Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Asten 2011

Geldend van 04-02-2011 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Asten;

gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de gemeentewet, op artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Asten geldende belastingverordeningen, waarin aan het college de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende regeling ;

Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Asten 2011.

Artikel 1 Algemene bepaling

  • 1. Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Asten op grond waarvan het college van burgemeester en wethouders nadere regels kan geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling worden rechten aangemerkt als gemeentelijke belastingen

  • 3. De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen buiten toepassing.

Artikel 2 Uitnodigen tot het doen van aangifte

Het uitnodigen tot het doen van aangifte geschiedt door het uitreiken van een aangiftebiljet waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

Artikel 3 Verzoek om uitnodiging tot het doen van aangifte

  • 1. De belastingplichtige voor:

    • a.

      de toeristenbelasting;

    • b.

      de hondenbelasting; aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet

  • 2. Het verzoek wordt ingediend binnen een maand na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn.

  • 3. De in dit artikel omschreven verplichtingen gelden mede voor de in de artikelen 43 en 44 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde personen

Artikel 4 Aanvullende verplichting hondenbelasting

  • 1. Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, is de belastingplichtige gehouden de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar om uitnodiging tot het doen van aangifte te verzoeken.

  • 2. Het verzoek wordt ingediend binnen een maand na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden.

Artikel 5 Het doen van aangifte

  • 1. Aangifte wordt gedaan door het op de in het aangiftebiljet, bedoeld in artikel 3 of 4, aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen dienen de in het aangiftebiljet gevraagde gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud te worden ingevuld. Het aangiftebiljet wordt ondertekend en met de daarbij gevraagde bescheiden ingeleverd of toegezonden

Artikel 6Vaststelling formulieren

Als formulier van het aangiftebiljet toeristenbelasting wordt vastgesteld het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage NIB1 opgenomen model.

Als formulier van het aangiftebiljet hondenbelasting wordt vastgesteld:

  • a.

    voor het doen van verkorte aangifte, via de website of een publicatie, het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage “HB1” opgenomen model;

  • b.

    voor aanmelden van honden, het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage “HB2” opgenomen model;

  • c.

    voor het afmelden van honden, het formulier dat in overeenstemming is met het in bijlage “HB3 ” opgenomen model.

Artikel 7 Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting

Het door de belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister, kan door de in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet, bedoelde gemeenteambtenaar gecontroleerd worden voor de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting, op grond van de aan hen door de Algemene wet inzake rijksbelasting toegekende bevoegdheden

Artikel 8 Voorlopige aanslag

  • 1. De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.

  • 2. De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan voor de afvalstoffenheffing of reinigingsrechten maandelijks geschieden en naar evenredigheid worden vastgesteld op het per maand van het betreffende belastingtijdvak verschuldigde bedrag.

Artikel 9 Rente

Het percentage van de invorderingsrente is het percentage dat ingevolge artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgesteld.

Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van € 25,00 niet te boven gaat.

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De 'Regeling gemeentelijke belastingen 2006' met bijbehorende modellen zoals vastgesteld bij besluit van 20 december 2005 wordt ingetrokken op het moment dat deze regeling in werking treedt.

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als 'Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Asten 2011.