MINISTERIELE BESCHIKKING van de 25ste October 1955 ter uitvoering van artikel 9a sub b van de verordening van de 13de Februari 1934 (P.B. 1934, no. 53), regelende de praktijk als vroedvrouw.

Geldend van 01-11-1955 t/m heden

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 25ste October 1955 ter uitvoering van artikel 9a sub b van de verordening van de 13de Februari 1934 (P.B. 1934, no. 53), regelende de praktijk als vroedvrouw.

Artikel 1.

De vroedvrouw, op wie het bepaalde in artikel 9a van de verordening van de 13de Februari (P.B. 1934, no. 53) regelende de praktijk als vroedvrouw, zoals gewijzigd, van toepassing is, is bevoegd tot het zelfstandig hechten van eenvoudige onvolledige inscheuringen van de bilnaad. Hieronder worden verstaan inscheuringen, die ten hoogste bestaan uit een onvertakte verwonding in het slijmvlies van de achterwand van de schede en/of in de huid van de bilnaad en daaronderliggende weefsels. Deze bevoegdheid geldt niet voor inscheuringen, die reiken tot in de kringspier van de endeldarm of tot in de endeldarm zelf, noch voor verwondingen, die bij het slijmvlies der schede een vertakte of dubbele of kringvormige inscheuring vertonen, noch voor verwondingen, die reiken tot in de kleine of grote schaamlippen of zich bevinden in de zij- of voorwand van de schede. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor verwondingen, die onopzettelijk zijn ontstaan, en niet voor verwondingen, die kunstmatig zijn toegebracht door inknippen van de bekkenbodem.

Artikel 2.

Deze beschikking zal in het Publicatieblad worden opgenomen en in werking treden met ingang van 1 November 1955.