Verordening op de veerdiensten

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-12-2011

Inhoud

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    dienstregeling: voor eenieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de veerhaltes waartussen en de tijdstippen waarop door GVB Veren BV (openbaar) vervoer wordt verricht;

  • b.

    GVB Veren BV: opgericht bij besluit van 18 juli 2006;

  • c.

    hoofdvaarwegen: het openbaar water van het IJ, het Noordzeekanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal, voorzover gelegen binnen de grenzen van de gemeente;

  • d.

    vereninfrastructuur: de voorzieningen op en bij de veeraanlandingsplaatsen van de vaartuigen, waaronder onder andere te rekenen de aanlandingspontons, veerhaltes, remmingwerken, alsmede de ponthaven Aambeeldstraat. De stenen kades en taluds worden als gemeentelijke infrastructuur beschouwd en vallen buiten de scope van deze verordening. De aan deze kades bevestigde remmingwerken en afmeerconstructies voor ponten en IJveren vallen onder de definitie Vereninfrastructuur;

  • e.

    (openbaar) vervoer: voor eenieder openstaand vervoer van personen per vaartuig volgens een dienstregeling;

  • f.

    vaartuig: de IJ- en pontveren waarvan GVB Veren BV gebruikmaakt voor het bedrijfsmatig vervoeren van personen of voertuigen, niet zijnde passagiersvaartuigen als bedoeld in de Verordening op de haven en het binnenwater 1995;

  • g.

    veerdiensten: het gratis (of tegen betaling) met een vaartuig vervoeren van passagiers, met fietsen, bromfietsen, scootmobiels (alleen op IJveer 50) en voetgangers, van een veerhalte naar een of meerdere veerhaltes met vaartuigen.

Artikel 2 Alleenrecht op de veerdiensten

  • 1. GVB Veren BV heeft het alleenrecht om op de volgende verbindingen (openbaar) vervoer met vaartuigen op de hoofdvaarwegen van de gemeente te verrichten:

    • Amsterdam Centraal Station – Buiksloterweg;

    • Amsterdam Centraal Station – IJplein;

    • Amsterdam Centraal Station – NDSM-terrein;

    • Amsterdam Centraal Station – Java-eiland;

    • Houthavens – NDSM-terrein.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde alleenrecht strekt zich tevens uit over eventuele nieuwe verbindingen, die gedurende de looptijd van de raamovereenkomst, op grond van gemaakte afspraken tussen de gemeente en GVB Veren BV, aan de in het eerste lid genoemde verbindingen worden toegevoegd.

  • 3. GVB Veren BV heeft te dulden dat een andere vervoerder het traject Amsterdam Centraal Station - NDSM terrein opneemt in een regionale veerverbinding.

  • 4. Tot het in lid 1 genoemde recht behoort het beheer en onderhoud van de vereninfrastructuur.

  • 5. Het in het eerste lid genoemde recht gaat in op 1 januari 2007 en eindigt op 31 december 2011.

  • 6. Het is gedurende de termijn dat het alleenrecht van kracht is aan anderen dan GVB Veren BV verboden om (openbaar) vervoer met veerboten op de in de artikelen 2.1 en 2.2 genoemde verbindingen c.q. trajecten te verrichten.

Artikel 3 Raam- en jaarcontract

De gemeente en GVB Veren BV gaan ter uitvoering van het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, een raamovereenkomst aan, waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen van partijen voor de duur van het alleenrecht worden vastgelegd.

Artikel 4 Verlengen en intrekken

  • 1. Burgemeester en Wethouders kunnen het alleenrecht na afloop van de in artikel 2, vierde lid, genoemde termijn verlengen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders kunnen het alleenrecht tussentijds intrekken, indien GVB Veren BV in gebreke blijft haar verplichtingen, voortvloeiend uit de in artikel 3 genoemde overeenkomsten, na te komen.

Artikel 5 Overgang personeel GVB Veren BV

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 662 en 663 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek draagt de gemeente Amsterdam ervoor zorg voor dat de rechten en verplichtingen, die op het tijdstip van beëindiging van de raamovereenkomst voor GVB Veren BV voortvloeien uit een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtsverhouding tussen GVB Veren BV en de aldaar werkzame personen, met inachtneming van de artikelen 37 en 38 van de Wet personenvervoer 2000, overgaan op de derde partij, die na beëindiging van de raamovereenkomst met de exploitatie van de veerdiensten, zoals bedoeld in artikel 2.1, is/wordt belast dan wel op de gemeente Amsterdam, indien de gemeente mocht besluiten zelf tot exploitatie van de veerdiensten voornoemd over te gaan.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.