Regeling vervallen per 01-01-2024

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023

Geldend van 03-03-2023 t/m 31-12-2023

Intitulé

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023

Inhoudsopgave

Leeswijzer 3

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Inleiding

Vanaf 1 januari 2015 voorziet de gemeente Bernheze binnen het kader van de Wmo 2015 in individuele ondersteuning (ook wel individuele begeleiding genoemd), gespecialiseerde dagbesteding, kortdurend verblijf, beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Deze voorzieningen vormen samen met woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen, rolstoelen, huishoudelijke verzorging en sportvoorzieningen het voorzieningenaanbod van de Wmo. Hiertoe behoren ook de algemene voorzieningen die ONS Welzijn te bieden heeft. Ook is er aandacht voor mantelzorgondersteuning en cliëntondersteuning.

De gemeente Bernheze is verantwoordelijk voor het bredere terrein van de zelfredzaamheid en participatie. Zij zoekt daarbij zorgvuldig naar de balans tussen de verantwoordelijkheid van inwoners zelf en de verantwoordelijkheid van het College om hen daarbij te ondersteunen.

Inwoners hebben meer dan voorheen de regie over hun eigen leven en dragen ook bij aan het leven van anderen. Het College is ervan overtuigd dat de samenleving daar sterker van wordt. De eigen kracht, het gebruik van talenten en mogelijkheden om zelf oplossingen te vinden voor problemen is het uitgangspunt. Dit wordt door het College gefaciliteerd en gestimuleerd bijvoorbeeld door de inzet van algemene voorzieningen in het dorp of de kern en het ondersteunen van mantelzorg. Inwoners zijn zelf verantwoordelijk voor de manier waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven.

Sommige begrippen, definities, wetsartikelen en/of beleidsregels zijn op meerdere manieren te interpreteren. Jurisprudentie kan hier invulling aangeven. Het College neemt altijd de meest actuele jurisprudentie mee bij het nemen van een besluit.

1.2 Algemene- en maatwerkvoorzieningen

Ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoners heeft de gemeente een stelsel van algemene- en maatwerkvoorzieningen ingericht. Deze voorzieningen bestaan onder andere uit informatieverstrekking, advies en ondersteuning van inwoners, hun mantelzorgers en van vrijwilligers om de eigen regie te versterken. Denk hierbij aan de bibliotheek die niet alleen boeken uitleent, maar ook een open

inloop voor mantelzorgers organiseert. Of een wijkcentrum waarin laagdrempelige dagbestedingsactiviteiten georganiseerd worden.

Voor inwoners die zich ondanks de aangeboden ondersteuning niet kunnen redden of niet kunnen meedoen, biedt de gemeente zogenoemde maatwerkvoorzieningen (zie hiervoor hoofdstuk 3).

Er is bijzondere aandacht voor mantelzorgers en voor de inzet van cliëntondersteuning. Om zijn taken als mantelzorger langer vol te kunnen houden kan de mantelzorger gebruik maken van algemene voorzieningen. Om overbelasting van de mantelzorger te voorkomen kunnen maatwerkvoorzieningen aan de inwoner worden verstrekt. Als overbelasting van een mantelzorger dreigt, wordt naar de individuele situatie gekeken en samen naar een passende oplossing gezocht.

De inwoner kan zich voor en tijdens een onderzoek bij laten staan door een onafhankelijke cliëntondersteuner. Deze onafhankelijke cliëntondersteuner heeft als opdracht het belang van de inwoner te behartigen.

1.3 Doelgroep en inhoud van de verordening

De doelgroep van de Wmo-verordening bestaat uit inwoners van de gemeente met een beperking. Dit kunnen chronisch fysieke en/of psychische beperkingen zijn. Ook mantelzorgers kunnen in aanmerking komen voor ondersteuning. Zij moeten dan mantelzorger zijn van een inwoner van de gemeente Bernheze.

In de Wmo-verordening is de verantwoordelijkheid van het College vastgelegd voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. In deze nadere regels en beleidsregels is het kader dat is vastgelegd in de Wmo-verordening 2020 verder uitgewerkt.

1.4 Wijze van verstrekking van voorzieningen – ZIN of PGB

Bij een maatwerkvoorziening kan het gaan om ondersteuning in natura of om ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB). Bij een verstrekking in natura kan het gaan om producten of diensten. De gemeente heeft met aanbieders van hulpmiddelen of diensten contracten afgesloten.

Om inwoners de mogelijkheid te bieden om zelf de regie te voeren en ondersteuning in te kopen, wordt een PGB geboden als alternatief. Een PGB is mogelijk als de inwoner kan motiveren dat dit gewenst is en duidlijk aan kan geven hoe het PGB bijdraagt aan het oplossen van de ondersteuningsvraag. De inwoner moet ook PGB-vaardig zijn. Dit wordt getoetst door het College alvorens er een PGB wordt verstrekt.

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag

2.1 Melding van de ondersteuningsvraag

Een inwoner met een ondersteuningsvraag op het gebied van zijn zelfredzaamheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, zal op zoek gaan naar een oplossing. In veel gevallen zal hij zelf in staat zijn ondersteuning te organiseren door een beroep te doen op iemand in zijn omgeving of een vrijwilliger. Wanneer hij niet in staat is op eigen kracht een oplossing te organiseren, dan kan de inwoner zich melden bij de centrale toegang WegWijzer voor informatie, advies en/of ondersteuning.

De inwoner kan zijn ondersteuningsvraag op verschillende manieren bij de centrale toegang WegWijzer melden. Hij kan dit persoonlijk doen, telefonisch, schriftelijk of per mail. De inwoner kan hierbij een persoonlijk plan aanleveren, waarin hij aangeeft wat hij denkt nodig te hebben om maatschappelijk te kunnen meedoen en zelfredzaam te zijn. De melding mag ook door iemand anders worden gedaan. Bijvoorbeeld door een familielid, een vriend, kennis, wijkverpleegkundige etc.

De medewerker die de melding aanneemt zal in eerste instantie informatie en advies geven. Als er daarnaast nog een vraag voor ondersteuning is, wordt de melding geregistreerd en een onderzoek gestart. De inwoner kan zich voor en tijdens het onderzoek laten bijstaan door iemand uit zijn eigen omgeving of een onafhankelijk cliëntondersteuner.

Zodra de inwoner een melding heeft gedaan, heeft het College zes weken de tijd om het onderzoek te doen. De onderzoekstermijn kan niet worden verlengd, tenzij de inwoner daarmee instemt. Na deze zes weken kan een inwoner een aanvraag indienen. Of eerder als het onderzoek eerder is afgerond. Er is wettelijk bepaald dat geen aanvraag kan worden gedaan zonder dat er eerst een melding en onderzoek heeft plaatsgevonden, tenzij het gaat om een spoedeisende situatie.

2.1.1 Spoedprocedure

In spoedeisende gevallen moet het College na de melding onverwijld beslissen tot verstrekking van een tijdelijke maatwerkvoorziening (artikel 2.3.3 Wmo 2015). Er is sprake van spoed als de ondersteuningsvraag om zorg of ondersteuning binnen 24 tot 48 uur moet worden ingezet. Er wordt dezelfde dag als dat de spoed-melding is binnengekomen, opdracht gegeven om zorg of ondersteuning te verlenen. Wanneer sprake is van een spoedeisende situatie buiten de kantooruren van de gemeente, kan een arts opdracht geven aan een zorgaanbieder om zorg of ondersteuning te verlenen.

Er wordt maximaal voor de duur van drie maanden een “spoedindicatie” afgegeven. Als langer zorg of ondersteuning nodig is, vindt eerst een gedegen onderzoek plaats.

2.2 Cliëntondersteuning

(artikel 2.2 Wmo-verordening 2020)

Inwoners hebben recht op onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid, participatie en het verkrijgen van zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, wonen, werk en inkomen. Cliëntondersteuning heeft dus niet alleen betrekking op de Wmo.

Bij de melding van de ondersteuningsvraag wijst het College de inwoner erop dat hij gebruik kan maken van gratis cliëntondersteuning. Zo kan de onafhankelijke cliëntondersteuner de inwoner in het gesprek helpen zijn ondersteuningsvraag te verwoorden en keuzes te maken. Inwoners kunnen zelf een keuze maken wie zij ter ondersteuning willen meenemen bij het gesprek. Dit kan informele cliëntondersteuning zijn (familie, vrienden, vrijwilligers en ouderenadviseurs) of formele cliëntondersteuning van Ons Welzijn, de Onafhankelijke Cliënt Ondersteuner (OCO) of de Mantelzorgmakelaar.

2.3 Onderzoek

Na een melding van een inwoner moet door het College binnen zes weken een onderzoek worden gedaan. Het is van groot belang dat dit onderzoek in goede samenspraak met de inwoner en zijn sociale omgeving plaatsvindt. Van belang is dat goed in kaart wordt gebracht wat iemands problemen, leefomstandigheden en sociale omgeving (gezin en informeel netwerk) zijn en de mogelijke oplossingen.

2.3.1 Persoonlijk plan

Het College wijst de inwoner op de mogelijkheid om een persoonlijk plan in te dienen. De wet bepaalt dat een persoonlijk plan binnen zeven dagen na de melding bij de gemeente kan worden ingediend. Doordat de inwoner de kans heeft om voorafgaand aan het onderzoek een persoonlijk plan in te leveren, is het College direct bekend met de manier waarop de inwoner de maatschappelijke ondersteuning wil invullen. Ondersteuning die nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Hiermee komt de regie bij de inwoner te liggen. Dit betekent overigens niet dat wanneer een aanvraag wordt gedaan (volledig) tegemoet gekomen wordt aan de wensen zoals in het plan beschreven. Wel worden de wensen zorgvuldig meegewogen. Het College motiveert de reden van het niet (volledig) tegemoetkomen aan de wensen in het gespreksverslag. Het gespreksverslag is onderdeel van het besluit van het College.

2.3.2 Vormen van onderzoek

Zorgvuldig onderzoek is de basis van het vaststellen van de ondersteuningsvraag. Wanneer een inwoner zich voor het eerst met een vraag bij de gemeente meldt, dan worden er één of meerdere gesprekken gevoerd. In de meeste gevallen vindt het gesprek thuis bij de inwoner plaats. Bij complexere ondersteuningsvragen zal face-to-face contact het uitgangspunt zijn en zo nodig vanuit meerdere disciplines.

Bij een inwoner met een eenvoudige ondersteuningsvraag kan dit onderzoek beknopt zijn en kan het gesprek ook telefonisch plaatsvinden. Hierbij valt te denken aan een verzoek om verlenging van een eerder toegekende voorziening. Als informatie over de inwoner en zijn medische en/of sociale situatie al voor handen is en leidt tot passende ondersteuning, is het onnodig om hem te belasten met een uitgebreid onderzoek. In overleg met de inwoner kan hier dan van af worden gezien.

Als er een persoonlijk plan is aangeleverd door de inwoner zal dit worden betrokken bij het onderzoek. Het onderzoek wordt binnen zes weken afgerond. Mocht omwille van de zorgvuldigheid, bijvoorbeeld omdat informatie bij derden moet worden opgevraagd of omdat er sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, de termijn van zes weken niet worden gehaald dan wordt hierover gecommuniceerd met de inwoner en kan deze termijn met instemming van de inwoner worden verlengd.

2.3.3 Vraagverheldering

Allereerst richt het onderzoek zich op het verduidelijken van wat de inwoner graag wil en waarom, wat goed gaat en wat niet meer lukt. Door vraagverheldering moet duidelijk worden wat de onderliggende reden is dat de inwoner of zijn mantelzorger de vraagt stelt. Zo nodig wordt de inwoner ondersteund bij het duidelijk formuleren van zijn ondersteuningsvraag. De vraagverheldering bestaat uit één of meerdere gesprekken.

Door het geven van passende informatie en een passend advies kan in sommige situaties het probleem al eenvoudig worden opgelost. Het resultaat hiervan is een antwoord op zijn ondersteuningsvraag waardoor de inwoner geholpen is en verder kan zonder de inzet van een Wmo-voorziening.

Als de ondersteuningsvraag niet door middel van informatie en advies kan worden opgelost wordt het onderzoek naar een passende oplossing voortgezet. In het onderzoek wordt vervolgens vastgesteld of de vraag onder de reikwijdte van de Wmo valt:

• is er behoefte aan ondersteuning ten behoeve van de zelfredzaamheid;

• is er behoefte aan ondersteuning ten behoeve van de participatie;

• is er behoefte aan ondersteuning ten behoeve van de veiligheid;

• is er behoefte aan ondersteuning van de mantelzorger.

Als duidelijk is dat de ondersteuning onder de reikwijdte van de Wmo valt, is het van belang om samen met de inwoner of zijn mantelzorger vast te stellen wat het te behalen resultaat is. Dus: wanneer vindt iemand dat zijn ondersteuningsvraag voldoende is opgelost en is dat een realistisch doel?

2.3.4 Oplossingsmogelijkheden

Als er overeenstemming is over het te behalen resultaat, dan wordt gekeken naar hoe het resultaat bereikt kan worden. Daarbij wordt eerst gekeken wat iemand zelf kan oplossen. Een maatwerkvoorziening wordt alleen ingezet als daar een noodzaak voor is. De hiërarchie in het afwegingskader is in onderstaande opsomming aangegeven en wordt daaronder toegelicht.

1. Eigen kracht

2. Gebruikelijke hulp

3. Informeel netwerk & Mantelzorg

4. Andere wetgeving & Voorliggende voorzieningen

5. Algemene voorziening

6. Maatwerkvoorziening

1. Eigen kracht

De Wmo is bedoeld om de eigen kracht te versterken en alle inwoners met of zonder beperking, te stimuleren om hun talenten en mogelijkheden te zien en in te zetten om ondersteuningsvragen op te lossen. Door hier in het vraagverhelderingsgesprek ruimte en aandacht aan te geven, oplossingsmogelijkheden aan te reiken of samen te zoeken naar een geschikte oplossing, kunnen mensen hun eigen kracht benutten en vergroten.

Soms kan een ondersteuningsvraag worden opgelost met het aanschaffen van een algemeen gebruikelijke voorziening.

Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die:

- niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

- daadwerkelijk beschikbaar is;

- een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;

- financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

Wat algemeen gebruikelijk is wordt beïnvloed door maatschappelijke ontwikkelingen. Deze zijn aan verandering onderhevig. Een fiets met trapondersteuning is hier een voorbeeld van. Het aanbod en de prijzen van voorzieningen in gewone winkels speelt hierbij een rol, maar ook jurisprudentie.

Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn een tandem, openbaar vervoer, thermostatische kranen en het lid zijn van een vereniging of club.

Als een algemeen gebruikelijke voorziening met aanpassingen een passende oplossing biedt voor een pro-bleem, komen, in overeenstemming met een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, alleen de aanpas-singen voor vergoeding in aanmerking.

Financiële draagkracht

Een voorziening kan financieel gedragen worden door een inwoner, als de kosten van de voorziening binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde netto bijstandsnorm. Ongeacht de hoogte van het daadwerkelijke inkomen.

2. Gebruikelijke Hulp

Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waarvoor geen specifieke deskundigheid noodzakelijk is. De taak kan door partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten worden uitgevoerd. Gebruikelijke hulp is niet vrijblijvend. Het gaat hierbij om de dagelijkse zorg, zoals taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, administratie, schoonmaken, bezoek aan familie, instanties of een arts. Zorg die redelijkerwijs verwacht mag worden in de huiselijke kring.

Bij het beoordelen of er sprake is van gebruikelijke hulp, is het van belang om toeval en willekeur te voorkomen. Het hangt af van de sociale relatie, welke zorg mensen elkaar moeten bieden. Hoe intiemer de relatie, des te meer hulp gebruikelijk is. Als het redelijk is dat mensen elkaar in een bepaalde situatie zorg bieden, bijvoorbeeld ouders aan hun kinderen, is dat niet vrijblijvend met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. Per situatie wordt bekeken of de huisgenoot ook daadwerkelijk in staat is tot het verlenen van gebruikelijke hulp.

Als er bijvoorbeeld sprake is van een zeer korte levensverwachting, kan dit uit oogpunt van redelijkheid een reden zijn om geen gebruikelijke hulp te verlangen. Het gaat om een evenwicht tussen draagkracht en draaglast.

2a Gebruikelijke hulp door echtgenoten, ouders of huisgenoten

Van echtgenoten, ouders en volwassen huisgenoten mag in beginsel worden verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden. Ook naast een fulltime baan of studie. Het kan hierbij gaan om huishoudelijke taken, maar ook om het begeleiden van kinderen binnen het normale patroon van dagelijkse begeleiding van ouders aan kinderen. Soms is de huisgenoot structureel een aantal dagen of nachten afwezig en kan hij dus niet de gebruikelijke hulp bieden. In dat geval kan het College ondersteuning inzetten voor taken die niet kunnen blijven liggen tot de huisgenoot weer thuis is.

Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze, één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld.

2b Gebruikelijke hulp door kinderen in het huishouden

Kinderen bieden maar beperkt gebruikelijke hulp. Er moet zorgvuldig gekeken worden naar de bijdrage die op een bepaalde leeftijd van een kind verwacht mag worden. Hierbij spelen de ontwikkelfase, het psychosociaal functioneren én het feitelijke vermogen van het kind een rol. Dat blijft uiteindelijk altijd het uitgangspunt.

Kinderen bieden geen gebruikelijke hulp als het gaat om het begeleiden van hun ouders of broertjes en zusjes.

Bij hulp in het huishouden leveren kinderen wel een beperkte bijdrage afhankelijk van hun leeftijd. Hierbij wordt als richtlijn aangehouden:

• Tot 5 jaar leveren kinderen geen bijdrage aan het huishouden.

• Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen en kleding in de wasmand doen.

• Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen naast bovengenoemde werkzaamheden hun eigen kamer op orde houden (bijvoorbeeld opruimen, bed verschonen en stofzuigen).

• Van een 18 tot 21-jarige wordt verwacht een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Dat wil zeggen: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en één kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.

• Inwonende kinderen vanaf 21 jaar worden geacht de huishoudelijke taken volledig over te nemen wanneer de inwoner uitvalt. Er wordt verwacht dat zij gebruikelijke hulp leveren. Ook al studeren zij, hebben ze een druk sociaal leven of een (bij) baan.

2c Gebruikelijke hulp Individuele Ondersteuning

Gebruikelijke hulp is de dagelijkse begeleiding die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Hierbij is het noodzakelijk onderscheid te maken tussen kortdurende en langdurige situaties.

Hoofdregels:

• Als er sprake is van een kortdurende situatie, wordt van de partner, ouder of inwonende huisgenoot verwacht dat hij gebruikelijke hulp verleent voor die periode.

• Als er sprake is van een chronische situatie, wordt van de partner, ouder of inwonende huisgenoot verwacht dat hij gebruikelijke hulp verleent die redelijkerwijs van de huisgenoot verwacht kan worden.

Voorbeelden van hulp die redelijkerwijs verwacht kan worden:

• het bieden van begeleiding op het gebied van de maatschappelijke participatie.

• het begeleiden bij het maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie, vrienden, huisarts, brengen en halen van school, sport, uitgaansleven etc.

• het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijke huishouding horen, zoals het doen van de administratie. Ook het leren omgaan van derden, zoals familie en vrienden, met de persoon met beperkingen (waaronder kinderen).

• het aanleren van handelingen op het gebied van persoonlijke verzorging.

• het bieden van enig toezicht. De aard en mate hiervan is afhankelijk van de situatie.

Daarnaast wordt in het persoonlijke netwerk van de inwoner gezocht naar aanvullende ondersteuning op basis van vrijwilligheid of wederkerigheid. Hierbij kan gedacht worden aan één van de kinderen die de inwoner helpt bij het maken van en begeleiden naar afspraken, een tante die ondersteunt bij de administratie of buren die telefonisch de ‘vinger aan de pols’ houden. Ook kan gedacht worden aan een maatje die de inwoner ergens heen begeleidt, een telefooncirkel en het inschakelen van een sport-, muziek- of andere vereniging.

Wanneer wel gebruikelijke hulp:

- In beginsel is alle hulp door ouders, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten gebruikelijk, als er sprake is van een kortdurende situatie. Er is uitzicht op herstel van het probleem en de zelfredzaamheid. Ondersteuning is daarna niet langer nodig.

- Als het gaat om een chronische situatie is de hulp van een volwassene gebruikelijk, wanneer die hulp door iemand uit de leefeenheid wordt geboden bij het bezoeken van familie, vrienden, huisarts enzo-voorts en het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Ook hier is weer van toepassing: de taken kunnen gedaan worden. Er is geen specialis-tische kennis voor nodig.

- Afhankelijk van de hulp en ondersteuning die nodig is, wordt van eerste-, tweede-, en derdegraads familieleden verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden zoals bijvoorbeeld administratieve taken (ECLI:NL: CRvB 2021:1114).

- Het leren omgaan van derden met de inwoner met een beperking, chronisch psychische of psychiatrische aandoening is gebruikelijke hulp. Van ouders wordt bijvoorbeeld verwacht dat ze professionals instrueren hoe om te gaan met de beperkingen van hun kind.

3. Informeel netwerk & Mantelzorg

Het informeel netwerk verwijst naar de sociale context waarin de inwoner leeft. Het beslaat het gezin, familie, vrienden, de buurt waarin iemand woont, zijn werkomgeving en de sociale groepen waartoe de inwoner behoort.

Het netwerk is vaak bereid om (een deel van) de ondersteuning te bieden of voor de inwoner te organiseren. Deze ondersteuning geboden vanuit het informeel netwerk wordt in sommige gevallen mantelzorg genoemd. Mantelzorg is ondersteuning die mensen langdurig en onbetaald verlenen aan een persoon met beperkingen uit hun directe omgeving. De ondersteuning wordt meestal geboden vanuit de persoonlijke band die mantelzorgers hebben met degene die zij ondersteunen. Om overbelasting te voorkomen wordt vanuit de gemeente ondersteuning geboden aan mantelzorgers. Datgene wat nodig is om de mantelzorger (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening. Van belang hierbij is de balans tussen draagkracht en draaglast. Mantelzorg is niet afdwingbaar. Het College hecht veel waarde aan de inzet van Mantelzorgers. Daarom is voor Mantelzorgers een Uitvoeringsplan 2021 - 2025 vastgesteld.

4. Andere wetgeving & voorliggende voorzieningen

Wetten zoals:

• de Wet langdurige zorg (Wlz)

• de Zorgverzekeringswet (Zvw)

• de Jeugdwet inclusief verlengde Jeugdwet

• de Participatiewet

• Overige wetten

kunnen voorliggend zijn of van toepassing zijn in plaats van de Wmo. De verantwoordelijkheid van het College houdt op als iemand een blijvende behoefte aan permanent toezicht heeft of 24 uur per dag zorg in de directe nabijheid nodig is. De zorg valt dan onder de Wlz.

Voor ondersteuningsvragen van inwoners jonger dan 18 jaar op het gebied van zelfredzaamheid en participatie is de Jeugdwet voorliggend, met uitzondering van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoel-voorzieningen. Bij wijze van uitzondering kan de Jeugdwet (en daarmee de voorliggende voorziening) verlengd van toepassing zijn tot en met 23 jaar. Bijvoorbeeld door het verlengen van pleegzorg tot en met 21 jaar of zorg op basis van de jeugdreclassering.

Het College onderzoekt altijd of, gelet op de persoon en zijn situatie, ondersteuning vanuit voorliggende voorzieningen passend en geschikt zijn om de beperkingen te compenseren.

5. Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn voorzieningen in het dorp of de kern om de samenleving zo goed mogelijk te laten functioneren en ter versterking van de eigen kracht en het netwerk van inwoners van de gemeente. Deze voorzieningen maken mede de onderlinge hulp en ondersteuning van inwoners mogelijk. Ze zijn toegankelijk voor alle inwoners, zowel inwoners met een ondersteuningsvraag als inwoners die ondersteuning willen en/of kunnen bieden. Algemene voorzieningen waar inwoners in het kader van de Wmo op kunnen rekenen zijn:

• Informatie en advies via WegWijzer

• Ondersteuning ter versterking van vrijwillige inzet en informele netwerken

• Ondersteuning ter activering en participatie

• Ondersteuning voor mantelzorgers

• Collectieve ondersteuning vanuit maatschappelijke dienstverlening

Een algemene voorziening kan een voorliggend en volwaardig alternatief zijn voor een maatwerkvoorziening. Of dit in een individueel geval ook zo is, moet worden onderzocht. Wanneer een algemene voorziening naar het oordeel van het College een voldoende passende oplossing biedt, wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt. Voorbeelden van algemene voorzieningenzijn:

• Algemeen maatschappelijk werk

• Buurtbus

• Onafhankelijke Cliëntondersteuning: OCO’s en Mantelzorgmakelaars

• Formulierenbrigade

• Klussendiensten

• Eetpunten of maaltijdservice

• Sociaal-culturele voorzieningen

ONS welzijn biedt diverse vormen van ondersteuning die vrij toegankelijk zijn en kan praktische hulp en ondersteuning bieden in en om huis. Voorbeelden hiervan zijn:

• Oppasdienst

• Bezoekservice

• Erop-uit-service

• Tuinonderhoud

• Thuisadministratie

• Boodschappendienst

Een algemene voorziening kan ook zijn een aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht op maatschappelijke ondersteuning. Een algemene voorziening kan aangeboden worden door een door het College hiervoor aangewezen aanbieder. In dat geval kan het College een bijdrage in de kosten vragen, niet zijnde de eigen bijdrage CAK. Dit doet het College nog niet.

6. Maatwerkvoorziening

Een inwoner kan voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als andere oplossingen niet of niet voldoende tot een oplossing leiden. Voor een maatwerkvoorziening is een indicatie Wmo nodig en er kan een eigen bijdrage CAK worden gevraagd. In hoofdstuk 3 zijn de maatwerkvoorzieningen opgenomen die door het College worden ingezet ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner en de mantelzorger.

2.3.5 Deskundigenadvies

Het onderzoek kan aanleiding geven om nader onderzoek te laten doen door een extern adviesorgaan. Het aanvragen van bijvoorbeeld medisch of bouwkundig advies kan onderdeel zijn van een zorgvuldig onder-zoek. Er zal samen met de inwoner verder worden uitgezocht welke oplossing het beste past bij de situatie. Zeker als te verwachten is dat een aanvraag om medische redenen wordt afgewezen, wordt de medisch advi-seur om een advies gevraagd. Het College kan ook om andere redenen om advies vragen, bijvoorbeeld als het gaat om een progressief ziektebeeld of een moeilijk objectiveerbare aandoening.

2.3.6 Verslag onderzoek

Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt. Het verslag is een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek. Het College verstrekt de schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek aan de inwoner. De inwoner heeft de mogelijkheid om in het verslag opmerkingen en aanvullingen aan te brengen. Deze opmerkingen en aanvullingen vormen integraal onderdeel uit van het verslag.

2.4 Aanvraag

(artikel 4.1 Wmo-verordening 2020 en artikel 4:15 Awb (Algemene wet bestuursrecht))

Op een aanvraag wordt binnen twee weken een besluit genomen.

Het college moet in beginsel op die aanvraag binnen twee weken beslissen. Indien het college meent dat dit niet mogelijk is, omdat nog onderzoek noodzakelijk is, zal het college zijn beslissing kunnen uitstellen. Het college moet dan echter daarbij een zo kort mogelijke termijn noemen waarbinnen de beschikking wel tege-moet kan worden gezien.

Als de inwoner zijn maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) wil aanvragen, dan moet hij hiervoor een PGB-plan aanleveren. In dit plan staat:

1. De ondersteuningsvraag.

2. Welke ondersteuning er al is.

3. De motivering voor inkoop van ondersteuning met een PGB.

4. Wie de ondersteuning gaat uitvoeren.

5. Hoe de kwaliteit en veiligheid van de ondersteuning is gewaarborgd.

6. Wat het doel van de ondersteuning is.

7. Hoe lang de ondersteuning noodzakelijk is.

8. Het gewenst aantal contactmomenten en het aantal uren.

9. Het tarief van de zorgverlener.

Dit geldt alleen voor de volgende ondersteuning: huishoudelijke verzorging, individuele ondersteuning, ge-specialiseerde dagbesteding en kortdurend verblijf.

2.5 Beschikking

(artikel 5.9 Wmo-verordening 2020)

In de beschikking wordt het recht van de inwoner vastgelegd en de daar bijbehorende voorwaarden en ver-plichtingen. Als een voorziening voor een bepaalde tijd wordt toegekend, wordt een einddatum vermeld.

In een beschikking voor huishoudelijke verzorging is het ondersteuningsplan van de aanbieder onderdeel van de beschikking.

In een beschikking voor begeleiding is het trajectplan onderdeel van de beschikking.

Om volstrekt duidelijk te laten zijn wat met een persoonsgebonden budget moet worden ingekocht wordt in de beschikking naast de gebruikelijke bepalingen in ieder geval vermeld:

• Het te bereiken resultaat (waar moet het PGB aan worden besteed);

• De kwaliteitseisen die gelden voor de besteding van het PGB;

• De hoogte en de berekening (of verklaring) van het PGB;

• De wijze van verantwoording van het PGB.

2.5.1 Klachten- en bezwaarprocedure

Tegen de beschikking van het College is, als de inwoner het er niet mee eens is, bezwaar bij het College en beroep bij de rechtbank mogelijk. Dit kan door binnen zes weken na dagtekening van de beschikking een bezwaarschrift in te dienen.

Bij het in bezwaar gaan bestaat de mogelijkheid om nog eens samen naar het probleem te kijken in de vorm van een gesprek met een consulent. De inwoner kan zich laten bij staan door een familielid, mantelzorger, onafhankelijk cliënt ondersteuner of een medewerker van Buro Sociale Raadlieden. Als uit dit bemiddelings-gesprek het College en inwoner het niet met elkaar eens worden, dan kan de bezwaar procedure worden ge-start.

Inwoners van de gemeente Bernheze kunnen een beroep doen op de Sociale Raadlieden van Ons Welzijn. Deze raadslieden zijn onafhankelijk en helpen inwoners met vragen en klachten. Daarnaast kunnen zij ge-vraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het College. Het College kan gebruik maken van mediation en juridische bijstand door een extern adviesbureau.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening

3.1 Belangrijkste uitgangspunten maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening (artikel 1.1.m Wmo) is op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd:

• ten behoeve van de zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ont-lasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaan-passingen en andere maatregelen;

• ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

• ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

• ten behoeve van de veiligheid, preventie en het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld

Hieronder worden een aantal uitgangspunten uitgewerkt die een belangrijke rol spelen bij de beoordeling van een maatwerkvoorziening.

3.1.1 Adequaat of goedkoopst passend

Met het begrip adequaat wordt “het goedkoopst passend” bedoeld: ‘wat volgens objectieve maatstaven ver-antwoord en toereikend is’. Hiervan is sprake als een oplossing of een combinatie van oplossingen, de be-perkingen van een inwoner wegneemt, dan wel aanzienlijk vermindert. Hierbij hoeft een oplossing niet aan alle wensen van de inwoner tegemoet te komen.

In het geval dat meerdere voorzieningen als passend kunnen worden aangemerkt, wordt door het College gekozen voor de goedkoopste voorziening.

3.1.2 Noodzakelijk

Noodzakelijk wil zeggen dat de persoon met beperkingen uitsluitend met behulp van die voorziening in staat is zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. De voorziening moet om die noodzakelijkheid nodig zijn. Niet omdat de voorziening of ondersteuning gewenst of gemakkelijk is. Deze voorwaarde geldt voor alle maatwerkvoorzieningen. De noodzakelijkheid kan zowel leiden tot een kortdurende als een langdurige ver-strekking.

Voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen is langdurig noodzakelijk een voorwaarde.

Langdurig noodzakelijk heeft te maken met de aansluiting op het hulpmiddelendepot dat op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) beschikbaar is. Uit dat hulpmiddelendepot kan voor maximaal 6 maanden een hulpmiddel worden geleend. Na die periode bestaat de mogelijkheid het middel tegen betaling te huren. Dat wil niet zeggen dat de grens van langdurig noodzakelijk op zes maanden ligt. De grens wordt bepaald door de vraag: gaat de beperking over of is de beperking blijvend? Als de levensverwachting enkele maanden is als gevolg van een terminale ziekte, dan is duidelijk dat het probleem voor de inwoner blijvend is. Er wordt uitgegaan van een langdurige noodzaak.

3.1.3 Eigen verantwoordelijkheid

Als een inwoner kan voorzien dat er op termijn ondersteuning nodig is, gaat het College ervan uit dat hij hier-op anticipeert. Hierbij kan gedacht worden aan:

- het tijdig zoeken van andere woonruimte;

- het sparen voor de nodige aanpassingen;

- het tijdig regelen van tijdelijke ondersteuning na een operatie.

Met toepassing van het criterium voorzienbaarheid en eigen verantwoordelijkheid wordt analoog aan de juris-prudentie zorgvuldig om gegaan. Iedere situatie is anders.

3.1.4 Gericht op de persoon met beperkingen

Een maatwerkvoorziening is gericht op de persoon met beperkingen. Hiermee wordt het volgende bedoeld:

• Er is altijd één individuele aanvrager die de maatwerkvoorziening aanvraagt of voor wie de maatwerk-voorziening aangevraagd wordt. De maatwerkvoorziening moet voor deze persoon noodzakelijk zijn in het kader van de Wmo en de maatwerkvoorziening moet op die persoon gericht zijn.

• Het is mogelijk dat een maatwerkvoorziening gedeeld wordt als twee of meer aanvragers hier indivi-dueel voor in aanmerking komen, bijvoorbeeld een traplift.

• De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt ten behoeve van de persoon met beperkingen zelf. Medegebruik van maatwerkvoorzieningen is mogelijk. Voorbeelden daarvan zijn: een aangepaste auto waarin anderen mee kunnen rijden; een hellingbaan vanaf de openbare weg naar de toegang van een flat waar ook andere bewoners gebruik van maken.

In principe worden maatwerkvoorzieningen verstrekt waarvan men zelfstandig gebruik kan maken. Wanneer de persoon met beperkingen de voorziening niet zonder ondersteuning kan gebruiken en dit de enige passende oplossing is voor het probleem, kan deze worden toegekend.

Bij co-ouderschap, waarbij het kind verdeeld over de tijd bij beide ouders verblijft, wordt in beginsel slechts één voorziening verstrekt. Van ouders wordt verwacht dat zij over roerende voorzieningen en hulpmiddelen onderling afspraken maken.

Er zijn ook collectieve voorzieningen. Deze worden individueel verstrekt, maar worden door meerdere perso-nen tegelijk gebruikt. Het collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi) is een collectieve voorziening.

3.1.5 Persoonskenmerken, behoeften van de aanvrager en de financiële mogelijkheden

Bij het vaststellen van de noodzaak van een maatwerkvoorziening wordt gekeken naar de persoonskenmer-ken, de behoeften en de financiële mogelijkheden van de inwoner.

Persoonskenmerken

Relevante persoonskenmerken kunnen, afhankelijk van de belemmeringen die de inwoner aandraagt, bijvoor-beeld zijn:

• de leeftijd;

• de gezondheidssituatie;

• de zelfstandigheid van de persoon;

• de mate waarin een persoon in staat is om zelf - eventueel met ondersteuning van zijn huisgenoten en informeel netwerk - zaken te organiseren.

• mate waarin de taken kunnen worden aangeleerd door de inwoner.

Behoeften van de inwoner

De behoeften van de inwoner spelen op twee manieren een rol. Allereerst wordt bekeken op welke terreinen hij belemmeringen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Onderzocht wordt wat de inwoner wil met betrekking tot zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. En op welke manier hij daarin belemmerd wordt. Vervolgens wordt beoordeeld in hoeverre deze wensen redelijk zijn en gecom-penseerd moeten en kunnen worden. Voor het compenseren van de belemmeringen wordt gekeken welke oplossingen mogelijk zijn. Hierbij speelt opnieuw de behoefte van de inwoner een rol en ook de achtergrond van de behoefte. Met deze behoeften wordt rekening gehouden, voor zover dat mogelijk is. Uiteindelijk wordt echter voor de goedkoopst passende oplossing gekozen.

Financiële mogelijkheden

De financiële mogelijkheden van de inwoner om zelf een oplossing aan te schaffen of te organiseren komen aan bod tijdens het onderzoek. Voor de meeste voorzieningen wordt een eigen bijdrage CAK gevraagd. De inwoner wordt in het onderzoek over beide zaken geïnformeerd om een goede afweging te kunnen maken.

3.2 Huishoudelijke verzorging

Hulp bij huishouden wordt alleen geïndiceerd wanneer er geen andere oplossingen zijn die de problemen van de inwoner kunnen voorkomen of oplossen. In de dagelijkse praktijk betekent dit dat de inwoner, de leefeen-heid of het netwerk de huishoudelijke werkzaamheden (blijven) uitvoeren. Aanvullend hierop wordt ondersteu-ning bij het huishouden geboden. Van een inwoner wordt medewerking gevraagd om deze ondersteuning zo efficiënt mogelijk te kunnen organiseren. Denk hierbij aan de inrichting van de woning. Uiteraard mag de in-woner de woning gezellig maken door het plaatsen van snuisterijen of beeldjes. Als de woning hiermee vol staat, belemmert dit de werkzaamheden. Dit kan betekenen dat de inwoner gevraagd wordt, vóór de komst van de hulp de spulletjes alvast van het dressoir of de tafel te halen en later er weer op terug te plaatsen. Of dat spullen worden opgeruimd. Inwoner kan ervoor kiezen dit niet te doen, maar dat heeft effect op de wijze waarop wordt schoongemaakt.

Als de woning sterk vervuild is en/of er is sprake van een verzamelstoornis, dan wordt voordat huishoudelijke verzorging wordt ingezet een grote schoonmaak en opruimactie georganiseerd. Eventueel met ondersteuning van professionele begeleiding. De kosten van de opruim- en schoonmaakwerkzaamheden zijn voor kosten van de inwoner. Als de inwoner de kosten niet kan dragen, dan wordt er gekeken naar de inzet van Bijzondere Bijstand eventueel in de vorm van een lening. De kosten van professionele begeleiding in de vorm van be-handeling vallen onder de Zvw. Individuele Begeleiding zoals bedoeld in de Wmo is aanvullend ter onder-steuning. Daar waar er geen voorliggende voorziening is, kan maatwerk geleverd worden op grond van de Wmo.

3.2.1 Inhoud resultaatgebied

Het gaat bij huishoudelijke verzorging om de volgende resultaten:

a. het huis is schoon en leefbaar;

b. de inwoner beschikt over schone en draagbare kleding;

c. de inwoner beschikt over primaire levensbehoeften en maaltijden;

d. er wordt thuis gezorgd voor de minderjarige kinderen die tot het huishouden

behoren;

e. er is sprake van regie over het doen van het huishouden.

Voor het onderbouwen van de normtijden benodigd om bovenstaande resultaten te behalen, welke taken er worden uitgevoerd en de frequentie ervan verwijst het College naar het Normenkader HHM 2019 met aanvul-ling 2022 . Dit normenkader wordt door de CRvB geaccepteerd als een geobjectiveerd normenkader. Afwij-kingen van deze normtijden worden objectief en gemotiveerd onderbouwd door het College.

3.2.2 Ondersteuningsplan

De gemeente heeft met diverse zorgaanbieders overeenkomsten. De zorgaanbieder van wie de inwoner de zorg wil ontvangen, krijgt van de gemeente de opdracht om samen met de inwoner een ondersteuningsplan te maken. Dit plan is gebaseerd op de aandachtsgebieden waarop de huishoudelijke verzorging gericht moet zijn. In het plan staat in ieder geval benoemd welke concrete huishoudelijke activiteiten worden overgenomen en met welke frequentie deze activiteiten worden uitgevoerd. Een ondersteuningsplan is altijd maatwerk en verschilt per individuele situatie. Het College betrekt het plan bij haar besluit over de aanvraag voor huishou-delijke verzorging.

Als de inwoner de huishoudelijke verzorging wil ontvangen in de vorm van een PGB dan verzoekt het College de inwoner om samen met de zorgverlener een PGB-plan te maken gebaseerd op de aandachtsgebieden waarbij ondersteuning nodig is. Hiervoor geldt net als bij zorg van een gecontracteerde aanbieder dat in het PGB-plan in ieder geval benoemd moet staan welke concrete huishoudelijke activiteiten worden overgenomen en met welke frequentie deze activiteiten worden uitgevoerd. Ook hierbij geldt dat het College het PGB-plan betrekt bij haar besluit over de aanvraag voor huishoudelijke verzorging. De hoogte van het PGB is afge-stemd op de kosten van huishoudelijke verzorging in natura. Uitgangspunt hierbij is dat het PGB compense-rend moet zijn.

Een PGB-plan en/of een ondersteuningsplan is niet noodzakelijk als de inwoner kiest iemand uit zijn informeel netwerk in te schakelen. De inwoner maakt gebruik van de verklaring, Verklaring hulp uit sociaal netwerk, aan-gevraagd met een formulier SVB. Voor de ondersteuning wordt een bruto onkostenvergoeding verstrekt per kalendermaand.

3.2.3 Gebruikelijke hulp

Zie Hoofdstuk 1.

3.3 Individuele ondersteuning

Onder individuele ondersteuning (begeleiding) wordt verstaan: alle professionele activiteiten gericht op het helpen van individuele inwoners en hun directe omgeving bij het vergroten/behouden van:

• Zelfredzaamheid en/of participatie tijdens de alledaagse bezigheden.

De ondersteuning wordt in principe vanuit de inwoner thuis geboden. Indien inzet van de omgeving, bijvoor-beeld de mantelzorger, school, vereniging ook effectief en/of efficiënt is, of de eigen kracht meer bevordert, maakt dit onderdeel uit van het totale Trajectplan.

Activiteiten

• Aanbieder bepaalt in overleg met de inwoner en indien van toepassing zijn directe omgeving welke activiteiten nodig zijn om de Zelfredzaamheid en Participatie te vergroten/te behouden.

• Aanbieder heeft binnen de financiële afspraken de ruimte om nieuwe vormen te ontwikkelen, waar dat leidt tot effectievere en efficiëntere ondersteuning. Hieronder zijn ook inbegrepen de samenwerking met anderen of het initiëren van verbeteringen in de 0e en 1e lijn.

Uitgangspunten met betrekking tot de prestatie

Ten aanzien van de te leveren individuele ondersteuning gelden de volgende uitgangspunten:

• Doel van de individuele ondersteuning is het bevorderen van de Zelfredzaamheid en Participatie van inwoner, door te investeren in het zelf oplossend vermogen van inwoner en zijn directe omgeving;

• De individuele ondersteuning is zo kort en zo licht mogelijk om de vermelde doelen in het trajectplan te bereiken;

• De individuele ondersteuning richt zich op het inschakelen en vergroten van het eigen sociale netwerk van inwoner en algemene voorzieningen waar mogelijk;

• De individuele ondersteuning is aanvullend op Mantelzorg. Dat wil zeggen dat de ondersteuning zo-danig wordt georganiseerd en geleverd dat die aansluit bij de mogelijkheden en de behoeften van de mantelzorger.

3.3.1 Voorwaarden voor verstrekking

Individuele ondersteuning wordt geboden aan inwoners die beperkingen hebben bij het zelfstandig functione-ren of zonder de ondersteuning risico lopen om hun zelfredzaamheid te verliezen.

Bij individuele ondersteuning wordt eerst gekeken naar wat de inwoner zelf kan en welke ondersteuning zijn informeel netwerk kan bieden. De mate van zelfredzaamheid van de inwoner wordt onderzocht en gestimu-leerd. Op basis daarvan wordt vastgesteld welke ondersteuning vanuit het College aanvullend noodzakelijk is. De geboden ondersteuning wordt niet zwaarder of langer ingezet dan nodig is.

Het inzetten van eigen kracht

Hierbij kan in dit kader gedacht worden aan het handhaven van voorzieningen die al ingezet waren, zoals een belastingadviseur. Denk ook aan praktische oplossingen, zoals het kopen van een agenda en het plakken van briefjes ter herinnering aan taken.

Het vergroten van de inzet van het eigen informeel netwerk

Onderzocht wordt op welke wijze de inwoner door zijn netwerk ondersteund kan worden, bijvoorbeeld door familieleden, vrienden of buren. Het gaat hier allereerst om de zogenoemde gebruikelijke hulp (zie hoofdstuk 1 voor gebruikelijke hulp).

Een beroep doen op andere wetgeving

Indien een inwoner een Wlz indicatie heeft of daarvoor in aanmerking komt, vindt de benodigde individuele begeleiding in het kader van de Wlz plaats en niet in het kader van de Wmo.

Afbakeningen met betrekking tot individuele ondersteuning:

• Afbakening individuele ondersteuning en maatschappelijke dienstverlening

Maatschappelijke dienstverlening is een voorliggende voorziening op individuele ondersteuning. Bij de maatschappelijke dienstverlening in het dorp of de kern kunnen inwoners op een laagdrempelige manier met kortdurende problemen terecht, bijvoorbeeld bij problemen met het omgaan met geld of omgaan met conflictsituaties. Inwoners worden geholpen deze te ordenen en op te lossen zodat ze het voortaan zelf weer kunnen. Als taken overgenomen moeten worden, onder begeleiding uitgevoerd of thuis getraind moeten worden, dan is individuele ondersteuning passender.

• Afbakening behandeling en begeleiding

Als een hoofdbehandelaar naast de behandeling begeleiding nodig vindt op het niveau van een be-handelaar (medisch, paramedisch, gedragswetenschappelijk, vaktherapeut e.d.), dan moet multidis-ciplinaire zorg worden ingezet. Het kan daarbij gaan om het motiveren tot behandeling, het stimuleren tot zelfzorg en het stimuleren tot medicatie inname. Als de begeleidingsactiviteiten een belangrijk on-derdeel zijn van de behandeling dan valt deze begeleiding onder de Zvw.

Activiteiten die geen geneeskundig doel hebben en waarvoor geen deskundigheid op het niveau van de behandelaar nodig is, vallen onder de Wmo. De begeleiding is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, zodat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen omgeving kan blijven.

• Afbakening individuele ondersteuning en huishoudelijke verzorging

Huishoudelijke verzorging betreft het overnemen van huishoudelijke activiteiten die de inwoner niet meer zelf kan uitvoeren, al dan niet in combinatie met de regievoering over deze activiteiten. Regie-voering over het huishouden kan inhouden dat de huishoudelijke hulp de inwoner actief stimuleert huishoudelijke activiteiten uit te voeren waarbij toezicht nodig is. Bij de inwoner die uitsluitend beper-kingen ervaart ten aanzien van het doen van het huishouden wordt de voorziening huishoudelijke ver-zorging ingezet. Als de inwoner alleen regie over huishoudelijke taken nodig heeft en geen hulp bij het huishouden, wordt individuele ondersteuning ingezet. Hierbij valt te denken aan het plannen en voor bespreken van huishoudelijke activiteiten waarna de inwoner deze zelfstandig kan uitvoeren. Een indi-vidueel ondersteuner voert geen huishoudelijke taken uit.

• Afbakening individuele ondersteuning en gespecialiseerde dagbesteding

Of de inwoner is aangewezen op individuele ondersteuning of in groepsverband (gespecialiseerde dagbesteding), wordt bepaald door de afweging wat zorginhoudelijk het meest doelmatig is. Onder-steuning in groepsverband is voorliggend op individuele ondersteuning als hetzelfde doel wordt be-oogd. Wanneer de ondersteuning gericht is op het bieden van een dagstructuur, is ondersteuning in groepsverband de aangewezen vorm. Wanneer de zorgbehoefte gelegen is in het een of meerdere keren per week bieden van hulp bij het doornemen van de dag- of weekstructuur en de zorgbehoefte niet gelegen is in het daadwerkelijk bieden van die dagstructuur, dan is ondersteuning in individuele vorm aangewezen.

• Afbakening persoonlijke verzorging Wmo en persoonlijke verzorging Zorgverzekeringswet Per-soonlijke verzorging betreft meestal het overnemen van zelfzorg die de inwoner niet meer zelf kan doen, al dan niet in combinatie met de regievoering over deze activiteiten. Het gaat bijvoorbeeld om in- en uit bed gaan, wassen, lichamelijke verzorging, bewegen, toiletgang, eten/drinken, aan- en uit-kleden. Als er sprake is van het structureren, organiseren of aansporen van persoonlijke verzorging door een regieprobleem kan dit onderdeel uitmaken van de individuele ondersteuning binnen de Wmo. In dit geval heeft de inwoner naar verwachting ook beperkingen bij de uitvoering en regievoe-ring van andere dagelijkse activiteiten waarvoor individuele ondersteuning nodig is. In alle andere si-tuaties valt persoonlijke verzorging onder de Zorgverzekeringswet. Inname, attenderen op, aanreiken en toedienen van medicatie zijn altijd handelingen binnen de persoonlijke verzorging onder de Zorg-verzekeringswet. Het toekennen van alléén persoonlijke verzorging is vanuit de Wmo niet mogelijk.

• Afbakening individuele ondersteuning Wmo en behandeling Zorgverzekeringswet

Als het gaat om oefenen, ondersteuning bij inslijten van vaardigheden, handelingen, gedrag en on-dersteuning bij het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, kan dit ook onder individuele ondersteuning vallen. De vaardigheden, handelingen en gedrag kunnen in een (para)medisch voortra-ject als onderdeel van behandeling al aangeleerd zijn. Behandeling en individuele ondersteuning kun-nen naast elkaar bestaan en elkaar versterken. Behandeling kan invloed hebben op de intensiteit en duur van de individuele ondersteuning. Van de inwoner wordt verwacht dat hij zo optimaal mogelijk gebruik maakt van bestaande behandelmogelijkheden. Bij twijfel of er nog behandeling mogelijk is, kan een medisch advies worden opgevraagd.

• Afbakening individuele ondersteuning en beschermd wonen Wmo

Als de inwoner gebruik maakt van de voorziening beschermd wonen, geldt dat geen individuele on-dersteuning ingezet kan worden. Beschermd wonen is namelijk een totaalpakket waarbij de onder-steuning (bij beschermd wonen begeleiding genoemd) al 24 uur per dag beschikbaar is.

3.3.2 Categorieën

Individuele ondersteuning kent een indeling in vier categorieën:

Waakvlam

Laag intensieve ondersteuning bedoeld om de inwoner te volgen en tijdig problemen te signaleren. Meestal na afloop van een intensievere ondersteuningsperiode. Het is bedoeld als een afbouw na een ondersteu-ningsperiode (nazorg) of als stabilisatie zodat terugval wordt voorkomen.

Basis

Individuele ondersteuning waarbij het accent ligt op het stabiliseren en/of bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk functioneren, het aanleren/behouden van dagstructuur en –ritme, het vergroten van zelfredzaamheid en het verlichten van sociaal isolement. Het betreft ondersteuning bij de alledaagse bezigheden en waar no-dig, ondersteuning bij het vergroten van het netwerk en het begeleiden naar activiteiten in het dorp of de kern. Ook wordt er gewerkt aan de afbouw van professionele hulp. Bijvoorbeeld door het bieden van advies en ondersteuning aan de leefomgeving en/of het opbouwen van een beter functionerend informeel netwerk van Inwoner.

Indien nodig hoort hulp bij de persoonlijke verzorging tot de ondersteuning.

Er is sprake van een hulpvraag voor individuele ondersteuning in het kader van de Wmo op gemiddeld drie levensdomeinen.

Extra

De omschrijving bij ‘basis’ is van toepassing met het verschil dat er sprake is van:

• multi-problematiek. Problemen op minimaal vier levensdomeinen waarvoor de aanbieder intensieve individuele ondersteuning in het kader van de Wmo verleent; en/of

• de veiligheid van inwoner of zijn omgeving is in het geding en hiervoor geen voorliggende voorzie-ning beschikbaar is. Onder veiligheid wordt verstaan: afwezigheid van onaanvaardbare risico’s voor de Inwoner op lichamelijke en/of psychische en/of sociale schade.

Complexe multi-problematiek

In zeer uitzonderlijke situaties, ter beoordeling van het College, kan specifieke aanvullende ondersteuning worden afgesproken. Er zal voorafgaand altijd een plan van aanpak en offerte door zorgaanbieder moeten worden ingediend. De ondersteuning is in principe kortdurend: 3 maanden tot een half jaar.

Wanneer een PGB wordt toegekend, wordt de hoogte van het PGB bepaald aan de hand van de kostprijs van de ondersteuning in natura. Met zorgaanbieders is overeengekomen dat als een inwoner kiest voor een PGB, hij tegen hetzelfde tarief als in de overeenkomst de ondersteuning kan inkopen.

3.4 Specialistische begeleiding voor zintuiglijk gehandicapten

Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van inwoners met een zintuiglijke beperking (visueel, doofblind, vroegdoof). Een klein deel van deze groep heeft specialisti-sche begeleiding nodig die slechts door enkele aanbieders in Nederland wordt geleverd. Deze behoefte is er omdat deze mensen vaak, naast de zintuiglijke beperking, te maken hebben met andere vaak verstandelijke en/of psychische beperkingen. Om de continuïteit van zorg te garanderen voor mensen die deze vorm van specialistische begeleiding afhankelijk zijn, is door de VNG met een aantal specialistische aanbieders landelijke inkoopafspraken gemaakt. Deze afspraken zijn vastgelegd in een raamovereenkomst. Gemeenten kunnen gebruik maken van de raamovereenkomst door een inwoner van de betreffende groep naar een van de aanbieders toe te leiden waarmee een raamovereenkomst gesloten is.

3.5 Gespecialiseerde dagbesteding

Gespecialiseerde dagbesteding is een Wmo-voorziening die geboden wordt aan inwoners die als gevolg van een beperking of specifieke omstandigheid onvoldoende zelfredzaam zijn op het gebied van een zinvolle invulling van de dag, het hebben van sociale contacten en maatschappelijke deelname. Gespecialiseerde dagbesteding begeleidt de inwoner bij het bevorderen en behouden van zelfredzaamheid en biedt begeleiding bij achteruitgang van zelfredzaamheid. Een inwoner kan ook in aanmerking komen voor gespecialiseerde dagbesteding als overbelasting van mantelzorgers daarmee wordt voorkomen. Gespecialiseerde dagbesteding wordt aangeboden in een groep, of is gericht op het hebben van contacten met meerdere personen. De begeleiding is deskundig in het bieden van passende activiteiten, structuur, toezicht en/of zorg en richt zich daarnaast ook op een afgewogen samenstelling van de groep en de omgeving waarin de gespecialiseerde dagbesteding plaatsvindt.

Het gaat bij gespecialiseerde dagbesteding om ondersteuning bij activiteiten voor inwoners met een sterk verminderde zelfregie als gevolg van psychiatrische, psychogeriatrische, verstandelijke of lichamelijke beper-kingen. Het aanbod is gericht op:

• Ondersteuning bij de dagbesteding;

• Ontlasten van mantelzorgers;

• Aanleren/behouden van dagstructuur en -ritme;

• Leren omgaan met fysieke en/of cognitieve beperkingen

• Handhaven en bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk functioneren;

• Voorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden;

• Ontwikkelingsgerichte activiteiten, indien mogelijk gericht op toeleiding naar vrijwilligerswerk, ar-beidsmatige dagbesteding of (begeleid) werk.

3.5.1 Voorwaarden voor verstrekking

Gespecialiseerde dagbesteding wordt geboden aan inwoners die beperkingen hebben bij een zinvolle tijds-besteding met sociale contacten en maatschappelijk verkeer. Als de ondersteuningsvraag op het gebied van dagbesteding niet met voorliggende voorzieningen is op te lossen, kan een aanvraag worden gedaan voor de maatwerkwerkvoorziening gespecialiseerde dagbesteding. Bij de beoordeling van de aanvraag blijft het versterken van de eigen kracht en het inzetten van voorliggende oplossingen het uitgangspunt.

De geboden ondersteuning wordt niet zwaarder of langer ingezet dan nodig is. Bij dagbesteding wordt eerst gekeken naar wat de inwoner zelf kan en welke ondersteuning zijn informeel netwerk kan bieden. De mate van zelfredzaamheid van de inwoner wordt onderzocht en gestimuleerd. Op basis daarvan wordt vastgesteld wel-ke ondersteuning vanuit het College aanvullend noodzakelijk is.

• Inzetten van eigen kracht

Hierbij kan gedacht worden aan oplossingen die iemand al had ingezet voordat de beperking optrad, het deelnemen aan activiteiten voor en door bewoners in de buurt, aansluiting vinden bij verenigingen en sportclubs, het volgen van cursussen, het uitbouwen van hobby’s, het zoeken van vrijwilligerswerk, onderwijs of een reguliere baan.

• Het vergroten van de inzet van het eigen informeel netwerk

Hierbij kan gedacht worden aan familieleden, vrienden of kennissen die een vorm van dagbesteding organiseren voor de inwoner, zoals iemand die een vast dagdeel op bezoek komt, iemand die de inwoner meeneemt naar een sociale gelegenheid of een vrijwilliger die wekelijks met de inwoner gaat wandelen. Voor zover het gebruikelijk is dat partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten elkaar bepaalde begeleiding bieden, is ondersteuning vanuit de Wmo niet aan de orde.

• Een beroep doen op andere wetgeving

De Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) kunnen voorliggend zijn op ondersteuning vanuit de Wmo. De Wlz kan voorliggend zijn als blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid en/of permanent toezicht nodig is. De Zvw kan voorliggend zijn als behandeling mogelijk is. Na of tijdens Zvw-behandeling kan de inwoner behoefte hebben aan dagbesteding. Als de zelfredzaamheid van de inwoner naar verwachting onvoldoende blijft dan is ondersteuning vanuit de Wmo een mogelijkheid.

Wanneer de doelgroep te maken heeft met meervoudige domein overstijgende problematiek op het terrein van de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Participatiewet wordt voor een goede af-stemming van de ondersteuning gezorgd. Er wordt gewerkt met een integrale aanpak.

• Het gebruik maken van algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen in het dorp of kern kunnen een oplossing bieden voor de problemen op het gebied van dagbesteding. Hierbij kan gedacht worden aan activiteiten voor en door bewoners zoals eettafels, koffieochtenden en wandelgroepen. Maar ook aan activiteiten gericht op het met elkaar kennis laten maken van mensen uit het dorp of kern georganiseerd in bijvoorbeeld een gemeenschapshuis.

• Afbakening gespecialiseerde dagbesteding met individuele ondersteuning

Individuele ondersteuning en gespecialiseerde dagbesteding onderscheiden zich in de te behalen resultaten en de aard van de begeleiding. Daar waar individuele ondersteuning zich richt op de beperkingen bij het zelfstandig functioneren van de inwoner, die zonder ondersteuning risico loopt om de zelfredzaamheid te verliezen, richt gespecialiseerde dagbesteding zich op het hebben van sociale contacten en zinvolle activiteiten. Daarbij vindt de begeleiding bij individuele ondersteuning individueel plaats en bij gespecialiseerde dagbesteding in groepsverband of in ieder geval in contact met anderen.

3.5.2 Categorieën

Gespecialiseerde dagbesteding kent een indeling in twee categorieën:

Basis

Gespecialiseerde dagbesteding met ondersteuning die is gericht op het stabiliseren en/of bevorderen van het zo zelfstandig mogelijk functioneren, het voorkomen van verergering van klachten en het leren omgaan met beperkingen. De gespecialiseerde dagbesteding ziet toe op het aanleren/behouden van dag -structuur en –ritme en het vergroten van de zelfredzaamheid. Het dagprogramma zal bijdragen aan verlichting van sociaal isolement van de inwoner en/of aan verlichting van de zorg thuis door de mantelzorger. De ondersteuning wordt indien nodig aangevuld met assistentie bij persoonlijke zorg. De ondersteuning kan gericht zijn op het versterken van de mantelzorger en de (nieuwe) omgeving in de omgang met de inwoner om, waar mogelijk, te komen tot een zinvolle dagbesteding en afbouw van professionele hulp.

Extra

Hiervoor geldt dezelfde omschrijving als bij “basis” met dien verstande dat er sprake is van intensieve ondersteuning. Er is sprake van intensieve ondersteuning indien de ondersteuning onplanbaar is, medewerkers continu aanwezig zijn en bij calamiteiten direct kunnen handelen. De inwoner kan niet zelfstandig deelnemen aan de dagelijkse gang van zaken op de dagbesteding en heeft veel één op één begeleiding nodig gedurende de dag. De ondersteuning wordt geleverd door deskundige medewerkers met een branche gerelateerde passende opleiding, aangevuld met voor deze doelgroep aantoonbare passende expertise. Het aantal dagdelen ondersteuning vormt geen reden op gespecialiseerde dagbesteding extra in te zetten.

Wanneer een PGB wordt toegekend, wordt de hoogte van het PGB bepaald aan de hand van de kostprijs van de ondersteuning in natura. Met zorgaanbieders is overeengekomen dat als een inwoner kiest voor een PGB, hij tegen hetzelfde tarief als in de overeenkomst de ondersteuning kan inkopen.

Complexe Multiproblematiek

In zeer uitzonderlijke situaties, ter beoordeling van het College, kan specifieke aanvullende ondersteuning worden afgesproken. Er zal voorafgaand altijd een plan van aanpak en offerte moeten worden ingediend door de zorgaanbieder. De ondersteuning is in principe kortdurend: 3 maanden tot een half jaar.

3.5.3 Vervoer

Bij een indicatie voor gespecialiseerde dagbesteding wordt onderzocht door het College of de inwoner in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer een inwoner in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger de dagbesteding kan bereiken, dan is dat voorliggend. Voor vervoer naar de gespecialiseerde dagbesteding mag geen gebruik worden gemaakt van de Wmo-regiotaxipas. Als het vervoer naar de gespecialiseerde dagbesteding vanwege beperkingen niet mogelijk is, dan onderzoekt het College de mogelijkheden van vervoer. Indien de inwoner niet op eigen kracht bij de dagbesteding kan komen, dan wordt een indicatie voor vervoer gesteld door het College.

Als er een indicatie is gesteld voor vervoer door het College, dan is de aanbieder voor het vervoer verant-woordelijk.

3.6 Kortdurend verblijf of respijtzorg

Bij kortdurend verblijf verblijft de inwoner bij een professionele aanbieder van kortdurend verblijf, bijvoor-beeld in een instelling of logeerhuis. Het doel hiervan is het overnemen van de gebruikelijke hulp of de zorg van de mantelzorger die overbelast dreigt te raken. Aanvullend op dit kortdurend verblijf kan ook de overige noodzakelijke zorg en ondersteuning geboden worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om persoonlijke zorg en verpleging vanuit de Zvw en de individuele ondersteuning of gespecialiseerde dagbesteding vanuit de Wmo.

3.6.1 Voorwaarden voor verstrekking

Kortdurend verblijf kan worden ingezet voor inwoners die gezien hun zorgbehoefte aangewezen zijn op zorg met intensief toezicht, waardoor er gedurende langere tijd mantelzorg of meer dan gebruikelijke hulp nodig is. Ontlasting van personen die gebruikelijke hulp of mantelzorg levert, is noodzakelijk. Zonder de inzet van kortdurend verblijf dreigt overbelasting. Kortdurend verblijf is aanvullend op het wonen in de thuissituatie. Het uitgangspunt is dat het kortdurend verblijf niet langer wordt ingezet dan nodig is.

De duur van het kortdurend verblijf is afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de inwoner. Er kan sprake zijn van incidenteel kortdurend verblijf (bijvoorbeeld een aantal weken tijdens een vakantie) of van structureel kortdurend verblijf (bijvoorbeeld één of twee vaste weekenden per maand).

Bij kortdurend verblijf wordt eerst gekeken naar wat de inwoner zelf kan en welke ondersteuning zijn informeel netwerk kan bieden. De mate van zelfredzaamheid van de inwoner wordt onderzocht en gestimuleerd. Vervolgens wordt gekeken naar de inzet van algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen. Pas daarna wordt vastgesteld of en zo ja welke ondersteuning vanuit het College aanvullend noodzakelijk is.

• Inzetten van eigen kracht

Hierbij kan in dit kader gedacht worden aan het installeren van domotica hulpmiddelen waardoor de inwoner gedurende een aantal uren alleen in huis kan blijven. Mogelijk kan alarmering of video op afstand de mantelzorger de gelegenheid bieden om even weg te gaan.

• Het vergroten van de inzet van het eigen informeel netwerk

Iemand uit het eigen netwerk kan de zorg gedurende een aantal uren overnemen. Deze ondersteuning is vrijwillig. Als het gaat om de dagelijkse begeleiding die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, is sprake van gebruikelijke hulp.

• Een beroep doen op andere wetgeving

Zorgverzekeringswet (Zvw):

Wanneer een inwoner aangewezen is op verblijf dat medisch noodzakelijk is in verband met geneeskundige zorg, kan verblijf op grond van de basisverzekering van de Zvw ingezet worden. Dit wordt eerstelijnsverblijf genoemd. Hierbij valt te denken aan tijdelijk verblijf na een medische ingreep. Verblijf met geneeskundige zorg valt buiten de gemeentelijke taken. Ook als er sprake is van palliatief terminale zorg is er sprake van verblijf op grond van de Zvw. Eerstelijns verblijf vanuit de Zvw is voorliggend op kortdurend verblijf vanuit de Wmo.

Wet langdurige zorg (Wlz):

Wanneer een inwoner een indicatie heeft in het kader van de Wlz of op basis van de zorgzwaarte daarvoor in aanmerking komt en nog thuis woont, dient kortdurend verblijf op basis van de Wlz aangevraagd te worden. Kortdurend verblijf vanuit de Wlz is voorliggend op kortdurend verblijf vanuit de Wmo.

• Het gebruik van maken van algemene voorzieningen

De inwoner kan mogelijk meedoen aan welzijnsactiviteiten, waardoor de mantelzorger een paar uur respijt heeft. Ook kan ondersteuning worden geboden om het dagelijks leven van mensen zo zelfstandig mogelijk in te richten of kan een vrijwilliger gevonden worden die een paar uren de zorg voor de inwoner over kan nemen.

3.6.2 Categorieën

Kortdurend verblijf kent een indeling in twee categorieën; basis en extra.

Basis

Kortdurend verblijf basis is kortdurend verblijf zonder individuele ondersteuning. Wanneer de inwoner in de thuissituatie individuele ondersteuning als maatwerkvoorziening krijgt dan wordt verwacht dat deze onder-steuning wordt gecontinueerd tijdens het kortdurend verblijf.

Extra

Kortdurend verblijf extra is kortdurend verblijf met individuele ondersteuning. Wanneer de inwoner individuele ondersteuning nodig heeft, maar dit in de thuissituatie zelf heeft opgelost zonder maatwerkvoorziening door bijvoorbeeld mantelzorg, dan kan hiervoor kortdurend verblijf extra worden toegekend.

Wanneer een PGB wordt toegekend, wordt de hoogte van het PGB bepaald aan de hand van de kostprijs van de ondersteuning in natura. Met zorgaanbieders is overeengekomen dat als een inwoner kiest voor een PGB, hij tegen hetzelfde tarief als in de overeenkomst de ondersteuning kan inkopen.

3.7.1 Beschermd wonen

Onder beschermd wonen wordt verstaan (artikel 1.1.1 Wmo 2015): ‘wonen in een accommodatie van een in-stelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en parti-cipatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing, maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen.’

Oss is centrumgemeente voor de uitvoering van beschermd wonen. Het beleid omtrent beschermd wonen is vastgelegd in de Beleidsregels Beschermd Wonen Oss.

De varianten Beschermd wonen zijn:

1. Beschermd wonen met 24-uurs fysieke aanwezigheid

2. Beschermd wonen met op afroep fysieke aanwezigheid nacht

3. Wonen met ondersteuning

3.7.2 Urgentieplus woningen

Met het aanbod urgentieplus woningen willen we het volgende bereiken:

- Dat inwoners niet langer in een beschermd wonen of maatschappelijke opvang locatie verblijven dan nodig is, omdat zij tijdig een zelfstandige sociale huurwoning kunnen krijgen.

- Dat inwoners duurzaam de stap naar zelfstandige wonen kunnen maken.

Uitgangspunt is dat betrokkene terugkeert naar de gemeente van herkomst. Naast de huurovereenkomst wordt een woonbegeleidingsovereenkomst opgesteld met daarin gedragsaanwijzingen voor de inwo-ner/huurder. De inwoner heeft zich aan de afspraken te houden.

3.7.3 Time-Out woningen

Een time-out voorziening biedt tijdelijke opvang en zorg aan inwoners in de regio. Deze inwoners verlaten even de eigen woning, omdat zij in psychische nood verkeren en een rustige omgeving nodig hebben. Deze ‘time-out’-periode biedt hulpverleners de kans om de zorg in de thuissituatie of een nieuwe opvangplek te regelen. Zo kunnen inwoners na de time-out met de juiste ambulante zorg weer verder. Een zorgaanbieder biedt 24 uur per dag, 7 dagen per week professionele begeleiding. Inwoners mogen er maximaal 12 weken verblijven en keren dan weer terug naar huis of naar elders.

3.8 Woonvoorzieningen

Een woonvoorziening kan compensatie bieden in de zelfredzaamheid, door de inwoner in staat te stellen tot het normale reguliere gebruik van een woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn. Elementaire woonfuncties zijn:

• Slapen

• Lichaamsreiniging

• Toiletgang

• (Bereiden van) eten en

• Zich verplaatsen in de primaire leefruimten van de woning.

• Veilig kunnen spelen in de woning als er kinderen zijn.

Er worden in beginsel geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft.

Uitgangspunt blijft dat eerst de eigen verantwoordelijkheid wordt onderzocht. Bij de keus voor een woning moet men binnen de eigen (financiële) mogelijkheden rekening houden met de eigen situatie. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met bestaande of te verwachten beperkingen. Ondanks dat hier rekening mee gehouden is, kan het voorkomen dat door veranderde omstandigheden ondersteuning nodig is in de vorm van een woonvoorziening. Deze woonvoorziening is dan gericht op het opheffen of verminderen van beper-kingen die een persoon bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt.

3.8.1 Soorten woonvoorzieningen

Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:

1. Een losse woonvoorziening

Dit zijn voorzieningen die niet aard- en nagelvast in de woning worden bevestigd. Voorbeelden hiervan zijn een verrijdbare douchestoel of een tillift.

2. Een woningaanpassing

Hieronder valt zowel een bouwkundige ingreep (een verbouwing) als een woontechnische ingreep (het aanbrengen van speciale voorzieningen in de woning zonder aantasting van het gebouw) in of aan een woonruimte. Het is een aanpassing die aard- en nagelvast in of aan de woning wordt verankerd. Voor-beelden hiervan zijn onder meer een traplift, een aanbouw of een woonunit.

3. Ondersteuning bij verhuizing en inrichting

Voorbeelden hiervan zijn onder meer vergoeding van kosten die gemaakt worden bij verhuizing of bij wo-ningsanering.

Losse woonvoorzieningen hebben als voordeel dat ze vaak snel kunnen worden ingezet, meestal voordeliger zijn en ze kunnen worden meegenomen in geval van verhuizing. Losse woonvoorzieningen zijn daarom veelal voorliggend op een woningaanpassing.

Veel woonvoorzieningen zijn tegenwoordig in de reguliere handel te koop. De gemeente heeft geen verantwoordelijkheid om algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals een centrale verwarmingsinstallatie, verhoogde toiletpot, eenvoudige douchestoelen en (wand)beugels te verstrekken. Er moet wel onderzocht worden of de voorziening ook daadwerkelijk als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden. Zie criteria algemeen gebruikelijk in hoofdstuk 2.3.4.

Bezoek- of logeerbaar

Het bezoek- of logeerbaar maken van een woning kan een maatwerkvoorziening zijn als dit de inwoner in staat stelt tot participatie, door deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en het ontmoeten van medemensen en contacten onderhouden. Het betreft situaties waarin de inwoner zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling in de gemeente Bernheze. De gemeente waarin de Wlz-instelling zich bevindt of waar de inwoner woont is verantwoordelijk voor het bezoek- of logeerbaar maken van een woning. Ook al staat de woning die bezoek- of logeerbaar gemaakt moet worden in een andere gemeente.

Het College is hiertoe wettelijk niet verplicht. Het betreft buitenwettelijk begunstigd beleid. Het College wil hiermee mogelijk maken dat bijv. een kind dat opgenomen is in een Wlz-instelling, binnen of buiten onze ge-meente, wel bij zijn/haar ouders die in onze gemeente wonen op bezoek kan komen.

Onder bezoek- en/of logeerbaar maken wordt verstaan dat de inwoner de volgende ruimtes kan bereiken en gebruiken:

o Woonkamer

o Toiletvoorziening. Dit kan ook een postoel zijn.

o Eenvoudige slaapmogelijkheid op gelijkvloers niveau

Er wordt maximaal een bedrag van € 2.530 verstrekt als een financiële tegemoetkoming. Het bedrag is niet gerelateerd aan daadwerkelijk te maken kosten.

Uitraasruimte

Een bijzondere woonvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van een uitraasruimte. De uitraasruimte kan worden gedefinieerd als: “Een verblijfsruimte waarin een persoon die ten gevolge van een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.”

Voor kinderen die qua geestelijk ontwikkeling 13 jaar of jonger zijn, geldt als extra aandachtspunt dat zij veilig moeten kunnen spelen in de woning. Hier aansluitend op bestaat er in enkele specifieke gevallen de mogelijkheid om een “uitraaskamer” in of bij de woning te realiseren. Dit kan als het voor de veiligheid van de inwoner of die van zijn omgeving nodig is, dat de inwoner afgezonderd tot rust moet komen. Deze mogelijkheid om tot rust te komen, kan niet kan in een al bestaande ruimte in de woning zoals bijvoorbeeld een slaapkamer.

Om hiervoor in aanmerking te komen moet er sprake zijn van minimaal één van de onderstaande situaties:

- de inwoner beschadigt zichzelf (zelfverwoning);

- de inwoner beschadigt de omgeving (vernielzucht);

- er is bij de inwoner sprake van ongecontroleerde driftbuien of overmatige apathie.

3.8.2 Hoofdverblijf en permanente bewoning

Het verstrekken van een woonvoorziening door het College beperkt zich tot woonruimten bedoeld voor permanente bewoning waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft. Een uitzondering hierop geldt voor het bezoek-baar maken.

Een woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een woonwagen met vaste standplaats, wordt in principe gesproken van een permanente woonruimte. Daarentegen worden geen woonvoorzieningen verstrekt als het gaat om hotels/pensions, trekkerswoonwagens, toer- en stacaravans, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en kamerbewoning.

3.8.3 Doelgroepengebouwen

Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt in een woongebouw dat specifiek gericht is op ouderen of mensen met beperkingen, waarvan verwacht mag worden dat deze voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten conform het Bouwbesluit. Ook geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen. Een maatwerkvoorziening in een gebouw dat specifiek is bedoeld voor ouderen of mensen met beperkingen is in principe algemeen gebruikelijk.

3.8.4 Gemeenschappelijke ruimten

Maatwerkvoorzieningen die betrekking hebben op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten worden niet verstrekt door het College, tenzij het gaat om automatische deuropeners die niet onder de verantwoordelijkheid van de woningcorporatie vallen en opstelplaatsen voor rolstoelen/scootmobielen. Omdat de voorziening gebruikt wordt door meerdere bewoners, wordt het redelijk geacht om de kosten voor installatie en/of onderhoud (gedeeltelijk) voor rekening van de eigenaar of vereniging van eigenaren van het gebouw te laten zijn. Wanneer sprake is van een algemeen karakter van de voorziening wordt geen eigen bijdrage CAK gevraagd aan de inwoner.

3.8.5 Eigen verantwoordelijkheid

Een inwoner komt alleen voor een woonvoorziening in aanmerking als de noodzaak tot ondersteuning of voorziening redelijkerwijs:

- niet vermijdbaar was

- niet voorzienbaar was of

- van de inwoner niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de ondersteuningsvraag overbodig hadden gemaakt.

Het is de eigen verantwoordelijkheid van een ieder om rekening te houden met hun gezondheidssituatie. Zo kan bijvoorbeeld een woonvoorziening worden geweigerd wanneer ten tijde van het betrekken van de woonruimte door de persoon met beperkingen te voorzien was dat in deze woonruimte beperkingen bij het normale gebruik van de woning zouden worden ondervonden.

3.8.5 Verhuizen

Woningaanpassing versus verhuizen

Bij het onderzoek wordt naar de persoonskenmerken gekeken en de mate waarin de inwoner de noodzaak tot ondersteuning of voorzieningen had kunnen voorzien. Als uiteindelijk een maatwerkvoorziening nodig is, dan wordt de goedkoopst passende voorziening verstrekt. Bij grote woningaanpassingen zal dus steeds de afweging worden gemaakt of dit de goedkoopst passende oplossing is. Verhuizen naar een geschikte woning is vaak goedkoper dan aanpassen. Wanneer de inwoner als gevolg hiervan echter een restschuld overhoudt bij de verkoop van de oude woning, is het per saldo niet de goedkoopst passende oplossing.

Bij de afweging of verhuizen leidt tot het wonen in een geschikt huis, moeten de volgende aspecten zorgvuldig worden onderzocht en meegewogen:

1. financiële consequenties van de verhuizing;

2. de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn);

3. argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de inwoner;

4. argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg in de woonomgeving;

5. mogelijke gebruiksduur.

Veel verhuizingen en de kosten daarvan zijn als algemeen gebruikelijk te beschouwen, ook los van de beperking die men heeft. Nederlanders verhuizen gemiddeld zeven keer in hun leven. Dat is ongeveer één keer in de tien jaar. Verhuizen behoort voor een ieder dus tot het normale leven en een ieder heeft dus enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten.

Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd en men niet in staat is zelf voor een oplossing te zorgen, dan kan mogelijk ondersteuning worden geboden bij de verhuizing en (her)inrichting.

Verhuizen naar een geschikte of aangepaste woning is voorliggend op een woningaanpassing. Dit heet het primaat van verhuizen. Bij toepassing van het primaat van verhuizen vraagt het College de inwoner te verhuizen naar een geschikte woning in plaats van de huidige woning aan te passen. Het College hanteert bij woningaanpassingen waarvan de kosten hoger zijn dan € 15.000, het primaat van verhuizen.

Het College past het primaat van verhuizen niet dwingend toe. Als een inwoner niet wil verhuizen terwijl het primaat van verhuizen kan worden toegepast, dan verstrekt het College de inwoner een bedrag van maximaal € 2.530. Dit bedrag kan gebruikt worden voor het aanpassen van de huidige woning.

Aan een toekenning van een verhuiskostenvergoeding zonder dat de inwoner verhuist, verbindt het College afspraken. Het College compenseert in dat geval geen nieuwe belemmeringen meer in het normale gebruik van de woning. Uitzondering hierop is de situatie waarbij het gaat om belemmeringen in het normale gebruik van de woning die ook zouden zijn opgetreden, als de inwoner wel zou zijn verhuisd naar een passende woning.

Verhuiskostenvergoeding

De verhuiskostenvergoeding wordt verstrekt als een financiële tegemoetkoming uit de Wmo en bedraagt

€ 2.530. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is een door het College vastgesteld bedrag en is niet gerelateerd aan de werkelijk gemaakte kosten. De verhuiskostenvergoeding dient binnen 2 jaar gebruikt te worden.

Verhuisdatum

Voor de hoogte van de tegemoetkoming is de verhuisdatum bepalend. Heeft het College in de periode tus-sen afgifte van de beschikking voor verhuiskostenvergoeding en de daadwerkelijke verhuizing het bedrag aangepast, dan geldt het aangepaste bedrag.

Voorwaarden uitbetaling verhuiskostenvergoeding

De verhuiskostenvergoeding wordt uitbetaald als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

- binnen 6 maanden na ondertekening van het huur- of koopcontract wordt een kopie van het ondertekende contract overhandigd (opgestuurd) aan de gemeente;

- de nieuwe woning waar naartoe wordt verhuisd is geschikt en voldoet aan het resultaat en voorwaarden van de beschikking.

Uitsluiting verhuiskostenvergoeding

De verhuiskostenvergoeding wordt niet verstrekt bij verhuizing naar:

- een woonruimte die niet bestemd is om (het gehele jaar) te bewonen. Bijvoorbeeld een verhuizing naar een vakantiewoning.

- een Wlz-instelling, verzorgingshuis, verpleeghuis of een andere mede door de Wlz gefinancierde woonzorgvorm.

- een woonruimte waarvoor geen huurovereenkomst maar een verzorgingsovereenkomst is afgesloten.

3.9 Vervoersvoorziening

Om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk verkeer is het een vereiste dat iemand zich kan verplaatsen. Vervoer speelt hierbij een belangrijk rol. Een inwoner moet zich met één of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kunnen verplaatsen. Uit jurisprudentie blijkt dat om te kunnen participeren de inwoner de mogelijkheid moet hebben jaarlijks tot een max van 1500 tot 2000 kilometer te reizen binnen een straal van 15 tot 20 kilometer van de woning. Buiten dit gebied kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het Ministerie van VWS verricht.

Wanneer een inwoner gebruik kan maken van reguliere vervoersmogelijkheden, openbaar vervoer of een vervoersvoorziening op grond van een andere wet, dan geldt dat de inwoner in het kader van eigen kracht het probleem zelf op kan lossen. Zo kan voor medisch vervoer bijvoorbeeld een beroep gedaan worden op de Zvw. Voor vervoer in het kader van arbeid kan met het UWV gekeken worden naar oplossingen en voor vervoer in het kader van onderwijs kan een beroep gedaan worden op leerlingenvervoer.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daar-voor, dan is er geen noodzaak te compenseren omdat er geen probleem is of omdat de inwoner het zelf op kan lossen. Bijvoorbeeld de inwoner heeft al een auto en is gewend daar alles mee te doen. Dat kan anders zijn als door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

3.9.1 Vervoersbehoefte

Om vast te stellen of de inwoner in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening en zo ja, welke voorziening de beperkingen compenseert, moet onderzoek gedaan worden naar de vervoersbehoefte. Daarbij wordt ook gekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het openbaar vervoer of de eigen auto en/of hulp kan inschakelen van het eigen netwerk. Er wordt beoordeeld of gebruik kan worden gemaakt van een algemene voorziening. Daarnaast wordt ook beoordeeld of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing kunnen bieden zoals een fiets met elektrische trapondersteuning of een bromfiets.

3.9.2 Vervoersvoorzieningen

Wanneer uit het onderzoek blijkt dat er een noodzaak is voor een maatwerkvoorziening, zal afgewogen moeten worden met welke voorziening de zelfredzaamheid of de deelname aan het maatschappelijk verkeer bereikt wordt. Hieronder volgt een, niet limitatief, overzicht van mogelijke vervoersvoorzieningen:

Collectief vraagafhankelijk vervoer

Collectief vraagafhankelijk vervoer is vervoer van deur tot deur en wordt uitgevoerd door de Regiotaxi. De Regiotaxi is voor iedere OV-reiziger toegankelijk, maar is ook specifiek toegankelijk voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Met een Wmo-regiotaxipas kan tegen gereduceerd tarief worden gereisd. Voor deelname aan het collectief vervoer wordt geen eigen bijdrage CAK gevraagd. Wel betalen gebruikers een gereduceerd tarief per zone. Er kan medische begeleiding worden geboden tijdens het vervoer. Er moet dan sprake zijn van:

1. Een medische noodzaak voor begeleiding onderweg. De begeleider moet kunnen ingrijpen, bijvoor-beeld bij een epilepsieaanval.

2. Een medische noodzaak waardoor er toezicht nodig is onderweg. Bijvoorbeeld bij mensen met een psychiatrisch ziektebeeld, denk aan dementie of mensen met gedragsstoornissen bijvoorbeeld als gevolg van een hersenbeschadiging.

Als medische begeleiding is geïndiceerd, kan niet zonder begeleider worden gereisd. Een medisch noodzakelijke begeleider reist gratis.

Verplaatsingsmiddel korte en middellange afstanden

Een scootmobiel kan worden verstrekt als er sprake is van een vervoersbehoefte in de directe omgeving van de woning. Denk hierbij aan: om zelf de boodschappen te kunnen doen, familie te bezoeken of deel nemen aan vrije tijdsbesteding en waarvoor andere vervoermiddelen zoals een eigen auto, fiets met of zonder trap-ondersteuning of bromfiets onvoldoende oplossing bieden. De inwoner dient over voldoende verkeersinzicht en rijvaardigheid te beschikken om veilig aan het verkeer deel te kunnen nemen. Het testen van de rijvaardigheid kan onderdeel zijn van het onderzoek gedaan door het College.

Een handbike is een verplaatsingsmiddel en er wordt een EB CAK opgelegd.

Stalling

De volgende eisen worden gesteld aan de stalling van een scootmobiel of overige verplaatsingsmiddelen:

• Afsluitbare ruimte of tuin

• Waterdicht

• Winddicht

• Aanwezigheid van stroom / oplaadpunt

Bovenstaande eisen zijn echter niet altijd haalbaar in de verschillende woonsituaties. Per situatie zal gekeken moeten worden of de stalling voldoet. Zo voldoen een afsluitbare garage en tuinhuis of schuur meestal wel, al zijn die bij strenge vorst niet geheel vorstvrij. Bij een carport is het afhankelijk hoe toegankelijk deze is voor buitenstaanders i.v.m. diefstal en hoe droog/vochtvrij deze is. Er wordt gelet op de wind en regen die er onder door kan komen. Een carport voldoet meestal niet aan de eisen van een stalling.

Een hoes is niet voldoende, omdat deze niet voldoende tegen diefstal, vocht en vorst beschermt.

Ook de bereikbaarheid van de stalling wordt beoordeeld. Denk hierbij aan:

• Smalle doorgangen

• Korte draaicirkels

• Doorgankelijkheid bij automatische deuropeners

• Grote van de lift

• Ondergrond van tuinpaden en brandgangen

• Hoogte van de aanwezige drempels

Autoaanpassing

Als een inwoner zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en er geen andere mogelijkheden zijn om in de vervoersbehoefte te voorzien, kan een noodzakelijke autoaanpassing worden vergoed. Gelet hierop zal het in de praktijk slechts in incidentele gevallen nodig zijn om een auto aan te passen of hiervoor een persoonsgebonden budget te verstrekken. Andere oplossingen zullen veelal goedkoper zijn. Omstandigheden die bij de afweging ook een rol spelen zijn bijvoorbeeld:

• het algemeen gebruikelijk zijn van aanpassingen zoals cruise controle, automatisch versnelling, stuur- en rembekrachtiging of een hoge instap.

• de technische staat van de auto. De technische staat is zodanig, dat er verwacht mag worden dat de auto minimaal 7 jaar gebruikt kan worden.

3.10 Rolstoelvoorziening

Zichzelf kunnen verplaatsen is essentieel bij zelfredzaamheid en participatie. Het gaat hier om inwoners die voor het zich dagelijks verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel. Bij de beoordeling moet eerst worden bekeken of er voorliggende oplossingen zijn. Wanneer slechts incidenteel gebruik wordt gemaakt van een rolstoel, dan kan de inwoner worden verwezen naar de uitleenservice van de thuiszorg. Denk hierbij aan een rolstoel die in de auto wordt meegenomen om elders bij het winkelen of bij uitstapjes te gebruiken.

Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:

• Handmatig voortbewogen rolstoel

• Elektrisch voortbewogen rolstoel

• Aanpassingen aan de rolstoel

Als er een noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks gebruik dan wordt hiervoor een programma van eisen opgesteld. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking. Bij een verstrekking als PGB wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen. Voor rolstoelen is geen eigen bijdrage CAK verschuldigd.

Indien nodig kunnen er aanpassingen worden gedaan aan de rolstoel. Met aanpassingen wordt bedoeld: extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten zoals comfort beensteunen, een werkblad of een houder voor een zuurstoffles, maar wel noodzakelijk zijn voor de inwoner. Tijdens het onderzoek wordt door het College rekening gehouden met de belangen van mantelzorgers.

3.11 Sportvoorziening

Een van de maatwerkvoorzieningen die kan bijdragen aan het actief kunnen deelnemen aan de maatschappij is een sportvoorziening, zoals bijvoorbeeld een sportrolstoel. De inwoner moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. De inwoner is zonder sportvoorziening niet in staat tot uitoefening van die sport en komt hierdoor in een sociaal isolement. Omdat de sportvoorziening moet bijdragen aan de participatie, wordt deze alleen verstrekt voor sporten in verenigingsverband.

Voor sportvoorzieningen – sportrolstoelen uitgezonderd - wordt een eigen bijdrage CAK gevraagd.

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden Budget

(artikel 6 Wmo-verordening 2020)

4.1 Algemeen

In de Wmo is het persoonsgebonden budget een gelijkwaardig alternatief voor ondersteuning in natura. Het kiezen van een PGB dient altijd een bewuste en vrijwillige keuze te zijn. Het is belangrijk dat de inwoner wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om te kiezen voor een PGB en de gevolgen van die keuze. Wanneer inwoners helder en volledig geïnformeerd worden over wat er komt kijken bij het beheer van het PGB, vergroot dit de kans dat men weloverwogen kiest voor het PGB en hier op passende wijze mee om kan gaan.

Een inwoner die een geïndiceerde maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wenst, geeft dit gemotiveerd aan en hij stelt een PGB-plan op, tenzij het een aanvraag voor een woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoel betreft. In die gevallen is geen PGB-plan nodig. Het College toetst de aanvraag en de aanvrager enkel op doelmatigheid, bekwaamheid en motivatie.

1. Voor de aanvraag van een PGB wordt gebruik gemaakt van een door het College opgesteld PGB-plan.

2. De motivatie en bekwaamheid van de aanvrager van een PGB en de doelmatigheid van het zorgin-houdelijke voorstel worden getoetst aan de hand van een door de aanvrager ingevuld PGB-plan als onderdeel van het gesprek als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wmo-verordening 2020.

3. Als de aanvrager het budgetbeheer met ondersteuning uit zijn informeel netwerk of zijn vertegenwoordiger uitvoert, mag deze niet tevens de zorgverlener zijn, tenzij hiervoor door het College toestemming is verleend.

De berekening van de hoogte van een PGB is gebaseerd op de in de betreffende situatie goedkoopst pas-sende beschikbare maatwerkvoorziening.

4.2 PGB Tarieven

De PGB-tarieven voor

• Huishoudelijke verzorging

• Individuele ondersteuning

• Gespecialiseerde dagbesteding

• Kortdurend verblijf

Zijn afgeleid van de tarieven waarvoor het College deze dienst heeft gecontracteerd bij de verstrekking in natura. Op basis van deze tarieven wordt het PGB vastgesteld.

Bij de vaststelling van het tarief wordt onderscheid gemaakt tussen dienstverlening via:

a. een professionele zorgverlener

b. een zelfstandige zonder personeel of freelancer

c. iemand uit het informeel netwerk (sociaal netwerk)

Daarbij gelden de volgende uitgangspunten voor het bepalen van de hoogte van het tarief voor het bekostigen van diensten zoals huishoudelijke hulp en begeleiding:

ad a. 100% van het tarief indien aanvrager een professionele organisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao;

ad b. 85% van het tarief indien de aanvrager een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

ad c. Informeel netwerk -> indien de aanvrager iemand uit het informele netwerk inschakelt, kan de aanvrager kiezen voor:

o Een zorgovereenkomst

Als er een zorgovereenkomst is, dan is er sprake van een PGB op maat.

Het budget wordt vastgesteld aan de hand van aantal uren noodzakelijke hulp x wettelijk minimumloon (P x Q) en heeft de volgende voorwaarden:

1. Er is een arbeidsrelatie op basis van de zorgovereenkomst waarbij het wettelijk minimumloon geldt;

2. PGB-plan, Ondersteuningsplan en VOG moeten worden aangeleverd bij de SVB bank;

3. De salarisadministratie wordt uitgevoerd door de SVB.

Of de inwoner kiest voor een

o Een onkostenvergoeding

Dit is een vast bedrag per maand zonder exacte beoordeling van het aantal benodigde uren. Deze vergoeding heeft de volgende voorwaarden:

1. Er wordt gebruik gemaakt van een verklaring, Verklaring hulp uit sociaal netwerk, aangevraagd met een formulier van de Sociale Verzekeringsbank(SVB).

2. De onkostenvergoeding is een bruto bedrag.

3. De zorgverlener uit het eigen netwerk moet zelf elk jaar belastingaangifte doen bij de Belasting-dienst.

4. De salarisadministratie wordt niet uitgevoerd door de SVB.

5. PGB-Plan, Ondersteuningsplan en VOG zijn niet verplicht. Deze kunnen wel opgevraagd worden door het College als de situatie daar aanleiding toe geeft.

Een zorgovereenkomst en verklaring mogen niet gecombineerd worden.

4.2.1 PGB en Informeel netwerk

Het is niet wenselijk om over te gaan tot betaling van hulp die anders zonder betaling door het informele netwerk, gebruikelijke hulp dan wel een mantelzorger geleverd zou worden. Een PGB wordt daarom in principe niet verstrekt wanneer de zorg wordt ingevuld door een persoon die mantelzorg of gebruikelijke zorg verleent. Of waarvan verwacht kan worden de ondersteuning te verlenen. Er zijn echter ook situaties waarbij het mogelijk is om een maatwerkvoorziening in de vorm van een PGB te verstrekken voor ondersteuning van het informele netwerk. Voorbeelden kunnen zijn:

• Als de ondersteuning de gebruikelijke hulp overstijgt en in alle redelijkheid niet verwacht kan worden dat iemand dit in het kader van mantelzorg doet.

• Als de ondersteuning aantoonbaar aan dezelfde eisen van doelmatigheid en efficiency voldoet als de maatwerkvoorziening in natura.

• De ondersteuning mag niet leiden tot overbelasting van degene uit het informeel netwerk die de hulp verleent.

Er dient altijd een zorgvuldig onderzoek gedaan te worden naar de specifieke individuele situatie voordat een besluit genomen kan worden over het wel of niet verstrekken van een PGB voor ondersteuning door het informele netwerk. Indien de persoon die ondersteuning biedt een professioneel zorgverlener is uit het informele netwerk, dan kan het tarief en de voorwaarden gehanteerd worden voor het PGB Informeel netwerk.

4.2.2 PGB voor Woonvoorzieningen & Woningaanpassingen

Tijdens het onderzoek wordt door de Wmo-consulent beoordeeld voor welke aanpassingen de inwoner in aanmerking kan komen. De inwoner ontvangt een gespreksverslag met daarin de eisen waaraan de aanpassingen moeten voldoen.

De inwoner vraagt bij 2 verschillende aannemers een offerte op die voldoet aan de vastgestelde eisen.

De Wmo-consulent beoordeelt deze offertes. Eventueel worden de offertes ter beoordeling voorgelegd aan het onafhankelijke adviesbureau.

Vaststelling hoogte PGB

• De hoogte van het persoonsgebonden budget voor losse woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de voorziening, inclusief onderhoud en reparatie.

• De hoogte van het persoonsgebonden budget voor bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte. Legeskos-ten gemaakt voor de aanvraag van een bouwvergunning zijn kosten waarvoor een PGB wordt verstrekt.

• Bij berekening van de kosten van een woonruimte aanpassing is het uitrustingsniveau van een sociale huurwoning bepalend.

• De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de vorm van een vergoeding voor verhuis- of inric-tingskosten is € 2530,--

• De hoogte van het persoonsgebonden budget voor tijdelijke huisvesting wordt bepaald aan de hand van de werkelijke kosten.

• Het persoonsgebonden budget voor huurderving is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag.

Voorwaarden PGB

De volgende voorwaarden gelden voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen:

• Met de werkzaamheden mag niet worden gestart voordat het College positief heeft beslist op de aanvraag. Tenzij hier expliciet schriftelijk toestemming voor is gegeven door het College.

• De budgethouder verstrekt inzage in de bescheiden en tekeningen die betrekking hebben op de woningaanpassing.

• Aan het College wordt de gelegenheid geboden tot het controleren van de gerealiseerde woningaanpassing.

• Onmiddellijk na de voltooiing van de aanpassingswerkzaamheden, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het besluit van het College, verklaart de inwoner schriftelijk aan het College dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

• De budgethouder aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning, is verplicht zorg te dragen voor een opstal verzekering. Die verzekering dekt het risico van schade aan de woning inclusief de getroffen woningaanpassing. Op verzoek van het College overlegt de budgethouder een afschrift van het polisblad.

• Het persoonsgebonden budget dient binnen 12 maanden na toekenning te zijn gebruikt voor de bekostiging van de woningaanpassing.

Uitbetaling PGB

• Een PGB lager dan € 15.000,- wordt ineens uitbetaald nadat het College het besluit heeft genomen. De inwoner legt binnen 1 jaar na afgeven van de beschikking, facturen over om het ontvangen PGB te ver-antwoorden.

• Het PGB wordt bij bedragen hoger dan € 15.000 in termijnen uitbetaald aan de inwoner:

1e termijn 50% na besluit van het College

2e termijn 30% na verantwoording 1e termijn

3e termijn 20% na verantwoording 2e termijn

De inwoner legt binnen 1 jaar na afgeven van de beschikking facturen over om het ontvangen PGB te verantwoorden.

• Na gereed melding van de woningaanpassing kan de Wmo-consulent of de externe bouwkundige adviseur de uitgevoerde woningaanpassing komen controleren.

De inwoner mag het ontvangen PGB ook gebruiken voor een andere duurdere oplossing dan de in het onderzoek vast gestelde goedkoopst passende oplossing. Mits de belemmeringen waarvoor het PGB is verstrekt ook daadwerkelijk opgelost zijn. Denk hierbij aan het verstrekken van een PGB voor een traplift en aanpassingen aan de natte cel op de 1e etage. De inwoner mag het geld dan ook gebruiken om op de begane grond een slaapkamer en natte cel te realiseren.

4.2.3 PGB voor Hulpmiddelen

• De hoogte van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op het bedrag dat de maatwerkvoorzie-ning bij verstrekking in natura zou kosten. Daarbij wordt uitgegaan van de goedkoopste uitvoering en van de vaste categorieprijzen vastgesteld op basis van de tarieven van de gecontracteerde leveranciers.

• Het persoonsgebonden budget kan ook worden vastgesteld aan de hand van:

de huurprijs per maand x 12 maanden x 7 jaar.

• Voor maatwerkvoorzieningen waarvoor geen vaste categorieprijzen gelden, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van één of meerdere offertes. Deze offertes worden opgevraagd door de inwoner en/of door verkenning van de markt door het College.

• Het persoonsgebonden budget wordt verhoogd met een bedrag voor het onderhoud, reparaties en eventueel de verzekering van de voorziening. Hier geldt als uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de tarieven van gecontracteerde leveranciers in geval de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de aanschafprijs van een voorziening lager is als de zorg in natura prijs bij de leverancier dan wordt de aanschafprijs verhoogd met 10 % voor onderhoud, reparatie of verzekering.

• De budgethouder dient bij de aanschaf van een hulpmiddel een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.

• Het persoonsgebonden budget wordt voor een minimale periode toegekend van 7 jaar. Binnen de toegekende verstrekkingsduur kan de budgethouder niet nogmaals in aanmerking komen voor een persoonsgebonden budget voor dezelfde maatwerkvoorziening of een dergelijke voorziening in natu-ra voor hetzelfde doel. Tenzij vaststaat dat de verstrekte voorziening niet meer passend is.

• Uitbetaling van het persoonsgebonden budget vindt plaats na het overleggen van een (pro forma) no-ta waaruit blijkt dat de maatwerkvoorziening is of wordt gekocht conform het gestelde programma van eisen in de beschikking.

4.2.4 PGB voor Autoaanpassingen

De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanpassing van de eigen auto wordt vastgesteld op het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte. De auto aanpassing moet worden uitgevoerd door een RDW erkend auto aanpassingen bedrijf.

4.2.5 PGB voor Beschermd wonen

• De vaststelling van een PGB voor beschermd wonen vindt plaats door het aan de hand van het inge-diende zorg- en budgetplan te bepalen welk product beschermd wonen passend is.

• De categorieën Beschermd wonen zijn:

1. Beschermd wonen met 24-uurs fysieke aanwezigheid

2. Beschermd wonen met op afroep fysieke aanwezigheid nacht

3. Wonen met ondersteuning

4.2.3 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

De Sociale Verzekeringsbank (SVB) voert namens het College de betalingen ten laste van het verstrekte persoonsgebonden budget, alsmede het hiermee verbonden budgetbeheer uit.

De uitbetaling vindt alleen plaats aan aanbieders dan wel hulpverleners met wie de inwoner een zorgovereenkomst heeft gesloten of er een Verklaring hulp uit sociaal netwerk SVB ondertekend is.

4.3 Geen keuze voor een persoonsgebonden budget

In aanvulling op artikel 6 van de Wmo-verordening 2020 wordt er geen persoonsgebonden budget verstrekt als:

1. de inwoner zelf niet in staat is of blijkt te zijn een PGB te beheren of zorginhoudelijke afspraken te maken en er ook niemand in zijn omgeving is die dit voor hem kan doen. Het College toets de PGB-vaardigheid alvorens te besluiten een PGB toe te kennen.

2. er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een PGB in het verleden of er anderszins niet aan de geldende regels en verantwoordelijkheden is gehouden en dit verwijtbaar is.

3. het een toekenning betreft voor collectief vraagafhankelijk vervoer. Hier speelt het verantwoord laten functioneren van het collectief vervoerssysteem een belangrijke rol. Het College heeft een zwaarwegend financieel belang om rechthebbenden te laten deelnemen aan deze voorzieningen ten einde ze in stand te houden.

4. als de voorziening zich niet leent voor een persoonsgebonden budget, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een progressief ziektebeeld of een kindervoorziening waarbij op voorhand vaststaat dat de voorziening binnen korte tijd vervangen moet worden.

Een aanvraag voor een PGB kan geweigerd worden voor zover de kosten van het PGB hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. De situatie waarin het door de inwoner beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het College betekent niet bij voorbaat dat het PGB om die reden geheel geweigerd kan worden. Inwoners kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief of de kostprijs van de door hen gewenste leverancier of aanbieder hoger is dan het door het College voorgestelde aanbod.

4.4 Jaarlijkse indexering van de tarieven

Jaarlijks vindt indexering plaats van de door het College verstrekte maatwerkvoorzieningen:

1. Het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de indexering door de gecontracteerde hulpmiddelenleveranciers.

2. Het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging, individuele ondersteuning, gespecialiseerde dagbesteding en kortdurend verblijf wordt jaarlijks vastgesteld aan de hand van de CPI-index van het voorgaande jaar.

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage CAK

5.1 Eigen bijdrage CAK voor maatwerkvoorzieningen in natura

Voor een maatwerkvoorziening die in natura wordt verstrekt, wordt een eigen bijdrage CAK (Centraal Administratie Kantoor) van de inwoner gevraagd. Hulpmiddelen voor minderjarigen, rolstoelen en woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten zijn hierbij uitgezonderd. Voor woningaanpassingen voor minderjarigen geldt wel dat een eigen bijdrage CAK is verschuldigd door de ouders.

De eigen bijdrage CAK mag niet de kostprijs van de voorziening overstijgen. De kostprijs voor een natura-verstrekking wordt gebaseerd op de gemeentelijke kosten voor de diverse soorten voorzieningen inclusief de kosten voor onderhoud, reparatie en eventuele verzekering. Er wordt een eigen bijdrage CAK opgelegd zo-lang gebruik gemaakt wordt van de voorziening, maar stopt als de kostprijs is betaald.

5.2 Eigen bijdrage CAK voor maatwerkvoorzieningen verstrekt met een PGB

Voor een PGB wordt op dezelfde wijze als bij maatwerkvoorzieningen in natura een eigen bijdrage CAK ge-vraagd van de inwoner. De kostprijs van een PGB is gelijk aan de hoogte van het PGB.

Hoofdstuk 6 Kwaliteitseisen

(artikel 10 Wmo-verordening 2020)

Op grond van de Wmo-verordening mag het College nadere eisen stellen met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Ook als de ondersteuning wordt ingekocht met een PGB. In dat kader is een kwaliteitskader opgesteld. Het College hanteert het Kwaliteitskader Wmo Brabant Noordoost-Oost.

In het kwaliteitskader is aangegeven aan welke eisen de Wmo-ondersteuning moet voldoen. Het gaat om de volgende ondersteuning: individuele ondersteuning, gespecialiseerde dagbesteding, kortdurend verblijf, be-schermd wonen en wonen met ondersteuning.

De aanbieders die een overeenkomst met de gemeente hebben, stemmen via de overeenkomst in met de eisen. Bij inkoop via een PGB maakt de budgethouder afspraken met de zorgaanbieder.

Hoofdstuk 7 Mantelzorg

7.1 Wat is mantelzorg?

Een mantelzorger zorgt onbetaald voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, familielid, huisgenoot, vriend, kennis of collega. Mantelzorg overstijgt de gebruikelijke hulp voor een naaste. Deze zorg komt voort uit een familieband of vriendschap die de mantelzorger al met iemand had voordat diegene zorg nodig had. Mantelzorgers vinden het geven van deze zorg vaak een vanzelfsprekendheid en voelen het zorgen vaak als een morele plicht waar je niet zomaar mee kunt stoppen.

De taken van een mantelzorger kunnen onder andere bestaan uit ondersteuning bij medische verzorging, persoonlijke verzorging, het regelen van geldzaken en administratie, het verzorgen van maaltijden, hulp bieden in het huishouden, (begeleiding bij) vervoer en het bieden van gezelschap, troost en afleiding. De intensiteit van mantelzorg verschilt per persoon en is afhankelijk van de kwaliteit van de (veranderende) relatie(s), de aandoening of beperking van degene voor wie gezorgd wordt, de duur van de zorg, waar de zorg plaatsvindt, de leeftijd van de mantelzorger, de culturele achtergrond en levensovertuiging, de context (werk, gezin, informeel netwerk) en de manier waarop over ervaringen en verwachtingen gesproken wordt. De behoefte aan ondersteuning en type ondersteuning is dan ook voor iedere mantelzorger verschillend.

Kenmerken mantelzorg:

- Onbetaald

- Vrijwillig (is niet afdwingbaar)

- Emotionele band met hulpbehoevende

- Komt op je pad

- Onbeperkt in tijd en je kunt vaak niet zomaar ermee stoppen

- Soms verrichten van verpleegkundige handelingen (douchen, toiletbezoek)

7.2 Mantelzorgondersteuning

Mantelzorgers zijn belangrijke mensen waar de omgeving op rekent. Daarom is het belangrijk dat zij goed in hun vel zitten en de gelegenheid krijgen om aan te geven wat zij van hun omgeving nodig hebben. Mantelzorg hoort bij het leven. Zorgen voor je familie of vrienden is normaal en vanzelfsprekend. Er zijn echter ook grenzen aan wat (jonge) mantelzorgers kunnen doen. Soms is de zorg meer dan deze persoon emotioneel, lichamelijk of financieel kan dragen. De mantelzorger kan overbelast raken. Dit kan lichamelijke en/of emotionele klachten veroorzaken. De diversiteit aan situaties en ondersteuningsvragen van mantelzorgers in Bernheze en mantelzorgers voor inwoners van Bernheze, vraagt om maatwerk en variatie op vorm en inhoud van de ondersteuning.

Om de mantelzorger te ondersteunen en te ontlasten heeft de gemeente Bernheze verschillende soorten hulp:

• Respijtzorg

Dit is hulp om te ontlasten. Dan kan er een vrijwilliger of betaalde zorgverlener worden ingeschakeld. Ook is het mogelijk dat de hulpvrager één of meerdere dagdelen per week dagbesteding ontvangt. Of dat de inwoner tijdelijk naar een logeeradres gaat (kortdurend verblijf). Dat geeft de mantelzorger de gelegenheid om iets anders of niks te doen. Dit heet respijtzorg.

• Mantelzorgmakelaar

Dat is een professional die de mantelzorger met raad en daad ter zijde staat. Vaak is er veel te regelen, voor zorg en ondersteuning. Of te regelen dat het op het werk goed blijft gaan. De mantelzorgmakelaar helpt daarbij.

• Versterken en verbinden

Via ONS Welzijn worden ontmoetingen en cursussen georganiseerd om mantelzorgers te ondersteunen en krachtiger te maken. De ontmoetingen zorgen voor verbinding met andere mantelzorgers. Het zorgt voor uitwisseling van tips en biedt morele steun.

7.3 Mantelzorgwaardering

(artikel 11 Wmo-verordening 2020)

De gemeente Bernheze vindt het belangrijk om haar waardering voor mantelzorgers te laten blijken. Mantelzorgers worden jaarlijks in het zonnetje gezet. De mantelzorger kan één maal per jaar worden aangemeld door de inwoner die verzorgd wordt bij de gemeente Bernheze via de website en ontvangen een waardebon.

7.4 Dag van de Mantelzorg

Landelijk is er jaarlijks extra aandacht voor de Mantelzorgers. Erkenning voor het werk dat ze dag in dag uit doen voor iemand die dat hard nodig heeft. Op deze dag wil de gemeente Bernheze graag zoveel mogelijk mantelzorgers bedanken voor hun langdurige, onbetaalde zorg voor anderen.

Door het jaarlijkse contactmoment kan de gemeente ook informatie krijgen waar zij behoefte aan hebben. Het bedanken van mantelzorgers dient meerdere doelen. Het is een blijk van respect, begrip en waardering naar de mantelzorger, het biedt een vorm van ondersteuning en het is een manier om mantelzorgers in beeld te krijgen, contact te leggen en de eventuele ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

8.1 Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

1. De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020 worden ingetrokken per datum inwerkingtreding van de onderhavige Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023.

2. Besluiten, genomen krachtens de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020 en die gelden op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige nadere regels blijven van kracht tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden ingetrokken of beëindigd.

3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de onderhavige Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023, worden afgehandeld krachtens de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020.

4. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift tegen een besluit dat is genomen voor de inwerkingtreding van de onderhavige Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023, wordt beslist met inachtneming van het bepaalde in de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020.

8.2 Inwerkingtreding

De Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2023 treden in werking op de eerste dag na publicatie.

Hoofdstuk 1 Algemeen 4

1.1 Inleiding 4

1.2 Algemene- en maatwerkvoorzieningen 4

1.3 Doelgroep en inhoud van de verordening 4

1.4 Wijze van verstrekking van voorzieningen – ZIN of PGB 4

Hoofdstuk 2 Procedure melding, onderzoek en aanvraag 5

2.1 Melding van de ondersteuningsvraag 5

2.1.1 Spoedprocedure 5

2.2 Cliëntondersteuning 5

2.3 Onderzoek 5

2.3.1 Persoonlijk plan 5

2.3.2 Vormen van onderzoek 6

2.3.3 Vraagverheldering 6

2.3.4 Oplossingsmogelijkheden 6

2.3.5 Deskundigenadvies 10

2.3.6 Verslag onderzoek 10

2.4 Aanvraag 10

2.5 Beschikking 11

2.5.1 Klachten- en bezwaarprocedure 11

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorziening 12

3.1 Belangrijkste uitgangspunten maatwerkvoorziening 12

3.1.1 Adequaat of goedkoopst passend 12

3.1.2 Noodzakelijk 12

3.1.3 Eigen verantwoordelijkheid 12

3.1.4 Gericht op de persoon met beperkingen 12

3.1.5 Persoonskenmerken, behoeften van de aanvrager en de financiële mogelijkheden 13

3.2 Huishoudelijke verzorging 13

3.2.1 Inhoud resultaatgebied 14

3.2.2 Ondersteuningsplan 14

3.2.3 Gebruikelijke hulp 14

3.3 Individuele ondersteuning 14

3.3.1 Voorwaarden voor verstrekking 15

3.3.2 Categorieën 16

3.4 Specialistische begeleiding voor zintuiglijk gehandicapten 17

3.5 Gespecialiseerde dagbesteding 17

3.5.1 Voorwaarden voor verstrekking 17

3.5.2 Categorieën 18

3.5.3 Vervoer 19

3.6 Kortdurend verblijf of respijtzorg 19

3.6.1 Voorwaarden voor verstrekking 19

3.6.2 Categorieën 20

3.7.1 Beschermd wonen 20

3.7.2 Urgentieplus woningen 20

3.7.3 Time-Out woningen 21

3.8 Woonvoorzieningen 21

3.8.1 Soorten woonvoorzieningen 21

3.8.2 Hoofdverblijf en permanente bewoning 22

3.8.3 Doelgroepengebouwen 22

3.8.4 Gemeenschappelijke ruimten 22

3.8.5 Eigen verantwoordelijkheid 23

3.8.5 Verhuizen 23

3.9 Vervoersvoorziening 24

3.9.1 Vervoersbehoefte 24

3.9.2 Vervoersvoorzieningen 24

3.10 Rolstoelvoorziening 25

3.11 Sportvoorziening 26

Hoofdstuk 4 Persoonsgebonden Budget 27

4.1 Algemeen 27

4.2 PGB Tarieven 27

4.2.1 PGB en Informeel netwerk 28

4.2.2 PGB voor Woonvoorzieningen & Woningaanpassingen 28

4.2.3 PGB voor Hulpmiddelen 29

4.2.4 PGB voor Autoaanpassingen 30

4.2.5 PGB voor Beschermd wonen 30

4.2.3 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget 30

4.3 Geen keuze voor een persoonsgebonden budget 30

4.4 Jaarlijkse indexering van de tarieven 30

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage CAK 31

5.1 Eigen bijdrage CAK voor maatwerkvoorzieningen in natura 31

5.2 Eigen bijdrage CAK voor maatwerkvoorzieningen verstrekt met een PGB 31

Hoofdstuk 6 Kwaliteitseisen 32

Hoofdstuk 7 Mantelzorg 33

7.1 Wat is mantelzorg? 33

7.2 Mantelzorgondersteuning 33

7.3 Mantelzorgwaardering 33

7.4 Dag van de Mantelzorg 34

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen 35

8.1 Intrekking oude nadere regels en overgangsrecht

8.2 Inwerkingtreding

Leeswijzer

Deze nadere regels en beleidsregels zijn een uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Bernheze 2020 (hierna Wmo-verordening 2020) en vormen samen met de genoemde verordening de basis van de wijze waarop het College Bernheze de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoert. Om de leesbaarheid te bevorderen en de veelheid aan voorschriften te verminderen, zijn de nadere regels en beleidsregels samengevoegd. In de tekst staan verwijzingen naar de Wmo-verordening 2020 ingeval het een nadere regel betreft.

Wanneer in de nadere regels en beleidsregels wordt gesproken over de inwoner, wordt daarmee de doel-groep bedoeld waarop de nadere regels en beleidsregels betrekking hebben. Dit kunnen naast inwoners van Bernheze en hun mantelzorgers ook, als het om opvang of beschermd wonen gaat, inwoners van andere gemeenten zijn.

Het document geeft een richtlijn en invulling aan hoe maatwerk geleverd kan worden: het afwegingskader. Iedere situatie is weer anders. Per melding wordt afhankelijk van een divers aantal factoren een zorgvuldige afweging door het College gemaakt om tot een besluit te komen. De meest actuele jurisprudentie wordt gevolgd.

De gemeente Bernheze verwerkt persoonsgegevens voor de uitvoering van haar wettelijke en publiekrechtelijke taken. De inwoner heeft er recht op dat de gemeente Bernheze zorgvuldig en vertrouwelijk met deze persoonsgegevens omgaat. Dat is vastgelegd in wetgeving waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 22 februari 2022

De secretaris,

Peggy Hurkmans

De burgemeester,

Antoine Walraven