Regeling vervallen per 17-10-2024

Gemeenschappelijke regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder

Geldend van 01-01-2004 t/m 30-12-2013

De raad van de gemeente Schipluiden;

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 17 juni 2003, nr. 2003.067;

Gelet op artikel 1, juncto artikel 8, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUIT:

1. De gemeenschappelijke regeling "Bedrijvenschap Harnaschpolder" vast te stellen overeenkomstig de bij dit besluit behorende ontwerp-regeling;

2. Het uitvoeringsconvenant Bedrijvenschap Harnaschpolder vast te stellen.

I BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1.

    Deze gemeenschappelijke regeling verstaat onder:

    • a.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      het bedrijvenschap: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • c.

      bedrijfsterreinen: de door de grondgebiedgemeente aangewezen gronden, onder meer bestemd voor bedrijfs- en handelsdoeleinden met bijbehorende kantoren, wegen, water, parkeerterreinen e.d.;

    • d.

      college: een college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente;

    • e.

      deelnemende gemeente: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten, te weten Delft, Den Haag en Schipluiden;

    • f.

      exploitatiebegroting: de meerjarige bouwgrondexploitatiebegroting als bedoeld in artikel 14.2;

    • g.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;

    • h.

      grondgebiedgemeente: de gemeente binnen wier grenzen het bedrijvenschap is gelegen.

  • 2.

    De grondgebiedgemeente is thans Schipluiden. Indien de gemeente Schipluiden opgaat in een nieuwe gemeente Midden-Delfland, wordt in deze regeling voor "grondgebiedgemeente" resp. "de gemeente Schipluiden" gelezen: de gemeente Midden-Delfland.

  • 3.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, indien in die artikelen wordt gesproken van gemeente, raad, college of burgemeester, daarvoor gelezen bedrijvenschap, algemeen bestuur, dagelijks bestuur resp. voorzitter.

II HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

Artikel 2

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd Bedrijvenschap Harnaschpolder. Het is gevestigd te Schipluiden.

  • 2.

    Het rechtsgebied van het bedrijvenschap omvat het grondgebied van de bedrijfsterreinen, zoals aangegeven op de als bijlage 1 aangehechte kaart.

Artikel 3

Het bestuur van het bedrijvenschap bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

III TAAK VAN HET BEDRIJVENSCHAP

Artikel 4

  • 1.

    Het bedrijvenschap heeft tot taak het bedrijventerrein aan te leggen en te exploiteren, waaronder alles begrepen wat met deze aanleg en exploitatie samenhangt, zoals het verwerven van gronden ten behoeve van het bedrijventerrein, desnoods door middel van onteigening, en voorts, het stichten en exploiteren van bedrijfsgebouwen.

  • 2.

    Onder de taak van het bedrijvenschap zijn niet begrepen de bij de grondgebiedgemeente berustende openbare taken, waaronder de reiniging en het onderhoud van openbare wegen, het afvoeren van water en vuilnis, gladheidsbestrijding, de openbare verlichting, de politie, de brandweer en het bouwtoezicht.

  • 3.

    Het bedrijvenschap zal bij de uitvoering van zijn taak in beginsel gebruikmaken van diensten, die door de deelnemende gemeenten tegen kostendekkend tarief worden aangeboden, voor rekening van het bedrijvenschap.

  • 4.

    Ten behoeve van de in het eerste lid vermelde taak kan het bedrijvenschap één of meer rechtspersonen oprichten en/of deelnemen in één of meer bestaande dan wel te vormen rechtspersonen.

IV ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 5 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit 3 leden per deelnemende gemeente.

    • a.

      de raden van de deelnemende gemeenten wijzen (naar keuze van de raad) deze leden uit hun midden en/of uit het college van burgemeester en wethouders aan, met dien verstande dat ten minste één lid uit het college van burgemeester en wethouders wordt aangewezen, op voordracht van het college.

    • b.

      indien de raad er voor kiest om uitsluitend collegeleden aan te wijzen, geschiedt dat op voordracht van het college.

  • 2.

    Ieder lid van het algemeen bestuur heeft een op gelijke wijze aangewezen plaatsvervanger.

  • 3.

    De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor de zittingsperiode van de gemeenteraad, dan wel van het college van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege op het moment, dat het lid de hoedanigheid van raadslid dan wel van lid van het college van burgemeester en wethouders verliest.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden, tenzij er sprake is als bedoeld van een situatie als bedoeld in artikel 5.4.

  • 6.

    Het lid, dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, worden vervangen door hun plaatsvervanger totdat in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een der deelnemende gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend personeel, van ambtenaren van de burgerlijke stand of van hen, die als vrijwilliger niet bij wijze van beroep hulpdiensten verrichten. Met ambtenaar worden gelijkgesteld zij, die in dienst van een van de deelnemende gemeente op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 7 Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 heeft het algemeen bestuur alle bevoegdheid die niet in of ingevolge de regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter is opgedragen.

  • 2.

    Bij de uitoefening van deze bevoegdheden zijn de bij de Gemeentewet voor de raad van een gemeente gestelde bepalingen zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Verordeningen

  • 1.

    Het algemeen bestuur is bevoegd voor het rechtsgebied van het bedrijvenschap verordeningen vast te stellen, te handhaven door strafbepalingen of bestuursdwang.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan in deze verordeningen het dagelijks bestuur bevoegd verklaren nadere regels te stellen met betrekking tot bepaalde in de verordening aangewezen onderwerpen.

  • 3.

    De afkondiging van deze verordeningen vindt plaats op de wijze als aangegeven in de Gemeentewet.

  • 4.

    Binnen de grenzen van artikel 30 Wet gemeenschappelijke regelingen is het algemeen bestuur bevoegd belastingen te heffen.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste twee maal en voorts zo vaak als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordelen, dan wel tenminste twee leden dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoeken.

  • 2.

    De artikelen 19, 20, 22, 26 en 28 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande, dat de in artikel 19 bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens geschiedt door de burgemeesters van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 3.

    De vergaderingen zijn openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste twee van de aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 10 Besluitvorming 

  • 1.

    De vertegenwoordigers van een deelnemende gemeente brengen tezamen één stem uit, ongeacht het aantal aanwezige vertegenwoordigers.

  • 2.

    Besluiten worden in unanimiteit genomen.

  • 3.

    De vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering, waarin elk van de deelnemende gemeente wordt vertegenwoordigd.

  • 4.

    Indien een deelnemende gemeente in een vergadering niet is vertegenwoordigd, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde sub 10.2 besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde bij artikel 10.3 is voldaan.

Artikel 11

Het algemeen bestuur brengt aan de raden van de deelnemende gemeenten ter kennis de besluiten betreffende:

  • a.

    de begroting en de rekening met de daarbij behorende stukken;

  • b.

    verordeningen, als bedoeld in artikel 8;

  • c.

    het reglement van orde, als bedoeld in artikel 9.4.

V DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 12 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden die behoren tot de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Alle deelnemende gemeenten dienen in het algemeen bestuur vertegenwoordigd te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Indien een plaats in het dagelijks bestuur openvalt door ontslag, overlijden of anderszins, wordt de vacature waargenomen door de voor dit lid aangewezen plaatsvervanger. De deelnemende gemeente, die het betreffende lid heeft aangewezen, voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van het algemeen bestuur. In dat geval eindigt tevens het lidmaatschap van het algemeen bestuur. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad, die het lid heeft aangewezen, worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen geniet van die raad. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Degene, die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

Artikel 13

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen.

  • 2.

    Het nemen van ontslag geschiedt door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.

  • 3.

    Artikel 12.3 is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Taken en bevoegdheden 

  • 1.

    Aan het dagelijks bestuur is, behalve hetgeen elders in de regeling is bepaald, opgedragen:

    • a.

      het voorbereiden van hetgeen in het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

    • b.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur, waaronder begrepen de uitvoering van het sub 14.3 bedoelde jaarwerkplan;

    • c.

      het afkondigen van de besluiten, waarvan de afkondiging bij de wet of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven;

    • d.

      het beheren van de inkomsten en uitgaven van het bedrijvenschap;

    • e.

      het toezicht op het beheer en het onderhoud van alle werken, inrichtingen en eigendommen van het bedrijvenschap;

    • f.

      het vaststellen van de plannen en voorwaarden van aanbesteding of uitvoering van de werken en leverantiën ten behoeve van het bedrijvenschap, waarvan de vaststelling het algemeen bestuur niet aan zich heeft voorbehouden;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire en/of spoedeisende maatregelen in en buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

    • h.

      het houden van toezicht op al hetgeen het bedrijvenschap aangaat.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een meerjarige bouwgrondexploitatiebegroting vast, waartoe het dagelijks bestuur een voorstel doet. De exploitatiebegroting wordt bijgesteld en geactualiseerd zodra zulks nodig en mogelijk is.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks een zo gedetailleerd mogelijk jaarwerkplan vast, waartoe het dagelijks bestuur een voorstel doet.

  • 4.

    Nadere besluiten ter uitvoering van het jaarwerkplan worden geacht aan het dagelijks bestuur te zijn gedelegeerd, voorzoveel deze besluiten blijven binnen de grenzen van het jaarwerkplan en de begroting.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan te allen tijde, hetzij op voorstel van het dagelijks bestuur hetzij op eigen initiatief, een jaarwerkplan tussentijds wijzigen.

  • 6.

    Besluiten en/of maatregelen als bedoeld sub 14.1 onder g. worden in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur ter bekrachtiging voorgelegd aan het algemeen bestuur.

Artikel 15 Werkwijze en besluitvorming

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan slechts beraadslagen en besluiten in een vergadering, waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.

  • 2.

    Besluiten worden in unanimiteit genomen.

  • 3.

    Indien niet alle leden aanwezig zijn, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering op een termijn van tenminste zeven dagen. De oproepingsbriefjes voor deze vergadering vermelden de te behandelen zaken. In deze vergadering wordt een besluit genomen door de dan aanwezige leden.

VI INFORMATIE EN VERANTWOORDING

Artikel 16

  • 1.

    Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een raad worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur geeft aan de raad, die dit lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door de raad of een of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en een of meer leden daarvan geven aan het algemeen bestuur of aan een of meer leden daarvan de gevraagde inlichtingen dan wel leggen verantwoording af, indien daartoe geroepen door het algemeen bestuur.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad, die het lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    Het geven van inlichtingen en het afleggen van verantwoording gebeurt op de in de deelnemende gemeente gebruikelijke wijze.

VII VOORZITTER EN SECRETARIS

Artikel 17 Voorzitter

  • 1.

    Het voorzitterschap van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur rouleert gedurende de zittingsduur van het algemeen bestuur onder de leden van de deelnemende gemeenten, die behoren tot het college van burgemeester en wethouders. Voor de eerste maal levert Schipluiden de voorzitter, vervolgens Den Haag en daarna Delft. De zittingsduur van de voorzitter is een jaar.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur en draagt ervoor zorg, dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.

  • 3.

    Hij vertegenwoordigt het bedrijvenschap in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde schriftelijk opdragen.

  • 4.

    Met inachtneming van het hiervoor in dit artikel bepaalde kan een plaatsvervangend voorzitter worden benoemd.

Artikel 18 Secretaris

  • 1.

    Op voordracht van de grondgebiedgemeente benoemt het algemeen bestuur een secretaris, die tevens fungeert als secretaris van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur is bevoegd de secretaris te schorsen of te ontslaan.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt dan wel een secretaris ontslaat, draagt de grondgebiedgemeente een andere kandidaat voor.

  • 3.

    De secretaris maakt geen deel uit van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een plaatsvervangend secretaris benoemen. Het hiervoor in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    De secretaris c.q. zijn plaatsvervanger staan het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Het dagelijks bestuur kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taak en de bevoegdheden van de secretaris.

Artikel 19

De voorzitter en de secretaris of hun plaatsvervanger ondertekenen de stukken, die van het algemeen en van het dagelijks bestuur uitgaan.

VIII DIRECTIE EN OVERIG PERSONEEL

Artikel 20

  • 1.

    Op voordracht van de gemeente Den Haag benoemt het dagelijks bestuur een directeur, gehoord het algemeen bestuur.

  • 2.

    Op voordracht van de gemeente Delft benoemt het dagelijks bestuur een administrateur, gehoord het algemeen bestuur.

  • 3.

    Indien het dagelijks bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt of later ontslaat, draagt de betrokken gemeente een andere kandidaat voor.

  • 4.

    De directeur en de administrateur kunnen niet zijn lid van het algemeen bestuur noch secretaris of plaatsvervangend secretaris van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taken en bevoegdheden van de directeur en de administrateur.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur kan naar behoeven binnen het daartoe vastgestelde budget ondersteunend personeel aanstellen.

  • 7.

    In de regel worden in de functies van secretaris, directeur, administrateur en ondersteunend personeel slechts ambtenaren van de deelnemende gemeenten benoemd op basis van detachering. Met de betrokken gemeente wordt een regeling getroffen omtrent de vergoeding voor en de beëindiging van de detachering.

IX VERGOEDINGEN

Artikel 21

De leden van het algemeen en dagelijks bestuur kunnen op jaarbasis een tegemoetkoming in reis- en verblijfskosten ontvangen, vast stellen door het algemeen bestuur.

X FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 22 Administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van het bedrijvenschap.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van de bevindingen.

  • 4.

    Op de accountantsverklaring en het verslag van de bevindingen is artikel 213 lid 3 t/m 5 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Begroting

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 1 maart een ontwerp-begroting met de daarbij behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar.

  • 2.

    De ontwerp-begroting wordt zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten; artikel 190, lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling doch in ieder geval vóór 15 juli aan gedeputeerde staten en, zo nodig, aan de raden van de deelnemende gemeenten, die terzake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 5.

    Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in de voorafgaande leden - behalve het derde lid - van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    Van het bepaalde in het vijfde lid kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die:

    • a.

      het totaalbedrag van de begroting niet aantasten;

    • b.

      geen afwijking inhouden van het te voeren algemeen en financieel beleid.

Artikel 24 Jaarrekening

  • 1.

    Van de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het samenwerkingsverband wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken kalenderjaar verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de jaarrekening met toelichting, die in overeenstemming is met de in artikel 22.2 bedoelde regelen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar uiterlijk 1 juli van het jaar, volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, vast.

  • 3.

    De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling doch uiterlijk 15 juli aan gedeputeerde staten gezonden.

  • 4.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens indien later valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden mochten komen vast te staan.

Artikel 25

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist of een batig slot van de rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

    • a.

      zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel;

    • b.

      zal worden toegevoegd aan het vermogen, dan wel;

    • c.

      aan de deelnemende gemeenten zal worden uitgekeerd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist of een nadelig slot van de rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

    • a.

      ten laste van het volgende dienstjaar zal worden gebracht, dan wel;

    • b.

      ten laste van de bestaande reserve zal worden afgeschreven, dan wel;

    • c.

      ten laste van het vermogen zal worden gebracht, dan wel;

    • d.

      ten laste van de deelnemende gemeenten zal worden gebracht.

De deelnemers zullen er echter steeds zorg voor dragen dat het bedrijvenschap te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen. Indien aan het algemeen bestuur van het bedrijvenschap blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artt. 194 en 195 van de Gemeentewet of art. 104 Waterschapswet, respectievelijk een verzoek aan de Minister van toepassing van de artt. 198 en 199 Provinciewet. De deelnemende gemeenten verbinden zich in geval van opheffing van het bedrijvenschap de rechten en verplichtingen van het bedrijvenschap over de deelnemers te verdelen op wijze zoals omschreven in de artt. 26.3 en 26.4.

Artikel 26 Risicoverdeling

  • 1.

    Bij de toepassing van artikel 25 worden de navolgende regels in acht genomen.

  • 2.

    Uitkering van batige saldi aan de deelnemende gemeenten vindt niet eerder plaats dan wanneer het bedrijvenschap is voltooid en de grondexploitatie afgesloten, tenzij het algemeen bestuur anders mocht besluiten.

  • 3.

    Een batig saldo tot een maximum van Euro 5.445.362,- wordt gelijkelijk verdeeld over de deelnemende gemeenten. Indien het batig saldo hoger is dan dit bedrag, komt het meerdere ten goede van de deelnemende gemeenten Den Haag en Delft in de verhouding 65/35.

  • 4.

    Een nadelig saldo tot een maximum van Euro 5.445.362,- wordt voor gelijke delen ten laste van de deelnemende gemeenten gebracht. Indien het nadelig saldo hoger is dan dit bedrag, dan wordt het meerdere ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten Den Haag en Delft in de verhouding 65/35.

  • 5.

    De sub 26.3 en 26.4 genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd overeenkomstig de consumentenprijsindex (werknemers-laag) zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

XI INBRENG VAN GRONDEN

Artikel 27

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt vast, of en wanneer het nodig is, dat het bedrijvenschap percelen van het gebied, bedoeld in artikel 2.2, in eigendom verkrijgt.

  • 2.

    Indien een deelnemende gemeente de eigendom heeft van de desbetreffende percelen op het tijdstip, als bedoeld in het eerste lid, draagt zij die aan het bedrijvenschap over tegen een nader overeen te komen vergoeding.

  • 3.

    Indien een deelnemende gemeente geen eigenaar van de desbetreffende percelen is, verricht het bestuur van het bedrijvenschap al hetgeen ter verkrijging van de eigendom nodig is.

  • 4.

    Blijkt in een zodanig geval dat de eigendom slechts door middel van onteigening kan worden verkregen, dan kan het bestuur van het bedrijvenschap alle maatregelen nemen, die nodig zijn om via onteigening door het bedrijvenschap de eigendom van die percelen te verwerven.

  • 5.

    Het bestuur van het bedrijvenschap kan ook afzien van de hiervoor sub 27.4 genoemde mogelijkheid en de grondgebiedgemeente verzoeken alle maatregelen te treffen die nodig zijn om de percelen te verwerven. Na verwerving wordt de grond overgedragen aan het bedrijvenschap op de wijze als hiervoor sub 27.2 is voorzien.

XII ARCHIEF

Artikel 28

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het bedrijvenschap overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, waarbij dwingende bepalingen uit de Archiefwet in acht worden genomen.

  • 2.

    De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

  • 3.

    Na beëindiging van de regeling wordt het archief ter bewaring overgedragen aan de grondgebiedgemeente.

XIII GESCHILLEN

Artikel 29

  • 1.

    Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een commissie van goede diensten.

  • 2.

    De commissie bestaat uit drie personen, die gezamenlijk worden aangewezen door de deelnemende gemeenten. Wordt dienaangaande geen overeenstemming bereikt, dan wordt aan de commissaris der Koningin van de provincie Zuid-Holland verzocht deze personen aan te wijzen.

  • 3.

    De commissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4.

    De commissie brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

XIV OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 30

In afwijking van artikel 5.3 geschiedt de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur voor de eerste keer binnen een maand na datum van inwerkingtreding van deze regeling. De zittingsperiode eindigt op de dag, waarop ingevolge artikel 5.3 de leden van het algemeen bestuur worden aangewezen.

Artikel 31

    • 1.

      De regeling wordt aangegaan voor een periode van tien jaar. De regeling kan tussentijds worden beëindigd dan wel voor een bepaalde periode worden verlengd krachtens een gezamenlijk besluit daartoe van de deelnemende gemeenten.

    • 2.

      Indien de deelnemende gemeenten hebben besloten tot beëindiging, besluit het algemeen bestuur tot ontbinding en vereffening. Het algemeen bestuur stelt alsdan een liquidatieplan op, dat voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële en personele gevolgen van de opheffing van de regeling op de wijze en volgens de regelen als in de Wet gemeenschappelijke regelingen voorzien en met inachtneming van hetgeen hiervoor in artikel 26 is bepaald. De organen van de regeling blijven in functie zolang dat voor de liquidatie is vereist. Het liquidatieplan behoeft de instemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

    • 3.

      Een deelnemende gemeente kan besluiten tot uittreding uit het bedrijvenschap door middel van een gemotiveerde schriftelijke mededeling van dit besluit aan de secretaris van het bedrijvenschap. Daarbij wordt een termijn van tenminste een jaar in acht genomen. Uittreding kan slechts plaatsvinden bij het einde van een kalenderjaar.

    • 4.

      Bij uittreding van een deelnemende gemeente stelt het dagelijks bestuur in overleg met de uittredende gemeente een tussentijdse afrekening op, met inachtneming van de navolgende uitgangspunten:

      • a.

        de geldende grondexploitatiebegroting wordt per datum van uittreden geactualiseerd en zo nodig aangepast;

      • b.

        wanneer het geprognosticeerd resultaat van de geactualiseerde exploitatie-begroting een nadelig saldo is, zal de uittredende gemeente het haar op basis van de risicoverdeling van artikel 26 toe te rekenen aandeel in dit nadelig saldo aan het bedrijvenschap vergoeden, contant gemaakt per datum van uittreden;

      • c.

        wanneer het geprognosticeerd resultaat van de geactualiseerde exploitatie-begroting een batig saldo is, wordt de contante waarde daarvan per datum van uittreden bepaald, zijnde het geprognosticeerd batig saldo per datum van uittreden. Aan de uittredende gemeente komt alsdan toe haar op basis van de risicoverdeling van artikel 26 toe te rekenen aandeel in het geprognosticeerd batig saldo, voorzover dat per datum van uittreden is gerealiseerd. Onder gerealiseerd batig saldo per datum van uittreden wordt verstaan een percentage van het geprognosticeerd batig saldo, dat gelijk is aan het percentage van de totale oppervlakte van de door het bedrijvenschap uit te geven netto bedrijfsterrein, dat per datum van uittreden is uitgegeven. Bedrijfsterrein geldt als uitgegeven, indien terzake over en weer onvoorwaardelijke verplichtingen zijn aangegaan.

    Indien het dagelijks bestuur met de uittredende gemeente overeenstemming bereikt over de tussentijdse afrekening, dan wordt deze ter vaststelling voorgelegd aan het algemeen bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, dan is het bepaalde in artikel 29 van toepassing.

  • 5. Geschillen over een liquidatieplan als bedoeld onder 31.2 c.q. een afrekening als bedoeld onder 31.4 worden beslecht overeenkomstig artikel 29.

Artikel 32

  • 1.

    De regeling kan worden gewijzigd op voorstel van het algemeen bestuur bij eensluidende besluiten van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De wijziging treedt niet eerder in werking dan nadat de besluiten daartoe in de registers bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn opgenomen.

Artikel 33

Het bestuur van de grondgebiedgemeente draagt zorg voor de toezending van de regeling aan gedeputeerde staten, alsmede, voorzover toepasselijk, van de besluiten tot wijziging of ontbinding van deze regeling.

Artikel 34

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling Bedrijvenschap Harnaschpolder.

  • 2.

    De regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schipluiden in zijn openbare vergadering van 24 juni 2003, door de raad van de gemeente Delft in zijn openbare vergadering van 26 juni 2003 en door de gemeente Den Haag in zijn openbare vergadering van 26 juni 2003.