Prostitutiebeleid gemeente Zundert 2015

Geldend van 02-07-2015 t/m heden

Intitulé

Prostitutiebeleid gemeente Zundert 2015

Hoofstuk 1: Inleiding

Op 28 juni 2001 is in de gemeente Zundert de nota 'Rood licht op groen; Het beleid van de gemeente Zundert voor de seksbranche na opheffing van het bordeelverbod' van kracht geworden. Deze nota gaf aan hoe de gemeente Zundert haar verantwoordelijkheid op dit gebied wilde invullen na opheffing van het algemeen bordeelverbod door het parlement per 1 oktober 2000.

Tot dan toe had de gemeente Zundert enkel een beleidslijn vastgesteld ten aanzien van de vestiging van nieuwe prostitutiebedrijven. De landelijke wetswijziging was voor de gemeente aanleiding om uitgebreider beleid te formuleren waarbij de toen bestaande seksinrichtingen onder de vergunningplicht van de Algemene plaatselijke verordening werden gebracht. Tevens werd het initiatief genomen om deze inrichtingen ook planologisch te gaan borgen in bestemmingsplannen.

Ondertussen zijn we bijna vijftien jaar verder en zijn niet alleen de omstandigheden in Zundert veranderd maar is ook de regelgeving op diverse onderdelen gewijzigd. Dit is voor de gemeente Zundert aanleiding om de nota uit 2001 op enkele onderdelen inhoudelijk te herzien en de verwijzingen naar van belang zijnde lokale en landelijke regelgeving te actualiseren. Hoofddoel van deze herziening is dat het beleid uit 2001 - daar waar van toepassing - wordt aangepast aan de huidige situatie zoals die op het gebied van seksinrichtingen in Zundert is.

Omdat er momenteel landelijke ontwikkelingen zijn met betrekking tot het prostitutiebeleid in het algemeen, hebben we er voor gekozen om nu nog niet over te gaan tot een algehele herziening van het in het verleden vastgestelde beleid. Die zal pas plaatsvinden op het moment dat duidelijk is wanneer het wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche van kracht wordt.

Hoofdstuk 2: Status beleidsdocument

De nota bestaat grotendeels uit beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht waarmee het bestuursorgaan aangeeft hoe hij gebruik maakt van zijn bevoegdheden, zoals bijvoorbeeld neergelegd in artikel 3:13 van de APV. Het voordeel van een beleidsregel is dat ter motivering van een besluit hiernaar verwezen kan worden. Hier tegenover staat dat het bestuursorgaan in beginsel moet handelen conform de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Voor zover begrippen in deze nota niet nader worden toegelicht, zijn hierop de definities zoals die in de APV worden gehanteerd van toepassing.

Hoofdstuk 3: Voorgeschiedenis

3.1. De wetswijziging

Op 1 oktober 2000 werd een wetswijziging in het Wetboek van Strafrecht van kracht die een opheffing van het algemeen bordeelverbod inhield alsmede het verbod op souteneurschap. Aan de wetswijziging lagen zes doelstellingen ten grondslag:

  • Het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie, onder andere door het invoeren van een gemeentelijk vergunningstelsel;

  • Het verbeteren van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • Het beschermen van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • Het beschermen van de positie van prostituees;

  • Het ontvlechten van prostitutie en criminele randverschijnselen;

  • Het terugdringen van de omvang van prostitutie door illegalen (personen zonder geldige verblijfstitel).

Het vestigen van een seksinrichting werd vanaf eerder genoemd tijdstip legaal en de exploitant daarvan vergelijkbaar met iedere andere ondernemer. Daarnaast vond een aanscherping van de strafbaarheidsstelling van ongewenste vormen van exploitatie van prostitutie plaats, waarbij te denken valt aan onvrijwillige prostitutie en seksueel misbruik van minderjarigen. Sinds de wetswijziging is de exploitatie van prostitutie dus niet meer strafbaar, mits het gaat om prostitutie door meerderjarigen die vrijwillig dit werk doen en die over een voor het verrichten van arbeid geldige verblijfstitel beschikken. Deze voorwaarden zijn momenteel in het huidige artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht vastgelegd.

3.2. Het belang van een gemeentelijk prostitutiebeleid

Omdat er geen nadere formele wetgeving werd vastgesteld over de vormen van prostitutie die niet langer strafbaar waren door de wetswijziging, was en is het hebben van een lokaal prostitutiebeleid om een aantal redenen noodzakelijk:

  • Van gemeenten waar geen beleid is geformuleerd zal een sterke aantrekkende werking uitgaan, omdat exploitanten in deze gemeenten niet aan in beleid gestelde eisen zullen hoeven te voldoen. Door het formuleren van beleid kunnen eisen gesteld worden aan de ondernemers op het gebied van gezondheid, veiligheid, openbare orde en bedrijfsvoering. Daarmee wordt ook bewerkstelligd dat er een eind komt aan historisch gegroeide gedoogsituaties, zowel uit het belang van de gemeente als vanuit het belang van de exploitant.

  • Parallel daaraan moeten extra inspanningen worden gepleegd om ongewenste, strafrechtelijke illegale vormen van exploitatie actief te bestrijden. Het betreft hier prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid en/of waarbij sprake is van seksueel misbruik van minderjarigen. Door het formuleren van beleid kan getracht worden de ongewenste neveneffecten van prostitutie te bestrijden.

In de nota uit 2001 zijn deze uitgangspunten van het lokaal prostitutiebeleid van de gemeente Zundert nader uiteengezet. Voor formulering van dit beleid is zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen inzake seksinrichtingen, sekswinkels en arbeidsomstandigheden van prostituees uit de model Algemene Plaatselijke Verordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder model-APV). Daarnaast werd omwille van een goede afstemming en uniformering van beleid binnen Midden- en West-Brabant, een regionale Nota Prostitutiebeleid opgesteld. In deze nota werden kaders en handreikingen opgenomen die gemeenten vervolgens konden overnemen voor hun eigen prostitutiebeleid.

Hoofstuk 4: Verschijningsvormen prostitutie en seksinrichtingen en situatie in Zundert

4.1. Seksinrichtingen

Het centrale begrip in deze nota is, net zoals in hoofdstuk 3 van de APV, het begrip 'seksinrichting' (artikel 3:1 sub c APV). Hieronder wordt verstaan: de voor het publieke toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Binnen de definitie van 'seksinrichting' wordt in deze nota onderscheid gemaakt tussen:

  • a.

    Prostitutiebedrijven: die seksinrichtingen waar personen zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding al dan niet in combinatie met een andere seksinrichting;

  • b.

    Overige seksinrichtingen: die seksinrichtingen waar erotische vertoningen plaatsvinden, zoals bioscopen en clubs maar geen prostitutie plaatsvindt.

Situatie in Zundert

In de gemeente Zundert zijn momenteel vier seksinrichtingen gevestigd in de vorm van een prostitutiebedrijf. Sauna Diana (Jamaru B.V.) aan het Frans Baantje 2b te Zundert, Privilege (Clabo B.V.) aan de Meirseweg 25 te Zundert en de seksinrichting (voorheen Club FKK /IanFP B.V.) aan de Meirseweg 56 te Zundert zijn gevestigd buiten de bebouwde kom en hebben in het vigerende Bestemmingsplan Buitengebied Zundert de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. In de bestemmingsregels bij dit plan staat in artikel 11.1. aangegeven dat de voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden bestemd zijn voor seksinrichtingen. Het vierde bedrijf, Eros Shop aan de Molenstraat 154-156 te Zundert, bevindt zich in binnen de bebouwde kom en valt onder het Bestemmingsplan Centrumgebied Zundert en heeft de bestemming 'Gemengd' met functieaanduiding 'seksinrichting' en 'detailhandel'. In de bestemmingsregels bij dit plan staat in artikel 5.1. aangegeven dat de voor 'Gemengd' aangewezen gronden bestemd zijn voor een seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting'.

4.2. Escortbedrijf

Onder een escortbedrijf wordt verstaan: een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend. Een escortbedrijf is dus geen seksinrichting, aangezien de handelingen niet daadwerkelijk binnen een seksinrichting plaatsvinden. Het bedrijf kan een kantoor zijn maar ook een telefoonnummer of een website op internet.

Omdat door middel van een gemeentelijk vergunningstelsel extra eisen kunnen worden gesteld aan prostitutiebedrijven, bestaat het gevaar dat verplaatsing van prostitutie plaatsvindt naar de escortservice en thuiswerk. Om die reden is in artikel 3:4 lid 1 van de APV opgenomen dat ook de exploitatie van een escortbedrijf onderworpen is aan een vergunningplicht en moet het begrip 'thuiswerk' duidelijk worden gedefinieerd.

Escortbedrijven adverteren vaak via een 06-nummer en/of internet, daarom is niet altijd duidelijk waar het bedrijf gevestigd is. Een bedrijf wordt geacht in de gemeente Zundert gevestigd te zijn, indien:

  • a.

    Het bedrijf bij de Kamer van Koophandel in de gemeente Zundert is ingeschreven, dan wel;

  • b.

    Het bedrijf nergens is ingeschreven maar de exploitant in de gemeente Zundert woonachtig is.

Situatie in Zundert

Eros Shop B.V. beschikte in 2013 nog over een vergunning voor het exploiteren van een escortbedrijf. Na afloop van de looptijd van deze vergunning is geen nieuwe vergunning meer aangevraagd. Momenteel wordt onderzocht in hoeverre er nog sprake is van vergunningplichtige activiteiten.

4.3. Thuiswerk

Indien iemand zichzelf in de eigen woning prostitueert en dit doet op zodanige wijze dat er geen sprake is van bedrijfsmatige activiteiten zoals in artikel 3:1 sub c van de APV omschreven, dan wordt dit niet begrepen als het exploiteren van een seksinrichting. Een dergelijke vorm is niet vergunningplichtig aangezien dit in strijd is met artikel 10 lid 1 van de Grondwet (recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer). Om het begrip 'thuiswerk' duidelijk te kunnen afbakenen van vergunningplichtige activiteiten hanteren we de navolgende definitie van 'thuiswerk'.

Van thuiswerk is sprake wanneer wordt voldaan aan elk van de navolgende voorwaarden:

  • a.

    prostitutie vindt uitsluitend plaats in de eigen woning en de persoon die prostitutie bedrijft in de eigen woning staat volgens de gemeentelijke basisadministratie op dat adres ingeschreven;

  • b.

    het werven van klanten geschiedt langs informele weg, er niet wordt geadverteerd en er wordt ook niet op andere wijze openlijk reclame gemaakt;

  • c.

    aan de buitenkant van het perceel mag niet duidelijk zijn dat er prostitutie wordt bedreven;

  • d.

    de persoon die prostitutie bedrijft mag niet toestaan dat anderen of andere bewoners in de woning prostitutie bedrijven;

  • e.

    de verdiensten voortkomend uit prostitutie moeten uitsluitend ten goede komen aan de prostituee;

  • f.

    er mag geen sprake zijn van overlast of aantasting van het woon- of leefklimaat.

Wanneer er op een adres prostitutie wordt bedreven en niet aan alle onder a tot en met f genoemde voorwaarden wordt voldaan, is er sprake van een prostitutiebedrijf en is het bedrijf als zodanig vergunningplichtig.

Situatie in Zundert

Het is niet bekend of en in welke mate er sprake is van thuiswerk in de gemeente Zundert. Bekendheid hierover bij de gemeente zal veelal op basis van signalen vanuit de omgeving verkregen worden of naar aanleiding van andere onderzoeken.

4.4. Straat- en raamprostitutie

In de APV van de gemeente Zundert is al jarenlang het verbod tot straat- of raamprostitutie opgenomen (artikel 3:9 van de APV). Er is geen aanleiding om dit te wijzigen.

Situatie in Zundert

In Zundert geldt een verbod tot straat- en raamprostitutie.

Hoofdstuk 5: Het gemeentelijk beleid

5.1. Doelstellingen

Overeenkomstig de regionale nota zijn de volgende drie doelstellingen voor het gemeentelijk prostitutiebeleid geformuleerd:

  • Bescherming van het woon- en leefklimaat, regulering van de overlast. Dit gebeurt met name door middel van vestigingseisen;

  • Verbetering van de arbeidsomstandigheden van de prostituee. Hierbij gaat het vooral om inrichtings- en hygiëne-eisen voor prostitutiebedrijven.

  • Het voorkomen van strafbare feiten door het stellen van eisen aan de bedrijfsvoering en het tegengaan van illegaliteit en mensenhandel.

De gemeente Zundert beschikt over een aantal instrumenten waarmee de hierboven genoemde doelstellingen in praktijk gebracht kunnen worden. Het betreft de navolgende:

  • a.

    Vestigingseisen (APV en bestemmingsplannen)

  • b.

    Vergunningenbeleid

  • c.

    Bepalingen met betrekking tot straat- en raamprostitutie

  • d.

    Bepalingen met betrekking tot het hanteren van een sluitingsuur

  • e.

    Eisen ter bevordering van de gezondheid en hygiëne

  • f.

    Inrichtingseisen

  • g.

    Brandveiligheidseisen

  • h.

    Eisen ter bescherming van minderjarigen en voorkoming illegaliteit

5.2. Bescherming van het woon- en leefklimaat

5.2.1. Vestigingseisen

In artikel 3:13 lid 1 sub b van de APV is opgenomen dat een vergunning kan worden geweigerd wanneer de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening. De afweging om op een bepaalde locatie een seksinrichting of escortbedrijf al dan niet toe te staan mag slechts op basis van ruimtelijke argumenten gebeuren. Daarnaast kan de gemeente vestigingseisen formuleren. De motieven daarvoor liggen in de eerste plaats op het terrein van openbare orde en het voorkomen van overlast. Het vestigingsbeleid kan worden gehanteerd bij de vergunningverlening op basis van de APV.

Beleidsregel vestigingseisen

Artikel 1

Seksinrichtingen mogen niet worden of zijn gevestigd in of op:

  • 1.

    Woonstraten, waaronder in dit verband wordt verstaan: alle voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen, waaraan bebouwing is gelegen, die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning.

  • 2.

    Straten, niet zijnde straten als bedoeld onder a, waar sprake is van een concentratie van recreatie-inrichtingen of anderszins het woon- en leefklimaat c.q. de openbare orde belastende activiteiten.

  • 3.

    Locaties naast winkels.

  • 4.

    Die locaties die liggen binnen een afstand van 300 meter hemelsbreed van een andere seksinrichting. Indien hierbij sprake is van een 'natuurlijke barrière', zoals een water, snelweg, kruispunt of talud mag de afstand korter zijn.

  • 5.

    Die locaties die liggen binnen een afstand van 300 meter hemelsbreed van een school. Indien hierbij sprake is van een 'natuurlijke barrière', zoals water, snelweg, kruispunt of talud mag de afstand korter zijn.

Artikel 2.

Het bepaalde in artikel 1 geldt niet voor het bestaande prostitutiebedrijf binnen de bebouwde kom, te weten Eros Shop, Molenstraat 154-156 te Zundert.

5.2.2. Vergunningenbeleid

Prostitutiebedrijven

Het reguleren van de prostitutiebedrijven geschiedt door middel van een vergunningstelsel op grond van de APV. Bij het verlenen van vergunningen voor prostitutiebedrijven gingen wij vanaf 2001 uit van een zogenaamd maximumstelsel. Hiervoor werd gekozen omdat zich in deze gemeente relatief veel prostitutiebedrijven bevonden (zes) en gezien de ligging van Zundert nabij de Belgische grens, zou zonder maximumstelsel een aantrekkende werking kunnen uitgaan om seksinrichtingen in de gemeente te exploiteren.

In 2015 bevinden zich in de gemeente, zoals bij paragraaf 4.1. reeds aangegeven, nog vier prostitutiebedrijven. Dit aantal van vier is, in relatie tot de omvang van de gemeente Zundert met circa 22.000 inwoners, nog steeds behoorlijk hoog te noemen. Gezien de inspanningen die de gemeente Zundert op het terrein van de openbare orde reeds moet leveren om een veilige en leefbare gemeente te zijn en te blijven, zijn wij van mening dat er voldoende reden is om het aantal maximum te verlenen vergunningen terug te brengen naar vier. Deze vermindering van het aantal maximum te verlenen vergunningen voor prostitutiebedrijven is daarmee nieuw ten opzichte van het beleid zoals dat in 2001 is vastgesteld.

Escortbedrijven

De mogelijkheden om voorschriften te stellen voor escortbedrijven zijn beperkt omdat het niet-plaatsgebonden prostitutie betreft. Daardoor spelen locatie- en inrichtingseisen niet. Door middel van een vergunningplicht voor dit type bedrijven kan er echter wel een antecedentenonderzoek plaatsvinden met betrekking tot de exploitant. Ook kan, ingeval van criminele handelingen door de exploitant, de vergunning worden ingetrokken en kunnen een aantal eisen op het gebied van gezondheid en hygiëne worden gesteld.

Omdat escortbedrijven meestal via een telefoonnummer of website adverteren en de vestiging van het bedrijf weinig tot geen invloed heeft op de omgeving – er wordt immers elders gewerkt – is er vooralsnog geen aanleiding om een maximumstelsel voor escortbedrijven in te stellen.

Thuiswerk

Zoals al aangegeven is prostitutie in de eigen woning niet vergunningplichtig. Tegen thuiswerk kan alleen worden opgetreden wanneer niet wordt voldaan aan de definitie van thuiswerk, er sprake is van (ernstige) overlast, dan wel indien de woonfunctie van het betreffende perceel als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten in belangrijke mate wordt aangetast en er sprake is van strijd met de planologische regelgeving.

Beleidsregel vergunningen

Artikel 1.

Gezien de grootte van de gemeente Zundert en gelet op de handhaving van de openbare orde, zedelijkheid e.d., bedraagt het aantal seksinrichtingen, zoals gedefinieerd in artikel 3:1 sub c van de APV, maximaal vier.

Artikel 2.

Er geldt geen maximumstelsel voor escortbedrijven, zoals gedefinieerd in artikel 3:1 sub d van de APV.

Artikel 3.

De vergunning wordt voor de duur van één jaar verleend.

5.2.3. Straat- en raamprostitutie

In artikel 3:9 van de APV is de mogelijkheid opgenomen dat het college wegen of gebieden aanwijst voor straat- en raamprostitutie. Deze vorm van prostitutie is naar onze mening een zodanige aanslag op het woon- en leefmilieu, heeft ernstige negatieve invloeden op de verkeersveiligheid en openbare orde en veroorzaakt zodanige hinder en overlast, dat we dit niet toestaan.

Bij straatprostitutie is er ook nauwelijks sprake van controlemogelijkheden op de arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen waaronder gewerkt moet worden met alle negatieve effecten van dien. Zo zou dit bijvoorbeeld een verschuiving van de keuze van arbeidslocatie met zich mee kunnen brengen.

Beleidsregel straat- en raamprostitutie

Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om wegen of gebieden voor straat- en raamprostitutie aan te wijzen.

5.2.4. Sluitingsuur

Bij het opstellen van een regionaal kader voor het lokale prostitutiebeleid is opgenomen dat bij de vaststelling van het sluitingsuur ten aanzien prostitutiebedrijven wordt aangesloten bij het sluitingsuur voor horecabedrijven zoals geregeld in de APV. De gemeente Zundert kent echter geen sluitingsuur voor horeca-inrichtingen. Wel heeft het college de mogelijkheid om op grond van artikel 3:7 APV tijdelijke geldende sluitingsuren vaststellen of van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

Beleidsregel sluitingsuur

Voor alle in de gemeente Zundert aanwezige seksinrichtingen wordt aangesloten bij het bestaande beleid voor de horeca-inrichtingen en is derhalve geen sluitingsuur vastgesteld.

5.3 Verbetering van de arbeidsomstandigheden

Gelet op de doelstelling van het lokaal prostitutiebeleid en in aanvulling op hetgeen is opgenomen in de APV neemt de gemeente Zundert een aantal aanvullende beleidsregels vergunningvoorschriften op ter bevordering van de gezondheid en hygiëne.

5.3.1. Eisen ter bevordering van de gezondheid en hygiëne

In de Wet publieke gezondheid is bepaald dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor onder andere de technische hygiënezorg (artikel 2 lid 2 sub f) alsmede het bewaken en bevorderen van de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen (artikel 6). Op basis van deze taken kunnen in het gemeentelijk vergunningensysteem maatregelen op het terrein van de volksgezondheid worden opgenomen en uitgewerkt. Ook kunnen in de APV specifieke gezondheidsbevorderende eisen worden gesteld aan vergunninghouders op het gebied van soa-preventie en –bestrijding en de hygiënebegeleiding. Hiermee wordt bijgedragen aan één van de doelstellingen van de opheffing van het bordeelverbod, namelijk aan de bescherming van de positie van de prostituees.

In de APV is in artikel 3:13 lid 2 opgenomen dat een vergunning voor een prostitutiebedrijf kan worden geweigerd in het belang van de volksgezondheid of de zedelijkheid. Op grond hiervan kunnen beleidsregels worden geformuleerd op het terrein van de bedrijfsvoering door exploitanten op het gebied van soa-preventie en –onderzoek en hygiënezorg.

Beleidsregel bevordering gezondheid en hygiëne

Aan een vergunning voor prostitutiebedrijven, worden de volgende voorschriften verbonden:

Artikel 1.

Voorschriften ter bevordering van de gezondheid:

  • a.

    De exploitant dient de verpleegkundige/arts van de GGD toegang te verlenen voor het geven van voorlichting over seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) en andere beroepsrisico's;

  • b.

    De exploitant dient er zorg voor te dragen dat er voldoende voorlichtingsmateriaal over soa's beschikbaar is. Zo nodig in verschillende talen;

  • c.

    De exploitant is verantwoordelijk voor het in voldoende mate aanwezig zijn van condooms in het prostitutiebedrijf en in de werkruimten;

  • d.

    De exploitant dient de prostituees in staat te stellen zich regelmatig te laten controleren op soa's;

  • e.

    Indien aan het prostitutiebedrijf een vaste arts is verbonden, worden naam en adres van deze arts aan de GGD bekend gemaakt;

  • f.

    De prostituee kiest zelf de arts die het soa-onderzoek verricht en mag niet gedwongen worden gebruik te maken van de clubarts;

  • g.

    De uitslag van dit onderzoek valt onder het medisch beroepsgeheim in het kader van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst;

  • h.

    De frequentie van het onderzoek wordt door de prostituee bepaald, in overleg met de arts.

Artikel 2.

Voorschriften ter bevordering van de hygiëne:

  • a.

    De aanwezige vertrekken en sanitaire voorzieningen dienen te allen tijde in een zintuiglijk schone staat te verkeren;

  • b.

    In iedere werkruimte dient vloeibare zeep aanwezig te zijn (bij voorkeur) papieren handdoekjes en een afvalbak;

  • c.

    In het bedrijf dienen voldoende schone handdoeken aanwezig te zijn. Deze worden na gebruik door schone vervangen;

  • d.

    Het bedlinnen in de werkruimten dient dagelijks verschoond te worden;

  • e.

    Na elke klant dient het bedlaken verschoond te worden;

  • f.

    De matrassen dienen voorzien te zijn van een plastic beschermhoes;

  • g.

    Hulpstukken moeten na elk gebruik huishoudelijk schoon gemaakt worden.

Artikel 3.

Overige verplichtingen van de exploitant:

  • a.

    Het is de exploitant verboden om de prostituees aan te zetten of te verplichten om onveilig (zonder condoom) te werken en te verbieden klanten of diensten te weigeren;

  • b.

    Het is de exploitant verboden om de prostituees te verplichten alcoholhoudende dranken mee te drinken met de klanten;

  • c.

    Het is de exploitant verboden om reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven dat de prostituees in het bedrijf vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen;

  • d.

    Het is de exploitant verboden om te adverteren met de mogelijkheid van onveilig werken door de prostituees;

  • e.

    Het is de exploitant verboden reclame te maken over veilig seksbeleid in het prostitutiebedrijf, omdat dit een algemeen maatschappelijke norm is en niet specifiek voor een bepaald prostitutiebedrijf.

Artikel 4.

Aan een vergunning voor een escortbedrijf worden de voorschriften, genoemd in artikel 1 sub d tot en met g en in artikel 3 verbonden.

5.3.2. Inrichtingseisen

Het Bouwbesluit geeft regels voor hygiëne en brandveiligheid. Zo kunnen ten aanzien van de inrichting van de constructie van bouwwerken voorschriften worden opgelegd alsmede bepalingen betreffende de toetreding van daglicht, ventilatie, geluidswering, sanitair, brandveiligheidseisen en dergelijke. Indien een bouwwerk een zodanig gebruik kent dat daaruit gevaar voortvloeit voor de veiligheid of nadeel voor de gezondheid voor de gebruiker of anderen, ten gevolge van een van de oorzaken genoemd in het Bouwbesluit, dan kan het college een aanschrijving tot het treffen van voorzieningen en tot het aanbrengen van verbeteringen op grond van artikel 14 en 17 Woningwet uit laten gaan.

Beleidsregel ten behoeve van de inrichtingseisen

Artikel 1.

In een seksinrichting dient een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf aanwezig te zijn met een vloeroppervlakte van tenminste 16 m2 en een breedte van 3,35 meter.

Artikel 2.

In een inrichting waar vijf of meer werkruimten aanwezig zijn, dient een keuken aanwezig te zijn met een oppervlakte van tenminste 5 m2 en een breedte van tenminste 1,80 meter.

Artikel 3.

Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutiedoeleinden gebruikt worden.

Artikel 4.

In het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer moeten voldoende daglicht kunnen toetreden en vanuit deze verblijfsruimten moet visueel contact met buiten mogelijk zijn.

Artikel 5.

Elke werkruimte moet een vloeroppervlakte hebben van tenminste 8 m2, waarvan de breedte tenminste 2,10 meter is.

Artikel 6.

Elke werkruimte moet voorzien zijn van een wasbak met warm en koud stromend water en van heldere witte elektrische verlichting.

Artikel 7.

Elke werkruimte moet zijn voorzien van een afsluitbare hang-legkast tenzij tot de seksinrichting een kleedkamer behoort.

Artikel 8.

In een seksinrichting moeten tenminste één heren- en één damestoilet en één badruimte aanwezig zijn:

  • a.

    per bouwlaag;

  • b.

    per vijf werkruimten (tenminste één toiletruimte en één badruimte per vijf werkruimtes).

Artikel 9.

De voorzieningen voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht in een seksinrichting moet voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit.

Artikel 10.

Een seksinrichting moet zijn voorzien van verwarmingsapparatuur als bedoeld in hoofdstuk 2 van het Bouwbesluit waarmee alle besloten ruimten kunnen worden verwarmd.

Artikel 11.

Iedere werkruimte moet zijn voorzien van een zogenaamd stil alarm.

Artikel 12.

De toegangsdeur van een werkruimte mag slechts afsluitbaar zijn als in het prostitutiebedrijf een, voor de overige aanwezige prostituees goed bereikbare, op die deur passende moedersleutel aanwezig is.

5.3.3. Brandveiligheidseisen

Voor panden waarin vijftig of meer personen tegelijk aanwezig zijn, is een gebruiksmelding op grond van artikel 1.18 lid 1 a van het Bouwbesluit 2012 vereist. Aan deze gebruiksmelding kunnen door het college, bijvoorbeeld op advies van de brandweer, nadere eisen worden opgelegd.

Regionaal is in het verleden afgesproken om voor panden waarin prostitutie plaatsvindt en waarin vijf of meer personen tegelijk aanwezig zijn een gebruiksvergunning te vereisen en deze bepaling als zodanig in de lokale Bouwverordening op te nemen. Nu echter de bepalingen omtrent brandveiligheid niet langer in deze verordening zijn opgenomen maar in het Bouwbesluit, kan hier geen verder gevolg aan worden gegeven.

Beleidsregel ten behoeve van de brandveiligheid

Artikel 1.

Voor seksinrichtingen met één werkruimte of meerdere werkruimtes zijn hoofdstuk 2 alsmede afdeling 7.2. van hoofdstuk 7 van het Bouwbesluit van overeenkomstige toepassing;

Artikel 2.

Het gebruik van verplaatsbare verwarmingstoestellen in de seksinrichting is niet toegestaan.

5.4. Eisen ter bescherming van minderjarigen en voorkoming illegaliteit

Ter bescherming van minderjarigen en om illegaliteit in de seksbranche zoveel mogelijk tegen te gaan is het noodzakelijk dat hierover regels worden opgenomen.

Beleidsregel ter bescherming van minderjarigen en voorkoming illegaliteit

Aan een vergunning voor seksinrichtingen waar prostitutie plaatsvindt en escortbedrijven worden de volgende voorschriften verbonden:

Artikel 1.

Het is de exploitant verboden om tijdens openingsuren personen onder de 18 in het bedrijf aanwezig te hebben;

Artikel 2.

De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht om alle medewerking te verlenen aan de toezichthouders als bedoeld in artikel 6.2 van de APV Gemeente Zundert, waaronder in ieder geval het verlenen van de onmiddellijke en onbelemmerde toegang aan deze toezichthouder(s).

Hoofdstuk 6: Controle, toezicht en handhaving

Om de omstandigheden in de seksbranche te verbeteren en ter voorkoming en terugdringing van illegaliteit en criminaliteit in deze branche, is het belangrijk dat toezicht gehouden wordt op de naleving van vergunningen en handhaving plaatsvindt indien er sprake is van overtreding van de regelgeving. Voor de handhaving van het beleid ten aanzien van de seksbranche zijn de belangrijkste handhavers: de gemeente, het Openbaar Ministerie en de politie. De GGD heeft een adviserende taak. Zo nodig kan in het lokaal driehoeksoverleg hierover afstemming plaatsvinden.

6.1. Controle door politie

Het uitvoeren van controles door politiefunctionarissen in seksinrichtingen kan plaatsvinden op de volgende gronden:

  • a.

    Een vermoeden of melding van in de inrichting gepleegde strafbare feiten zoals bijvoorbeeld heling, wapen- of drugshandel, geweldpleging, enz.;

  • b.

    Een vermoeden of melding van strafbare feiten gepleegd door de exploitant zoals bijvoorbeeld betrokkenheid bij mensenhandel of het in dienst hebben van minderjarige en/of illegale prostituees;

  • c.

    Controle op grond van de Wet arbeid vreemdelingen;

  • d.

    Controle op grond van de APV

De politie voert op grond van landelijk vastgestelde regels die vertaald zijn naar regiobeleid, controles uit op seksinrichtingen waar prostitutie plaatsvindt. Over de aantallen en de wijze van uitvoering van deze controles zijn op lager niveau afspraken gemaakt. In verband met de veiligheid en integriteit hanteert de politie een gedragscode voor het bezoeken van de seksbedrijven.

6.2. Toezichthouders

Om het gemeentelijk toezicht uit te oefenen op naleving van de geldende regelgeving ten aanzien van de seksbranche zijn verschillende toezichthouders aangewezen zoals de politie, brandweer en medewerkers van de gemeente. Aangezien de GGD West-Brabant gespecialiseerd is ten aanzien van volksgezondheidsaspecten in relatie tot prostitutie, psychosociale hygiëne, medische aspecten, gezondheidstechnische aspecten en algemene voorlichting, is het toezicht op dit gebied aan deze instantie opgedragen. De rapportages van de verschillende toezichthouders kunnen aanleiding zijn om tot handhavende activiteiten over te gaan.

6.3. Sanctiemaatregelen

Binnen de regio Midden- en West-Brabant is in het verleden een handhavingsarrangement afgesproken. Voordeel hiervan is dat er sprake is van een eenduidige uitvoering van het handhavingsbeleid en voorkomen wordt dat er verschuivingseffecten optreden. Onderstaand handhavingsarrangement wordt door ons gehanteerd om de naleving van de wet-regelgeving af te bevorderen.

Bijlage.

Hoofdstuk 7: Doorkijk naar de toekomst

Zoals bij paragraaf 1 reeds aangegeven, is deze nota een actualisering van het beleid zoals dat in 2001 is vastgesteld. De enige inhoudelijke wijziging die met deze herziene nota plaatsvindt, is dat het aantal van maximaal zes seksinrichtingen met prostitutiebedrijf gewijzigd wordt naar maximaal vier.

Daarmee wordt de thans bestaande situatie bevroren. Mocht in de toekomst het aantal huidige seksinrichtingen verminderen, dan zullen wij de mogelijkheid om tot een verdere verlaging van het maximaal toegestane inrichtingen te komen, overwegen. Daarnaast worden de inrichtingseisen nu expliciet als beleidsregel opgenomen zodat hierop in praktijk toezicht en handhaving kan plaatsvinden.

Al geruime tijd loopt er een parlementair traject ten aanzien van de nieuwe Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche. Het wetsvoorstel stelt tot doel de oorzaken van het voortbestaan van misstanden in de prostitutiebranche aan te pakken. Deze aanpak bestaat uit het verkleinen van lokale en regionale verschillen, het verkrijgen van meer zicht en grip op de seksbranche door alle vormen van prostitutie onder een vorm van regulering te brengen, en het vergemakkelijken van toezicht en handhaving.

De kern van het wetsvoorstel wordt gevormd door de invoering van een verplicht en uniform vergunningenstelsel voor de uitoefening van een seksbedrijf. Hierdoor ontstaat meer uniformiteit in lokaal vergunningenbeleid. In het wetsvoorstel is opgenomen aan welke vergunningvoorwaarden de exploitant in ieder geval moet voldoen. Ook krijgen gemeenten met dit wetsvoorstel de mogelijkheid om onder voorwaarden voor een nuloptie te kiezen. Verder voorziet het wetsvoorstel in:

  • Een registratieplicht voor alle prostituees;

  • Een aantal maatregelen en instrumenten om toezicht en handhaving te vergemakkelijken;

  • Het strafbaar stellen van het gebruikmaken van illegaal aanbod van prostitutie.

Naar aanleiding van de behandeling van deze wet in de Eerste Kamer is een wijzigingsvoorstel (novelle) ingebracht. De behandeling daarvan is nog niet afgerond in de Tweede Kamer zodat momenteel niet is aan te geven op welk moment de wet in werking zal treden, vermoedelijk zal dat pas op zijn vroegst per 1 januari 2016 zijn. Wij hebben het voornemen om bij de implementatie van de nieuwe wet de mogelijkheden van een nuloptie voor seksbedrijven te onderzoeken. Uiteraard zullen wij daarbij, evenals dat voor de totstandkoming van de nota in 2001 is gebeurd, de afstemming in de regio zoeken.

Ondertekening

Toelichting op de beleidsregels

Enkele bepalingen van een aantal in deze nota genomen beleidsregels worden hier nader toegelicht.

Beleidsregel vergunningen

Artikel 3.

Door opname van dit artikel wordt vastgelegd wat in praktijk al jarenlang gebruikelijk is. Door een vergunning slechts voor één jaar te verlenen houdt de gemeente de vinger aan de pols waar het gaat om het toezicht op de aanwezige seksinrichtingen.

Beleidsregel vestigingseisen

Artikel 1.

Lid 1

In woonstraten zal door de overwegende woonfunctie aldaar vestiging van seksinrichtingen de openbare orde en de beleving van het woon- en leefklimaat ernstig kunnen aantasten. Hinder van slaan met autodeuren, claxonneren en dergelijke, doch ook gevoelens van onbehagen, angst voor ongewenste confrontatie en waardevermindering van de woning kunnen aanleiding geven tot conflictsituaties, waarbij zowel buurtbewoners als exploitanten van seksinrichtingen niet gebaat zijn.

Lid 2

De gedachte hierachter is, dat een seksinrichting erbij voor de bewoners nog eens extra overlast betekent vanwege de druk op één centraal punt.

Lid 3

De bewoners boven of naast winkels ondervinden door de situering van hun woning reeds overlast, bijvoorbeeld door laden en lossen, af- en aanloop van klanten en parkeerproblemen overdag. Een prostitutiebedrijf erbij betekent vaak nog eens extra overlast, te meer daar de openingstijden van prostitutiebedrijven afwijken van de openingstijden van winkels. Bovendien bestaat de mogelijkheid dat de vestiging van een prostitutiebedrijf leidt tot leegstand en daardoor tot aantasting van het winkelbestand in de buurt.

Lid 4

Concentratie van seksinrichtingen wordt niet voorgestaan en wel om de volgende redenen:

  • Kans op gettovorming of verloedering van de wijk;

  • Ontstaan van druk op een centraal punt met kans op overlast;

  • Kans op straatprostitutie en dergelijke.

Lid 5

In de directe nabijheid van scholen zal aldaar vestiging van seksinrichtingen de openbare orde en de beleving van het woon- en leefklimaat ernstig kunnen aantasten. Hinder van slaan met autodeuren, claxonneren en dergelijke, doch ook gevoelens van onbehagen en angst voor ongewenste confrontatie van jeugdigen met prostitutie kunnen aanleiding geven tot conflictsituaties, waarbij zowel buurtbewoners als exploitanten van seksinrichtingen niet gebaat zijn. Vestiging van seksinrichtingen in de directe omgeving van scholen wordt daarom niet voorgestaan. Het begrip 'school' dient in dit verband breed te worden geïnterpreteerd. Naast instellingen voor basis- en voortgezet onderwijs dienen hieronder ook peuterspeelzalen en kinderdagverblijven te worden begrepen.

Beleidsregel bevordering gezondheid en hygiëne

Artikel 1 tot en met 3.

Dit artikel wordt gesteld in verband met het in artikel 3:13 lid 2 sub f van de APV genoemde belang.

Artikel 4.

Dit artikel wordt gelet op het bepaalde in artikel 3:13 lid 1 sub c APV gesteld in verband met het in artikel 3:13 lid 2 sub a APV genoemd belang.