Regeling vervallen per 24-02-2015

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Brabant- Zuidoost

Geldend van 27-01-2011 t/m 23-02-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Brabant- Zuidoost

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Brabant- Zuidoost

Voorwoord

Voor u ligt de aangepaste Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. Een gemeenschappelijk regeling voor een bestaande organisatie met een nieuwe naam. De naamgeving Brabant-Zuidoost sluit immers beter aan bij de namen van onze directe partnerorganisaties en zal met het inwerking treden van de Wet veiligheidsregio’s ook wettelijk zijn geborgd.

Aanpassing van de gemeenschappelijke regeling is niet alleen nodig vanwege aanpassing in de naam. Ook de Wet veiligheidsregio’s, die per 1 oktober 2010 in werking treedt, geeft aanleiding de regeling op onderdelen aan te passen. Zo bevat de Wet onder andere bepalingen rond de bestuurssamenstelling, de bevoegdheden van de voorzitter van de Veiligheidsregio en uitbreiding op de wettelijke taakstellingen van veiligheidsregio’s op grond waarvan de regeling aangepast dient te worden. Zo nodig is de reden van wijziging in de Toelichting opgenomen.

Met vaststelling van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost wil het bestuur van deze regio bekrachtigen dat zij de ingeslagen wil voortzetten. De regio Zuidoost-Brabant kent immers een lange traditie van samenwerken. Hieraan ligt de overtuiging ten grondslag dat samenwerken bijdraagt aan een hogere kwaliteit en noodzakelijk is om met de beschikbare schaarse middelen een zo optimaal mogelijke veiligheid en zorg te garanderen. De laatste jaren heeft de regionale organisatie daar daadwerkelijk invulling aan gegeven en heeft geleid tot de vereiste doorontwikkeling. Ook externe ontwikkelingen hebben ons gestimuleerd tot deze doorontwikkeling. Hierbij moet gedacht worden aan de eerder genoemde Wet veiligheidsregio’s en de Beleidsnota Crisisbeheersing. Maar ook de gevolgen van de financiële crisis kunnen in dit licht worden genoemd. Nog meer dan voorheen moet de afweging worden gemaakt hoeveel veiligheid ons waard is en op welke wijze het gewenste veiligheidsniveau zo efficiënt en economisch mogelijk kan worden bereikt.

Vanuit de intrinsieke overtuiging dat veiligheidsvraagstukken niet alleen op gemeentelijke schaal zijn op te lossen zijn in deze regio de processen op het gebied van brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening en crisisbeheersing in een regionale veiligheidsorganisatie ondergebracht: Veiligheidsregio. Deze Veiligheidsregio staat ten dienste van de 21 gemeenten. Het is bij uitstek een organisatie van en voor deze deelnemende gemeenten. Voor hen kan de Veiligheidsregio het instrument zijn om zaken op het terrein van veiligheid in onder te brengen. Wat deze zaken zijn en hoe breed het werkveld van Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost gaat worden zijn belangrijke vraagstukken die ons en de gemeenten de komende jaren gaan bezighouden. Inmiddels is regionalisering van brandweertaken al in een vergevorderd stadium, worden de GHOR- en crisisbeheersingstaken ten minste op het door de minister vereiste niveau gebracht en voldoet de ambulancezorg in coöperatie met de GGD aan de daaraan gestelde eisen. Nog steeds kan gesproken worden van een Veiligheidsregio die in de steigers staat. Maar de strategisch meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’ geeft wel helder weer waar dit bouwproces toe moet gaan leiden. Ik ben er van overtuigd dat de resultaten van dit bouwproces de komende jaren zichtbaar worden.

R.van Gijzel,

voorzitter Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant- Zuidoost

Het college van Burgemeester en Wethouders en de burgemeester van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre, ieder voor zover betreft zijn bevoegdheden;

overwegende,

dat op grond van de Wet veiligheidsregio’s artikel 8 tot vaststelling van de regio-indeling van gemeenten met betrekking tot taken in het kader van de Wet Veiligheidsregio’s de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen, Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre zijn aangewezen tezamen een regio te vormen als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

dat de gemeenteraad, zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het college toestemming heeft gegeven om een regeling te treffen c.q. te wijzigen;

dat het Regionaal College van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, voor zover het de integrale afstemming van haar taken ten aanzien van de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing, het veiligheidsbeleid in de gemeenten en de gemeenschappelijke meldkamer betreft, met instemming kennis genomen heeft van deze gemeenschappelijke regeling;

dat voornoemde gemeenten, respectievelijk hun bestuursorganen, verplicht zijn gemeenschappelijke regelingen te treffen op grond van artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s;

dat deze gemeenschappelijke regeling belast wordt met de wettelijke taken genoemd in artikel 10, juncto de artikelen 25, 32, 35 en 36 van de Wet veiligheidsregio’s

dat het gewenst is dat de gemeenschappelijke regeling wordt belast met het beheer en instandhouding van een gemeenschappelijke meldkamer Brabant-Zuidoost, waarin tenminste is opgenomen een geïntegreerd meldkamersysteem ten behoeve van de meldkamer politie, de meldkamer brandweer en meldkamer ambulancezorg en het radionetwerk C2000;

gelet op de Wet veiligheidsregio’s, de Wet ambulancezorg, de Wet publieke gezondheid, de Politiewet 1993, de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Besluiten:

de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant per 1 januari 2011 te wijzigen, zodat deze komt te luiden als volgt:

HOOFDSTUK I (Algemene bepalingen)

Instelling en plaats van vestiging

Artikel 1.

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Brabant- Zuidoost.

  • 2. De Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost is een regionaal samenwerkingsverband van de gemeenten Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-de Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre.

  • 3. De Veiligheidsregio is gevestigd in Eindhoven.

Begripsbepalingen.

Artikel 2.

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      de Wet: De Wet veiligheidsregio’s;

    • b.

      de gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost;

    • c.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam bedoeld in artikel 1, eerste lid van deze gemeenschappelijke regeling;

    • d.

      de gemeente: één van de in artikel 1, tweede lid, van deze gemeenschappelijke regeling genoemde gemeenten;

    • e.

      het samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de in artikel 1, tweede lid, van deze gemeenschappelijke regeling genoemde gemeenten;

    • f.

      de Veiligheid sregio: de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost als bedoeld in artikel 1, eerste lid van deze gemeenschappelijke regeling;

    • g.

      het Algemeen Bestuur: het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio;

    • h.

      het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio;

    • i.

      de voorzitter: de voorzitter van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur van de Veiligheidsregio;

    • j.

      het Regionaal College: het Regionaal College van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost;

    • k.

      de directeur Veiligheidsregio: het hoofd van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • l.

      de directeur GHOR: de functionaris als bedoeld in artikel 32, 2e lid van de Wet veiligheidsregio’s;

    • m.

      de coördinerend gemeentesecretaris: de functionaris als bedoeld in artikel 36 van de Wet veiligheidsregio’s;

    • n.

      het directeurenberaad: het beraad als bedoeld in artikel 22 van deze gemeenschappelijke regeling;

    • o.

      de GHOR: de geneeskundige hulpverleningsorganisatie bij rampen als bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s

  • 2. Daar waar in de gemeenschappelijke regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, onderscheidenlijk: de Veiligheidsregio, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II (Doel, taken en bevoegdheden)

Doel.

Artikel 3.

  • 1. De Veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten in het samenwerkingsgebied op de terreinen van:

    • a.

      Brandweerzorg

    • b.

      Ambulancezorg

    • c.

      Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen

    • d.

      Rampenbestrijding en crisisbeheersing.

    • e.

      Gemeenschappelijke meldkamer

Taken en bevoegdheden.

Artikel 4.

  • 1. de Veiligheidsregio draagt zorg voor de wettelijke taken en beschikt daarbij over de bevoegdheden:

    • a.

      genoemd in artikel 10 juncto de artikelen 25, 32, 35 en 36 van de Wet veiligheidsregio’s

    • b.

      genoemd in artikel 3 Wet ambulancezorg

    • c.

      overige taken die bij of krachtens wet aan de Veiligheidsregio worden opgedragen.

  • 2. de Veiligheidsregio draagt zorg voor:

    • a.

      het verzorgen van aangelegenheden die in het kader van de doelstelling van belang zijn en waarvan de uitvoering door de gemeente, na besluitvorming in het Algemeen Bestuur, aan de Veiligheidsregio wordt opgedragen;

    • b.

      het uitvoering geven aan de taken van de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) voor zover en voor zolang daartoe de Veiligheidsregio vergunninghouder is als bedoeld in de Wet ambulancezorg;

    • c.

      het ondersteunen van het gezag van de burgemeester in geval van een calamiteit;

    • d.

      het integraal afstemmen van het door de gemeenten te voeren veiligheidsbeleid voor zover dit een relatie heeft tot de taakstelling van de Veiligheidsregio;

    • e.

      het toetsen en adviseren van het gemeentelijk pro-actie en preventiebeleid ten behoeve van het (regionale) rampen- en crisisbeheersingsbeleid;

    • f.

      het toezien op de kwaliteit van de basisbrandweerzorg en de organisatie van de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de regio;

    • g.

      het voorbereiden van verordeningen op het terrein van beleidskaders, operationele procedures en operationele leiding op het gebied van rampenbestrijding en crisisbeheersing;

    • h.

      het uitvoeren van de taken die bij of krachtens dienstverleningsovereenkomst door een gemeente in het kader van de doelstelling aan de Veiligheidsregio worden opgedragen;

  • 3. In een bijlage wordt een overzicht opgenomen van die gemeenten, waarvan de colleges hebben besloten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer, als bedoeld in het eerste lid van artikel 26 van de Wet.

Integrale afstemming

Artikel 5

Ten aanzien van het bevorderen van een eenduidig veiligheidsbeleid binnen de gemeenten, het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer en de multidisciplinaire rampen- en crisisbeheersing is voorbereiding, afstemming en besluitvorming van het bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College vereist. Deze integrale afstemming en besluitvorming wordt vastgelegd in een convenant.

HOOFDSTUK III (Organen)

Organen.

Artikel 6.

De Veiligheidsregio kent de volgende organen:

  • a.

    het Algemeen Bestuur

  • b.

    het Dagelijks Bestuur

  • c.

    de voorzitter

  • d.

    commissies.

HOOFDSTUK IV (Algemeen Bestuur)

Samenstelling Algemeen Bestuur.

Artikel 7.

  • 1 Het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2 De burgemeester wordt bij verhindering vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet.

  • 3 Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente.

Werkwijze Algemeen Bestuur.

Artikel 8.

  • 1. Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste driemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur het nodig oordelen, of indien het door ten minste drie leden schriftelijk met opgave van redenen wordt gevraagd.

  • 2. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar. Door het Algemeen Bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden of indien de voorzitter dit nodig acht.

  • 3. In een besloten vergadering van het Algemeen Bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

  • a de vaststelling en wijziging van de begroting;

  • b de vaststelling van de rekening;

  • c de wijziging van de gemeenschappelijke regeling;

  • d de vaststelling van het liquidatieplan.

  • e de vaststelling of wijziging van regelingen

  • f de vaststelling of wijziging van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

  • g de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

  • h de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.

  • 4. Op verzoek van de voorzitter geschiedt de in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde openbare kennisgeving tevens door de burgemeester van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze.

  • 5. Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement, en de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de deelnemende gemeenten en het Regionaal College gezonden. De artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 6. De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en een vertegenwoordiger van de waterschappen, die door de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, uit hun midden, is aangewezen, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen

  • 7. De vaste leden van het directeurenberaad kunnen de vergadering van het Algemeen Bestuur bijwonen en hebben hierin, voor zover het hun taakveld betreft, een adviserende stem.

  • 8. Anderen kunnen worden uitgenodigd als adviseur de vergaderingen van het Algemeen Bestuur bij te wonen.

Besluitvorming

Artikel 9.

  • 1. Bij het nemen van besluiten door het Algemeen Bestuur tot vaststelling van de jaarrekening en tot vaststelling van de begroting en begrotingswijzigingen brengen de leden die een gemeente vertegenwoordigen tot 20.000 inwoners één stem uit. De leden die een gemeente vertegenwoordigen met 20.000 of meer inwoners brengen twee stemmen uit vermeerderd met een stem per volledig veelvoud van 15.000 inwoners, waarmee het aantal van 20.000 inwoners door die gemeente wordt overschreden.

  • 2. Bij de overige besluitvorming door het Algemeen Bestuur vindt stemming plaats op basis van gewone stemwaardering (één stem per gemeente).

  • 3. De besluitvorming vindt plaats bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

HOOFDSTUK V (Dagelijks Bestuur)

Samenstelling Dagelijks Bestuur.

Artikel 10.

  • 1 Het Dagelijks Bestuur bestaat naast de voorzitter en vice-voorzitter uit maximaal 5 leden, aan te wijzen door en uit de leden van het Algemeen Bestuur.

  • 2 Bij de samenstelling van het Dagelijks Bestuur geldt het uitgangspunt dat een evenredige geografische verdeling over de regio wordt aangehouden. Hierbij wordt de onderstaande verdeling gehanteerd:

    • a

      1 zetel in te vullen door Eindhoven,

    • b

      1 zetel in te vullen door Helmond;

    • c

      1 zetel namens de gemeenten Best, Geldrop-Mierlo, Nuenen c.a, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre;

    • d

      1 zetel namens de gemeenten Bergeijk, Bladel, Cranendonck, Eersel, Heeze-Leende, Oirschot, Reusel-de Mierden en Valkenswaard;

    • e

      1 zetel namens de gemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek en Someren;

  • 3 Het Algemeen Bestuur kan van het uitgangspunt onder het eerste en tweede lid afwijken.

  • 4 De zittingsperiode van de leden van het Dagelijks Bestuur is gelijk aan de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders. De leden kunnen opnieuw worden benoemd. Zij blijven hun functie waarnemen totdat voorzien is in hun opvolging.

  • 5 Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het Algemeen Bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het Dagelijks Bestuur.

  • 6 Het lid van het Dagelijks Bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het Algemeen Bestuur.

  • 7 Een lid, met uitzondering van de voorzitter, kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het Algemeen Bestuur

  • 8 Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur.

Artikel 11.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt in zijn eerste vergadering na zijn verkiezing een portefeuilleverdeling vast en deelt zijn besluit hierover mee aan het Algemeen Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur stelt voor de uitvoering van zijn taken een reglement van orde vast. Op het houden en de orde van de vergadering van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 52, 53 en 54 tot en met 60 van de Gemeentewet, voor zover daarvan niet bij of krachtens wet wordt afgeweken, van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur oefent, voor zover het Algemeen Bestuur daartoe besluit en dan naar door het Algemeen Bestuur te stellen regelen, de wettelijk toegekende of krachtens de gemeenschappelijke regeling aan het Algemeen Bestuur toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

  • a. het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b. het vaststellen van de jaarrekening;

  • c. het vaststellen van strategische regionale plannen;

  • d. het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

  • e. het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk XIV;

  • f. het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen de Veiligheidsregio en andere lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke gemeenschappelijke regeling;

  • g. het oprichten van of deelnemen in een stichting, maatschap, vennootschap, coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

Artikel 12.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur oefent de taken en bevoegdheden die in deze gemeenschappelijke regeling aan het Dagelijks Bestuur zijn opgedragen uit.

  • 2. Voorts is dit bestuur belast met:

  • a. een voortdurend toezicht op al wat de Veiligheidsregio aangaat;

  • b. het voorbereiden van al hetgeen aan het Algemeen Bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

  • c. het uitvoeren van de besluiten van het Algemeen Bestuur;

  • d. het onverwijld mededeling doen van besluiten van het Algemeen Bestuur als bedoeld in artikel 11, derde lid aan de aan de gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

  • e. het voorstaan van de belangen van de Veiligheidsregio bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor de Veiligheidsregio van belang is;

  • f. de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven van de Veiligheidsregio;

  • g. de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • h. het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit;

  • i. de zorg voor en het houden van toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden;

  • j. het benoemen, schorsen en ontslaan van personeel voor zover niet aan het Algemeen Bestuur voorbehouden.

Vergaderingen Dagelijks Bestuur.

Artikel 13.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur vergadert minimaal vijfmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed hierom verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. Besluiten van het Dagelijks Bestuur vinden plaats op basis van gewone meerderheid van stemmen. Bij het staken der stemmen beslist de voorzitter.

  • 3. De commissaris van de Koning, de hoofdofficier van justitie en een vertegenwoordiger van de waterschappen, die door de voorzitters van de waterschappen, die binnen het grondgebied van de veiligheidsregio zijn gelegen, uit hun midden, is aangewezen, kunnen worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergadering. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen

  • 4. De vaste leden van het directeurenberaad kunnen de vergadering van het Dagelijks Bestuur bijwonen en hebben hierin, voor zover het hun taakveld betreft, een adviserende stem.

  • 5. Andere personen kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij te wonen.

HOOFDSTUK VI (De voorzitter, vice-voorzitter, secretaris)

Artikel 14.

  • 1. De burgemeester, die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder is de voorzitter van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur.

  • 2. De voorzitter wordt bij zijn afwezigheid vervangen door de burgemeester, die hem vervangt in zijn hoedanigheid van korpsbeheerder als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur en Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor, dat de besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt de Veiligheidsregio in rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen. Hij kan de vertegenwoordiging na overleg met het Dagelijks Bestuur in rechtsgedingen en bij buitengerechtelijke rechtshandelingen opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 5. De voorzitter tekent de stukken die van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur uitgaan.

  • 6. De directeur Veiligheidsregio fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur.

HOOFDSTUK VII (Commissies, werkgroepen, overleg)

Bestuurscommissies.

Artikel 15.

  • 1. Het Algemeen Bestuur kan, conform artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2. Een lid van het Dagelijks Bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het eerste lid.

Commissies van advies

Artikel 16.

  • 1. Het Algemeen Bestuur alsmede het Dagelijks Bestuur kunnen besluiten ten behoeve van de uitvoering van de hen opgedragen taken commissies van advies in te stellen conform artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. De instelling van commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het Algemeen Bestuur op voorstel van het Dagelijks Bestuur.

  • 3. Tenminste wordt ingesteld een Adviescommissie Financiën.

Werkgroepen, overleg

Artikel 17.

Het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen werkgroepen en overlegvormen instellen.

HOOFDSTUK VIII (Informatie en verantwoordingsplicht)

Dagelijks Bestuur

Artikel 18.

  • 1 Het Algemeen Bestuur kan regelen van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 2 De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig voor het door hen gevoerde bestuur en geven daarover alle door één of meer leden verlangde inlichtingen, een en ander voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang.

Voorzitter

Artikel 19.

Het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter.

Algemeen Bestuur

Artikel 20.

  • 1 Het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur verstrekken het college van een deelnemende gemeente de verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2 Een verzoek om inlichtingen kan schriftelijk of mondeling worden ingediend bij het Dagelijks Bestuur.

  • 3 Het Dagelijks Bestuur verstrekt de gevraagde inlichtingen schriftelijk zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek.

  • 4 Een lid van het Algemeen Bestuur voorziet het eigen college, van alle informatie die, in relatie tot het door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid en de daarbij door het aangewezen lid ingenomen c.q. in te nemen standpunt, noodzakelijk is.

  • 5 Een lid van het Algemeen Bestuur geeft het eigen college mondeling of schriftelijk de door één of meer leden, overeenkomstig het reglement van orde van die raad, verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang overeenkomstig artikel 16, zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6 Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het eigen college verantwoording verschuldigd voor de wijze waarop het lid de gemeente in het Algemeen Bestuur heeft vertegenwoordigd, naar de door het eigen college vastgestelde c.q. te stellen regels.

HOOFDSTUK IX (Ambtelijke organisatie)

De ambtelijke organisatie

Artikel 21.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur regelt de inrichting van de ambtelijke organisatie in een organisatiebesluit.

  • 2. De directeur Veiligheidsregio is het hoofd van de ambtelijke organisatie.

  • 3. De directeur Veiligheidsregio, de regionaal commandant brandweer, de regionaal geneeskundig functionaris en de coördinerend gemeentesecretaris, alsmede hun plaatsvervangers, worden benoemd door het Algemeen Bestuur.

  • 4. De directeur Veiligheidsregio is tevens ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en van het Dagelijks Bestuur. Hij kan deze taak in overleg met het Dagelijks Bestuur mandateren binnen de ambtelijke organisatie.

  • 5. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de onder het derde en vierde lid genoemde functionarissen worden geregeld in het organisatiebesluit.

HOOFDSTUK X (Directeurenberaad)

Directeurenberaad.

Artikel 22.

  • 1. Er is een directeurenberaad.

  • 2. De directeur Veiligheidsregio is voorzitter van het directeurenberaad.

  • 3. Het directeurenberaad bestaat naast de voorzitter uit vaste leden en leden die op ad hoc basis deelnemen aan de besprekingen.

  • 4. De vaste leden van het directeurenberaad zijn:

    • a.

      de korpschef regiopolitie Brabant Zuid-Oost;

    • b.

      de regionaal commandant brandweer Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost;

    • c.

      de directeur GHOR Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost;

    • d.

      een, op voordracht van de gezamenlijke gemeentesecretarissen uit hun midden gekozen, door het Algemeen Bestuur aangewezen coördinerend gemeentesecretaris.

  • 5. De ad hoc leden van het directeurenberaad kunnen zijn: de vertegenwoordigers op directieniveau van het Openbaar Ministerie, Waterschappen, provincie, vertegenwoordigers van de verschillende rijksheren en inspectieorganen met een uitvoerende taak.

  • 6. De vaste leden van het directeurenberaad zijn belast met het individueel en/of integraal ambtelijk voorbereiden van de besluitvorming van de mono- respectievelijk multidisciplinaire aspecten in het kader van rampenbestrijding en crisisbeheersing en zien toe op de uitvoering in de eigen kolom.

  • 7. Werkwijze en samenstelling van het directeurenberaad worden opgenomen in een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen instructie.

  • 8. Ter uitvoering van deze taken kan het directeurenberaad werkgroepen en projectgroepen instellen.

HOOFDSTUK XI (Personeel, Rechtspositie)

Personeel.

Artikel 23.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur is, binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen, het schorsen en ontslaan van het personeel van de Veiligheidsregio, voor zover in de Wet veiligheidsregio’s of in deze regeling niet anders wordt bepaald.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden tot het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeel van de Veiligheidsregio mandateren aan de directeur Veiligheidsregio, tenzij het de controller en ambtenaren betreft die belast zijn met functies van leidinggevende aard welke rechtstreeks onder de directeur Veiligheidsregio ressorteren. Dit met uitzondering van de directeur Veiligheidsregio, de regionaal commandant en de directeur GHOR.

Rechtspositie

Artikel 24.

  • 1. Op het personeel in dienst van de Veiligheidsregio zijn de rechtspositieregelingen en arbeidsvoorwaarden overeenkomstig de landelijk geldende regels voor gemeentepersoneel, de CAR/UWO, van toepassing. Daar waar de CAR/UWO niet in voorziet besluit het Dagelijks Bestuur.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur regelt de taak en bevoegdheden van het personeel voor zover dit niet in deze gemeenschappelijke regeling geschiedt.

HOOFDSTUK XII (Financiële bepalingen)

Begroting.

Artikel 25.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar een ontwerpbegroting op overeenkomstig de voorschriften van het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten.

  • 2. De ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen worden minimaal 13 weken voordat deze wordt vastgesteld door het Algemeen Bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden om hen in de gelegenheid te stellen hierop te reageren.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting vóór 15 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, op aan Gedeputeerde Staten en de colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 4. Besluiten tot wijzigen van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 5. In afwijking van het onder het tweede lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

Rekening.

Artikel 26.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur stelt elk jaar de ontwerp jaarrekening met een jaarverslag van het voorgaande jaar op.

  • 2. Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast vóór 1 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.

  • 3. Het Dagelijks Bestuur stuurt de door het Algemeen Bestuur vastgestelde jaarrekening en jaarverslag vóór 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de jaarrekening geldt op aan Gedeputeerde Staten en aan de colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten.

Verdeling der kosten.

Artikel 27.

  • 1. De rijksbijdragen als bedoeld in het Besluit Doeluitkering Rampenbestrijding alsmede de rijksbijdragen voor het instandhouden van de Geneeskundige hulpverlening voor Ongevallen en Rampen worden aangewend ter dekking van de kosten verband houdend met de uitvoering van de in de betreffende rijksbijdrageregeling genoemde wettelijke taken op het gebied van rampenbestrijding.

  • 2. De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4, tweede lid onder b worden gedekt uit de bijdragen van de zorgverzekeraars en de aanvullende bijdragen van de gemeenten.

  • 3. De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4, eerste lid onder a, voor zover deze kosten kunnen worden toegerekend aan de Politie Brabant Zuid-Oost, worden op basis van een in het convenant als bedoeld in artikel 5 op te nemen verdeelsleutel mede gedragen door de Politie Brabant Zuid-Oost.

  • 4. De kosten die verband houden met de taken zoals genoemd in artikel 4, tweede lid onder h worden gedragen door de betrokken gemeente(n).

  • 5. De kosten die verband houden met de in artikel 4 genoemde taken, met uitzondering van de kosten zoals bedoeld in het tweede, derde en vierde lid van dit artikel, worden door alle deelnemende gemeenten gedragen.

  • 6. De verdeling van de algemene kosten, alsmede de specifieke kosten, die gemaakt worden ten behoeve van de deelnemende gemeenten, geschiedt naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente per 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

  • 7. De bepaling en verdeling van de kosten als genoemd in de vorige leden van dit artikel geschiedt door het Algemeen Bestuur.

  • 8. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari, 16 april, 16 juli en 16 oktober telkens een kwart van de begrote bijdragen als bedoeld in het vijfde lid. De gemeenten betalen de bijdragen, bedoeld in vierde lid, op basis van facturen, die de Veiligheidsregio hen daartoe zal toezenden.

  • 9. De deelnemers waarborgen de betaling van rente en aflossing van de door de Veiligheidsregio onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten gesloten geldleningen volgens door het Algemeen Bestuur vast te stellen regels en naar evenredigheid van het aantal inwoners van iedere gemeente van het desbetreffende kalenderjaar en indien de geldschieters dit wensen onder het doen van afstand van de voorrechten, welke de wet aan borgen toelaat.

Artikel 28.

Wanneer aan het Algemeen Bestuur blijkt dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 27, doet het Algemeen Bestuur aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot overeenkomstige toepassing van artikel 194 van de Gemeentewet.

Artikel 29.

  • 1. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de Veiligheidsregio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan alle verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2. Indien aan het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het Algemeen Bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

  • 3. De deelnemers verbinden zich in geval van opheffing van de Veiligheidregio een liquiditeitsplan op te stellen dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de Veiligheidsregio over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

Financiële voorschriften

Artikel 30

  • 1. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten vast voor het financieel beleid alsmede het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2. Deze verordening bevat in elk geval regels over:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      algemene doelstellingen en te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening.

  • 3. Het Algemeen Bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 4. Het Algemeen Bestuur wijst de accountant aan die belast wordt met de controle op de in artikel 26 genoemde jaarrekening.

  • 5. De accountant zendt de accountantsverklaring en een verslag van bevindingen aan het Algemeen Bestuur.

  • 6. De verordeningen als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel worden na vaststelling gezonden aan Gedeputeerde Staten en aan de deelnemende gemeenten.

  • 7. De Veiligheidsregio verzekert zich tenminste tegen:

    • a.

      burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    • b.

      wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 8. Als de verzekering een voor rekening van de Veiligheidsregio komende schade niet dekt wordt deze gedragen door de Veiligheidsregio voor zover een deelnemende gemeente geen beroep kan doen op uitkeringen bij of krachtens de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen.

HOOFDSTUK XIII (Archief)

Archiefbescheiden.

Artikel 31.

  • 1 Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar organen, overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen en aan Gedeputeerde Staten mee te delen regeling.

  • 2 De directeur Veiligheidsregio is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het Dagelijks Bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3 Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het Dagelijks Bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4 De beheerder van de in het derde lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de Veiligheidsregio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK XIV (toetreding, uittreding, wijziging,opheffing)

Toetreding en uittreding.

Artikel 32.

  • 1. Toetreding van gemeenten tot de gemeenschappelijke regeling of uittreding van gemeenten uit de gemeenschappelijke regeling is slechts mogelijk na wijziging van de verdeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de Wet.

  • 2. Het Algemeen Bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Wijzigingen of opheffing.

Artikel 33.

  • 1. Een voorstel tot wijziging van deze gemeenschappelijke regeling kan worden gedaan door het Algemeen Bestuur of door de colleges van ten minste vijf van de deelnemende gemeenten.

  • 2. De gemeenschappelijke regeling wordt gewijzigd indien de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 3. De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 jo. artikel 9 van de Wet veiligheidsregio´s mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd.

  • 4. Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het Algemeen Bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5. Het liquidatieplan wordt door het Algemeen Bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 6. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging heeft voor het personeel.

  • 7. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de deelnemende gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van het samenwerkingsverband.

  • 8. Het Dagelijks Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 9. De organen van het openbaar lichaam blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid

Geschillen en klachten.

Artikel 34.

  • 1. Voordat over een bestuursgeschil de beslissing van Gedeputeerde Staten dan wel een rechtscollege op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt ingeroepen, legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan de commissaris van de Koning in de provincie Noord-Brabant.

  • 2. De commissaris van de Koning hoort de bij het geschil betrokken partijen.

  • 3. Hij brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 4. Indien de aard van het geschil daartoe aanleiding geeft, dan wel indien een bestuursorgaan van de provincie partij is in het geschil, laat de commissaris van de Koning zich bij de voorbereiding van het in het derde lid bedoelde advies bijstaan door twee door hem aan te wijzen burgemeesters van deelnemende, niet als partij bij het geschil betrokken gemeenten.

  • 5. Voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt door het Algemeen Bestuur een voorziening getroffen.

HOOFDSTUK XV (Slot en overgangsbepalingen)

Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 35.

  • 1. De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag volgend op de dag waarop de regeling door de deelnemende gemeenten gelijktijdig bekend is gemaakt en werkt terug tot 1 januari 2011. De gemeenschappelijke regeling geldt voor onbepaalde tijd.

  • 2. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Het eerste boekjaar zal aanvangen op 1 januari 2011.

  • 3. Totdat ter zake een nieuw besluit wordt genomen, blijven besluiten die door de veiligheidsregio Brabant-Zuidoost zijn genomen van toepassing, met dien verstande dat voor ‘Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant’ wordt gelezen ‘Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost’.

  • 4. Het college van de gemeente Eindhoven zendt de gemeenschappelijke regeling aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant.

Citeertitel

Artikel 36.

Deze gemeenschappelijke regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost.

BIJLAGE

BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, 3E LID VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VEILIGHEIDSREGIO BRABANT-ZUIDOOST

I.Gemeenten, die overeenkomstig artikel 26, 1e lid van de Wet veiligheidsregio’s hebben besloten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer, die in de eigen gemeente, in afwijking van artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a en b, de volgende taken uitvoert:

  • a.

    het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;

  • b.

    het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand.

De gemeenten:

  • 1.

    Asten,

  • 2.

    Bergeijk,

  • 3.

    Best,

  • 4.

    Bladel,

  • 5.

    Cranendonck,

  • 6.

    Deurne,

  • 7.

    Eersel,

  • 8.

    Geldrop-Mierlo,

  • 9.

    Gemert-Bakel,

  • 10.

    Heeze-Leende,

  • 11.

    Laarbeek,

  • 12.

    Nuenen c.a.,

  • 13.

    Oirschot,

  • 14.

    Reusel-de Mierden,

  • 15.

    Someren,

  • 16.

    Son en Breugel,

  • 17.

    Valkenswaard,

  • 18.

    Veldhoven,

  • 19.

    Waalre

  • II.

    Gemeenten waar de door het bestuur van de veiligheidsregio ingestelde brandweer de in artikel 25, eerste lid onder a en b genoemde taken uitvoert:

De gemeenten:

  • 20.

    Eindhoven,

  • 21.

    Helmond,

Toelichting

Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

Algemene toelichting

Het kabinetsbeleid met betrekking tot de Veiligheidsregio

De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost heeft tot doel het opzetten en vormgeven van een regionaal veiligheidsbestuur dat voldoet aan de eisen die de Wet veiligheidsregio’s daaraan stelt èn aan de regionale visie zoals vastgelegd in het visiedocument ‘Bouwen aan de Veiligheidsregio’ en de daarin bestuurlijk vastgelegde ambitie, en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’. De kabinetseisen zijn neergelegd in het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's (TK 2003-2004, 29517, nr. 1). Uiteindelijk heeft dit kabinetsbeleid geresulteerd in de Wet veiligheidsregio’s en het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit kwaliteit personeel veiligheidsregio’s.

De Wet veiligheidsregio’s draagt de colleges van Burgemeester en Wethouders op een gemeenschappelijke regeling af te sluiten en veiligheidsregio’s te vormen. Deze veiligheidsregio's zijn het resultaat van de samenvoeging van de regionale brandweer en de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR). Daarnaast dienen veiligheidsregio's afspraken te maken met de regionale colleges van politie over de vormgeving van de multidisciplinaire samenwerking op het terrein van rampen- en crisisbeheersing en over het beheer van de gemeenschappelijke meldkamer. Deze afspraken moeten in een convenant worden neergelegd. Op termijn zal het Regionaal College van politie wellicht in het Regionaal Veiligheidsbestuur worden geïntegreerd. Vanaf dat moment zal er sprake zijn van een veiligheidsregio als bedoeld in het kabinetsstandpunt, te weten:

'een gebied waarin wordt samengewerkt door verscheidene besturen en diensten ten aanzien van taken op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening bij rampen en handhaving van de openbare orde en veiligheid.'

In het kabinetsstandpunt Veiligheidsregio's werd aangegeven dat de Veiligheidsregio moet voldoen aan negen verschillende vereisten, aangeduid als 'basisniveaus'. Het realiseren van deze basisniveaus is volgens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de eerste fundamentele stap die doorontwikkeling naar integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau mogelijk moeten maken.

De uitgangspunten bij de gemeenschappelijke regeling

Veiligheidsregio als verlengd lokaal bestuur

De Veiligheidsregio heeft de vorm van een gemeenschappelijke regeling die door gemeenten wordt aangegaan. Het gaat om een gemeenschappelijke regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld. Dit betekent dat de voorschriften in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) met betrekking tot gemeenschappelijke regelingen met een openbaar lichaam van toepassing zijn, voor zover de Wet veiligheidsregio’s daarvan niet afwijkt. Zo kent de Wgr allerlei bepalingen die moeten waarborgen dat gemeenten controle en invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming en het functioneren van gemeenschappelijke regelingen. Hiermee moet worden voorkomen dat een bestuur van een gemeenschappelijke regeling los komt te staan van de deelnemende gemeenten, waardoor het karakter van samenwerking als verlengd lokaal bestuur wordt aangetast.

Voor de voorliggende gemeenschappelijke regeling zijn de beleidsvoornemens, zoals neergelegd in het document “Bouwen aan de Veiligheidsregio”, de bestuurlijk vastgelegde ambitie in het regionaal project Veiligheid op_maat en de strategische meerjarenvisie ‘Ver(der) bouwen aan de Veiligheidsregio’ als belangrijke uitgangspunten gehanteerd.

De beginselen van deugdelijk overheidsbestuur, zoals verwoord in de Nederlandse code voor goed openbaar bestuur van juni 2009 worden door de Veiligheidsregio onderschreven en waar nodig geacht onderdeel uit te maken van deze gemeenschappelijke regeling.

Burgemeesters vormen het bestuur van de Veiligheidsregio

De Wet stelt als eis dat het Regionale Veiligheidsbestuur bestaat uit de burgemeesters van de in onze regio gelegen gemeenten (artikel 11, 1e lid). Hierdoor kent het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio dezelfde samenstelling als het Regionaal College van politie, waardoor de samenwerking en afstemming tussen beide organen betrekkelijk eenvoudig is.

De negen basis niveaus van de Veiligheidsregio

Hieronder wordt aangegeven op welke wijze in de gemeenschappelijke regeling wordt voldaan aan de gestelde basisniveaus.

1.Verdere regionalisering van de brandweer

De Wet stelt een aantal eisen aan de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. In de gemeenschappelijke regeling wordt niet vastgelegd welke soort brandweerfunctionarissen wél en welke niet in dienst van de Veiligheidsregio komen. De omschrijving van de taken en bevoegdheden in de gemeenschappelijke regeling, gebaseerd op de Wet laat wat dat betreft enige ruimte.

2.Integratie van de besturen van regionale brandweer en GHOR

De zorgtaken van de regionale brandweer en GHOR zijn integraal onderdeel van deze gemeenschappelijke regeling.

3.Regionalisering van de beheersaspecten van de rampenbeheersing

Deze taken met bijbehorende bevoegdheden zijn in de gemeenschappelijke regeling opgenomen.

4.Verplichte bestuurlijke samenwerking van regionale brandweer en GHOR met de politie

In de gemeenschappelijke regeling is de bevoegdheid van en tevens opdracht aan het Algemeen Bestuur neergelegd om een overeenkomst te sluiten met de politie over de inrichting en het beheer van een gemeenschappelijke meldkamer en om overeenkomsten te sluiten met (onder andere) de politie over de aansturing, afstemming, voorbereiding en uitvoering van taken die betrekking hebben op hulpverlening en veiligheid.

5.Doorzettingsmacht van het regionaal bestuur

De Wet en bijvoorbeeld ook de in behandeling zijnde wetswijziging Wet publieke gezondheid legt een aantal taken en bevoegdheden neer bij het bestuur en/of de voorzitter van de Veiligheidsregio. Dit bevordert de doorzettingsmacht van de regionale organisatie, met name daar waar de gevolgen van een calamiteit de gemeentelijke grens overschrijden.

6.Versterking bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer

De Wet en de gemeenschappelijke regeling bevatten geen regeling over de bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer. Wel is in gemeenschappelijke regeling neergelegd dat het Dagelijks Bestuur de inrichting van de ambtelijke organisatie regelt middels een organisatiebesluit. Op basis van deze bevoegdheid stelt het Dagelijks Bestuur een instructie vast waarin de taken en bevoegdheden van de regionaal commandant brandweer zijn vastgelegd. Het gaat zowel om taken in de preventieve, preparatieve als de repressieve sfeer.

7.Pro-actie en preventie (adviesrol regio)

In de gemeenschappelijke regeling is een bepaling opgenomen die regelt dat bepaalde onderwerpen door de gemeenten ter advisering aan de Veiligheidsregio moeten worden voorgelegd (artikel 4, 2e lid).

8. Versterking GHOR .

De eisen die de Wet stelt aan de GHOR met het oog op het 'veiligheidsregio-proof’ zijn, hebben geen directe consequenties voor de inrichting van de gemeenschappelijke regeling. Op grond van de Wet wordt een directeur GHOR aangesteld en wordt een aantal verplichtingen opgelegd aan “instellingen” die een taak hebben binnen de geneeskundige hulpverlening.

9.Financieringssystematiek

De gemeenschappelijke regeling en de Gemeentewet bevatten waarborgen dat de Veiligheidsregio voldoende financiële middelen van de deelnemende gemeenten ontvangt om de taken volgens de gestelde kwaliteitsnormen te kunnen uitvoeren. In de gemeenschappelijke regeling is geregeld dat het Algemeen Bestuur de begroting van de Veiligheidsregio bij stemming vaststelt. De uitgaven ten behoeve van een gemeenschappelijke regeling zijn verplichte uitgaven voor gemeenten. Als blijkt dat een gemeente weigert de financiële bijdrage in haar begroting op te nemen of tot betaling daarvan over te gaan, kunnen Gedeputeerde Staten ingrijpen op grond van respectievelijk artikel 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Instelling en plaats van vestiging

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 2 Begripsbepalingen

1e lid: In dit artikel zijn onder de leden l en m twee functies toegevoegd: de directeur GHOR, de nieuwe wettelijke functionaris, die de opvolger is van de Regionaal Geneeskundig Functionaris en de coördinerend gemeentesecretaris, een nieuwe functie; de Wet schrijft niet voor dat het hier een gemeentesecretaris betreft, maar op grond van de taken en verantwoordelijkheden is daarvoor in deze regio wel gekozen.

Artikel 3 Doel

De bestuurlijke ambitie is om te komen tot een eenduidige bestuurlijke aansturing van aspecten op het terrein van spoedeisende hulpverlening, rampenbestrijding en crisisbeheersing en afstemming op het terrein van het veiligheidsbeleid in de gemeenten. Met uitzondering van de “Ambulancezorg” zijn de terreinen vastgelegd in de Wet

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

De taken van de Veiligheidsregio zijn de activiteiten die het samenwerkingsverband ontplooit in het kader van de doelstelling. Deze taken zijn grotendeels in de Wet neergelegd. Met het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s worden de Brandweerwet en de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen ingetrokken.

Daarnaast kan het gaan om taken waarvoor gemeenten expliciete publiekrechtelijke bevoegdheden overdragen aan de Veiligheidsregio.

Artikel 5 Integrale afstemming

Vooralsnog is een integrale afstemming tussen Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College van politie vereist bij de uitvoering van de taken, zoals in de wet vastgelegd. Op grond van de Wet dient de noodzakelijke integrale afstemming geregeld te worden per convenant. De besturen van Regionaal College en het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio regelen daarin tenminste:

  • -

    de onderwerpen waarover integrale besluitvorming moet plaatsvinden;

  • -

    de wijze waarop besluitvorming plaatsvindt;

  • -

    welke inspanningen (personeel en middelen) worden geleverd door de betrokken partijen om de uitvoering van de integrale besluiten te realiseren.

Artikel 6 Organen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 7 Samenstelling Algemeen Bestuur

De Wet bepaalt in artikel 11 dwingend dat het Algemeen Bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Dit in afwijking van de Wgr. Hierdoor kent het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio dezelfde samenstelling als het Regionaal College van politie, waardoor de samenwerking en afstemming tussen beide organen betrekkelijk eenvoudig is.

Omdat het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is gekoppeld aan de functie van burgemeester, heeft het geen zin de zittingsperiode aan een bepaalde termijn te verbinden. Om die reden is in dit artikel geen regeling opgenomen over de zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur.

De vervanging van de burgemeester in zijn functie is geregeld in artikel 77 van de Gemeentewet. Omdat op grond van dat artikel de acterend burgemeester lid is van het Algemeen Bestuur, eindigt het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur dan ook, op het moment, dat men ophoudt burgemeester te zijn van de vertegenwoordigde gemeente. Op dat moment wordt de voormalige burgemeester vervangen door zijn plaatsvervanger (waarnemer) overeenkomstig artikel 77 Gemeentewet.

Artikel 8 Werkwijze Algemeen Bestuur

In artikel 22 , eerste lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen is geregeld dat het Algemeen Bestuur een reglement van orde vaststelt. In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

  • -

    vaststellen vergaderschema;

  • -

    opstellen agenda, uitnodiging c.q. kennisgeving vergadering en verslaglegging;

  • -

    wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

  • -

    handhaving van de orde tijdens de vergadering;

  • -

    besloten- c.q. openheid van vergadering. In beginsel zijn de vergaderingen openbaar. Onder voorwaarden kan besloten worden tot een besloten vergadering. De onderwerpen waarover niet in een besloten vergadering kan worden beraadslaagd of besloten, zijn limitatief opgesomd in het 3e lid.

Artikel 9 Besluitvorming.

1e Lid: Voor de toepassing van de stemverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. Voor de stemverhouding is uitgegaan van de verdeelsleutel zoals die ook wordt gehanteerd bij de gemeenschappelijke regeling van het SRE. Gezien het feit dat in het Algemeen Bestuur alleen burgemeesters zitting hebben is het aantal gemeentelijke stemmen verenigd in één stemgerechtigde.

Op basis van de inwoneraantallen per 1-1-2009 zou dit betekenen:

Asten

1 stem

Bergeijk

1 stem

Best

2 stemmen

Bladel

1 stem

Cranendonck

2 stemmen

Deurne

2 stemmen

Eersel

1 stem

Eindhoven

14 stemmen

Geldrop-Mierlo

3 stemmen

Gemert-Bakel

2 stemmen

Heeze-Leende

1 stem

Helmond

6 stemmen

Laarbeek

2 stemmen

Nuenen

2 stemmen

Oirschot

1 stem

Reusel-de Mierden

1 stem

Someren

1 stem

Son en Breugel

1 stem

Valkenswaard

2 stemmen

Veldhoven

3 stemmen

Waalre

1 stem

(totaal 50 stemmen)

Artikel 10 Samenstelling Dagelijks Bestuur

2e Lid: Het is niet gewenst de evenredige geografische verdeling over de regio dwingend op te leggen. Dit ontneemt het Algemeen Bestuur de mogelijkheid criteria op grond van kwaliteiten, persoonlijke interesses et cetera van kandidaten in voldoende mate mee te nemen in de keuze van samenstelling van het Dagelijks Bestuur. Dit mede in verband met de operationele rol die de leden van het Dagelijks Bestuur gebruikelijkerwijs vervullen als (plv) voorzitter Veiligheidsregio.

4e Lid: De zittingsperiode parallel aan de zittingsperiode van de colleges van Burgemeester en Wethouders is opgenomen om wijzigingen en roulatie in samenstelling van Dagelijks Bestuur mogelijk te maken.

Artikel 11 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur

1e Lid: Naast de vaste portefeuilles van voorzitter en vice-voorzitter is er tenminste een portefeuillehouder financiën. Daarnaast kunnen er portefeuillehouders per te onderscheiden aandachtsveld worden aangesteld.

Te denken valt daarbij aan:

  • -

    brandweerzorg;

  • -

    geneeskundige hulpverlening en regionale ambulancevoorziening;

  • -

    multidisciplinaire rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • -

    integrale afstemming gemeentelijk veiligheidsbeleid ( b.v. prostitutiebeleid, drugsbeleid etc.)

Combinatie van portefeuilles is mogelijk.

2e Lid In het reglement van orde worden minimaal regels opgenomen met betrekking tot:

  • -

    opstellen agenda, uitnodiging vergadering en verslaglegging;

  • -

    wijze van behandeling van voorstellen en besluitvorming;

  • -

    handhaving van de orde tijdens de vergadering.

3e Lid ad c

Tot de strategische regionale plannen worden onder andere gerekend:

  • -

    het regionaal beleidsplan als bedoeld in artikel 14 van de Wet;

  • -

    het regionaal crisisplan als bedoeld in artikel 16 van de Wet.

Artikel 12 Taak en bevoegdheden Dagelijks Bestuur

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 13 Vergaderingen Dagelijks Bestuur

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 14 Voorzitter, vice-voorzitter, secretaris

Artikel 11, 2e lid van de Wet bepaalt dat de korpsbeheerder ingevolge de Politiewet 1993 voorzitter is van de Veiligheidsregio. Hoewel de Wet dit niet voorschrijft ligt het in de lijn der verwachting om dan ook de plaatsvervangend korpsbeheerder te doen aanwijzen als plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio. Hierdoor wordt het makkelijker om de vergadering van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio en het Regionaal College voor de politie te combineren. De directeur van de ambtelijke organisatie fungeert als ambtelijk secretaris van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur. Hij kan deze taak binnen de ambtelijke organisatie mandateren aan bijvoorbeeld de directiesecretaris.

Artikel 15 Bestuurscommissies

Omwille van korte heldere bestuurslijnen wordt in beginsel terughoudend omgegaan met het instellen van het zware instrument van bestuurscommissies. Het Algemeen Bestuur dient vooraf toestemming van alle raden te hebben alvorens tot instelling van een commissie over te kunnen gaan. Dit op grond van Wgr artikel 25 lid 2

Artikel 16 Commissies van advies

Tenminste wordt ingesteld een adviescommissie financiën. Onder voorzitterschap van de betreffende portefeuillehouder in het Dagelijks Bestuur bestaat deze commissie uit een aantal (maximaal 7) inhoudsdeskundigen. De aanstelling van de leden gebeurt op voordracht van het Algemeen Bestuur.

De voorgedragen leden hoeven niet per definitie lid te zijn van dit Algemeen Bestuur (b.v. controllers van deelnemende gemeenten).

Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen leden van commissie van advies die geen burgemeester, wethouder of lid van een gemeenteraad zijn een vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen ontvangen. In voorkomende gevallen zal hierover door het Algemeen Bestuur een besluit worden genomen.

Artikel 17 Werkgroepen, overlegvormen

Gerelateerd aan de onder artikel 11 bedoelde portefeuilles kan het bestuur besluiten tot het instellen van bestuurlijke werkgroepen c.q. klankbordgroepen. Ook hiervoor geldt dat op voordracht van het Algemeen Bestuur de leden worden aangesteld en dat de voorgedragen leden niet per definitie lid behoren te zijn van dit Algemeen Bestuur. Als voorzitter treedt op de portefeuillehouder van het betreffende aandachtsveld in het Dagelijks Bestuur. Voor het eventueel toekennen van vergoedingen voor leden van werkgroepen en overlegvormen geldt eveneens hetgeen in de toelichting op artikel 16 is aangegeven.

Artikel 18 Dagelijks bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 19 Voorzitter (Informatie en verantwoordingsplicht)

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 20 Algemeen bestuur (Informatie en verantwoordingsplicht)

Omdat het hier een gemeenschappelijke regeling van de colleges betreft, beperkt de verantwoordingsplicht van de leden van het Algemeen Bestuur zich tot de colleges. De colleges zijn ingevolge de Gemeentewet informatie- en verantwoordingsplichtig naar de gemeenteraad.

Artikel 21 Ambtelijke organisatie

De plicht om een organisatiebesluit door de raad te laten vaststellen is uit de gemeentewet verwijderd. Er is geen plicht voor het vaststellen van een dergelijk besluit door het Dagelijks Bestuur in de plaats gekomen. Ook de Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft een dergelijk besluit niet voor. Binnen de Veiligheidsregio bestaat echter wel behoefte aan een dergelijk besluit.

Artikel 22 Directeurenberaad

Voor de afstemming binnen het directeurenberaad is gekozen voor een belangenbehartiging vanuit de kolommen. De directeur Veiligheidsregio fungeert als technisch voorzitter van het overleg.

De coördinerend gemeentesecretaris wordt op voordracht vanuit de gemeenschappelijke gemeentesecretarissen aangesteld door het bestuur van de Veiligheidsregio. In de regel zal de voordracht komen vanuit het regionaal overleg van gemeentesecretarissen. De coördinerend gemeentesecretaris waarborgt de belangen van de gemeenten in het directeurenberaad enerzijds en de inbedding van de crisisbeheersing- en rampenbestrijdingsoptiek in het overleg van gemeentesecretarissen anderzijds.

In tegenstelling tot de overige leden van de veiligheidsdirectie beschikt de coördinerend gemeentesecretaris niet over bevoegdheden in de “eigen, oranje kolom” (de gemeenten). Hij vervult vooral een adviserende, stimulerende, diplomatieke rol. Bij niet nakomen van de regionaal vastgelegde afspraken door een van de gemeenten kan sturing plaatsvinden door bestuurlijke beïnvloeding door het Algemeen Bestuur.

Artikel 23 Personeel

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 24 Rechtspositie

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 25 Begroting

De artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn ook van toepassing verklaard op de gemeenschappelijke regelingen. Ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is van toepassing.

De ontwerpbegroting is zodanig ingericht dat daaruit blijkt welke kosten met welke producten verband houden.

Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal dertien weken voordat zij wordt vastgesteld toe aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Gekozen is voor een ruimere termijn dan de wettelijke zes weken, om de gemeenten voldoende tijd te geven te reageren en de colleges in de gelegenheid te stellen het gevoelen van de gemeenteraad in te winnen.

Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast vóór 1 juli in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient.

De termijn waarop de begroting uiterlijk moet zijn vastgesteld door het Algemeen Bestuur stelt gemeenten in staat de uitgaven die gemoeid zijn met de Veiligheidsregio in de eigen begroting te verwerken. Het gaat immers om verplichte uitgaven.

Conform artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt de begroting uiterlijk 15 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, gezonden aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

Artikel 26 Rekening

Het Algemeen Bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli in het jaar volgend op het jaar waarop deze rekening betrekking heeft. De jaarrekening wordt na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant en aan de colleges van de deelnemende gemeenten gezonden.

Artikel 27 Verdeling der kosten

6e Lid: Voor de toepassing van de kostenverdeling gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorafgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers

Artikel 28 Verdeling der kosten

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 29 Verdeling der kosten

Deze bepaling is op verzoek van de Bank Nederlandse Gemeenten opgenomen. De bank verkrijgt hiermee de zekerheid dat de Veiligheidsregio alle maatregelen zal nemen om de gemeenten aan hun verplichtingen te laten voldoen.

Artikel 30 Financiële voorschriften

De verordenende bevoegdheid als genoemd in dit artikel wordt ontleend aan de Gemeentewet hoofdstuk XIV-artikel 212 en 213 en is daarmee niet strijdig met hetgeen is bepaald in artikel 4, lid 2 onder g van deze gemeenschappelijke regeling.

Artikel 31 Archiefbescheiden

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 32 Toetreding en uittreding

Een gemeenschappelijke regeling dient een regeling te bevatten (art. 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen) over toetreding en uittreding.

In een bijlage bij de Wet zijn de gemeenten aangewezen waarvan de colleges een gemeenschappelijke regeling moeten treffen terzake van regionale brandweer en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen. Dit betekent dat gemeenten alleen kunnen uittreden uit deze gemeenschappelijke regeling of toetreden tot deze regeling als de verdeling van de gemeenten in regio’s in deze bijlage wordt gewijzigd. In dat geval zijn de gemeenten zelfs verplicht over te gaan naar een andere gemeenschappelijke regeling.

Artikel 33 Wijziging of opheffing

Gekozen is voor wijziging van de Gemeenschappelijk regeling alleen ingeval alle colleges hierover eensluidend besluiten. Dit doet recht aan de intentie tot samenwerking zoals dit al decennia lang in onze regio aanwezig is.

Artikel 34 Geschillen en klachten

De bedoeling van dit artikel is om geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen eerst op intergemeentelijk niveau te doen beslechten. Dit middels een bemiddelende rol van de commissaris van de Koning. Mochten de partijen er op dit niveau niet uitkomen, dan staat de weg naar Gedeputeerde Staten op grond van artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. weer volledig open.

Voor de behandeling van klachten is de Veiligheidsregio verplicht een voorziening te treffen.

Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 36 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting