Regeling vervallen per 01-01-2016

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VAN ISD BOL 

Geldend van 31-07-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VAN ISD BOL 

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    Intergemeentelijke Sociale Dienst BOL (ISD BOL): het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2; verder te noemen, de dienst.

  • b.

    Gemeente(n): de bij de regeling aangesloten gemeenten Brunssum, Onderbanken en Landgraaf

  • c.

    Gemeentebesturen: de raden en de colleges van Burgemeester en Wethouders, ieder voor zover zij bevoegd zijn.

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam: ISD BOL. Het openbaar lichaam is gevestigd te Brunssum

  • 2. Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

De dienst kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Doel, taken en bevoegdheden

Artikel 4 Doel

De dienst heeft als doel het, binnen de geformuleerde visie en missie, op bedrijfsmatige wijze (doen) uitvoeren van taken van de deelnemende gemeenten op de terreinen van de sociale zekerheid.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

  • 1. Ter vervulling van de in het vorig artikel genoemde doel verricht de dienst de volgende taken:

    Regeling:

    Het Algemeen Bestuur van de dienst heeft als taak de beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding op strategisch, tactisch en operationeel niveau.

    De verordenende en beleidsbepalende bevoegdheden zoals bedoeld in artikel 30 WGR, betreffende de artikelen 8/ 30, 8a, 30, 41 en 47 WWB en betreffende de artikelen 12, 15, en 35 WIJ, blijven de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke gemeenteraden.

    Bestuur: aan het Dagelijks Bestuur van de dienst worden alle bevoegdheden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten overgedragen die behoren bij de uitvoering van de hieronder genoemde taken:

    De uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, betreffende het Inkomensdeel, het Werkdeel en de Bijzondere Bijstand;

    De uitvoering van de Algemene bijstandswet (in relatie tot artikel 13 Invoeringswet WWB);

    De uitvoering van de invoeringswet Wet werk en bijstand;

    De uitvoering van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

    De uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids-ongeschikte werknemers;

    De uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeids-ongeschikte gewezen zelfstandigen;

    De uitvoering van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    De uitvoering van de Wet Inschakeling Werkzoekenden (Wiw), voor zover voortvloeiend uit het overgangsrecht ter zake van de inwerkingtreding van de Wet Werk en Bijstand;

    De uitvoering van de Wet werk en inkomen kunstenaars;

    De uitvoering van de Wet investeren in jongeren.

    Voorts is de dienst belast met de uitvoering van algemene maatregelen van bestuur en uitvoeringsregelingen van de genoemde wetten.

    De dienst is bij de uitvoering van deze taken gebonden aan het door de gemeenten ingevolge artikel 18 vastgestelde beleidsplan.

  • 2. De dienst verleent alleen diensten aan gemeenten en andere organisaties buiten het in artikel 2 lid 2 genoemde rechtsgebied als het algemeen bestuur hiermee instemt. De diensten worden verleend tegen een vooraf overeengekomen prijs. Verschuldigde BTW wordt apart in rekening gebracht.

  • 3. De taken genoemd onder lid 1 worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met ketenpartners (CWI/UWV) en (overige) organisaties op het gebied van werk, scholing, zorg en inkomen.

  • 4. De gemeenten verlenen hun medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden.

  • 5. Als de gemeente, naar het oordeel van het bestuur, de in lid 6 bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het bestuur namens of ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of laten uitvoeren.

  • 6. Alvorens over te gaan tot toepassing van lid 5, stelt het bestuur het gemeentebestuur van de betrokken gemeente daarvan in kennis.

  • 7. Het algemeen bestuur regelt bij verordening de cliëntenparticipatie.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 6 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur is samengesteld als volgt:

    Van iedere gemeente: het collegelid dat belast is met de portefeuille sociale zakenplus twee door de gemeenteraad uit diens midden aan te wijzen leden.

  • 2. De raden van de gemeenten beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden en twee plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

  • 3. De conform lid 2 van dit artikel aangewezen leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 16 lid 3, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 4. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuwe leden door de nieuwe raden van de gemeenten zijn aangewezen. De leden-portefeuillehouders blijven lid van het bestuur tot het moment waarop in hun opvolging is voorzien.

  • 5. Het lid dat ophoudt lid van de raad te zijn, respectievelijk het bestuurslid dat niet langer portefeuillehouder sociale zaken is, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 6. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 8. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt in de eerstkomende vergadering plaats van de raad die het aangaat.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur zulks verzoeken (onder schriftelijke opgave van de redenen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 3. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4. Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in Gemeentewet artikel 25, tweede lid, (stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd), bedoelde stukken – worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. (Art 19 Gemeentewet en art 22 Wet gemeenschappelijke regelingen).

  • 5. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6. De deuren worden gesloten wanneer eenvijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 8. Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).

Artikel 8 Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in art. 23 lid 1 tot en met 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

Hoofdstuk 4 het dagelijks bestuur

Artikel 9 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de leden van de colleges van Burgemeesters en Wethouders belast met het beleidsveld sociale zaken en als zodanig aangewezen als vertegenwoordiger van de gemeente in het Algemeen Bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur oefenen hun functie uit met ingang van de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden, onverminderd het bepaalde in artikel 14 derde lid, af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur. Ze houden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4. De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden of indien dit niet mogelijk is zo spoedig mogelijk daarna

  • 5. Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

Artikel 10 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van redenen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2. Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

Artikel 11 Taak

De taak van het dagelijks bestuur is:

  • 1.

    Het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en ter beslissing moet worden voorgelegd.

  • 2.

    Het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het vertegenwoordigen van de organisatie binnen regionaal bestuurlijk overleg

  • 4.

    Het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor de dienst van belang is.

  • 5.

    Het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

Hoofdstuk 5 de voorzitter en de vice-voorzitter

Artikel 12 Aanwijzing, vervanging, taak

  • 1. De voorzitter en de vice-voorzitter worden door en uit het dagelijks bestuur aangewezen.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen de vice-voorzitter.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 6 De directeur

Artikel 13 Benoeming, taak en aansturing

  • 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur aan, die de directeur in geval van verhindering of ontstentenis vervangt.

  • 4. De directeur fungeert in het algemeen bestuur en in het dagelijks bestuur als secretaris.

  • 5. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 7. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 8. Het dagelijks bestuur komt jaarlijks met de directeur een managementcontract overeen, waarin de door de dienst te leveren prestaties zijn vastgelegd.

  • 9. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 7 informatie, verantwoording en ontslag

Artikel 14 Intern

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, gevraagd of ongevraagd, aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit.

  • 4. De artikelen 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 15 Extern, door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

Artikel 16 Extern,door individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad, waarbinnen dit lid zitting heeft, alle inlichtingen die door de raad of door een of meer leden van de raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad waarbinnen dit lid zitting heeft, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid zitting heeftworden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

Hoofdstuk 8 Het personeel

Artikel 17 Personeel

  • 1. De rechtspositie alsmede de bezoldiging van het personeel wordt door het algemeen bestuur vastgesteld. Hierbij is de rechtspositie van Parkstad van overeenkomstige toepassing.

    Evenzo zijnvoor het personeel het sociaal statuut en de overgangsregelinggeldig zoalsvoor de dienst met de bonden in het kader van de totstandkoming van de dienst is afgesloten.

  • 2. Het algemeenbestuur beslist over de toepassing van arbeidsvoorwaarden die buiten de kaders van de onder 1 genoemde rechtspositie vallen.

  • 3. Het dagelijks bestuurkan personeel aanstellen, schorsen en ontslaan.

Hoofdstuk 9 Het beleidsplan en het beleidsverslag

Artikel 18 Beleidsplan

  • 1. Het dagelijks bestuur bereidt jaarlijks vóór 1 november een meerjarenbeleidsplan voor en legt het beleidsplan ter goedkeuring en vaststelling voor aan de raden van de gemeenten. In het beleidsplan staat welk beleid voor de gemeenten wordt uitgevoerd.

  • 2. Het dagelijksbestuur stelt op basis van het beleidsplan het bedrijfsplan van de dienst op.

  • 3. Als de raad van een gemeente, ten aanzien van een bepaald onderwerp, een eigen beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het bedrijfsplan opgenomen en door de dienst uitgevoerd. Voor de financiële gevolgen van dit lid is artikel 21 lid 3 onder 2 van toepassing.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks vóór 1 november op basis van het beleidsplan en het bedrijfsplan voor ieder jaar een uitvoeringsprogramma vast, waarin de activiteiten voor elk jaar worden aangegeven met vermelding van de daarvoor benodigde financiële en personele middelen.

  • 5. Het dagelijksbestuur bereidt jaarlijks een beleidsverslag voor. Het beleidsverslag wordt door het algemeen bestuur vastgesteld en aan de raden van de deelnemende gemeenten ter kennisname aangeboden.

Hoofdstuk 10 financiële bepalingen

Artikel 19 Financieel en administratief beheer

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer van de dienst. Het bepaalde in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De door het rijk verstrekte uitkeringen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Inkomensdeel en Werkdeel) en andere fondsen en doeluitkeringen die door het rijk aan de gemeenten zijn verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van taken zoals vermeld in artikel 5, worden door de dienst beheerd.

Artikel 20 Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 april een, op basis van het in artikel 18 genoemde beleidsplan, opgestelde ontwerpbegroting van de dienst voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een toelichting, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. Een liquiditeitenplanning aan de hand waarvan het kasritme van de dienst kan worden bewaakt maakt deel uit van de in lid 1 genoemde begroting.

  • 3. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en is tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelens doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 6. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting ter kennisname aan de raden van de gemeenten.

  • 7. De in dit artikel geregelde procedure, met uitzondering van de daarin genoemde data, is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 21 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting van de dienst staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de dienst. De vergoeding voor geleverde diensten van de gemeenten aan de dienst, die in mindering kan worden gebracht op de verschuldigde bijdrage, wordt separaat zichtbaar gemaakt in de begroting.

  • 2. De bijdrage per gemeente in de begroting bestaat uit directe en indirecte aan de gemeenten toe te rekenen kosten.

  • 3. De direct bij de gemeenten in rekening te brengen kosten betreft kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan die gemeenten waarvoor de kosten zijn gemaakt. Dit betreft:

    • 3.1

      Programmakosten waaronder wordt verstaan alle kosten die direct voortvloeien uit de toepassing van beleid en regelgeving in de uitvoering van de in artikel 5 genoemde taken onder aftrek van de daaraan gerelateerde ontvangsten;

    • 3.2

      Alle extra kosten van de dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk beleid, als bedoeld in artikel 5, dat afwijkt van het algemene beleid".

    • 3.3

      Alle extra kosten van de dienst, die voortvloeien uit een kennelijk ontoereikende uitvoering van wet en regelgeving, als bedoeld in artikel 5, in de periode voor de inwerkingtreding van de regeling.

  • 4. De indirect bij de gemeenten in rekening te brengen kosten betreft kosten die niet rechtstreeks, en derhalve slechts via een verdeelsleutel, zijn toe te rekenen aan een gemeente. Dit betreft:

    • 4.1

      Apparaatskosten waaronder salarislasten, overige personele lasten etc.;

    • 4.2

      Beheerskosten waaronder organisatielasten, huisvestingslasten etc..

  • 5. De toe te passen verdeelsleutel voor het jaar 2007, voor het in rekening brengen van de in lid 4 genoemde kosten bij de gemeenten, betreft de omvang van de geraamde budgetten van de afzonderlijke diensten. Hierbij geldt het principe van kostenneutraliteit.

  • 6. De toe te passen verdeelsleutel zal jaarlijks worden opgenomen in de ontwerpbegroting.

  • 7. Een eventuele tussentijdse onder- of overschrijding van de begroting, op de in lid 3 en lid 4 genoemde kosten, wordt door de dienst op overeenkomstige wijze verrekend met de deelnemende gemeenten.

  • 8. Alle betalingen van het rijk aan de gemeenten voor de kosten als bedoeld in lid 3 en lid 4, worden direct na ontvangst door de gemeente aan de dienst overgemaakt.

  • 9. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 10. Over wijzigingen met betrekking tot de wijze waarop verrekening met de gemeenten plaatsvindt, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 22 Kwartaalrapportage

  • 1. Het dagelijks bestuur legt per kwartaal verantwoording af aan het algemeen bestuur over de voortgang en eindprognose van de in het beleidsplan opgenomen beleidsdoelstellingen, de uitputting van de middels de begroting ter beschikking gestelde budgetten en de overige afspraken zoals vastgelegd in het in artikel 13 genoemde prestatiecontract.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt deze rapportage zo snel mogelijk, edoch uiterlijk binnen een maand na afloop van het kwartaal, aan het algemeen bestuur, onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten.

  • 3. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden, nadat de kwartaalrapportage is toegezonden, daartegen bij het algemeen bestuur schriftelijk bezwaar indienen.

  • 4. Het vierde kwartaal maakt integraal deel uit van de in artikel 23 genoemde jaarrekening.

Artikel 23 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen kalenderjaar, met alle bijbehorende bescheiden, jaarlijks vóór 1 april ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan, onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten. De rekening moet zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de getrouwheid en rechtmatigheid van de jaarrekening ingesteld door de overeenkomstig art. 213 van de Gemeentewet aangewezen deskundigen en van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht.

  • 2. In de rekening wordt voor elk der gemeenten, overeenkomstig de toerekeningsmethodiek zoals verwoord in artikel 21 lid 3 en lid 4, het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt. De vergoeding voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd worden hierbij separaat zichtbaar gemaakt.

  • 3. Na afloop van elk kalenderjaar en uiterlijk vóór één maand na vaststelling van de jaarrekening van de dienst, vindt tussen de dienst en de gemeenten een definitieve afrekening plaats, overeenkomstig de in lid 23 vastgelegde afspraken.

  • 4. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden, nadat de rekening is toegezonden, daartegen bij het algemeen bestuur schriftelijk bezwaar indienen.

  • 5. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. Het algemeen bestuur doet de raden van de gemeenten mededeling van de vaststelling.

  • 6. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 7. De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft, door het dagelijks bestuur aan Gedeputeerde Staten verzonden.

Artikel 24 Liquiditeit

De gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Hoofdstuk 11 Het archief

Artikel 25 Archief

  • 1. De bepalingen van de Archiefwet en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen voor zover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van organen ingesteld bij een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing op de dienst.

  • 2. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de dienst. Artikel 28 lid 5 van deze regeling is van toepassing.

  • 3. Ten aanzien van de archiefbescheiden zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring, het beheer en het toezicht daarop van de gemeente waar het back-office is gevestigd van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden overgebracht naar de bewaarplaats van het in het derde lid bedoelde archief.

Hoofdstuk 12 Toetreding, uittreding, wijziging, geschillen en opheffing

Artikel 26 Toetreding, uittreding

  • 1. Het college van Burgemeester en Wethouders van een nieuwe gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen drie maanden door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding vindt plaats indien de raden van de meerderheid der deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4. Het bestuur van een deelnemende gemeente kan tot uittreding besluiten.

  • 5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6. De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur van het besluit genoemd in lid 4 en 5 in kennis is gesteld.

  • 7. De financiële schade die door de uittreding aan de dienst is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 8. Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in lid 7 wordt door de dienst en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

Artikel 27 Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd door een besluit van de raden van tweederde van de gemeenten.

  • 2. Een wijziging van de regeling wordt opgenomen in het register van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Een wijziging van de regeling treedt in werking de dag de publicatie ervan op de voor de deelnemende gemeenten gebruikelijke wijze.

Artikel 28 Opheffing en liquidatie

  • 1. De regeling wordt ontbonden en het openbaar lichaam ISD BOL daarmee opgeheven, indien de raden van tweederde van de gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. In geval van ontbinding van de regeling en daardoor opheffing van het openbaar lichaam ISD BOL, wordt door het algemeen bestuur‚ de raden van de gemeenten gehoord hebbende, een liquidatieplan vastgesteld. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van de dienst over de gemeenten te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het archief.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 29 Registratie en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking na publicatie op de gebruikelijke wijze en na opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, doch uiterlijk met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 30 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 31 Titel

De regeling kan worden aangehaald als de gemeenschappelijke regeling van ISD BOL.

Artikel 32 Onvoorziene effecten

  • 1. In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur, zoveel mogelijk analoog aan of in de geest van de gemeentewet, de wet en deze regeling.

  • 2. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van deze regeling voortvloeien, worden ter bespreking voorgelegd aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

Ondertekening

Aldus besloten door:

De raad van de gemeente Brunssum, in zijn openbare vergadering van ………..

……..……..

Griffier Voorzitter

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Brunssum,

in zijn vergadering van ………..

……….………

Voorzitter Secretaris

De raad van de gemeente Onderbanken, in zijn openbare vergadering van ………..

……….………

Griffier Voorzitter

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Onderbanken,

in zijn vergadering van ………..

……….………

Voorzitter Secretaris

De raad van de gemeente Landgraaf, in zijn openbare vergadering van ………..

……… ……….

Griffier Voorzitter

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landgraaf,

in zijn vergadering van ………..

……….………

Voorzitter Secretaris