidie kunnen in regels als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, door Gedeputeerde Staten worden vastgesteld.

7 Communicatie

Wij zullen subsidieontvangers steeds vaker verzoeken in hun communicatie-uitingen (zoals publicaties en aankondingsborden) kenbaar te maken dat het project mede mogelijk is gemaakt door de Provincie Gelderland. De Provincie Gelderland vindt het belangrijk om het grote publiek te informeren over haar rol in de Gelderse regionale ontwikkelingen. Met haar subsidieverlening laat de Provincie concreet zien hoezeer zij aanwezig is in het dagelijks leven van de burgers in Gelderland.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1.1, aanhef en onder i

Bio-based economy is een internationaal erkend begrip dat onder meer wordt gebruikt door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, maar ook in de wetenschap en het bedrijfsleven.

Artikel 1.2, eerste lid

Deze bevoegdheid strekt tevens tot handelingen die samenhangen met besluiten tot verstrekking van subsidies., zoals het verdagen van beslistermijnen.

Artikel 1.3, tweede lid

Deze verordening is primair bedoeld om incidentele subsidies te verstrekken. Daarom wordt in deze bepaling geregeld dat subsidie voor dezelfde activiteit slechts eenmaal wordt verstrekt. Hiervan kan eenmalig worden afgeweken ten behoeve van in het derde lid genoemde gevallen. Voor dit absolute maximum van twee keer is gekozen om niet onder de werking van artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht te vallen. Activiteiten kunnen als dezelfde worden aangemerkt indien zij strekken tot realisatie van hetzelfde doel. Daarbij is van belang dat dit doel wordt bezien in het licht van het met de subsidiebepaling te dienen doel. Wordt bijvoorbeeld subsidie aangevraagd voor het aanbrengen van dakisolatie en een jaar later voor de installatie van zonnepanelen, dan zou op voorhand gesteld kunnen worden dat met beide activiteiten een ander doel wordt nagestreefd. De eerste activiteit strekt namelijk tot energiebesparing terwijl de tweede activiteit tot de opwekking van duurzame energie. Indien echter op grond van de regeling subsidie dient te worden verstrekt ten behoeve van de verduurzaming van woningen, dan moet worden geconcludeerd dat beide activiteiten hetzelfde doel hebben. Beide activiteiten strekken immers tot verwezenlijking van een duurzame woning.

Artikel 1.3, vijfde lid

De zogenaamde vermogenstoets van artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder c, van de AsG wordt buiten toepassing verklaard voor deze regeling. Deze bepaling dient niet verward te worden met de inkomstentoets uit artikel 1.4, aanhef en onder e. Bij de vermogenstoets wordt bekeken of een aanvrager zelf reeds over voldoende middelen beschikt om het project te kunnen uitvoeren. Is dit het geval dan komt aanvrager niet in aanmerking voor subsidie. Op grond van de inkomstentoets worden inkomsten die met de subsidiabele activiteit verband houden in mindering gebracht op de totale subsidiabele kosten.

De vermogenstoets is niet van toepassing verklaard in de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 om de werking van de regeling als stimuleringsinstrument niet te frustreren.

Artikel 1.4, aanhef en onder b

De hoofdregel is dat alleen kosten die na de ontvangstdatum van de aanvraag zijn gemaakt subsidiabel zijn. Echter uit de praktijk blijkt een grotere behoefte voor flexibiliteit. Daarom zijn kosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag subsidiabel vanaf het moment de aanvrager zijn voornemen tot uitvoering van de activiteiten aantoonbaar heeft kenbaar gemaakt. Dit kan tot een maximum van 10% van de totale subsidiabele kosten. De bewijslast voor het aantonen van het moment van het kenbaar maken ligt bij aanvrager.

Aanvragers die beginnen met de uitvoering van activiteiten voordat er een besluit tot subsidieverstrekking is genomen lopen risico. Indien de aanvraag (gedeeltelijk) wordt afgewezen dan zullen de kosten (gedeeltelijk) voor eigen rekening van de aanvrager komen.

Uitzondering: Subsidieverstrekking door de Provincie dient in lijn te zijn met de staatssteunregels van de Europese Unie. Hiertoe maakt de Provincie geregeld gebruik van Europese vrijstellingsbepalingen. Deze vrijstellingen vereisen normaliter een stimulerend effect. Dit betekent doorgaans dat met de uitvoering van de activiteit pas mag worden gestart na indiening van de aanvraag. Dat betekent dat alle kosten voorafgaand aan de aanvraag niet subsidiabel zijn.

Artikel 1.4, aanhef en onder j

Met subsidies wordt getracht activiteiten mogelijk te maken die in het algemeen belang zijn. Met de beperkt beschikbare middelen wenst de provincie zoveel mogelijke activiteiten te kunnen ondersteunen. Om dit te realiseren subsidieert de provincie enkel kosten die in een redelijke verhouding staan tot de te subsidiëren activiteit. Kosten die niet noodzakelijk dan wel bovenmatig zijn, worden niet gesubsidieerd. Een voorbeeld hiervan is een rechtspersoon die subsidie aanvraagt voor een activiteit die zij naar eigen zeggen niet zelf kan realiseren. Hierdoor zal een andere rechtspersoon moeten worden ingehuurd. Dit heeft tot gevolg dat het subsidiebedrag omhoog moet, omdat tarieven voor inhuur doorgaans hoger zijn dan tarieven voor inzet van eigen personeel. Op zich is dit toegestaan. Van een aanvrager kan immers niet verwacht worden dat hij alle expertises zelf in huis heeft. Dit wordt anders als de aanvragende rechtspersoon verbonden is met de in te huren rechtspersoon. In dit geval worden de kosten zonder noodzaak omhoog gedreven. Een ander voorbeeld is een rechtspersoon die een simpele gemeenschapsvoorziening wil aanleggen, maar deze vervolgens zeer luxe aankleedt. Deze kosten staan niet in verhouding met het doel van de subsidie en zijn derhalve bovenmatig.

Artikel 1.5, tweede lid

De aanvrager geeft in de toelichting bij de kostenbegroting aan voor welke methode is gekozen. De op basis van methoden genoemd onder a en b berekende uurtarieven hoeven niet nader te worden onderbouwd. Uurtarieven berekend op basis van de methode genoemd onder c worden wel onderbouwd door aanvrager.

Hoofdstuk 2 Procedurele Bepalingen

Subsidieaanvragen worden bij voorkeur digitaal ingediend via www.gelderland.nl/subsidies. Digitaal indienen heeft als voordeel dat de ontvangst van de aanvraag direct per e-mail wordt bevestigd en de aanvraag sneller in behandeling kan worden genomen.

Artikel 2.1, eerste lid

De aanvrager heeft zijn voornemen tot uitvoering van activiteiten aantoonbaar kenbaar gemaakt zodra hij deze voldoende concreet te kennen heeft gegeven aan het betreffende bestuursorgaan. Dit kan mondeling maar gezien het feit dat de bewijslast bij aanvrager ligt is het verstandig dit schriftelijk dan wel per e-mail te doen. Met het indienen van een aanvraag is ook voldaan aan deze voorwaarde.

Door te beginnen met de uitvoering van de activiteiten vóórdat een besluit tot subsidieverstrekking is genomen loopt de aanvrager een risico. De aanvrager maakt immers kosten zonder een toezegging op subsidie. Indien de aanvraag wordt afgewezen zal aanvrager zelf moeten voorzien in de (reeds gemaakte) kosten van het project.

Deze bepaling is nauw verbonden met artikel 1.4, aanhef en onder b. Deze bepaling regelt vanaf welk moment kosten gemaakt kunnen worden. Dit zal doorgaans ook het moment zijn waarop met de activiteiten wordt gestart. Dit hoeft echter niet altijd het geval te zijn. Daarom wordt in artikel 2.1 aangegeven op welk moment met de activiteiten een begin kan worden gemaakt.

Artikel 2.1, tweede lid

Gedeputeerde Staten kunnen krachtens wet of verordening de bevoegdheid worden gedelegeerd middelen die ten behoeve van een bepaalde beleidsdoel beschikbaar zijn gesteld, te verdelen over potentiele projecten. Een voorbeeld hiervan is de brede doel uitkering verkeer en vervoer. Op grond van artikel 6 van de Wet BDU verkeer en vervoer stelt Gedeputeerde Staten een bestedingsplan vast ten behoeve van de besteding van de uitkering die door het Rijk beschikbaar is gesteld. Het document waarin Gedeputeerde Staten de verdeling vaststelt, in de Wet BDU verkeer en vervoer aangemerkt als bestedingsplan, wordt in deze verordening aangeduid als verdeelplan.

Aanvragen moeten uiterlijk zes maanden nadat het verdeelplan is vastgesteld worden ingediend. Gedeputeerde Staten kunnen bij de vaststelling van het verdeelplan een andere termijn bepalen.

Artikel 2.2

Indien de aanvraag aangevuld moet worden wordt de beslistermijn op grond van artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort met ingang van de dag waarop het verzoek tot aanvulling wordt gedaan tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is gelaten.

Artikel 2.3

Onder subsidieverstrekking wordt verstaan een besluit tot subsidieverlening dan wel een besluit tot vaststelling zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening.

Artikel 2.4

Voor het opstellen van betrouwbare rapportages is het van belang dat de aanvrager een administratie opzet. Hoe de aanvrager de administratie inricht is een eigen keuze. Wel dient de administratie die informatie op te leveren, welke is genoemd in dit artikel. Daarnaast dienen de vastleggingen in de administraties gebaseerd te zijn op primaire registraties. Een primaire registratie is een document met bewijskracht dat de gedane boeking ondersteunt. Primair betekent dit dat het originele stukken moeten zijn en geen afgeleiden daarvan. Ook dient de administratie zodanig opgezet te zijn dat het ‘controlespoor’ gewaarborgd is. Dat betekent dat de verantwoording stapsgewijs herleid kan worden naar de stukken die daaraan ten grondslag liggen.

Het is van belang dat de bewijsstukken, zoals facturen geadresseerd zijn aan de aanvrager. Als de aanvrager de uitvoering en administratie laat voeren door een derde blijft de aanvrager aansprakelijk voor de administratie en het voldoen aan de voorwaarden. Als de bewijsstukken niet op naam van de aanvrager zijn gesteld, dan dient in de administratie een overeenkomst of bevestiging opgenomen te zijn waaruit blijkt dat deze derde met toestemming van de aanvrager de uitvoering, administratie en verantwoording voor haar rekening neemt.

De facturen moeten voldoen aan de normale vereisten, zoals die in Nederland, onder meer door de belastingdienst, aan facturen worden gesteld. Daarbij dient de factuur minimaal aan te geven welke leveringen zijn gedaan, of welke diensten zijn verricht en tegen welke prijs. Verwijzing naar een offerte waaruit dit blijkt is ook voldoende. Een factuur met de omschrijving: “Voor u geleverde diensten”, of “Detachering maand x” zonder verdere specificatie is niet voldoende. Hieruit is immers niet af te leiden of de kosten betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten en hoeveel prestaties en tegen welke prijs deze zijn verricht.

Als gewerkte uren worden verantwoord moet in ieder geval een urenregistratie ten behoeve van het gesubsidieerde project worden bijgehouden. Deze registratie moet op het niveau van de medewerker inzicht geven in wie, waarvoor, in een bepaald tijdvak uren heeft besteed aan het project. Het is aan te bevelen met weekverantwoordingen te werken en in ieder geval geen langere registratieperiode te hanteren dan een maand. Om de betrouwbaarheid van de registraties te verhogen kunnen de registraties door een tweede persoon gecontroleerd worden en voor akkoord mede-ondertekend worden.

Artikel 2.9

De provincie zal een vergoeding eisen bij overname van de activiteiten door een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan.

Bijzondere bepalingen subsidieverstrekking

Artikel 3.2.2, eerste lid (artikel 6.2.3)

Op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de AsG worden subsidies tot te hoogste € 25.000,-- vastgesteld zonder voorafgaand besluit tot subsidieverlening. Op grond van artikel 3.2.2, eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten, voorzover de aard van de activiteiten hierom vragen, ook bij bedragen boven de € 25.000,-- besluiten de subsidie ineens vast te stellen.

Artikel 5.1.1

Met het meerjarenbeleidskader wordt bedoeld het in artikel 1.3, eerste lid, van de Verordening voor Welzijn, Zorg en Cultuur 2005 bedoelde beleidskader.

Artikel 5.2.1

Met het Belvoir-beleidskader wordt bedoeld het in artikel 1, aanhef en onder h, van de Verordening Cultuurhistorie Gelderland bedoelde Belvoir-programma.

Artikel 5.2.5, tweede lid

Bij de uitvoering van activiteiten op het gebied van onderhoud en restauratie kunnen nieuwe inzichten ontstaan die tot een nieuw bestek moeten leiden. Deze gewijzigde inzichten zullen tot een aanvraag tot wijziging van de subsidieverlening moeten leiden. Deze bepaling brengt met zich mee, dat ook in dit geval pas met de gewijzigde uitvoering kan worden begonnen, als Gedeputeerde Staten met deze gewijzigde uitvoering hebben ingestemd. Er is dan sprake van een van een gewijzigde aanvraag en een herzieningsbesluit.

Artikel 5.5.1

Bij sociale cohesie moet gedacht worden aan het stimuleren van activiteiten die tot doel hebben om op een voor Gelderland nieuwe wijze te werken aan het bevorderen van de sociale samenhang op het platteland. Ook mensen op het platteland leven steeds individualistischer en sluiten zich minder aan bij sociale structuren als verenigingen. De bedoeling van dit onderdeel is om nieuwe vormen van sociale samenhang tot ontwikkeling te brengen.

Artikel 5.5.2

Als bebouwde kom wordt beschouwd het gebied dat op grond van artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet als zodanig is aangewezen. Activiteiten in de kleine kernen of het buitengebied van de in dit artikel genoemde gemeenten komen voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.6.3

Bij de verdeling van de beschikbare middelen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met een gelijkmatige spreiding hiervan binnen de provincie. Daarbij wordt evenwel rekening gehouden met de kwaliteit van de aanvragen.

Artikel 6.1.1

De minister van Economische Zaken heeft het Besluit EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013 vastgesteld. Dit besluit ziet op de uitvoering van de rijksfinanciering en Europese financiering voor EFRO programma's 2007-2013 voor doelstelling 2. Dit artikel regelt de besteding van provinciale cofinancieringsmiddelen voor de uitvoering van de EFRO doelstelling 2 programmaperiode 2007-2013.

Artikel 6.2.1

Dit artikel regelt de besteding van provinciale cofinancieringsmiddelen voor de uitvoering van activiteiten ter uitvoering van het Operationeel Programma in het kader van Europese Territoriale Samenwerking, gefinancierd uit de structuurfondsen. De subsidie wordt verstrekt aan de beheersautoriteit of aan de diverse Euregio’s. Deze zijn ten opzichte van de Europese Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van het programma.

Kostensoorten

De aanvrager kan in de projectbegroting op het subsidieaanvraagformulier de onderstaande kostensoorten onderscheiden.

Kostensoort

 Toelichting

Advies en onderzoek

 kosten verbonden aan ten behoeve van het project uitgevoerde adviesdiensten en onderzoeken, zoals bodemonderzoek, geluidsonderzoek, haalbaarheidsstudies. Het gaat hierbij uitsluitend om externe inzet. Eventuele inzet van eigen uren dienen onder de kostensoort "loonkosten" vermeld te worden.

Exploitatiekosten

 Uitsluitend exploitatiekosten die verband houden met de aanloopfase van een activiteit komen voor subsidie in aanmerking, bijvoorbeeld tijdelijke huur ruimte of opslag tijdens uitvoering van het project.

Grond- en  bouwwerken

 Kosten voor het (ver)bouwen van opstallen, het verrichten van grond-, civieltechnische en cultuurtechnische werken, inclusief het aanbrengen van technische installaties.

Inrichtingskosten

 Inrichtingskosten van gebouwen en terreinen zoals aanleg en onderhoud van beplantingen, bebording, bankjes, etc.

Investering in productiemiddelen

 Kosten voor aanschaf (koop of lease) van productiemiddelen, zoals machines, inventaris, computers en opleidingen, die een directe relatie met de uitvoering van het project hebben

Kantoorkosten

 Daadwerkelijk gemaakte kosten voor huisvesting, kantoorbenodigdheden, postverzending, telefoonkosten, etc.

Kosten van aankoop gebouwen

 Kosten voor aankoop van gebouwen die rechtstreeks samenhangen met het project (incl. notaris-, kadaster- en taxatiekosten).

Kosten van aankoop grond

 Kosten voor aankoop van grond (incl. notaris-, kadaster- en taxatiekosten) gebaseerd op de werkelijke kostprijs voor zover die niet afwijkt van de marktwaarde.

Loonkosten (intern)

 Kosten van inzet van interne uren van de aanvrager/aanvragende organisatie, die rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen (urenadministratie vereist).

Niet-verrekenbare BTW

 Op grond van artikel 1.4 sub c komen alleen BTW-kosten die de aanvrager niet kan verrekenen met de belastingdienst of die gemeenten niet kunnen compenseren uit het BTW-compensatiefonds voor subsidie in aanmerking.

Ontwerp, voorbereiding en toezicht op bestek

 Betreft inzet van externe uren voor ontwerp, planvorming, voorbereiding en toezicht op bestek. Onder deze post kunnen ook kosten ter voorbereiding van het project worden opgevoerd.

Projectmanagement

 Betreft inzet van externe uren voor projectmanagement, zoals projectadministratie en projectleiding.

Promotie en publiciteit

 Direct aan het project toe te rekenen kosten voor communicatie een voorlichting, waaronder het maken van folders, persberichten, website, voorlichtingsbijeenkomsten, openingsfestiviteit etc.

Reis- en verblijfskosten

 Direct aan het project toe te rekenen reis- en verblijfskosten.

Uitvoeringskosten

 Kosten die direct bijdragen aan de activiteiten van het project, niet zijnde investeringskosten en exploitatiekosten. Voorbeeld: belastingen of leges, die gemaakt worden in het kader van de uitvoering van het project.