Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam houdende regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels jeugdhulp Edam-Volendam 2022)

Geldend van 02-07-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam houdende regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels jeugdhulp Edam-Volendam 2022)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Edam-Volendam;

gelet op de artikelen 3.5, 4.1, 4.2, 5.4, 5.5, 5.7, 5.8, 5.14, 5.15, 5.16, 8.4 van de Verordening jeugdhulp Edam-Volendam 2022;

overwegende dat het wenselijk is nadere regels op te stellen:

  • voor de toegang tot individuele voorzieningen (art 5.6 en 5.1);

  • over de wijze waarop de begrippen gebruikelijke hulp en eigen kracht worden onderzocht en ingevuld (art. 5.2);

  • met betrekking tot de doelgroep dyslexiezorg (art. 6.4);

  • ten aanzien van de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening kan worden toegekend (art. 6.5);

  • met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek dat leidt tot een individuele voorziening wordt uitgevoerd (art. 6.6);

  • ten aanzien van de segmenten, ondersteuningsprofielen en intensiteit van de specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf (art. 6.7);

  • met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg of coördinator bij het samenwerkingsverband of het schoolbestuur en de eisen waaraan het leerling-dossier moet voldoen (art. 6.13);

  • met betrekking tot de uitvoering van het persoonsgebonden budget (art. 6.14);

  • met betrekking tot de maximumtarieven voor de jeugdhulpcategorieën (art. 6.15);

  • met betrekking tot de afbakening voorschoolse voorzieningen, onderwijs en de Jeugdwet (art. 9.4).

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende Nadere jeugdhulp Edam-Volendam 2022.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

  • 1. De begrippen uit deze nadere regels die niet nader omschreven worden sluiten aan bij de begrippen zoals die gehanteerd worden in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp Edam-Volendam 2022.

  • 2. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvullende partij: een door de primaire partij betrokken jeugdhulpaanbieder die verantwoording aflegt aan jeugdige of ouders en aan de primaire partij.

    • b.

      gezinnen met meervoudige en complexe problemen: gezin met weinig zelfredzaamheid en problemen op meerdere domeinen (bijvoorbeeld wonen, inkomen, gezondheid). Pas bij een combinatie van problemen op meerdere domeinen én onvoldoende eigen kracht is sprake van gezinnen met meervoudige en complexe problemen.

    • c.

      primaire aanbieder: de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het hulpverleningsplan (opgesteld op basis van het perspectiefplan) en de resultaten.

Hoofdstuk 2 Individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Afbakening Individuele voorzieningen

Een individuele voorziening betreft (hoog)specialistische jeugdhulp en verblijf en is in ieder geval niet:

  • a.

    alle voorzieningen die het onderwijs vanuit de Wet passend onderwijs dient aan te wenden om de jeugdige die extra ondersteuning nodig heeft een onderwijsplek aan te bieden;

  • b.

    alle voorzieningen die geboden worden vanuit de kinderopvang;

  • c.

    alle voorzieningen en interventies die behoren tot het voorliggende veld en die vrij-toegankelijk zijn of (kunnen) worden uitgevoerd door het Centrum voor Jeugd en Gezin of de jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    gemeentelijke regelingen waar (de ouders van) de jeugdige op grond van een laag inkomen gebruik van kunnen maken om de jeugdige toegang te verstrekken tot sport, dans, muziek, beeldende kunst of theater;

  • e.

    alle interventies die louter gericht zijn op de eigen problematiek van ouders zoals begeleiding en mediation tussen ouders;

  • f.

    alle voorzieningen die vergoed worden op grond van een (aanvullende) zorgverzekering of die in specifieke situaties ondersteunend aan een jeugdhulpverleningstraject ingezet kunnen worden maar die niet afzonderlijk beschouwd worden als specialistische jeugdhulp.

Artikel 2.2 Ernstige dyslexiezorg

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van ernstige dyslexie indien:

  • a.

    de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt;

  • b.

    de basisschool de stappen doorlopen heeft zoals beschreven in de protocollen dyslexie zoals ze gelden binnen het samenwerkingsverband en specifiek de vergoedingsregeling die daar onderdeel van is.

Artikel 2.3 Ondersteuningsprofielen (hoog)specialistische jeugdhulp

  • 1. Specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf wordt geleverd binnen één van de volgende elf ondersteuningsprofielen:

    • a.

      profiel 1: jeugdige met psychosociale problemen en problematische relaties tussen ouders;

    • b.

      profiel 2: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen en ouders die problemen ervaren met opvoeden;

    • c.

      profiel 3: jeugdige met ouders met een ziekte of beperking;

    • d.

      profiel 4: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags-, en/of psychiatrische problemen met ouders met psychi(atri)sche problemen;

    • e.

      profiel 5: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen door kind factoren (psychiatrisch en/of somatisch);

    • f.

      profiel 6: jeugdige met ontwikkelings-, gedrags-, en psychiatrische problemen binnen multiprobleemgezinnen;

    • g.

      profiel 7: jeugdige met een verstandelijke beperking;

    • h.

      profiel 8: jeugdige met ontwikkelings- en gedragsproblemen met een beneden gemiddelde intelligentie;

    • i.

      profiel 9: jeugdige met een lichamelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel;

    • j.

      profiel 10: jeugdige van 0 – 6 jaar en hun gezin die gezien hun leeftijd en de complexiteit van de problematiek specifieke kennis, procesdiagnostiek en specifieke ouder/kind interventies behoeven;

    • k.

      profiel 11: jeugdige en gezin die in een crisissituatie terecht zijn gekomen.

  • 2. Een jeugdige ontvangt specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp binnen één ondersteuningsprofiel.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan een individuele voorziening verstrekt worden voor twee verschillende profielen als:

    • a.

      naast zorg in natura voor het ene ondersteuningsprofiel een persoonsgebonden budget voor een ander ondersteuningsprofiel verstrekt wordt, of;

    • b.

      als een van de ondersteuningsprofielen het in het eerste lid onder k bedoelde ondersteuningsprofiel is (profiel 11).

  • 4. Binnen het ondersteuningsprofiel dient de jeugdhulpaanbieder van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp alle benodigde jeugdhulp te bieden aan de jeugdige, eventueel door als primair aannemer een aanvullende partij in te schakelen.

  • 5. Binnen een gezin kunnen jeugdigen ieder specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met een eigen ondersteuningsprofiel ontvangen.

  • 6. Specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met een ondersteuningsprofiel zoals bedoeld in het eerste lid onderdeel k (profiel 11) kan gestart worden voorafgaande aan het besluit.

Artikel 2.4 Intensiteiten specialistische individuele voorzieningen

  • 1. Specialistische jeugdhulp wordt geleverd met één van de volgende vier intensiteiten:

    • a.

      perspectief

    • b.

      intensief

    • c.

      duurzaam licht

    • d.

      duurzaam zwaar

  • 2. Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder samen met de jeugdige en/of zijn ouders de benodigde intensiteit van de hulp. Het team Jeugd van het Breed Sociaal Loket kan hiervoor een zwaarwegend advies meegeven.

Artikel 2.5 Intensiteit en herbeoordeling

  • 1. Een jeugdige ontvangt specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met één intensiteit.

  • 2. Het college kan de noodzaak van de voortzetting van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp met de intensiteiten duurzaam licht en duurzaam zwaar periodiek laten herbeoordelen door het team Jeugd van het Breed Sociaal Loket.

  • 3. Een herbeoordeling zoals bedoeld in het tweede lid, vindt in ieder geval plaats in de volgende situaties:

    • a.

      De ouders en/of jeugdige geven aan het team Jeugd van het Breed Sociaal Loket aan dat de hulpvraag wezenlijk is gewijzigd;

    • b.

      De aanbieder van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp geeft aan het team Jeugd aan dat de hulpvraag wezenlijk is gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

Artikel 3.1 Onderzoek individuele voorziening

  • 1. Ten behoeve van het onderzoek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. Het college wint, indien nodig met instemming van de jeugdige en/of zijn ouders, informatie in bij andere instanties, zoals de huisarts, en gaat met hen in gesprek over de problemen en de aangewezen hulp.

  • 3. Een familiegroepsplan, indien opgesteld, wordt bij het onderzoek betrokken.

  • 4. In het onderzoek is aandacht voor:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      de vraag of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen, en zo ja:

      • i.

        welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • ii.

        welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • iii.

        of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

    • c.

      voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een algemene, andere voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

  • 5. De bevindingen uit het onderzoek worden vastgelegd in het perspectiefplan. De jeugdige of zijn ouders krijgen de mogelijkheid om op het perspectiefplan te reageren door middel van het aanleveren van correcties of aanvullingen. In overleg wordt een reactietermijn afgesproken. Onjuistheden en feiten worden aangepast, opmerkingen en meningen komen niet in de plaats, maar worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.2 Gebruikelijke hulp

  • 1. Gebruikelijke hulp is de dagelijkse hulp die ouders(s) of andere huisgenoten vanuit eigen kracht elkaar onderling kunnen bieden. Ouder(s)/verzorger(s) moeten de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden, ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Voorbeelden van gebruikelijke hulp zijn onder andere:

    • a.

      Ondersteunen bij eet- en drinkmomenten voor jeugdigen met een lichamelijke beperking;

    • b.

      Uitvoeren van oefeningen met jeugdigen die door een arts of paramedicus (bijvoorbeeld fysiotherapeut, ergotherapeut of logopedist) geadviseerd zijn;

    • c.

      Aanleren van huishoudelijke vaardigheden zoals opruimen, boodschappen doen en koken;

    • d.

      Het toedienen van medicatie bij een jeugdige bijvoorbeeld tijdens een maaltijd of voor het naar bed gaan.

  • 2. Voor zover het gebruikelijk is dat ouders hun kinderen bepaalde hulp bieden, zal het college geen jeugdhulp inzetten. Ter beoordeling wordt gebruik gemaakt van de in bijlage 1 opgenomen “Richtlijnen gebruikelijk zorg voor ouder(s)/verzorger(s) voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd”.

  • 3. Het college kan jeugdhulp inzetten als de noodzakelijke hulp van ouders voor hun kinderen in langdurige situaties voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen uitgaat boven de hulp die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben.

  • 4. Het college maakt voor wat betreft gebruikelijke hulp onderscheid in kortdurende en langdurige situaties:

  • 5. Kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

  • 6. Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de zorg langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 7. In kortdurende situaties moeten in beginsel alle vormen van zorg en ondersteuning door de ouder(s)/verzorger(s) worden geboden.

Artikel 3.3 Eigen kracht

  • 1. Eigen kracht is de eigen verantwoordelijkheid en de eigen mogelijkheden van de jeugdige en diens ouder(s)/verzorger(s) om problemen bij opgroeien of in de opvoeding op te lossen, eventueel door de ontwikkeling- en inzet van het sociale netwerk of door inzet van algemene voorzieningen of andere voorzieningen.

  • 2. Ook als sprake is van hulp die boven de gebruikelijke hulp uitstijgt, zijn de ouder(s)/verzorger(s) in beginsel verantwoordelijk voor het bieden van die hulp tenzij die hulp de eigen kracht overstijgt.

  • 3. De beoordeling van “eigen kracht’ ziet onder meer op;

    • a.

      de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige;

    • b.

      de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;

    • c.

      de mogelijkheden, draagkracht en belastbaarheid van de ouders(s)/verzorger(s)

    • d.

      zijn ouder(s)/verzorger(s) in staat- en beschikbaar zijn de noodzakelijke hulp te bieden;

    • e.

      levert het bieden het bieden van noodzakelijke hulp door de ouder(s)/verzorger(s) overbelasting op;

    • f.

      de mogelijkheid om het sociale netwerk in te zetten of het sociale netwerk te ontwikkelen.

Artikel 3.4 (Dreigende) overbelasting ouder(s)/verzorger(s)

  • 1. Bij (dreigende) overbelasting kan, ook als sprake is van gebruikelijke hulp, een individuele voorziening worden ingezet, totdat de (dreigende) overbelasting is opgeheven.

  • 2. De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting is altijd tijdelijk. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting op te lossen en dat zij, in de tijd dat jeugdhulp wordt gegeven, werken aan dit plan van aanpak.

  • 3. Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die geboden wordt. Bij overbelasting met een andere oorzaak dan de zorg aan het kind dient de oorzaak van deze overbelasting opgelost te worden.

  • 4. Wanneer de geldigheidsduur van de indicatie is verlopen en een herindicatie wordt aangevraagd, zal onderzocht worden of en welke inspanningen zijn verricht om de overbelasting terug te dringen.

Artikel 3.5 Beoordeling (dreigende) overbelasting

  • 1. Het college bepaalt of er sprake is van overbelasting voordat wordt bepaald of er sprake is van gebruikelijke zorg.

  • 2. Overbelasting of dreigende overbelasting wijst op een (dreigende) verstoring tussen draagkracht en draaglast. Naast de aard en de ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt doordat sprake is van draagkrachtvermindering bij de gebruikelijke verzorger en/of dat deze het gevolg is van draaglastverhoging door de ernst van de problemen of beperkingen van het kind.

  • 3. Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

    • a.

      lichamelijke conditie ouder/verzorger;

    • b.

      geestelijke conditie ouder/verzorger;

    • c.

      wijze van omgaan met problemen (coping);

    • d.

      motivatie voor zorgtaak;

    • e.

      mogelijkheid tot inzet van het sociaal netwerk.

  • 4. Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

    • a.

      omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken;

    • b.

      woonsituatie;

    • c.

      inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;

    • d.

      woonsituatie;

    • e.

      bijkomende sociale problemen;

    • f.

      bijkomende emotionele problemen;

    • g.

      bijkomende relationele problemen.

  • 5. Wanneer het college van mening is dat de beperkingen in de belastbaarheid het gevolg zijn van de gezondheid van de ouder/verzorger, dient dit door of onder verantwoordelijkheid van een arts beoordeeld te worden.

  • 6. Het college kan bij haar onderzoek ook vragen naar een verklaring van de behandelend arts of huisarts van de ouder/verzorger met betrekking tot de (dreigende) overbelasting.

  • 7. Het college wint een specifiek deskundig onafhankelijk oordeel en advies in als het onderzoek of de beoordeling van de aanvraag dit vereist.

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorziening

Artikel 4.1 Aanvraag vervoersvoorziening

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een schriftelijke aanvraag indienen voor een vervoersvoorziening dan wel een vergoeding, indien zij in aanmerking willen komen voor een individuele vervoersvoorziening.

  • 2. De aanvraag voor een vervoersvoorziening dan wel een vergoeding wordt zo mogelijk samen gedaan met de aanvraag voor een individuele voorziening jeugdhulp.

Artikel 4.2 Criteria vervoersvoorziening/vergoeding

Een vervoersvoorziening wordt toegekend wanneer:

  • a.

    het gaat om een vervoersvraag voor een jeugdige die een indicatie heeft voor een individuele voorziening jeugdhulp, en;

  • b.

    er sprake is van een medische noodzaak dan wel een beperking in de zelfredzaamheid, en;

  • c.

    het voor de jeugdige of zijn ouders niet mogelijk is om op eigen (financiële) kracht en eigen verantwoordelijkheid (al dan niet gedeeltelijk of met behulp van het eigen netwerk) het vervoer te organiseren, en;

  • d.

    er geen andere regeling/voorziening is waarvan de jeugdige gebruik kan maken voor het vervoer naar de jeugdhulpvoorziening, en;

  • e.

    er geen passende jeugdhulpvoorziening op kortere afstand beschikbaar is, en;

  • f.

    de minimale afstand tot de jeugdhulpvoorziening meer dan 10 kilometer bedraagt; alles daaronder wordt gezien als verantwoordelijkheid van ouders en er wordt van hen verwacht dat zij dit zelf regelen.

Artikel 4.3 Toekenning vervoersvoorziening/vergoeding

  • 1. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding.

  • 2. Het college betrekt bij de afwegingen over de toekenning van een vervoersvraag de mogelijkheden die er voor een jeugdige zijn om zelfstandig te leren reizen.

Artikel 4.4 Passende vervoersvoorziening

  • 1. Als aan de criteria onder 4.2 is voldaan, bepaalt het college in overleg met de jeugdige en/of ouders welke (combinatie van) vervoersvoorziening(en) het meest passend is.

  • 2. De volgende vormen worden onderscheiden op volgorde van afweging:

    • a.

      een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

    • b.

      een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien door de ouders wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik te maken of indien de jeugdige zelf kan leren reizen met openbaar vervoer;

    • c.

      aansluiting bij reeds bestaande vervoersbewegingen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning of leerlingenvervoer binnen (aanvullende) afspraken met het betreffende vervoersbedrijf voor zover dit mogelijk blijkt na onderzoek van de gemeente;

    • d.

      kilometervergoeding indien de ouders of iemand uit het sociaal netwerk de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief: € 0,19 per km, van toepassing op het aantal km bij meer dan 10 km enkele reis;

    • e.

      aangepast vervoer (taxivervoer) indien voorgaande mogelijkheden niet tot de opties behoren.

Hoofdstuk 5 Tarieven persoonsgebonden budget (PGB)

Artikel 5.1 Tarieven PGB Jeugd

  • 1. De maximale tarieven voor een PGB Jeugd bedragen:

    PGB Zorgcategorie

    Product

     

    Tarieven 2022

    Tarieven ZZP 2022 (85%)

    Ambulante jeugdzorg

    Pgb Ambulant jeugdzorg hbo

    uurtarief

    € 75,95

    € 64,56

     

    Pgb Ambulant jeugdzorg wo

    uurtarief

    € 98,18

    € 83,45

    Dagbehandeling jeugdzorg

    Pgb dagbehandeling jeugdzorg

    tarief dagdeel

    € 86,38

    € 73,42

    Verblijf jeugdzorg

    Verblijf jeugdzorg begeleid wonen

    etmaal

    € 38,08

    € 32,37

     

    Verblijf jeugdzorg gezinshuis

    etmaal

    € 154,64

    € 131,44

     

    Verblijf jeugdzorg

    etmaal

    € 232,44

    € 197,57

     

    Verblijf jeugdzorg zwaar

    etmaal

    € 309,09

    € 262,73

    Generalistische basis GGZ

    Pgb Generalistische basis GGZ

    uurtarief

    € 98,18

    € 83,45

    Specialistische GGZ

    Pgb specialistische GGZ

    uurtarief

    € 109,23

    € 92,85

    Begeleiding individueel / groep

    Pgb Begeleiding individueel

    uurtarief

    € 41,89

    € 35,61

     

    Pgb Begeleiding groep zonder vervoer

    dagdeel

    € 51,77

    € 44,00

     

    Pgb Begeleiding groep met vervoer

    dagdeel

    € 58,00

    € 49,30

    Persoonlijke verzorging

    Pgb Persoonlijke verzorging

    uurtarief

    € 31,58

    € 26,84

    Kortdurend verblijf

    Pgb Kortdurend verblijf

    etmaal

    € 118,03

    € 100,33

    Behandeling (L)VB

    Pgb Behandeling (L)VB individueel

    uurtarief

    € 75,95

    € 64,56

     

    Pgb Behandeling (L)VB groep

    dagdeel

    € 86,38

    € 73,42

    Verblijf (L)VB

    Pgb Verblijf (L)VB licht

    etmaal

    € 152,55

    € 129,67

     

    Pgb Verblijf (L)VB

    etmaal

    € 218,86

    € 186,03

     

    Pgb Verblijf (L)VB zwaar

    etmaal

    € 285,74

    € 242,88

    Overig

    Niet-professionele zorg (voor begeleiding, persoonlijke verzorging)

    uurtarief

    € 23,37

    nvt

  • 2. De in het eerste lid genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2022.

In bijlage 2 zijn voorbeelden opgenomen per PGB-zorgcategorie.

Hoofdstuk 6 Afsluitende bepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze regels, indien toepassing van het besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 6.2 Intrekking, overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De regeling Nadere regels Jeugdhulp Edam-Volendam 2018 wordt ingetrokken.

  • 2. Besluiten, genomen krachtens de regeling bedoeld in het eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze regeling en waarvoor deze regeling overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze regeling.

  • 3. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2022.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp Edam-Volendam 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2022,
het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam,

de secretaris,

H. van der Woude.

de burgemeester,

L.J. Sievers.

Bijlage 1

Richtlijnen gebruikelijke zorg van ouder voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • Hebben 24 uur per dag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

  • Hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande tijden en ongeplande momenten, overname van zelfzorg nodig.

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wort geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • Hebben 24 uur per dag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

  • Hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

  • Hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfzorg nodig.

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wort geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

NB. Deze zorg voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke zorg als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudige complexe handicaps waaronder een verstandelijke handicap en een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief (bijv. van een kind van 0 tot 3 jaar).

Kinderen van 5 tot 8 jaar

  • Hebben tot 8 jaar overdag zorg in nabijheid nodig omdat zij niet n staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

  • Hebben tot 8 jaar overdag nog voortdurend begeleiding nodig.

  • Hebben tot 8 jaar overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij overname van zelfzorg nodig.

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wort geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 8 tot 18 jaar

  • Kinderen van 8 tot 18 jaar

  • Hebben vanaf 8 jaar geen zorg in de nabijheid nodig omdat zij in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen.

  • Hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wort geboden en hen zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Bron: CIZ

Toelichting

De nadere regels bieden een uitwerking van specifieke bepalingen in de verordening. Soms gaat het om een ‘kan-bepaling‘ in de verordening. Niet in al deze gevallen is er al voor gekozen om deze nadere regels ook daadwerkelijk in te vullen. De Verordening biedt de mogelijkheid de nadere regels op een later tijdstip aan te vullen.

Artikel 2.1 Afbakening individuele voorzieningen

Artikel 2.1 lid 1 onder a: de Wet passend onderwijs legt een zorgplicht bij scholen. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een goede onderwijsplek te bieden. Hiervoor werken reguliere en speciale scholen in het primair en voortgezet onderwijs samen in samenwerkingsverbanden. Het onderwijs besluit niet over de inzet van specialistische jeugdhulp, dit is aan de lokale toegang of derde verwijzer. Betrokkenheid van leerplicht is dan voorliggend. Alle verrichten die behoren bij passend onderwijs zijn niet declarabel vanuit de contracten met specialistische jeugdhulpaanbieders, waaronder (niet limitatief):

  • meting cognitief niveau;

  • klasse-observaties;

  • trainingen in sociale vaardigheden;

  • interventies ten behoeve van klassenmanagement (zoals Taakspel en Beter bij de Les);

  • schrijfoefeningen;

  • ondersteuning bij ernstige lees-, spellings- en/of rekenproblemen;

  • ondersteuning vanwege hoogbegaafdheid in de onderwijssetting;

  • logopedisch onderzoek;

  • diagnostiek en behandeling met betrekking tot dyslexie en dyscalculie;

  • begeleiding van leerkrachten;

  • stagebegeleiding;

  • hulp bij plannen van schoolwerk.

Artikel 2.1 lid 1 onder b wijst voor zich.

Artikel 2.1 lid 1 onder c, hieronder valt (niet limitatief):

  • opvoed- en zwangerschapscursussen, aanbod wordt gerealiseerd op basis van behoefte;

  • ondersteuning bij leeftijdsfase gebonden problematiek zoals slaapproblemen, emotie-regulatieproblemen en onzekerheid;

  • sociale vaardigheids-/rots- en watertrainingen, aanbod wordt gerealiseerd op basis van behoefte;

  • faalangstbegeleiding, individueel of in groepsverband, al naar gelang de behoefte;

  • basis-GGZ, aangeboden door de kinder- en jeugdpsycholoog van het Centrum voor Jeugd en Gezin;

  • huiswerkbegeleiding/het trainen van executieve functies, in afstemming met het onderwijs;

  • ondersteuning aan jonge mantelzorgers;

  • ambulante begeleiding aan jeugd en gezinnen met een beperking;

  • Oudercafés;

  • kinder-/jeugdactiviteiten (cursussen, knutsel-, spel- en sportactiviteiten);

  • alle interventies/begeleiding die uitgevoerd kunnen worden door schoolmaatschappelijk werk.

  • Alle interventies/begeleiding/coaching die uitgevoerd kunnen worden door het jongerenwerk.

  • ondersteuning en begeleiding die geboden/ingezet wordt door jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen of professionals van het Centrum voor Jeugd en Gezin of het team Jeugd van het Breed Sociaal Loket;

  • steun bij scheiding door de gezins- en opvoedcoaches gericht op het op weg helpen bij alle zaken waar een ouder in deze tijd mee te maken krijgt, denk aan opvoedvragen of vragen over het nieuwe samengestelde gezin;

  • Video-hometraining

  • VTO-vroeghulp

  • meedenken op de gezonde-school-aanpak, zoals bewegen en sport, mediawijsheid, roken, alcohol en drugs, voeding, welbevinden, relaties en seksualiteit, fysieke veiligheid, hygiëne, huid en gebit en milieu en natuur;

  • informatie en advies met betrekking tot gezondheid, voorlichting en opvoeding;

  • uitvoeren van prenatale huisbezoeken. Een prenataal huisbezoek wordt op indicatie aangeboden aan kwetsbare aanstaande ouders. Het gaat om gezinnen waar zorgen zijn ten aanzien van materiële omstandigheden, gezondheid, opvoeding en gezinsrelaties, onderwijs en werk of de sociale omgeving;

  • aanpakken van ziekteverzuim volgens de M@ZL-methode.

Artikel 2.1 lid 1 onder d en e; wijst voor zich.

Artikel 2.1 lid 1 onder f hieronder valt (niet limitatief):

  • dier-ondersteunde interventies;

  • psychomotorische therapie, bokstraining;

  • de inzet van een kind-behartiger.

  • de inzet van een kindercoach

  • persoonlijke verzorging en verpleging

Artikel 2.2 Ernstige dyslexiezorg

De hier opgenomen afbakening van de doelgroep van ernstige dyslexie komt overeen met de huidige praktijk en professionele (landelijke) normen.

Artikel 2.3 Ondersteuningsprofielen (hoog)specialistische jeugdhulp

Artikel 2.3 eerste lid: Het college heeft de specialistische, hoog-specialistische jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf ingekocht. Specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp is onderverdeeld in elf ondersteuningsprofielen. Een ondersteuningsprofiel is een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd.

Artikel 2.3 tweede lid, derde lid en vierde lid

Het ondersteuningsprofiel is een integraal pakket, wat betekent dat de betrokken jeugdhulpaanbieders geacht worden alle benodigde jeugdhulp binnen dit ondersteuningsprofiel te kunnen bieden. Daarom kan een jeugdige ook altijd maar één ondersteuningsprofiel tegelijkertijd hebben bij één jeugdhulpaanbieder. Uitzondering is de situatie waarin naast Specialistisch of Hoog-specialistische jeugdhulp, verblijf nodig is of ouders ook een persoonsgebonden budget ontvangen of waarin sprake is van inzet van profiel 11 (crisis).

Artikel 2.3 vijfde lid

Het ondersteuningsprofiel is een integraal pakket, op het niveau van de jeugdige en niet op gezinsniveau. Hiervoor is gekozen omdat kinderen binnen één gezin soms zeer diverse ondersteuningsbehoeften kunnen hebben. Het is niet realistisch om te verwachten dat alle ondersteuning aan verschillende kinderen binnen één gezin binnen één ondersteuningsprofiel past. Dit betekent niet dat de jeugdhulp binnen een ondersteuningsprofiel alleen op het kind gericht is. De bijbehorende ondersteuning richting de ouder hoort er ook altijd bij. Wanneer binnen een gezin verschillende kinderen jeugdhulp vanuit verschillende ondersteuningsprofielen ontvangen – en mogelijk daardoor ook door verschillende jeugdhulpaanbieders dan dienen zij onderling de hulp af te stemmen, al dan niet met ondersteuning van de lokale toegang.

Artikel 2.3 zesde lid

In de verordening is opgenomen dat een individuele jeugdhulpvoorziening in crisissituaties kan starten zonder dat een perspectiefplan is opgesteld. In de nadere regels is bepaald dat met crisishulp begonnen kan worden zonder voorafgaand besluit van het college. Deze crisishulp valt dan onder ondersteuningsprofiel 11.

Artikel 2.4 Intensiteiten

Artikel 2.4 eerste lid

Jeugdhulp binnen een ondersteuningsprofiel kan geboden worden met een bepaalde omvang.

De omvang van de jeugdhulp wordt uitgedrukt in intensiteiten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen jeugdhulp gericht op Herstel en met een Duurzaam karakter. Bij Herstel gaat het om hulpverleningstrajecten met een duidelijk resultaat dat binnen een korte (perspectief) of langere (intensief) periode behaald kan worden.

Bij de intensiteiten ‘Duurzaam’ is de verwachting dat stabilisatie het hoogst haalbare resultaat is. Ondersteuning is dan altijd voor lange tijd (soms zelfs altijd) nodig. Afhankelijk van de zwaarte van de problematiek wordt dan gekozen voor de intensiteit.

Voor de specialistische jeugdhulp worden vier intensiteiten onderscheiden:

  • 1.

    Perspectief: korte duur, lage Intensiteit (resultaat is beter worden/herstel/ontwikkelen)

  • 2.

    Intensief: lange duur, hoge Intensiteit (resultaat is beter worden/herstel/ontwikkelen)

  • 3.

    Duurzaam – licht: lage Intensiteit (resultaat is stabiliseren)

  • 4.

    Duurzaam – zwaar: hoge Intensiteit (resultaat is stabiliseren)

Artikel 2.4 tweede lid

Bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder samen met de jeugdige en/of zijn ouders de intensiteit. De lokale toegang kan hiervoor een zwaarwegend advies meegeven, bijvoorbeeld in het perspectiefplan. De intensiteit ligt bij specialistische jeugdhulp ook niet vast in het besluit. Een wijziging kan dan ook worden doorgevoerd zonder dat een nieuw besluit nodig is. In de zorgtoewijzing vanuit de gemeente ligt de intensiteit wel altijd vast. Bij een intensiteitswijziging binnen specialistische jeugdhulp dient de aanbieder dit daarom door te geven aan de gemeente.

Artikel 2.5

Artikel 2.5 eerste lid

Net als met het ondersteuningsprofiel, kan er aan een jeugdige altijd maar specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp met één intensiteit bij één aanbieder worden toegekend. Een combinatie van specialistische jeugdhulp met hoog-specialistische jeugdhulp bij een andere aanbieder is mogelijk. Evenals de combinatie met profiel 11 (Crisis), Verblijf, Dyslexie bij de inzet van een PGB.

Er kan, als dat nodig blijkt, van een lichtere naar een zwaardere intensiteit opgeschaald worden (of omgekeerd: afgeschaald). Wat dit betekent voor de financiering is onder andere vastgelegd in het administratieprotocol.

Artikel 2.5 tweede lid

In dit lid is geregeld dat het college (de facto de lokale toegang) de noodzaak van de voortzetting van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp periodiek kan herbeoordelen. Als bij de herbeoordeling blijkt dat hulp nog steeds nodig is, hoeft geen nieuwe besluit genomen te worden. Wanneer er geen of andere zorg nodig is, wordt dit natuurlijk wel in een nieuw besluit vastgelegd.

Artikel 3.3 Eigen kracht

Van ouders/verzorgers en huisgenoten wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. De omvang en inhoud van de ondersteuning bij de jeugdige is afhankelijk van de sociale relatie. Hoe intiemer de relatie, hoe meer hulp verwacht mag worden. Dit is veelal het geval bij 1e of 2e-graads bloedverwanten van de jeugdige. Wanneer de hulpvraag groter is dan de gebruikelijke hulp, kan hulp en ondersteuning worden ingezet. Dit is echter pas het geval als de benodigde boven-gebruikelijke hulp de eigen kracht overstijgt. Daarbij kan die eigen kracht dus zien op het eigen handelen, maar ook op de mogelijkheid om het sociale netwerk op te bouwen of in te zetten, of door de inzet van algemene of voorliggende voorzieningen. Voor de hulp die ouder(s)/verzorger(s) verlenen, hoeft de gemeente niet altijd jeugdhulp in te zetten. Uit de parlementaire geschiedenis van de Jeugdwet blijkt dat een voorziening niet nodig is als de jeugdige en zijn ouder(s) zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden. Dit wordt eigen kracht genoemd. Dit geldt ook als met de eigen kracht bovengebruikelijke hulp geleverd moet worden.

Artikel 3.4 en 3.5 (Beoordeling) (Dreigende) overbelasting

(Dreigende) overbelasting vergt zorgvuldig onderzoek naar de oorzaak van de overbelasting en ook naar hoe de (dreigende) overbelasting verminderd kan worden. Om de oorzaak van de (dreigende) overbelasting weg te nemen moet een plan worden opgesteld. Omdat ouders geacht worden zich aan dit plan te houden is de inzet van een individuele voorziening in principe van tijdelijke aard. Als een herindicatie wordt aangevraagd moet dus beoordeeld worden in hoeverre ouders hebben geprobeerd de overbelasting te verminderen.