Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

Geldend van 01-07-2008 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008

Gedeputeerde Staten van Flevoland

Overwegende dat er in Flevoland archeologische waarden voorkomen die behouden dienen te blijven voor toekomstige generaties,

 

  • a

    . dat in het ruimtelijk beleid (o.a. het Omgevingsplan Flevoland 2006) is aangegeven welke archeologische waarden het behouden waard zijn,

  • b

    . dat dit beleid gevolgen heeft voor onderzoek, ruimtelijke kwaliteit en cultuurbelevingen dat onderkend wordt, dat ruimtelijke ontwikkelingen deze waarden onherstelbaar kunnen beschadigen of vernietigen,

  • c.

    dat daarom Gedeputeerde Staten, zich willen inzetten voor het effectueren van duurzaam behoud van, diearcheologische waarden en hun wettelijke bevoegdheden hiervoor wil benutten,

  • d.

    dat deze beleidsregel aangeeft wanneer Gedeputeerde Staten zienswijzen (als bedoeld in artikel 3.8 en 3.11 Wro) zullen indienen en voorts wanneer Gedeputeerde Staten zullen overwegen om gebruik te maken van de bevoegdheid:

    • -

       een aanwijzing te geven ten aanzien van nog vast te stellen bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 4.2 Wro (proactieve aanwijzing)

    • -

       een aanwijzing te geven ten aanzien van vastgestelde gemeentelijke bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3.8 lid 6 Wro (reactieve aanwijzing)

    • -

      een aanwijzing te geven ten aanzien van gemeentelijke projectbesluiten als bedoeld in artikel 3.11 lid 2 juncto artikel 3.8 lid 6 Wro (reactieve aanwijzing)

en van de bevoegdheden:

  • -

    tot goedkeuring van bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 9.1.4 Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro),

  • -

    tot goedkeuring van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 9.1.5 Invoeringswet Wro (wijzigings- of uitwerkingsplan waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd binnen een jaar na de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro),

  • -

    tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor een vrijstelling als bedoeld in artikel 9.1.7 Invoeringswet Wro (vrijstelling ex artikel 15 WRO waarvoor het verzoek is ingediend voor de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro) 

  • -

    tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar voor een vrijstelling als bedoeld in artikel 9.1.10 Invoeringswet Wro (vrijstelling ex artikel 19 lid 1 of lid 2 WRO waarvan het verzoek is ingediend voor de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro)

    • e.

      dat onder “ruimtelijk plan” in deze beleidsregel wordt verstaan de hierboven aangeduide bestemmingsplannen en projectbesluiten als bedoeld in de Wro en de bestemmingsplannen, wijzigings- en uitwerkingsplannen en vrijstellingen als bedoeld in het overgangsrecht van de Invoeringswet Wro;

    • f.

      dat deze beleidsregel inhoudelijk een voortzetting is van de beleidsregel Archeologie en ruimtelijke ordening 2007;

    • g.

      dat gelet op het feit, dat geen inhoudelijke wijzigingen zijn doorgevoerd, is afgezien van het opnieuw ter inzage leggen van deze beleidsregel;

    • h.

      dat dit ook niet nodig is, omdat de ontwerp beleidsregel Archeologie en ruimtelijke ordening 2007 met ingang van 30 oktober 2006 gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage heeft gelegen, de ontvankelijke zienswijzen bij de vaststelling van de beleidsregel zijn afgewogen en de beleidsregel in aangepaste vorm door Gedeputeerde Staten conform de destijds opgestelde antwoordnota, waarin de zienswijzen in samengevatte vorm waren opgenomen en de aanpassingen ten opzichte van het ontwerp van de beleidsregel waren aangegeven, is vastgesteld op 24 april 2007;

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de artikelen 4.2, 3.8 lid 6 en 3,11 lid 2 juncto 3.8 lid 6 van de Wet ruimtelijke ordening alsmede de artikelen 9.1.4, 9.1.5, 9.1.7 en 9.1.10 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening, alsmede gelet op Omgevingsplan Flevoland 2006;BESLUITEN: Oder gelijktijdige intrekking van de op 24 april 2007 door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregel ‘Locatiebeleid Archeologie en ruimtelijke ordening 2007’, Vast te stellen de navolgende beleidsregel “Archeologie en ruimtelijke ordening 2008”

1. Inleiding

Conform het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, ook wel bekend als het Verdrag van Valletta en het Verdrag van Malta, moet bij ruimtelijke planontwikkeling en bodemingrepen rekening worden gehouden met het behoud van behoudenswaardige archeologische waarden. In deze beleidsregel wordt het kader aangegeven waarbinnen Gedeputeerde Staten zich een oordeel vormt met betrekking tot het onderwerp archeologie in het kader van ruimtelijke plannen.

2. Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel willen Gedeputeerde Staten aangeven op welke wijze zij omgaan met de uitgangspunten zoals die in het Omgevingsplan Flevoland 2006 zijn geformuleerd met betrekking tot de archeologie.

Indien niet voldaan is aan deze beleidsregel zullen Gedeputeerde Staten overwegen zienswijzen in te dienen en voorts overwegen om:

  • a.

    voor nog vast te stellen bestemmingsplannen een (proactieve) aanwijzing te geven,

  • b.

    ten aanzien van een vastgesteld bestemmingsplan of projectbesluit een (reactieve) aanwijzing te geven, die ertoe strekt, dat een onderdeel van het plan of besluit geen deel daarvan blijft uitmaken,

  • c.

    ten aanzien van een bestemmingsplan of uitwerkings- of wijzigingsplan (art. 11 WRO), dat op grond van het overgangsrecht uit de Invoeringswet Wro ter beoordeling aan GS wordt voorgelegd, goedkeuring te onthouden wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening,

  • d.

    ten aanzien van een te verlenen vrijstelling (art. 15 en art. 19 WRO), waarvoor op grond van het overgangsrecht uit de Invoeringswet Wro een verklaring van geen bezwaar vereist is en waarvoor een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk is, deze verklaring van geen bezwaar te weigeren

3. Inhoud

Reikwijdte van de toetsing

  • 3.1

    De in deze beleidsregel opgenomen regels zijn gericht op het behoud van archeologische waarden bij ruimtelijke ontwikkelingen, dat is aangemerkt als provinciaal belang in de zin van de Wro.

  • 3.2

    Buiten de reikwijdte van deze beleidsregel vallen ruimtelijke plannen die buiten de in het Omgevingsplan Flevoland 2006 opgenomen archeologische gebieden en locaties liggen, voor zover er geen sprake is van AMK-terreinen (i.e. terreinen op de Archeologische MonumentenKaart).

Toetsingscriteria

  • 3.3

    Gedeputeerde Staten gaan voor hun beoordeling of een (reactieve) aanwijzing, onthouding van goedkeuring of weigering van een verklaring van geen bezwaar nodig is, uit van de volgende criteria:

    • a.

      Archeologische waarden en verwachtingen dienen te zijn gelokaliseerd, gewaardeerd en begrensd.

    • b.

      Archeologisch onderzoek en de producten hiervan moeten voldoen aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

    • c.

      Voor zover in het plangebied behoudenswaardige archeologische waarden en/of hoge archeologische verwachtingen liggen, mogen deze in principe niet als gevolg van de uitvoering van het ruimtelijk plan worden beschadigd of vernietigd. Met dien verstande dat een archeologische verwachting vervalt op het moment dat de archeologische waarden hierbinnen zijn gelokaliseerd en begrensd.

    • d.

      In bestemmingsplannen, projectbesluiten, wijzigings- en uitwerkingsplannnen dienen behoudenswaardige archeologische waarden en hoge archeologische verwachtingen te zijn gekoppeld aan het bouwverbod en/of te zijn opgenomen in stelsels van aanlegvergunningen, waarbij ingrepen die de archeologische waarde of verwachting kunnen beschadigen, vernietigen of ontoegankelijk maken, vergunningplichtig moeten zijn.

Behoudenswaardigheid

  • 3.4

    Gedeputeerde Staten maken onderscheid in behoudenswaardige en niet-behoudenswaardige archeologische waarden. Behoudenswaardige archeologische waarden zijn archeologische waarden die op grond van de landelijke waarderingssystematiek als behoudenswaardig zijn aan te merken. Deze systematiek is vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

  • 3.5

    Indien op basis van de KNA geen volledige en eenduidige waardestelling kan worden verkregen, zijn die archeologische waarden behoudenswaardig die 1) op grond van de KNA op basis van fysieke kwaliteit als ‘in principe behoudenswaardig’ zijn aan te merken, dan wel als dit niet is vast te stellen, die archeologische waarden die 2) zich in een geheel of grotendeels intacte bodem bevinden (op basis van alleen het waarderingscriterium gaafheid).

  • 3.6

    In ieder geval behoudenswaardig zijn archeologische waarden die op de Archeologische MonumentenKaart (AMK) staan.

  • 3.7

    In de Provinciale Archeologische en Aardkundige Kerngebieden (PArK‘en) is sprake van archeologische ensembles. Dat wil zeggen dat archeologische waarden die in deze gebieden liggen op het KNA-waarderingscriterium ‘ensemblewaarde’ altijd hoog scoren (i.e. een maximale score van 3).

Begrenzing van archeologische waarden

  • 3.8

    De begrenzing van een archeologische waarde wordt bepaald door zijn omvang of zijn ensemble van roerende en/of onroerende zaken die in tijd, ruimte en/of sociaal-economische context een directe relatie met elkaar hebben, dan wel aanvullend hierop op basis van de aardkundige situatie, voorzover het aannemelijk is dat de aardkundige situatie de verwachte spreiding of ensemble van de roerende en/of onroerende zaken vertegenwoordigt. Rondom de begrenzing van archeologische waarden moet een extra beschermingszone van minimaal 10 meter worden aangehouden.

Zwaarder wegend belang

  • 3.9

    In principe mogen behoudenswaardige archeologische waarden niet worden geroerd of verstoord. Maar indien niet anders mogelijk, dat wil zeggen in het geval van een ‘zwaarder wegend belang’, mogen behoudenswaardige archeologische waarden worden veiliggesteld door middel van archeologische opgraving.

  • 3.10

    In de afweging of er sprake is van een zwaarder wegend belang weegt een collectief belang zwaarder dan een individueel belang en weegt een situatie waarvoor geen alternatieven zijn zwaarder dan een situatie waarvoor wel alternatieven zijn. Per geval zal Gedeputeerde Staten beoordelen in hoeverre er sprake is van een zwaarder wegend belang.

4. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2008.

5. Citeerartikel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel archeologie en ruimtelijke ordening 2008“.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van Gedeputeerde Staten van 17 juni 2008,
Gedeputeerde Staten van Flevoland, de secretaris, de voorzitter,