MINISTERIELE BESCHIKKING van de 12de april 1999 houdende richtlijnen inzake de toepassing van artikel 15A van het Toelatingsbesluit (laatstelijk bekendgemaakt bij P.B. 1985, no. 57)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

MINISTERIELE BESCHIKKING van de 12de april 1999 houdende richtlijnen inzake de toepassing van artikel 15A van het Toelatingsbesluit (laatstelijk bekendgemaakt bij P.B. 1985, no. 57)

Richtlijn 1: Aankomst in en vertrek uit de Nederlandse Antillen

Artikel 1

  • 1.

    De woorden “iedere passagier” in artikel 15A van het Toelatingsbesluit moeten aldus worden uitgelegd dat deze uitsluitend betrekking hebben op de personen die niet ingevolge artikel 1 van de Landsverordening toelating en uitzetting uit de Nederlandse Antillen (P.B. 1966, no. 17), zoals gewijzigd, uitgesloten zijn van het toepassingsgebied van die landsverordening.

  • 2.

    In het licht van richtlijn 1.1. is de controlerende ontschepingsambtenaar niet bevoegd om van de daarin vermelde personen te eisen dat zij een EDkaart volledig en naar waarheid invullen en deze bij aankomst in dan wel bij vertrek uit de Nederlandse Antillen onverwijld aan de ontschepingsambtenaar overhandigen.

  • 3.

    De personen die niet verplicht kunnen worden om een EDkaart in te vullen zijn:

    • a.

      personen die in de Nederlandse Antillen zijn geboren en die de Nederlandse nationaliteit hebben;

    • b.

      personen die de Nederlandse nationaliteit hebben en die vóór 1 januari 1986 op Aruba zijn geboren en aldaar woonachtig waren op 1 januari 1986;

    • c.

      kinderen van de onder a en b genoemde personen.

  • 4.

    Behalve de in artikel 8, lid 1 ten 2e, van het Toelatingsbesluit bedoelde verklaring, kunnen ook identiteitsbewijzen waaruit tenminste de nationaliteit en geboorteplaats blijkt, dienen voor het beantwoorden van de vraag of een bepaalde reiziger tot de categorie 1.3.a dan wel categorie 1.3.c behoort.

  • 5.

    Voor de beantwoording van de vraag of een bepaalde persoon tot de categorie 1.3.b. behoort, kan de controlerende ontschepingsambtenaar, bij ontstentenis van een in artikel 8, lid 1 ten 2e, van het Toelatingsbesluit bedoelde verklaring, eisen dat betrokkene, behalve aan de hand van een identiteitsbewijs, anderszins aannemelijk maakt dat hij of zij vóór 1 januari 1986 op Aruba is geboren en aldaar woonachtig was op 1 januari 1986.

Richtlijn 2: Reizen tussen de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen

Artikel 2

  • 1.

    Het ingevolge het tweede lid van artikel 15A geldende voorschrift dat iedere passagier verplicht is een EDkaart volledig en naar waarheid in te vullen en deze bij aankomst in dan wel bij vertrek uit de Nederlandse Antillen onverwijld aan de ontschepingsambtenaar te overhandigen, heeft uitsluitend betrekking op het personenverkeer naar en vanuit de Nederlandse Antillen.

  • 2.

    Ingevolge het derde lid van dit artikel 15A geldt een afzonderlijke regeling voor het verkeer tussen de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen, zodat van passagiers die tussen de eilanden van de Nederlandse Antillen reizen, niet mag worden geëist dat zij een EDkaart volledig en naar waarheid invullen en deze bij aankomst dan wel bij vertrek onverwijld aan de ontschepingsambtenaar overhandigen.

  • 3.

    Van alle personen die tussen de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen reizen kan worden verlangd dat zij een identiteitsbewijs aan de controlerende ontschepingsambtenaar tonen dan wel aan hem ter inzage afgeven.

Richtlijn 3: Algemene bepalingen

Artikel 3

  • 1. Deze richtlijnen zijn gericht tot de met controle op de toelating en vertrek belaste politieambtenaren en ambtenaren der immigratie.

  • 2. Deze richtlijnen treden in werking met ingang van 1 mei 1999.

  • 3. Uiterlijk 31 januari 2001 zullen de in deze beschikking neergelegde richtlijnen worden geevalueerd, teneinde eventuele aanpassingen in werking te kunnen laten treden met ingang van 1 mei 2001.