Eilandsverordening van 12 december 1994, no. 3, houdende regels ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of hinder aan het milieu door milieubelastende aktiviteiten (Hinderverordening Bonaire)

Geldend van 14-02-1995 t/m 09-10-2010

Intitulé

Eilandsverordening van 12 december 1994, no. 3, houdende regels ter voorkoming en beperking van gevaar, schade of hinder aan het milieu door milieubelastende aktiviteiten (Hinderverordening Bonaire)

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze eilandsverordening wordt onder het begrip milieubelastende aktiviteit verstaan elke door de mens ondernomen aktiviteit of handeling die, al dan niet gebonden aan een vaste plaats, een beroeps- of bedrijfsmatig karakter heeft of als zodanig kan worden aangemerkt, ten gevolge waarvan gevaar, schade of hinder aan het milieu kan ontstaan.

Artikel 2

Indien bij of krachtens enige bepaling van deze eilandsverordening een verplichting wordt opgelegd of een bevoegdheid wordt gegeven aan een rechtspersoon, een vennootschap of enige andere vereniging van personen, rust de verplichting tevens, respectievelijk komt de bevoegdheid tevens toe aan de bestuurders van de rechtspersoon, de vennootschap of de vereniging van personen.

Artikel 3

  • 1.

    • a.

      Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege milieubelastende aktiviteiten aan te vangen, uit te voeren, uit te breiden of te wijzigen.

    • b.

      Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen worden de aktiviteiten, bedoeld onder a, aangewezen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege de gebezigde werkwijzen in het kader van de aktiviteiten, bedoeld in het eerste lid, te veranderen.

  • 3.

    • a.

      Een vergunning als bedoeld in het eerste en tweede lid is niet vereist voor uitbreidingen of wijzigingen van een milieubelastende aktiviteit of voor veranderingen van binnen het kader van een milieubelastende aktiviteit gebezigde werkwijzen waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat zij geen gevolgen danwel uitsluitend gunstige gevolgen zullen hebben voor de belasting van het milieu.

    • b.

      De vergunninghouder stelt het bestuurscollege uiterlijk een maand voordat uitbreidingen, wijzigingen of veranderingen als bedoeld onder a plaatsvinden, daarvan schriftelijk in kennis, onder vermelding van de redenen op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij geen gevolgen dan wel uitsluitend gunstige gevolgen zullen hebben voor de belasting van het milieu.

Artikel 4

  • 1. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden bepaald dat het verbod, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, niet geldt voor:

    • a.

      aangewezen categorieën van milieubelastende aktiviteiten;

    • b.

      aangewezen categorieën van wijzigingen of uitbreidingen van milieubelastende aktiviteiten;

    • c.

      aangewezen veranderingen van in het kader van milieubelastende aktiviteiten gebezigde werkwijzen.

  • 2. Bij het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen algemene voorschriften worden gesteld in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 3. Het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kan tevens de verplichting inhouden te voldoen aan door het bestuurscollege aan de betrokkene gestelde eisen omtrent onderwerpen die in het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen zijn geregeld.

  • 4. Degene die voornemens is een milieubelastende aktiviteit, een wijziging of uitbreiding daarvan of een verandering van een in het kader daarvan gebezigde werkwijze als bedoeld in het eerste lid aan te vangen stelt het bestuurscollege uiterlijk een maand voor de voorgenomen aanvang daarvan schriftelijk in kennis.

HOOFDSTUK II Beschikkingen van het bestuurscollege naar aanleiding van een verzoek om vergunning

Artikel 5

Vergunningen, bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, worden door het bestuurscollege verleend.

Artikel 6

  • 1. Het verzoek om vergunning geschiedt schriftelijk en wordt gericht tot het bestuurscollege.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen worden regels gesteld omtrent de inhoud, inrichting, uitvoering, en vorm van de aanvraag en de daarbij te overleggen bescheiden, alsmede omtrent het aantal en de wijze van indiening daarvan.

Artikel 7

  • 1.

    • a.

      Wanneer een verzoek om vergunning wordt ingediend voor de uitbreiding of de wijziging van een milieubelastende aktiviteit waarvoor reeds één of meer vergunningen werden verleend, danwel voor de verandering van een in het kader van een zodanige milieu-belastende aktiviteit gebezigde werkwijze, kan het bestuurscollege eisen dat door betrokkene een verzoek wordt ingediend voor een nieuwe, de gehele milieubelastende aktiviteit omvattende vergunning (zg. revisievergunning).

    • b.

      De eis, bedoeld onder a, wordt schriftelijk ter kennis van de betrokkene gebracht.

  • 2. Indien betrokkene niet binnen een door het bestuurscollege te stellen termijn aan de eis, bedoeld in het eerste lid, onder a, voldoet, verklaart het bestuurscollege de verzoeker niet-ontvankelijk in diens verzoek.

  • 3. De nieuwe, de gehele milieubelastende aktiviteit omvattende vergunning zal het bedrijven van de milieubelastende aktiviteit, voor zover deze reeds door één of meer oudere vergunningen was toegestaan, niet onmogelijk maken of onnodig beperken.

  • 4. Op het tijdstip waarop de nieuwe, de gehele milieubelastende aktiviteit omvattende vergunning onherroepelijk is geworden, vervallen alle voorafgaande op de milieubelastende aktiviteit betrekking hebbende vergunningen.

Artikel 8

  • 1. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen worden de diensten aangewezen die in gelegenheid worden gesteld advies uit te brengen over een verzoek om vergunning.

  • 2. In het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden voorts regels gesteld omtrent de wijze waarop en de termijnen waarbinnen de advisering moet plaatsvinden.

Artikel 9

  • 1. Het bestuurscollege beslist binnen een maand na de datum van ontvangst van het verzoek over de ontvankelijkheid van de verzoeker in het verzoek.

  • 2. Het bestuurscollege verklaart de verzoeker in het verzoek om vergunning niet ontvankelijk in geval van:

    • a.

      onvolledigheid van de gegevens, bedoeld in artikel 6,tweede lid;

    • b.

      strijd met de voorschriften van een verkavelingsplan als bedoeld in artikel 22 van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Bonaire (A.B.1994, no.22);

    • c.

      strijd met een ontwikkelingsplan of met een voorbereidingsbesluit als bedoel in artikel 16 van de Eilandsverordening Ruimtelijke Ontwikkelingsplanning Bonaire (A.B.1994, no.22);

    • d.

      strijd met enige wettelijke bepaling.

  • 3. Niet-ontvankelijkheid ten gevolge van het verstrekken van onvolledige gegevens kan achterwege blijven indien naar het oordeel van het bestuurscollege de verstrekte gegevens het ondanks hun onvolledigheid mogelijk maken te beoordelen of de verzochte vergunning al dan niet kan worden verleend.

  • 4. Wanneer met toepassing van het derde lid niet-ontvankelijk-verklaring achterwege blijft, kan binnen een maand na datum van ontvangst van het verzoek door of vanwege het bestuurscollege een termijn worden gesteld waarbinnen de ontbrekende gegevens alsnog moeten worden verstrekt.

  • 5. Indien de verzoeker de ontbrekende gegevens niet binnen de daarvoor gestelde termijn verstrekt, wordt deze alsnog op grond van het tweede lid, onder a, niet-ontvankelijk verklaard in diens verzoek.

  • 6.

    • a.

      De beschikking waarbij een verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in diens verzoek, is met redenen omkleed.

    • b.

      Een afschrift van de beschikking, bedoeld onder a, wordt gezonden aan de verzoeker en de diensten, bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 7. Indien de verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in diens verzoek, blijft het verzoek buiten behandeling, tenzij de beschikking tot niet-ontvankelijkverklaring in beroep is vernietigd.

Artikel 10

Het bestuurscollege stelt zo spoedig mogelijk het ontwerp van de beschikking op.

Artikel 11

  • 1. Het bestuurscollege zendt - tenzij toepassing is gegeven aan artikel 16, tweede lid - uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek een exemplaar van het ontwerp van de beschikking aan de verzoeker en de betrokken overheidsorganen.

  • 2. Het bestuurscollege maakt uiterlijk twee weken na de toezending, bedoeld in het eerste lid, het verzoek om vergunning, de naar aanleiding van dit verzoek uitgebrachte adviezen en het ontwerp van de beschikking gelijktijdig bekend door:

    • a.

      terinzagelegging van het verzoek en van de bescheiden, bedoeld in artikel 6, tweede lid, alsmede van het ontwerp van de beschikking op het bestuurskantoor gedurende een maand;

    • b.

      kennisgeving van de terinzagelegging in tenminste een in het Nederlands en een in het Papiaments verschijnend dag- of nieuwsblad dat in het eilandgebied wordt verspreid.

  • 3. De verzoeker maakt het verzoek om vergunning bekend op het terrein of aan het gebouw waar de milieubelastende aktiviteit zal worden bedreven, met inachtneming van de aanwijzingen door of vanwege het bestuurscollege gegeven.

  • 4. De kosten van de kennisgeving zijn voor rekening van de verzoeker.

Artikel 12

In de kennisgeving, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder b, wordt tenminste vermeld:

  • a.

    de zakelijke inhoud van het verzoek;

  • b.

    het tijdstip waarop en de plaats waar een afschrift van het verzoek ter inzage wordt gelegd;

  • c.

    de termijn waarbinnen door een ieder bij het bestuurscollege bezwaar kan worden ingebracht tegen het verlenen van de verzochte vergunning;

  • d.

    dat overeenkomstig artikel 14, tweede lid, degene die een bezwaarschrift indient, kan verzoeken diens persoonlijke gegevens niet bekend te maken.

Artikel 13

  • 1. Indien in een stuk dat ingevolge deze eilandsverordening ter inzage wordt gelegd, gegevens voorkomen of uit zodanig stuk gegevens kunnen worden afgeleid waarvan de geheimhouding gerechtvaardigd is, kan het bestuurscollege op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van degene die de vergunning heeft verzocht toestaan dat deze ten behoeve van de bekendmaking een door het bestuurscollege goedgekeurde tweede tekst overlegt waarin die gegevens niet voorkomen, onderscheidenlijk waaruit deze niet kunnen worden afgeleid.

  • 2. Het bestuurscollege maakt van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, slechts gebruik met betrekking tot bedrijfs-geheimen en beveiligingsgegevens.

Artikel 14

  • 1. Gedurende de termijn van terinzagelegging, bedoeld in artikel 11, tweede lid, onder a, kan een ieder bij het bestuurscollege bezwaar inbrengen tegen het verlenen van de verzochte vergunning.

  • 2. De persoonlijke gegevens van degene die een bezwaarschrift heeft ingediend worden, indien deze daarom schriftelijk verzoekt, niet bekend gemaakt.

Artikel 15

Het bestuurscollege betrekt bij de beslissing op het verzoek om vergunning in ieder geval:

  • a.

    de bestaande toestand van het milieu, voor zover de aktiviteit daarvoor gevolgen kan hebben;

  • b.

    de gevolgen voor het milieu, die de aktiviteit kan veroorzaken;

  • c.

    de redelijkerwijs te verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu met betrekking tot de aktiviteit;

  • d.

    de effecten van milieubelastende aktiviteiten die reeds in het desbetreffende vestigings- en operatiegebied plaatsvinden.

Artikel 16

  • 1.

    • a.

      Het bestuurscollege beschikt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek, op het verzoek om vergunning.

    • b.

      De beschikking, bedoeld onder a, vermeldt hetgeen is overwogen omtrent de ingebrachte bezwaren, de gronden waarop zij is gegeven alsmede de beroepstermijn en beroepsinstantie.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, kan door het bestuurscollege uiterlijk een maand na de datum van ontvangst van het verzoek om vergunning worden verlengd bij een met redenen omklede beschikking met een daarbij te bepalen termijn, indien het verzoek een zeer ingewikkeld onderwerp betreft.

Artikel 17

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking, bedoeld in artikel 16, eerste lid, aan de verzoeker.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de toezending, bedoeld in het eerste lid, maakt het bestuurscollege de beschikking bekend door:

    • a.

      terinzagelegging van een afschrift van de beschikking op het bestuurskantoor;

    • b.

      kennisgeving van de beschikking aan degenen die bezwaren hebben ingediend.

  • 3. Bij de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt tevens vermeld:

    • a.

      het tijdstip waarop een afschrift van de beschikking ter inzage is gelegd, alsmede de uren waarop en de plaats waar dit ter inzage ligt;

    • b.

      degenen die beroep tegen de beschikking kunnen instellen, de beroepsinstantie en de termijn waarbinnen het beroep moet worden ingesteld.

  • 4. Aan belanghebbenden wordt op verzoek een afschrift van de beschikking gegeven.

  • 5. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de exemplaren van de beschikking waarvan derden mogen kennisnemen.

Artikel 18

De vergunning wordt slechts geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu.

Artikel 19

  • 1. Wanneer een vergunning wordt verleend, geldt zij zowel voor de verzoeker als voor diens rechtverkrijgenden.

  • 2. Zowel de rechtverkrijgende als diens rechtsvoorganger stellen het bestuurscollege onverwijld in kennis van elke wijziging in de tenaamstelling van de vergunning.

  • 3. Aan het voor de verzoeker bestemde afschrift van de vergunning wordt een afschrift gehecht van elk van de bescheiden, bedoeld in artikel 6.

Artikel 20

  • 1. Aan de vergunning worden voorschriften verbonden die nodig zijn in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 2. De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, kunnen inhouden:

    • a.

      de verplichting om de aangegeven middelen ter voorkoming of beperking van belasting van het milieu aan te wenden;

    • b.

      de verplichting om met middelen ter keuze van de vergunninghouder de aangegeven doeleinden te verwezenlijken ter behartiging van het belang, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Aan de vergunning kunnen tevens voorschriften worden verbonden, inhoudende:

    • a.

      de verplichting metingen op een bij het voorschrift aangegeven wijze te verrichten ter bepaling van de mate van gevaar, schade of hinder ten gevolge van een aktiviteit;

    • b.

      de verplichting om de uitkomsten van de metingen, bedoeld onder a, ter beschikking te stellen van door het bestuurscollege aan te wijzen overheidsdiensten.

  • 4. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze waarop aan de verplichtingen, bedoeld in het derde lid, moet worden voldaan alsmede omtrent de vergoeding van het deel van de daaruit voor de vergunninghouder voortvloeiende kosten dat redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de vergunninghouder behoort te blijven.

  • 5.

    • a.

      De aan de vergunning verbonden voorschriften kunnen de verplichting inhouden te voldoen aan nadere eisen die door de in de vergunning aan te wijzen overheidsdiensten worden gesteld.

    • b.

      In de beschikking waarbij zodanige eisen worden gesteld of gewijzigd, wordt tevens een termijn vastgesteld waarbinnen aan de nadere eisen moet zijn voldaan.

  • 6. Aan de vergunning kan voorts het voorschrift worden verbonden dat de vergunninghouder verplicht is aan alle in diens bedrijf werkzame personen een schriftelijke instructie te verstrekken ter vermijding van gedragingen hunnerzijds die tot gevolg kunnen hebben dat de vergunninghouder de milieubelastende aktiviteit aanvangt of uitvoert anders dan overeenkomstig de vergunning of dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden overtreden.

Artikel 21

  • 1. Indien over de te verwachten belasting van het milieu van een voorgenomen bedrijfsmatige aktiviteit of een voorgenomen verandering van een gebezigde werkwijze niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld of indien uit de aard van de aktiviteit of handeling het tijdelijk karakter ervan voortvloeit dan wel indien het verzoek om vergunning daartoe strekt, kan het bestuurscollege de vergunning verlenen voor een bepaalde termijn.

  • 2. Het bestuurscollege kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, ambtshalve dan wel op verzoek van de vergunninghouder verlengen.

  • 3. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan, al dan niet verlengd, de duur van vijf jaren niet te boven gaan.

HOOFDSTUK III Het opleggen van nieuwe voorschriften en het wijzigen of intrekken van opgelegde voorschriften

Artikel 22

  • 1. Het bestuurscollege kan, in het belang van de bescherming van het milieu, bij een met redenen omklede beschikking en met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 tot en met 25:

    • a.

      aan een vergunning alsnog voorschriften verbinden of nieuwe voorschriften toevoegen;

    • b.

      de aan een vergunning verbonden voorschriften wijzigen of intrekken.

  • 2. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan ambtshalve dan wel op verzoek van een belanghebbende, niet zijnde de vergunninghouder, worden genomen.

  • 3. In de beschikking, bedoeld in het eerste lid, wordt een termijn van ten hoogste een jaar gesteld waarbinnen aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, moet zijn voldaan en bepaalt het tijdstip waarop de maatregel van kracht wordt.

  • 4. Een beschikking als bedoeld in het eerste lid wordt op verzoek van de vergunninghouder slechts genomen indien het belang van bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet.

Artikel 23

Indien het bestuurscollege voornemens is toepassing te geven aan artikel 22, eerste lid, geeft het van dat voornemen schriftelijk kennis aan degene tot wie de te geven beschikking zal zijn gericht, onder vermelding van tenminste een korte redengeving en van de zakelijke inhoud van de voorgenomen toepassing van bedoelde bepaling.

Artikel 24

De beschikking, bedoeld in artikel 22, eerste lid, wordt vastgesteld uiterlijk een maand na de kennisgeving, bedoeld in artikel 23.

Artikel 25

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking, bedoeld in artikel 22, eerste lid, aan degene tot wie deze is gericht.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de toezending, bedoeld in het eerste lid, maakt het bestuurscollege de beschikking bekend door:

    • a.

      terinzagelegging van een afschrift van de beschikking op het bestuurskantoor en andere, nader te bepalen plaatsen;

    • b.

      kennisgeving van de beschikking aan degenen die ingevolge artikel 14 bezwaren hebben ingebracht tegen het verlenen van de vergunning.

HOOFDSTUK IV Sanering en het vervallen van de vergunning

Artikel 26

  • 1. Het bestuurscollege kan een vergunning ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende geheel of gedeeltelijk intrekken indien ten gevolge van een milieubelastende aktiviteit in ontoelaatbare mate gevaar, schade of hinder voor het milieu ontstaat en wijziging of aanvulling van de aan de vergunning verbonden voorschriften geen oplossing biedt.

  • 2. Indien het bestuurscollege voornemens is tot intrekking van de vergunning over te gaan, geeft het van dat voornemen schriftelijk kennis aan de vergunninghouder onder vermelding van de redenen van de voorgenomen intrekking.

  • 3. Het bestuurscollege kan bij gehele of gedeeltelijke intrekking van de vergunning als bedoeld in het eerste lid de vergunninghouder een schadevergoeding naar billijkheid toekennen.

Artikel 27

  • 1. De beschikking tot gehele of gedeeltelijke intrekking of tot weigering van intrekking wordt zo spoedig mogelijk gegeven.

  • 2. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, is met redenen omkleed en vermeldt het tijdstip waarop de intrekking van kracht wordt.

Artikel 28

  • 1. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking tot intrekking of tot weigering tot intrekking over te gaan aan de vergunninghouder.

  • 2. Uiterlijk twee weken na de toezending, bedoeld in het eerste lid, maakt het bestuurscollege de beschikking bekend door:

    • a.

      terinzagelegging van een afschrift van de beschikking op het bestuurskantoor;

    • b.

      kennisgeving aan de belanghebbende die om de intrekking heeft verzocht;

    • c.

      kennisgeving van de terinzagelegging in tenminste een in het Nederlands en een in het Papiaments verschijnend dag- of nieuwsblad dat in het eilandgebied wordt verspreid.

  • 3. Bij de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, onder b en c, wordt tevens vermeld:

    • a.

      het tijdstip waarop een afschrift van de beschikking ter inzage is gelegd, alsmede de uren waarop en de plaats waar dit ter inzage ligt;

    • b.

      degenen die beroep tegen de beschikking kunnen instellen, de beroepsinstantie en de termijn waarbinnen het beroep moet worden ingesteld.

  • 4. Aan belanghebbenden wordt op verzoek een afschrift van de beschikking gegeven.

Artikel 29

  • 1. Tenzij anders is bepaald in deze eilandsverordening, vervalt de vergunning:

    • a.

      wanneer de milieubelastende aktiviteit niet binnen drie jaren na het onherroepelijk worden van de vergunning geheel of gedeeltelijk is aangevangen en wordt verricht, tenzij toepassing is gegeven aan het tweede lid;

    • b.

      wanneer de plaats waar de milieubelastende aktiviteit wordt verricht, is verwoest of wanneer de milieubelastende aktiviteit gedurende drie achtereenvolgende jaren is gestaakt.

  • 2. Indien kan worden verwacht dat de milieubelastende aktiviteit niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan worden aangevangen, kan in de vergunning een andere termijn worden vastgesteld.

  • 3. Wanneer een milieubelastende aktiviteit geheel of gedeeltelijk gedurende drie achtereenvolgende jaren niet is verricht, vervalt de vergunning respectievelijk vervalt de vergunning voor dat gedeelte.

  • 4. De vergunning vervalt eveneens wanneer de de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

Artikel 30

Bij beëindiging van de milieubelastende aktiviteit of van een werkwijze als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en artikel 4, eerste lid, stelt de vergunninghouder het bestuurscollege onverwijld hiervan in kennis.

HOOFDSTUK V Financiële zekerheid

Artikel 31

  • 1. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen kan worden bepaald dat ter bestrijding van kosten die moeten worden gemaakt ter verzekering van een stipte naleving van hetgeen bij of krachtens deze eilandsverordening is bepaald, door de verzoeker van een vergunning financiële zekerheid wordt gesteld.

  • 2. De zekerheid, bedoeld in het eerste lid, dient mede:

    • a.

      ter verzekering van een verantwoorde beëindiging van de exploitatie van een vergunning, een milieubelastende aktiviteit of een werkwijze;

    • b.

      ter dekking van financiële aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit door de milieubelastende aktiviteit veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu.

  • 3. De grootte van de zekerheid, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door het bestuurscollege en kan jaarlijks worden aangepast.

  • 4. Financiële zekerheid als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gesteld door het sluiten en instandhouden van een verzekering ter dekking van de risico's, bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 5. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen worden de milieubelastende aktiviteiten aangegeven ten aanzien waarvan het in het eerste lid bepaalde van toepassing is.

  • 6. Indien het bestuurscollege een financiële zekerheid heeft vastgesteld, wordt de vergunning niet afgegeven alvorens de financiële zekerheid is gesteld.

  • 7. Ingeval het bestuurscollege een gestelde financiële zekerheid heeft aangesproken, is de vergunninghouder verplicht binnen een door het bestuurscollege vast te stellen termijn de financiële zekerheid aan te vullen tot het oorspronkelijke bedrag of tot een hoger bedrag, indien het bestuurscollege daarom verzoekt.

  • 8. Bij beëindiging van de exploitatie van de vergunning of een ingevolge artikel 4 verrichte milieubelastende aktiviteit of een gebezigde werkwijze bepaalt het bestuurscollege het tijdstip waarop de financiële zekerheid kan vervallen.

HOOFDSTUK VI Sanctiebepalingen

Artikel 32

  • 1. Indien wordt gehandeld in strijd met:

    • a.

      de verboden, genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid;

    • b.

      de vergunning;

    • c.

      de krachtens artikel 4, tweede en derde lid, gegeven voorschriften en nadere eisen;

    kan het bestuurscollege de overtreder ambtshalve of op verzoek van een ieder bevelen de verboden milieubelastende aktiviteiten geheel of gedeeltelijk stop te zetten.

  • 2.

    • a.

      De beschikking houdende een bevel tot stopzetting bevat het tijdstip waarop de stopzetting van kracht wordt.

    • b.

      Het bestuurscollege kan bepalen dat het bevel tot stopzetting terstond van kracht wordt.

    • c.

      Het is niet toegestaan de verboden aktiviteiten voort te zetten zolang de beschikking tot stopzetting van kracht is.

  • 3. Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, aan de vergunning-houder en aan degene die om de maatregel heeft verzocht.

  • 4. In geval van toepassing van het eerste lid kan het bestuurscollege de overtreder in de gelegenheid stellen te voldoen aan de bepalingen die bij of krachtens deze eilandsverordening zijn gesteld.

  • 5. Het bestuurscollege trekt het bevel tot stopzetting in, indien is voldaan aan de bepalingen die bij of krachtens deze eilandsverordening zijn gesteld.

  • 6.

    • a.

      De vergunninghouder kan onder vermelding van redenen het bestuurscollege schriftelijk verzoeken het bevel tot stopzetting in te trekken.

    • b.

      Is het bestuurscollege binnen een maand nadat het verzoek, bedoeld onder a, is ontvangen niet tot intrekking van het bevel overgegaan, dan wordt het geacht die intrekking te hebben geweigerd.

  • 7. Zolang de beschikking waarbij een bevel tot stopzetting is gegeven van kracht is, kan de plaats waar de verboden milieubelastende aktiviteit plaatsvindt, worden verzegeld of hetgeen zich daarin bevindt worden verzegeld of verwijderd op kosten van de overtreder.

Artikel 33

  • 1. Wanneer ingevolge artikel 32 een verboden milieubelastende aktiviteit geheel of gedeeltelijk is stopgezet en deze stopzetting zes achtereenvolgende maanden heeft geduurd, vervalt de vergunning respectievelijk vervalt de vergunning voor dat gedeelte.

  • 2. Indien beroep is ingesteld tegen de beschikking tot stopzetting, neemt de termijn van zes maanden, bedoeld in het eerste lid, pas een aanvang nadat op dit beroep is beslist.

Artikel 34

  • 1. Het bestuurscollege kan op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen hetgeen is of wordt gehouden, gemaakt, gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen in strijd met een bij of krachtens deze eilandsverordening vastgestelde regeling of gegeven bevel dan wel met een voorschrift, verbonden aan een krachtens deze eilandsverordening verleende vergunning.

  • 2. Behoudens in spoedeisende gevallen maakt het bestuurscollege van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid geen gebruik zonder de overtreder schriftelijk te hebben gewaarschuwd en deze in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een daartoe te bepalen termijn alsnog aan diens verplichtingen te voldoen.

Artikel 35

  • 1. Het bestuurscollege kan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, bepalen dat de overtreder een door het bestuurscollege vastgestelde dwangsom verbeurt voor elke dag dat de overtreding voortduurt.

  • 2. Het vastgestelde bedrag van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het gelaedeerde belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom.

  • 3.

    • a.

      De beschikking waarbij een dwangsom is opgelegd, is met redenen omkleed en bevat het tijdstip waarop zij van kracht wordt.

    • b.

      Het bestuurscollege kan in de beschikking, bedoeld onder a, bepalen de overtreder in de gelegenheid te stellen om aan de overtreding een einde te maken.

  • 4.

    • a.

      Het bestuurscollege kan de verschuldigde dwangsom bij dwangbevel invorderen.

    • b.

      Alle uit de invordering voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de overtreder.

HOOFDSTUK VII Beroep

Artikel 36

  • 1. Beroep kan worden ingesteld tegen de navolgende beschikkingen:

    • a.

      een beschikking tot niet-ontvankelijkverklaring van de verzoeker in diens verzoek om vergunning als bedoeld in artikel 7, tweede lid, en 9, tweede en vijfde lid;

    • b.

      een beschikking tot verlening, al dan niet onder voorschriften, als bedoeld in artikel 16 in verband met artikel 20;

    • c.

      een beschikking tot weigering van een vergunning als bedoeld in artikel 18;

    • d.

      een beschikking tot toevoeging van voorschriften of tot wijziging of intrekking van aan een vergunning verbonden voorschriften als bedoeld in artikel 22, eerste lid;

    • e.

      een beschikking tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een vergunning als bedoeld in artikel 26, eerste lid;

    • f.

      een beschikking tot vaststelling van financiële zekerheid als bedoeld in artikel 31;

    • g.

      een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting van een verboden milieubelastende aktiviteit als bedoeld in artikel 32, eerste lid;

    • h.

      een weigering te voldoen aan een verzoek om een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting van één of meer milieubelastende aktiviteiten als bedoeld in artikel 32, eerste lid;

    • i.

      een beschikking tot terstond van kracht verklaring van een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting van één of meer milieubelastende aktiviteiten als bedoeld in artikel 32, tweede lid;

    • j.

      een weigering te voldoen aan een verzoek tot intrekking van een bevel tot gehele of gedeeltelijke stopzetting van één of meer milieubelastende aktiviteiten, als bedoeld in artikel 32, zevende lid;

    • k.

      een beschikking waarbij een dwangsom wordt opgelegd als bedoeld in artikel 35, eerste lid.

  • 2. Met een beschikking wordt een weigering om een beschikking te geven gelijkgesteld.

  • 3.

    • a.

      Voor zover elders in deze eilandsverordening niet anders is bepaald, wordt het niet beslissen op een verzoekschrift gelijkgesteld met het weigeren om een beschikking te geven indien het bestuurscollege niet uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek een exemplaar van de daarop betrekking hebbende beschikking aan de verzoeker heeft gezonden.

    • b.

      Bij gemotiveerd besluit kan het bestuurscollege de termijn, genoemd onder a, eenmaal verlengen met ten hoogste vier maanden.

Artikel 37

  • 1. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a tot en met j, wordt het beroep schriftelijk ingesteld bij de eilandsraad.

  • 2. Tegen een beschikking als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder k, wordt het beroep schriftelijk ingesteld bij het bestuurscollege.

  • 3. Het beroep kan worden ingesteld door:

    • a.

      degene tot wie de beschikking, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a tot en met k, is gericht;

    • b.

      degenen die overeenkomstig artikel 14, eerste lid, bezwaren hebben ingebracht;

    • c.

      enige andere belanghebbende die aantoont redelijkerwijs niet in staat te zijn geweest overeenkomstig artikel 14, eerste lid, bezwaren in te dienen.

Artikel 38

  • 1. Het beroepschrift wordt ingediend binnen een maand na de dag waarop de beschikking is verzonden.

  • 2.

    • a.

      De eilandsraad beslist zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na ontvangst van het beroepschrift.

    • b.

      Het besluit, bedoeld onder a, vermeldt hetgeen is overwogen omtrent het ingebrachte beroepschrift, alsmede de gronden waarop zij is gegeven.

    • c.

      De termijn, genoemd onder a, kan door de eilandsraad uiterlijk met een maand worden verlengd bij een met redenen omkleed besluit.

  • 3. Wanneer het beroepschrift na afloop van de daarvoor gestelde termijn is ingediend, blijft niet-ontvankelijk-verklaring op grond daarvan achterwege, indien de klager aantoont beroep te hebben ingesteld zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs van de klager verlangd kon worden.

Artikel 39

  • 1.

    • a.

      Een beschikking als bedoeld in artikel 36 wordt van kracht met ingang van de dag na het einde van de in artikel 38, eerste lid, vermelde termijn, tenzij beroep is ingesteld.

    • b.

      Het beroep, bedoeld in artikel 38, tweede lid, heeft alsnog schorsende werking.

  • 2. In gevallen waarin het onverwijld van kracht worden van de beschikking naar het oordeel van het bestuurscollege noodzakelijk is, kan het bestuurscollege in de beschikking met redenen omkleed bepalen dat zij terstond van kracht wordt.

HOOFDSTUK VIII Handhaving

Artikel 40

  • 1. Met het toezicht op de naleving van deze eilandsverordening en de opsporing van de hierin vermelde strafbare feiten zijn belast de personen, vermeld in artikel 8, onder 1° tot en met 4°, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen alsmede de daartoe door het bestuurscollege aangewezen andere personen.

  • 2. De personen, bedoeld in het vorige lid, zijn, voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is, bevoegd:

    • a.

      inzage te verlangen en afschrift te nemen van boeken, geautomatiseerde gegevensbestanden en andere zakelijke bescheiden;

    • b.

      met hun apparatuur alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden.

    Zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm;

    • c.

      zich te laten vergezellen door personen die daartoe door hen zijn aangewezen;

    • d.

      stoffen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en daarvan monsters te nemen. De genomen monsters worden, voor zover dat redelijkerwijs kan worden verlangd, op diens verzoek aan de rechthebbende teruggegeven;

    • e.

      de lading van vervoermiddelen te onderzoeken. Zij kunnen daartoe van de bestuurders vorderen dat deze hun vervoermiddel tot stilstand brengen en naar een door hen aangewezen plaats overbrengen.

  • 3. De personen, bedoeld in het eerste lid, zijn te allen tijde bevoegd in beslag te nemen alles wat dienen kan tot bewijs van de overtreding of het misdrijf.

Artikel 41

Ieder is verplicht aan de personen, bedoeld in artikel 40, desgevraagd alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken die zij redelijkerwijs bij de uitvoering van de hen op grond van deze eilandsverordening opgedragen taak behoeven.

Artikel 42

Iedereen aan wie ter zake van de uitvoering van deze eilandsverordening een toezichthoudende taak of enige andere taak is opgedragen of opgedragen geweest, is verplicht tot geheimhouding van hetgeen uit dien hoofde te zijner kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard der zaak volgt.

Artikel 43

  • 1. Degenen die met de opsporing van de bij deze eilandsverordening strafbaar gestelde feiten zijn belast, hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen waarvan naar hun redelijk oordeel de binnentreding voor de vervulling van de aan hen ingevolge deze eilandsverordening opgedragen taak nodig is; zo nodig verschaffen zij zich toegang met behulp van de sterke arm.

  • 2. In woningen treden zij tegen de wil van de bewoner niet binnen dan op schriftelijke last van de procureur-generaal, de officier van justitie, of van een hulpofficier van justitie, dan wel in het bijzijn van rechter, een commissaris van politie of het plaatselijk hoofd van politie.

  • 3.

    • a.

      Van het binnentreden in een woning wordt binnen tweemaal vierentwintig uur proces-verbaal opgemaakt, waarin in ieder geval vermeld wordt het tijdstip en het beoogde doel van de binnentreding.

    • b.

      Het proces-verbaal, bedoeld onder a, wordt gezonden naar de officier van justitie.

  • 4. Degenen die krachtens dit artikel een woning binnentreden, zijn bevoegd zich van door hen aangewezen personen te laten vergezellen, in welk geval hiervan in het proces-verbaal melding wordt gemaakt.

  • 5. Zij die krachtens dit artikel een bedrijf binnentreden, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen omtrent de daarin uitgevoerde aktiviteiten bekend is geworden, voor zover dit niet in strijd is met de bepalingen van deze of van een andere wettelijke regeling.

HOOFDSTUK IX Strafbepalingen

Artikel 44

  • 1. Een gedraging in strijd met:

    • a.

      het in artikel 3, eerste en tweede lid, gestelde verbod;

    • b.

      de krachtens artikel 4, tweede lid, vastgestelde algemene voorschriften of de in verband met artikel 4, derde lid, gestelde eisen;

    • c.

      een krachtens artikel 22 aan een vergunning verbonden voorschrift;

    • d.

      een krachtens artikel 32, tweede lid, gegeven bevel;

    wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Degene die overgaat tot beëindiging van een milieubelastende aktiviteit of van een werkwijze als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, en artikel 4, eerste lid, zonder te voldoen aan de in artikel 30 neergelegde verplichting, terwijl de beëindiging geschiedt op voor het milieu onverantwoordelijke of nadelige wijze, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 3. Indien tijdens het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in het eerste of tweede lid nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijksoortig strafbaar feit onherroeplijk is geworden of vrijwillig is voldaan aan de voorwaarde door de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, worden de in het eerste en tweede lid van dit artikel bedreigde straffen verhoogd met het dubbele van de daarbij gestelde maxima.

Artikel 45

  • 1. Een gedraging in strijd met:

    • a.

      artikel 3, derde lid, onder b;

    • a.

      artikel 4, vierde lid;

    • b.

      een krachtens artikel 20, eerste, derde en zesde lid, aan de vergunning verbonden voorschrift;

    • c.

      de krachtens artikel 20, vierde lid vastgestelde regelen of de in verband met artikel 20, vijfde lid, gestelde nadere eisen;

    • d.

      de ingevolge artikel 41 opgelegde verplichting;

    wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van ten hoogste drieduizend gulden.

  • 2. Artikel 44, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 46

  • 1. De in artikel 44, eerste en tweede lid, strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

  • 2. De in artikel 45, eerste lid, strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 47

  • 1. De rechter kan voorwerpen die door middel van het plegen van de strafbare feiten vermeld in de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 45, eerste lid, zijn verkregen en van de voorwerpen waarmede bovenbedoelde strafbare feiten zijn gepleegd, verbeurd verklaren voor zover deze de veroordeelde toebehoren.

  • 2. In geval de strafbare feiten, vermeld in de artikelen 44, eerste en tweede lid, en 45, eerste lid, zijn gepleegd, kan de rechter tevens de straf opleggen dat de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt.

HOOFDSTUK X Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48

Degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze eilandsverordening een milieubelastende aktiviteit verricht, is bevoegd, voorzover deze binnen een jaar na vorenbedoeld tijdstip een verzoek om vergunning indient conform de bepalingen van deze eilandsverordening, de uitoefening van die aktiviteit voort te zetten, totdat op het verzoek om vergunning wordt beslist.

Artikel 49

Voor de vergunningen en wijzigingen ervan, alsmede het in behandeling nemen van de desbetreffende verzoeken, wordt een recht geheven, de hoogte waarvan wordt vastgesteld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Artikel 50

Deze eilandsverordening treedt in werking de dag na die van haar afkondiging.

Artikel 51

Deze eilandsverordening wordt aangehaald als: Hinderverordening Bonaire.