Regeling vervallen per 06-01-2014

Reglement voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Westland

Geldend van 24-02-2011 t/m 05-01-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2011

Intitulé

Reglement voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Westland

Burgemeester en wethouders van de gemeente

gelet op de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en op de Verordening gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens 2009 vastgesteld door de gemeenteraad d.d 24 november 2009

besluiten:

Het Reglement voor de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente vast te stellen, welke wordt aangehaald als “GBA privacyreglement gemeente 2011”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit reglement verstaat onder:

  • a.

    wet: de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • b.

    verordening: de Verordening GBA Westland 2009, vastgesteld door de gemeenteraad d.d 24 november 2009;

  • c.

    Besluit: het Besluit gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • d.

    verantwoordelijke: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    basisadministratie: de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens over de bevolking van de gemeente als bedoeld in artikel 2 van de wet;

  • f.

    GBA-V: de verstrekkingsvoorziening als bedoeld in artikel 66a van het Besluit;

  • g.

    beheerder: een daartoe ingevolge de beheerregeling, bedoeld in artikel 14 van de wet, aangewezen gemeenteambtenaar of diens plaatsvervanger die belast is met het beheer van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

  • h.

    bewerker: degene die, niet werkzaam binnen de gemeentelijke organisatie, het geheel of een gedeelte van het geautomatiseerde systeem onder zich heeft waarmee de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt gevoerd;

  • i.

    ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst als bedoeld in artikel 1 van de wet, in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente is opgenomen;

  • j.

    binnengemeentelijke afnemer: binnengemeentelijke afnemer als bedoeld in artikel 1 van de wet;

  • k.

    authentiek gegeven: een in de basisadministratie opgenomen gegeven dat op grond van artikel 3a van de wet als authentiek wordt aangemerkt.

Artikel 2 Beheer van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens

  • 1. Beheerder van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is .

  • 2. Bewerker van de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is Seneca.

  • 3. De beheerder is bevoegd nadere invulling te geven aan:

    • a.

      (te leggen) verbanden met andere gemeentelijke registraties;

    • b.

      (rechtstreekse) toegang tot de basisadministratie middels andere geautomatiseerde toepassingen;

    • c.

      verstrekkingen aan binnengemeentelijke afnemers of daaraan gelijkgestelden, die geen rechtstreekse toegang hebben tot de basisadministratie.

Artikel 3 Authentieke gegevens

Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 6, worden tenminste de authentieke gegevens verstrekt aan alle binnengemeentelijke afnemers die gegevens uit de GBA nodig hebben voor de vervulling van hun taken, zodanig dat deze afnemers aan hun verplichtingen krachtens de artikelen 3b en 62 van de wet kunnen voldoen.

Artikel 4 Rechtstreekse toegang tot de bevolkingsadministratie

  • 1. Rechtstreekse toegang tot de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens hebben:

    • a.

      de beheerder en de door hem aangewezen medewerkers van de afdeling Dienstverlening;

    • b.

      de bewerker en diens medewerkers, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de overeenkomst tussen de bewerker en de gemeente Westland;

    • c.

      voor zover niet in een convenant geregeld en voor zover met inachtneming van de artikelen 88 en 89 van de wet de in Bijlage 1 bij dit reglement vermelde binnengemeentelijke afnemers.

  • 2. De in bijlage 1 genoemde binnengemeentelijke afnemers hebben rechtstreekse toegang tot de in die bijlage vermelde gegevens. Zij mogen deze gegevens slechts gebruiken voor de uitvoering van de hun bij wet of door het gemeentebestuur opgedragen taken.

  • 3. Zij hebben de richtlijnen van de beheerder met betrekking tot beveiliging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer op te volgen.

Artikel 5 Verstrekking aan binnengemeentelijke afnemers

Met inachtneming van de artikelen 88 en 89 van de wet worden aan de in Bijlage 2 vermelde binnengemeentelijke afnemers die geen rechtstreekse toegang hebben tot de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens de in die tabel aangegeven gegevens systematisch verstrekt ten behoeve van de eveneens in die tabel aangegeven doeleinden.

Artikel 6 Verbanden met andere gemeentelijke registraties

  • 1. Op grond van artikel 96 van de wet, met het oog op het met elkaar in verband brengen, van verwerkingen van persoonsgegevens, worden aan de in Bijlage 3 beheerders van andere gemeentelijke registraties gegevens verstrekt.

  • 2. De betreffende gegevens kunnen in een convenant worden vastgelegd.

Artikel 7 Telefonische verzoeken om gegevensverstrekking

Aan buitengemeentelijke afnemers, verplichte derden, als bedoeld in artikel 98 van de wet, en andere gemeenten worden telefonisch slechts in bijzondere omstandigheden, ter beoordeling van de beheerder, inlichtingen verstrekt.

Artikel 8 Overige verstrekkingen en de gegevens die kunnen worden verstrekt

Met inachtneming van artikel 100, tweede lid van de wet kunnen, in andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 98 en 99 van de wet, aan de in Bijlage 4 bij deze verordening aan te geven overige verzoekers gegevens worden verstrekt voor wat betreft de daarbij aangegeven gegevens en uitsluitend voor de daarbij aangegeven doeleinden en voor zover de persoonlijke levenssfeer daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 9 Terugmeldplicht

  • 1. Een binnengemeentelijke afnemer die gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat hij verstrekt heeft gekregen uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, gemeentelijke basisadministraties persoonsgegevens van andere gemeenten of de GBA-V, doet hiervan mededeling aan de beheerder.

  • 2. De beheerder regelt de wijze waarop de mededelingen worden gedaan.

  • 3. De beheerder regelt de wijze waarop de kennisgeving aan de binnengemeentelijke afnemer naar aanleiding van een melding wordt gedaan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 62 van de wet en de artikelen 62 en 63 van het Besluit.

  • 4. In bijlage 5 worden de binnengemeentelijke afnemers aangewezen die tevens mededeling doen in verband met andere dan authentieke gegevens die aan hen verstrekt zijn. Aangegeven wordt welke gegevens het betreft.

Artikel 10 Beveiliging

De beheerder treft ten behoeve van de technische en organisatorische beveiliging de maatregelen als vermeld in het vastgestelde Informatiebeveiligingsplan.

Artikel 11 Slotbepaling

  • 1. Dit reglement wordt aangehaald als “GBA privacyreglement gemeente ”.

  • 2. Het reglement ligt ter inzage in .

  • 3. Dit reglement treedt op 1 februari in werking.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van de gemeente ,
de secretaris, de burgemeester,

Bijlage I.

De algemene gegevens

1. Gegevens over de burgerlijke staat

  • a.

    Naam: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat.

  • b.

    Geboorte: geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • c.

    Geslacht.

  • d.

    Ouders: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat; geslacht; geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • e.

    Huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap en eerdere huwelijken of eerdere geregistreerde partnerschappen: datum huwelijkssluiting of datum aangaan geregistreerd partnerschap; plaats huwelijkssluiting of plaats aangaan geregistreerd partnerschap; land en zo nodig gebiedsdeel huwelijkssluiting of aangaan geregistreerd partnerschap; huwelijksontbinding of ontbinding geregistreerd partnerschap en reden daarvan, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; datum ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; plaats ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap; land en zo nodig gebiedsdeel ontbinding, dan wel nietigverklaring huwelijk of geregistreerd partnerschap.

  • f.

    Echtgenoot dan wel geregistreerd partner en eerdere echtgenoten of geregistreerde partners: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat; geslacht;geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • g.

    Kinderen: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat; geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • h.

    Overlijden: overlijdensdatum; plaats overlijden; land en zo nodig gebiedsdeel overlijden.

  • i.

    Data ingang en beëindiging rechtsgeldigheid gegevens: datum ingang rechtsgeldigheid; datum beëindiging rechtsgeldigheid.

2. Gegevens over curatele

Curatele: datum ingang rechtsgeldigheid curatele; datum beëindiging rechtsgeldigheid curatele.

3. Gegevens over het gezag dat over de minderjarige wordt uitgeoefend

  • de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene uitsluitend door één ouder wordt uitgeoefend;

  • de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door beide ouders wordt uitgeoefend;

  • de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door een ouder en een derde wordt uitgeoefend;

  • de aantekening dat het gezag over de ingeschrevene door één derde of twee derden tezamen wordt uitgeoefend, dan wel dat over de ingeschrevene tijdelijke of voorlopige voogdij wordt uitgeoefend;

  • datum ingang rechtsgeldigheid gegeven;

  • datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.

4. Gegevens over de nationaliteit

  • nationaliteit of nationaliteiten, dan wel een aanduiding dat de betrokkene geen nationaliteit bezit, of een aanduiding dat de nationaliteit van de betrokkene niet kan worden vastgesteld;

  • de aantekening dat op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is vastgesteld dat de betrokkene niet de Nederlandse nationaliteit bezit;

  • de aantekening dat de betrokkene op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander behandeld wordt;

  • datum ingang rechtsgeldigheid gegeven;

  • datum beëindiging rechtsgeldigheid gegeven.

5. Gegevens over het verblijfsrecht van de vreemdeling

  • de aantekening over het verblijfsrecht;

  • datum ingang verblijfsrecht;

  • datum beëindiging verblijfsrecht;

  • datum mededeling gegeven.

6. Gegevens over de gemeente van inschrijving en het adres in die gemeente alsmede over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland

  • a.

    Gemeente van inschrijving: gemeente; datum van vestiging in de gemeente.

  • b.

    Adres: functie van het adres; straatnaam en zo nodig gemeentedeel; huisnummer; aanduiding bij huisnummer; letter bij huisnummer; toevoeging bij huisnummer; lokatiebeschrijving en zonodig gemeentedeel; postcode; datum vestiging adres.

  • c.

    Verblijf in Nederland: datum aanvang verblijf; vorig land van verblijf.

  • d.

    Vertrek uit Nederland: datum vertrek; volgend land van verblijf; eerste adres van verblijf in het volgend land van verblijf.

7. Gegevens over de administratienummers van de ingeschrevene, de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde partners en de kinderen

  • administratienummer ingeschrevene;

  • administratienummer ouder;

  • administratienummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner;

  • administratienummer eerdere echtgenoot;

  • administratienummer eerdere geregistreerde partner;

  • administratienummer kind;

  • data van kracht worden van de administratienummers.

8. Gegevens over het burgerservicenummer van de ingeschrevene

  • burgerservicenummer ingeschrevene;

  • datum van kracht worden van het burgerservicenummer.

9. Gegevens over het burgerservicenummer van de ouders, de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoten of eerdere geregistreerde partners en de kinderen;

  • burgerservicenummer ouder;

  • burgerservicenummer echtgenoot dan wel geregistreerde partner;

  • burgerservicenummer eerdere echtgenoot;

  • burgerservicenummer eerdere geregistreerde partner;

  • burgerservicenummer kind;

  • data van kracht worden van de burgerservicenummers.

10. Gegevens over het gebruik door de ingeschrevene van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner

  • de aantekening dat de ingeschrevene de eigen geslachtsnaam voert;

  • de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner voert;

  • de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner vooraf doet gaan aan de eigen geslachtsnaam;

  • de aantekening dat de ingeschrevene de geslachtsnaam van de echtgenoot, de geregistreerde partner, de eerdere echtgenoot of de eerdere geregistreerde partner doet volgen op de eigen geslachtsnaam;

  • datum ingang van het gegeven over het naamgebruik;

  • datum beëindiging van het gegeven over het naamgebruik.

Bijlage 2.

De verwijsgegevens

  • A.

    De verwijsgegevens, bedoeld in artikel 35 en in artikel 127, zesde lid

  • 1.

    Gegevens over de naam en de geboorte

  • a.

    Naam: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat.

  • b.

    Geboorte: geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • 2.

    Gegevens over het administratienummer

  • het administratienummer;

  • datum van kracht worden administratienummer.

  • 3.

    Gegevens over het burgerservicenummer

  • het burgerservicenummer;

  • datum van kracht worden burgerservicenummer.

  • 4.

    Gegevens over de gemeente van inschrijving, over het adres in die gemeente en over de datum van inschrijving

  • a.

    Gemeente van inschrijving: gemeente; datum van vestiging in de gemeente.

  • b.

    Adres: straatnaam; huisnummer; aanduiding bij huisnummer; letter bij huisnummer; toevoeging bij huisnummer; lokatiebeschrijving; postcode.

  • B.

    De verwijsgegevens, bedoeld in artikel 114 en in artikel 127, vijfde lid

  • 1.

    Gegevens over de naam en geboorte

  • a.

    Naam: geslachtsnaam; voornamen; adellijke titel of predikaat.

  • b.

    Geboorte: geboortedatum; geboorteplaats; geboorteland en zo nodig gebiedsdeel.

  • 2.

    Gegevens over het administratienummer

  • het administratienummer.

  • 3.

    Gegevens over het burgerservicenummer

  • het burgerservicenummer.

  • 4.

    Gegevens over de gemeente van inschrijving

  • gemeente van inschrijving.

BIJLAGE 3

Lijst van binnengemeentelijke afnemers met een raadpleegmogelijkheid

De volgende dienstonderdelen van de gemeente Westland hebben toegang tot de basisadministratie:

Organisatie onderdeel

Wettelijk kader

Gegevensset

Afdeling Dienstverlening, team Frontoffice burgerzaken

Wet GBA, Kieswet, Besluit Burgerlijke Stand, Burgerlijk wetboek, Nationaliteitswetgeving, Wet op de lijkbezorging, Wet justitiële documentatie, Vreemdelingenwet, Paspoortwet en regelgeving rijbewijzen.

Toekennen van onderscheidingen en huwelijksjubilarissen. Wet 29/09/1815 Instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw

Wet 29/9/1815 instelling van de Orde van Oranje-Nassau en het Besluit van 10 mei 1995, nadere regels Orde van de Nederlandse Leeuw.

Verordening lijkbezorgingsrechten

Alle gegevens op PL en verwijsgegevens

Afdeling Dienstverlening, team Frontoffice burgerzaken

Wet GBA, Kieswet, Besluit Burgerlijke Stand, Burgerlijk wetboek, Nationaliteitswetgeving, Wet op de lijkbezorging, Wet justitiële documentatie, Vreemdelingenwet, Paspoortwet en regelgeving rijbewijzen.

Toekennen van onderscheidingen en huwelijksjubilarissen. Wet 29/09/1815 Instelling van de Orde van de Nederlandse Leeuw

Wet 29/9/1815 instelling van de Orde van Oranje-Nassau en het Besluit van 10 mei 1995, nadere regels Orde van de Nederlandse Leeuw.

Verordening lijkbezorgingsrechten

Alle gegevens op PL en verwijsgegevens

Afdeling Financiën, Advies & Bedrijfsvoering, team Belastingen

Art 216 Gemeentewet, Invorderingswet, Gemeentelijke WOZ verordening

Persoonsgegevens, verblijfplaatsgegevens en verwijsgegevens.

Afdeling Financiën, Advies & Bedrijfsvoering) ,secretariële ondersteuning B&W

Toekennen van onderscheidingen en huwelijksjubilarissen

Persoonsgegevens (NAW)

Afdleling Ruimte Omgeving en Veiligheid, team toezicht

Comtroleren in het kader van milieu- en bouwwetgeving

Persoonsgegevens (NAW)

Afdelin Planontwikkeling, team grondzaken

Controle in verband met de exploitatie van grond en nieuw te ontwikkelen en reeds ontwikkeld gebied

Persoonsgegevens (NAW)

Afdeling Dienstverlening, Informatievoorziening & Automatisering

Ontwikkeling en onderhoud van het Geografisch Informatie Systeem (GIS).

Persoonsgegevens (NAW)

Afdeling Inrichting & Beheer openbare ruimte, team bedrijfsbureau

Uitvoering Wet voorzieningen gehandicapten en Verordening voorziening gehandicapten gemeente Westland (uitgeven gehandicaptenparkeerplaatsen

Uitvoering Afvalstoffenverordening

Uitvoering Wegenverkeers-wet,Reglement verkeersregels en verkeerstekens, besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, APV

Persoonsgegevens (NAW) + gegevens RDW

Afdeling Inrichting & Beheer openbare ruimte, team bedrijfsbureau

Uitvoering begraafplaatsadministratie o.g.v Wet op de lijkbezorging en Verordening lijkbezorgingsrechten

Persoonsgegevens (NAW)

Afdeling Financiën, Advies & Bedrijfsvoering, team Financiële administratie & informatievoorziening

Burgerlijk Wetboek (in het kader van schadeverzoeken)

Uitvoering financiële administratie; bijhouding dedbiteuren& crediteurenregister.

Persoonsgegevens (NAW)

Afdleling Ruimte Omgeving en Veiligheid, team Milieu toezicht en handhaving

Wet milieubeheer, Wet verontreiniging Oppervlaktewater, Woningwet en het BW

Persoonsgegevens, verblijfplaatsgegevens en verwijsgegevens.

Afdeling Samenleving, team Participatie

Artikel 19 van de Leerplichtwet en artikel 3 van de Leerplichtregeling 1995.

Adres, naamsgegevens, oudergegevens. Huwelijksgegevens, kindgegevens, oudergegevens, overlijdensgegevens,

persoonsgegevens, gerelateerden, verblijfplaatsgegevens, verwijsgegevens, reisdocumentgegevens en verblijfstitel.

Afdeling Samenleving, team Participatie

WWB, Bureau Opvang Nieuwkomers

Art 2 Wet voorzieningen gehandicapten en Verordening voorziening gehandicapten gemeente Westland.

Adres, naamsgegevens, oudergegevens. Huwelijksgegevens, kindgegevens, oudergegevens, overlijdensgegevens,

persoonsgegevens, gerelateerden, verblijfplaatsgegevens, verwijsgegevens, reisdocumentgegevens en verblijfstitel.

Afdeling Samenleving, team Zorg

WWB (bijzondere bijstand), Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en Verordening voorziening gehandicapten gemeente Westland.

Adres, naamsgegevens, oudergegevens. Huwelijksgegevens, kindgegevens, oudergegevens, overlijdensgegevens,

persoonsgegevens, gerelateerden, verblijfplaatsgegevens, verwijsgegevens, reisdocumentgegevens en verblijfstitel.

Afdeling Dienstverlening, Informatievoorziening & Automatisering

Het waarborgen van een juiste werking van de computer, het netwerk en de applicaties

Toegang tot alle in het systeem aanwezige gegevens.

De verantwoordelijke (= het College van B&W) kan, indien noodzakelijk nadere aanwijzingen geven met betrekking tot beveiliging en ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Alle binnengemeentelijke afnemers krijgen slechts een beperkt inzagerecht.

BIJLAGE 4

Lijst van binnengemeentelijke afnemers waar systematisch gegevens aan worden verstrekt uit de GBA

Wie

Waarvoor

Gegevensset

Afdeling Samenleving, team Participatie

Uitvoering Leerplichtwet.

Mutatiegegevens: vestigingen, binnenverhuizingen, vertrekken, verblijfstitels, emigraties en overlijden.

Afdeling Financiën, Advies & Bedrijfsvoering, team Belastingen

Uitvoering belastingwetgeving.

Mutatiegegevens: vestigingen, binnenverhuizingen, vertrekken, emigraties en overlijden.

BIJLAGE 5

Lijst van binnengemeentelijke afnemers waaraan, met het oog op het met elkaar in verband brengen van verwerkingen van persoonsgegevens, gegevens worden verstrekt.

Wie

Waarvoor

Gegevensset

Datadistributiesysteem (DDS)

Het in verband brengen van de volgende gegevensverwerkingen:

Alle mutatiegegevens

Dimpact

Het in verband brengen van de gegevensverwerking inzake registratie van aanvragen, verzoeken in een Mid-officesysteem

NAW-gegevens

DMS/ My Corsa

Het in verband brengen van de gegevensverwerking inzake postregistratie

NAW-gegevens

BIJLAGE 6

Lijst van vrije derden waaraan gegevens worden verstrekt.

Wie

Waarvoor

Welke categorie

Welke gegevens

Geheimhouding

Leges

Basis

Bibliotheek

(geen onderdeel van de gemeente)

Voor de bijhouding van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Buitenlandse EU-overheden

Ter uitvoering van de opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Buitenlandse niet EU-overheden (met passend beschermingsniveau Art. 76 WBP)

www.cbpweb.nl

Ter uitvoering van de opgedragen taken en er moet sprake zijn van een Nederlsnds publiek belang!

Advies: toestemming burger vragen.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Art. 76 WBP

Buitenlandse vertegenwoordigingen hier te lande

Ter uitvoering van de opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Crematoria, begraafplaatsen

(niet-gemeentelijke)

Voor de bijhouding van registraties verband houdende met het begraven en cremeren.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Culturele organisaties

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Fondsverwervende organisaties

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Instellingen/organisaties ten behoeve van:

-Maatschappelijke dienstverlening

-Algemene/geestelijke gezondheidszorg

-Kinderopvang

-Jeugdwelzijnswerk

-Ouderenzorg

-Gehandicaptenzorg

-Werkvoorziening

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Juridisch loket (Indien de vraag komt van een advocaat van het Juridisch loket t.b.v. een gerechtelijke procedure = verplichte berde)

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Kerken

(niet zijnde de SILA)

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Kredietbank

(privaatrechtelijk, bijvoorbeeld een stichting)

Voor de aan deze organisatie opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Inburgeringsbureaus

(niet gemeentelijk)

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Migrantenorganisaties

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Natuurlijke personen

Vooraf schriftelijke toestemming betrokkene (persoon/gezaghouder)

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Onderwijsinstellingen

(zie onderstaande tekst bij ‘Scholen’)

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Ouderenorganisaties

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Patiëntenverenigingen

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Pensioenfondsen

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Plaatselijke afdelingen van politieke partijen

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Reclassering/verslaafden-zorg

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Sportorganisaties en

-verenigingen

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Thuiszorgorganisaties

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Vakorganisaties

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Verenigingen en stichtingen met maatschappelijk of filantropisch doel

Voor de aan deze organisaties opgedragen taken.

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Vrouwenorganisaties

Voor het bijhouden van de ledenadministratie

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Woningbouwverenigin-gen/woningcorporaties

Ten behoeve van de bijhouding van de huurdersadministratie en de woningtoewijzing

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

Ziekenhuizen

Voor het uitoefenen van patiëntenzorg, het verlenen van medische zorg en het innen van rekeningen ivm die zorg

Vrije derde

Maximaal de gegevens genoemd in art. 100, lid 2 Wet GBA

Mogelijk

Ja

Art. 100 Wet GBA

BIJLAGE 7

Lijst van binnengemeentelijke afnemers die zijn aangewezen tevens mededeling te doen in verband met andere dan authentieke gegevens die aan hen verstrekt zijn.

Wie

Gegevens

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. xxxx, nr. xxx; gelet op het bepaalde in artikel 1.25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet; overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Wet kinderopvang Westland.

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: het college van

burgemeester en wethouders van de gemeente Westland; b. de wet: de Wet kinderopvang;

c.kinderopvang: gastouderbureaus, gastouderopvang, kinderdagopvang, peuteropvang, en

buitenschoolse opvang.

§ 2. VASTSTELLING NOODZAAK VAN KINDEROPVANG OP GROND VAN SOCIAAL-MEDISCHE INDICATIE

Artikel 2 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 1.23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens: a.naam en adres van de ouder; b.indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner; c.naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft; d. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 3 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 4 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval: a. de geldigheidsduur van de indicatie; b. de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien: a. de ouder en de partner al een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of b. de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel k of l van de wet.

c.geen gebruik wordt gemaakt van een bij het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvang.

§ 3. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat: a. naam, adres en sofi-nummer van de ouder; b. indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner; c. naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft; d. een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang, registratienummer opvangorganisatie LRKO; e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet; f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 8 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 1.22 van de wet. Of indien geen gebruik wordt gemaakt van een bij het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde kinderopvangorganisatie.

Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

  • 3.

    Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang wordt verwijderd, geldt de voorwaarde voor de tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau voor gastouderopvang niet, gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn waarbinnen de voorziening voor gastouderopvang in het register kinderopvang ingeschreven blijft.

Artikel 11 Omvang van de kinderopvang

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 12 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval: a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort; b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft; c. de naam, adres en registratienummer LRKO van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt; d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend; e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend; f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald; g. de verplichtingen van de ouder.

Artikel 13 De betaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De uitbetaling van de verleende tegemoetkoming geschiedt per maand, op declaratiebasis.

  • 2.

    Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

  • 3.

    Als de ouder hiervoor een machtiging heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of gastouderbureau.

  • 4.

    Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreeks betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, worden de maandbedragen binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het bankrekening nummer van de ouder.

§ 5. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 14 Ambtshalve vaststelling

  • 1.

    De ouder, die geen of slechts voor een gedeelte van de verleningsperiode, een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, overlegt uiterlijk op het in de beschikking vermelde tijdstip, over deze periode bewijzen van betalingen voor de kinderopvang.

  • 2.

    De vaststelling van de tegemoetkoming geschiedt ambtshalve binnen acht weken: a. na afloop van de toekenningsperiode, als de ouder voor de gehele periode een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau; of b. nadat de gegevens, als bedoeld in het eerste lid, zijn ontvangen of nadat de datum waarvoor de gegevens uiterlijk moesten zijn verstrekt, is verstreken zonder dat de ouder aan zijn informatieplicht heeft voldaan.

§ 6. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 15 Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming of intrekking van de tegemoetkoming.

  • 2.

    De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

§ 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Inwerkingtreding

1.Onder toepassing van artikel 3:40 van de Awb treedt deze verordening in werking direct na haar bekendmaking.

Artikel 17 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang (VWk) gemeente Westland 2010ev..

Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 25 januari 2011.

de griffier N. Broekema de voorzitter - J. van der Tak

Toelichting

Toelichting bij de verordening

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepalingen

·De begripsbepalingen in artikel 1.1 en 1.2 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.

Artikel 2 - Te verstrekken gegevens

·Een aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.

Artikel 3 - Beslistermijn

·Bij het bepalen van de beslistermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een 'onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid' (artikel 1.23, derde lid, Wet kinderopvang).

Artikel 4 - Inhoud van de beschikking

  • ·

    Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Deze verplichting staat in het vierde lid van artikel 1.23 Wet kinderopvang. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan.

  • ·

    Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.

Artikel 5 - Weigeringsgronden

  • ·

    Dit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

  • ·

    De weigeringsgrond onder b en c spreekt voor zich.

Artikel 6 - Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • ·

    De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 1.26 Wet kinderopvang). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 1.22, derde lid, Wet kinderopvang). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).

  • ·

    Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingsjaar wordt verstrekt (artikel 10) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd.

  • ·

    Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 1.28, derde lid, Wet kinderopvang).

  • ·

    Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de hoogte van de tegemoetkoming worden vastgesteld.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in het landelijk register (artikel 1.5, eerst lid, Wet kinderopvang). Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt:

  • ·

    de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • ·

    de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (NUG-er), is als werkzoekende geregistreerd bij het CWI maakt én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • ·

    de ouder is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt;

  • ·

    het college heeft sociaal-medische indicatie vastgesteld.

  • ·

    In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:

·geval

·verstrekken

·De ouder of partner ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars

·Indien de uitkering wordt verkregen in een andere gemeente: naam van deze gemeente

·De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo'n uitkering ontvangen

·Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut

·De ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000

·Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut

·De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling

·Trajectplan van het UWV

·De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling

·Trajectplan van het UWV

·In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent.

Artikel 7 - Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • ·

    De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang.

  • ·

    De beslistermijn van vier weken heeft ook gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor een voortgezette tegemoetkoming moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat de tegemoetkoming na 1 januari kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal vier weken vóór 1 januari bij de gemeente moeten indienen.

  • ·

    Het feit dat het college een termijn van vier weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en met name aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.

Artikel 8 - Weigeringsgrond

Naast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • 1.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • 2.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • 3.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • 1.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • 2.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 9 - Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:

  • 1.

    De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indient reeds kinderopvang hebben.

  • 2.

    De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.

Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag:

  • ·

    schriftelijk moet worden ingediend;

  • ·

    moet zijn ondertekend;

  • ·

    de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten;

  • ·

    een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.

  • ·

    De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen.

  • ·

    De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.

Artikel 10 - De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • ·

    De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.

  • ·

    Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als deze een reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

  • ·

    Artikel 10, 3e lid: Indien een gastouderbureau uit het register kinderopvang wordt verwijderd, kan de bij dit bureau ingeschreven gastoudervang gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen uitlooptermijn in het LRKO ingeschreven blijven om wetmatig alle kinderopvangwerkzaamheden voort te kunnen zetten. In dit uitlooptermijn zal de tussenkomst van een ander geregistreerd gastouderbureau plaats moeten vinden. Dit is bedoeld om te voorkomen dat bij verwijdering van een gastouderbureau uit het LRKO er directe volledige opheffing ontstaat van alle gastouderopvangplaatsen welke ondergebracht zijn bij het betreffende gastouderbureau.

Artikel 11 - Omvang van de kinderopvang

  • ·

    De Wet kinderopvang regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort heeft deze recht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarin de ouder zélf bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeid en zorg.

  • ·

    Voor bepaalde gemeentelijke doelgroepen is de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang nihil. Voor deze groepen wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage door de gemeente gecompenseerd (het zogeheten 'Koa-kopje', zie artikel 1.24, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, Wet kinderopvang). Bij deze ouders zet de hoogte van de eigen bijdrage geen rem op de vraag naar kinderopvang. Dat in tegenstelling tot ouders die wél een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang moeten betalen en de hoogte van die bijdrage zullen laten meewegen in hun vraag naar kinderopvang.

  • ·

    Om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen, is deze bepaling in de verordening opgenomen die de aanspraak op een tegemoetkoming enigszins beperkt. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om bij de groep ouders die geen eigen bijdrage betalen, per geval te beoordelen hoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnen combineren met zorgtaken.

  • ·

    Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te combineren, zal ook rekening moeten worden gehouden met omstandigheden als een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie op grond van artikel 23 Wet kinderopvang, hoeft voor deze beoordeling geen advies te worden aangevraagd.

Artikel 12 - Inhoud van de beschikking

Onderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld. In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel f). Artikel 13 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt nadat een declaratie is ingediend. Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht:

  • ·

    de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode;

  • ·

    de informatieplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste tot en met derde lid, Wet kinderopvang.

Artikel 13 - De betaling van de tegemoetkoming

  • ·

    De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van een maandelijkse betaling nadat een declaratie is ingediend.

  • ·

    De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder.

  • ·

    Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.

Artikel 14 - Ambtshalve vaststelling

  • ·

    Op grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen.

  • ·

    De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalenderjaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend. Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan een onderzoek worden gedaan naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.

  • ·

    In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekeningswijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.

Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • 1.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

  • 2.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • 3.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

  • 4.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • ·

    Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: 'Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen'.

Artikel 15 - Inlichtingenplicht

·Het vierde lid van artikel 1.28 bevat de inlichtingenplicht voor houders van een kindercentrum of gastouderbureau. Deze bepaling luidt: 'De houder verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van belang zijn'.

Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:

  • 1.

    het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang;

  • 2.

    er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming (hij behoort niet tot gemeentelijke doelgroep).

  • ·

    Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen. Hieronder wordt op de twee maatregelen nader ingegaan.

Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkoming

  • ·

    In de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd. Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld en b. de situatie waarin de tegemoetkoming wel is vastgesteld.

  • ·

    Ad a. de tegemoetkoming is nog niet vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb)

Zolang de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld kan het college de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming wijzigen, indien:

  • 1.

    de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • 2.

    de ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen;

  • 3.

    de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot verlening van de tegemoetkoming zou hebben geleid;

  • 4.

    de verlening van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de ontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • ·

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Opschorten van de bevoorschotting (artikel 4:56 Awb)

  • ·

    Het college hoeft niet te wachten met het treffen van een maatregel tot dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is ingetrokken of gewijzigd. Het college kan al eerder besluiten de betaling van de tegemoetkoming op te schorten. Op grond van artikel 4:56 Awb kan het college de verplichting tot betaling van een voorschot opschorten met ingang van de dag waarop het college aan de ouder schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming in te trekken of te wijzigen. Deze opschorting duurt tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

  • ·

    Ad b. de tegemoetkoming is wel vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot subsidievaststelling (artikel 4:49 Abw)

Ook als de tegemoetkoming is vastgesteld, is het college in bepaalde gevallen bevoegd de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming in te trekken of ten nadele van de ontvanger van de tegemoetkoming te wijzigen. Het gaat om de volgende gevallen:

  • 1.

    er is sprake van feiten of omstandigheden waarvan het college bij de vaststelling van de tegemoetkoming redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming lager dan overeenkomstig de verlening van de tegemoetkoming zou zijn vastgesteld;

  • 2.

    de vaststelling van de tegemoetkoming was onjuist en de ontvanger van de tegemoetkoming wist dit of behoorde dit te weten;

  • 3.

    de ontvanger van de tegemoetkoming heeft na de vaststelling van de tegemoetkoming niet voldaan aan de aan de tegemoetkoming verbonden verplichtingen.

  • ·

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sinds de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Terugvordering (artikel 1.38 Wet kinderopvang)

  • ·

    Indien de beschikking tot het verlenen of het vaststellen van de tegemoetkoming is ingetrokken of ten nadele van de ouder is gewijzigd, kan de gemeente het reeds betaalde bedrag van de ouder terugvorderen.

  • ·

    In artikel 1.38 Wet kinderopvang worden de bepalingen in de Wet werk en bijstand (WWB) over de terugvordering van bijstand van overeenkomstige toepassing verklaard op het terugvorderen van een tegemoetkoming. Dit betekent bijvoorbeeld dat het bedrag dat wordt teruggevorderd kan worden verrekend met de tegemoetkoming die aan de ouder wordt verstrekt. In het besluit tot terugvordering moet de wijze waarop zal worden teruggevorderd worden vermeld (artikel 60, eerste lid WWB).

De bestuurlijke boete

·Naast het intrekken en terugvorderen van de tegemoetkoming kan het college in bepaalde gevallen ook een bestuurlijke boete opleggen. De bestuurlijke boete is geregeld in hoofdstuk 5 van de Wet kinderopvang. Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, die gericht is op bestraffing van de overtreder. Het betreffende bedrag komt toe aan de gemeente (artikel 1.72, vierde lid Wet kinderopvang).

Het college kan een bestuurlijke boete opleggen indien een ouder zijn inlichtingenplicht niet nakomt. Het gaat daarbij om het schenden van de volgende verplichtingen:

  • ·

    het desgevraagd verstrekken aan het college van alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn (artikel 1.28, eerste lid, Wet kinderopvang);

  • ·

    het verstrekken van die inlichtingen en gegevens binnen een door het college te stellen redelijke termijn (artikel 1.28, tweede lid, Wet kinderopvang);

  • ·

    het onmiddellijk na het bekend worden daarvan verstrekken aan het college van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming (artikel 1.28, derde lid, Wet kinderopvang).

  • ·

    De hoogte van de bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 2269,00 (artikel 1.72, eerste lid, onderdeel c, Wet kinderopvang). Bij het vaststellen van de hoogte van de bestuurlijke boete zal het college maatwerk moeten leveren. Artikel 1.72, tweede lid, Wet kinderopvang bepaalt dat de hoogte van de boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de overtreding de ouder verweten kan worden en de omstandigheden waarin die persoon verkeert. Van het opleggen van een bestuurlijke boete wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 16 - Inwerkingtreding

·Het eerste lid bepaald het moment waarop de verordening in werking treedt. In het tweede lid wordt de inwerkingtreding van paragraaf 2 bepaald op het moment dat artikel 1.23 van de Wet kinderopvang in werking treedt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft bij brief van 18 augustus 2004 aangekondigd dat artikel 1.6, eerste lid, onder k, artikel 1.6 eerste lid onder l, en artikel 1.23 van de Wet kinderopvang vooralsnog niet in werking treedt. Door toevoeging van dit artikel kunnen de sociaal medisch geïndiceerden vooralsnog geen beroep doen op deze verordening.

Artikel 17

·Deze bepaling spreekt voor zich.

Dit besluit treedt in werking op 24 februari 2011 en werkt terug tot 1 februari 2011.