Beleidsregels voor het bepalen van de heffingsmaatstaf van de rioolheffing gebruikersdeel

Geldend van 03-12-2022 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het bepalen van de heffingsmaatstaf van de rioolheffing gebruikersdeel

Het dagelijks bestuur van de Belastingsamenwerking Gouwe Rijnland (BSGR),

Gelet op het bepaalde in:

  • -

    artikel 228a van de Gemeentewet;

  • -

    het betreffende artikel in de geldende Verordening Rioolheffing van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Oegstgeest, Voorschoten en Wassenaar, waarin aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolheffing;

  • -

    op de artikelen 4, 5 en 19 van de Gemeenschappelijke Regeling BSGR 2018 waarin deze bevoegdheid is overgedragen aan de BSGR;

besluit:

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels voor het bepalen van de heffingsmaatstaf van de rioolheffing gebruikersdeel

Algemeen

De rioolheffing gebruikersdeel wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit afvalwater (in)direct op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. De heffing wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd, met dien verstande dat het aantal kubieke meters water gesteld wordt op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Hiervoor wordt met name gebruik gemaakt van de door het drinkwaterbedrijf verstrekte gegevens met betrekking tot het waterverbruik.

Om te komen tot een consequente, doelmatige en een zo rechtvaardig mogelijke uitvoering van de wettelijke regels, is het wenselijk voor het bepalen van de heffingsmaatstaf beleidsregels te formuleren. Ook is het van belang eenduidig te regelen hoe omgegaan moet worden met kubieke meters water die feitelijk niet geloosd worden op de gemeentelijke riolering, denk aan lekkages in de waterleiding en gebruik van water in het productieproces bij bedrijven.

Begripsomschrijving

Veebedrijf: een inrichting bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van landbouwhuisdieren.

Woning: een roerende of onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dient.

Niet-woning: een roerende of onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient.

Bepaling van de heffingsmaatstaf

  • A.

    Bij het bepalen van de heffingsmaatstaf wordt alleen met de niet op de gemeentelijke riolering afgevoerde kubieke meters water rekening gehouden als:

    • 1.

      belanghebbende een correctienota van het waterleidingbedrijf overlegt, waaruit blijkt dat vanwege lekkage toegevoerde kubieke meters water niet op de gemeentelijke riolering zijn afgevoerd;

    • 2.

      belanghebbende door middel van een tussenmeter kan aantonen dat toegevoerde kubieke meters water niet op de gemeentelijke riolering zijn afgevoerd;

    • 3.

      door belanghebbende bescheiden worden overgelegd waaruit afgeleid kan worden welke hoeveelheid toegevoerde kubieke meters water, bijvoorbeeld vanwege bedrijfsuitoefening, niet op de gemeentelijke riolering is afgevoerd.

  • Of en in hoeverre de overgelegde gegevens aannemelijk zijn, wordt door de heffingsambtenaar beoordeeld.

  • B.

    Bij het bepalen van de heffingsmaatstaf wordt:

    • 1.

      voor een veebedrijf het aantal afgevoerde kubieke meters water gesteld op 40 kubieke meter water per jaar per bewoner van het betreffende perceel. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal personen dat op 1 januari van het belastingjaar c.q. bij aanvang van de belastingplicht in de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven staat op het adres op het betreffende perceel.

    • 2.

      indien geen gegevens bekend zijn over het aantal afgevoerde kubieke meters water vanuit een woning, dan wel indien meerdere woningen over één gezamenlijke watermeter beschikken, wordt het aantal afgevoerde kubieke meters water gesteld op 40 kubieke meter water per jaar per bewoner van de betreffende woning. Hierbij wordt uitgegaan van het aantal op 1 januari van het belastingjaar c.q. bij aanvang van de belastingplicht in de Basisregistratie personen (BRP) ingeschreven personen op het adres van de betreffende woning.

    • 3.

      indien meerdere niet-woningen over één gezamenlijke watermeter beschikken en van een individuele niet-woning, die op die gezamenlijke watermeter is aangesloten, geen gegevens bekend zijn over het aantal kubieke meters water dat vanuit die individuele niet-woning wordt afgevoerd op het riool, het aantal afgevoerde kubieke meters water van die individuele niet-woning in onderstaande volgorde gesteld op:

      • a.

        het aantal kubieke meters water dat als grondslag dient voor het bepalen van de heffingsmaatstaf bij de aanslagoplegging zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing bedrijven dat geldt voor die niet-woning; of

      • b.

        het gemiddelde waterverbruik van die niet-woning berekend over de drie voorgaande jaren; of

      • c.

        het percentage van de via de betreffende gezamenlijke watermeter afgenomen hoeveelheid water dat gelijk is aan het percentage van de WOZ-waarde van de betreffende niet-woning ten opzichte van de totale WOZ-waarde van de op de gezamenlijke watermeter aangesloten niet-woningen; of

      • d.

        de som van de vermenigvuldiging van het aantal formatieplaatsen (fte) in de betreffende niet-woning (conform de opgave bij de kamer van koophandel) x het aantal werkdagen (gesteld op 260) x aantal liter water dat per werkdag per fte wordt ingenomen (gesteld op 40 liter water per werkdag)

    • 4.

      indien geen gegevens bekend zijn over het aantal afgevoerde kubieke meters water vanuit een niet-woning wordt het aantal afgevoerde kubieke meters water in onderstaande volgorde gesteld op:

      • a.

        het aantal kubieke meters water dat als grondslag dient voor het bepalen van de heffingsmaatstaf bij de aanslagoplegging zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing bedrijven; of

      • b.

        het gemiddelde verbruik berekend over de drie voorgaande jaren; of

      • c.

        de som van de vermenigvuldiging van het aantal formatieplaatsen (fte) in de betreffende niet-woning (conform de opgave bij de kamer van koophandel) x het aantal werkdagen (gesteld op 260) x aantal liter water dat per werkdag per fte wordt ingenomen (gesteld op 40 liter water per werkdag).

    • 5.

      indien een belanghebbende van mening is dat op grond van het vorenstaande een onjuiste hoeveelheid water in de heffing is betrokken, dan dient deze belanghebbende aannemelijk te maken hoeveel water er daadwerkelijk direct of indirect op het gemeentelijk riool is afgevoerd, dan wel dient belanghebbende aannemelijk te maken hoeveel water niet direct of indirect via het gemeentelijk riool is afgevoerd.

Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 juli 2021.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels heffingsmaatstaf rioolheffing BSGR 2021”.

  • 3. De “ Beleidsregels heffingsmaatstaf rioolheffing BSGR” van 1 januari 2020 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op aanslagen die voor die datum zijn opgelegd.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van 10 juni 2021

de directeur,

mevrouw drs. E.T.M. van Kesteren

de voorzitter,

de heer ir. C.L. Visser