Regeling provinciaal fonds gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m heden

Intitulé

Regeling provinciaal fonds gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

Gelet op artikel 15.47 van de Wet milieubeheer;

Overwegende dat het wenselijk is het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 3 november 1998, nr. DCA/55906, tot vaststelling van de Verordening provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen (Prov. Blad 1998, nr. 56) en gewijzigd bij besluit van 25 september 2001 (Prov. Blad 2002, nr. 43) te actualiseren;

Overwegende dat het wenselijk is, gezien de omvangrijke wijziging als gevolg van genoemde actualisatie, de voornoemde regeling in te trekken en te vervangen door een nieuwe regeling;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Regeling provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Regeling wordt verstaan onder:

  • -

    ALM-studie: asset-liability management

  • -

    doelvermogen: voor de eeuwigdurende nazorg benodigd vermogen, dat op het moment van aanvang van de nazorg in het fonds aanwezig dient te zijn;

  • -

    fonds: provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen Zuid-Holland;

  • -

    gecalculeerd doelvermogen: het contant gemaakte doelvermogen, op basis van de geldende rekenrente naar een bepaald moment;

  • -

    gedeputeerden: gedeputeerde belast met de provinciale financiën en de gedeputeerde belast met de nazorg, dan wel, in het geval deze portefeuilles bij één persoon berusten, een door gedeputeerde staten aan te wijzen tweede gedeputeerde;

  • -

    gesloten stortplaats: hetgeen hier op grond van artikel 8.47 van de wet onder wordt verstaan;

  • -

    nazorg: nazorg als genoemd in artikel 8.49 eerste lid van de wet;

  • -

    nazorgheffing: heffing als genoemd in artikel 2 van de Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen Zuid-Holland;

  • -

    rekenrente: door het bestuur van het provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen Zuid-Holland vastgestelde rekenrente waarbij de besluitvorming over de rekenrente door het bestuur wordt ondersteund door de resultaten van een ALM-studie;

  • -

    storten van afvalstoffen: op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet in verpakking, om deze stoffen daar te laten;

  • -

    stortplaats: hetgeen hier op grond van artikel 8.47 van de wet onder wordt verstaan;

  • -

    uitvoeringsorganisatie: rechtspersoon of instantie waaraan op grond van artikel 8.50 tweede lid van de wet, door gedeputeerde staten van de provincie de zorg voor de uitvoering van de nazorgwerkzaamheden, zoals aangegeven in lid 1 van dat artikel, is opgedragen;

  • -

    werkelijk opgebouwd doelvermogen: het doelvermogen dat op een bepaalde datum werkelijk in het fonds is opgebouwd, berekend met de opgelegde heffingen, de beleggingsresultaten en de daaraan gerelateerde (uitvoerings)kosten;

  • -

    wet: de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Plaats van vestiging

Het fonds is gevestigd te Den Haag, ten kantore van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 3 Doel

  • 1. Het fonds is bestemd voor de in artikel 8.49 van de wet bedoelde zorg voor gesloten stortplaatsen en de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Het fonds wordt gevoed met de baten als genoemd in artikel 15.47, leden 5 en 6, van de wet.

  • 3. Uit het fonds worden bestreden de kosten als genoemd in artikel 15.47, lid 7 en 8 van de wet.

Artikel 4 Beheer en vertegenwoordiging

  • 1. Gedeputeerde staten zijn belast met het beheer van het fonds.

  • 2. De in artikel 1 bedoelde gedeputeerden zijn gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen het hoofd Concern Financiën machtigen tot het namens hen verrichten van beheersdaden.

  • 4. De in artikel 1 bedoelde gedeputeerden vertegenwoordigen ieder afzonderlijk het fonds in en buiten rechte.

Artikel 5 Toegepaste verslaggevingsregels

Op de jaarrekening en het jaarverslag van het fonds is Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Begroting en nazorgheffing

  • 1. Gedeputeerde staten bieden jaarlijks gelijktijdig met de ontwerpbegroting van de provincie, aan provinciale staten een ontwerp aan voor de begroting van het fonds met toelichting, en een meerjarenraming voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren met toelichting.

  • 2. Gedeputeerde staten bieden jaarlijks aan provinciale staten gelijktijdig met het ontwerp van de begroting van het fonds een voorstel aan voor de hoogte van de nazorgheffing in het volgende begrotingsjaar.

  • 3. Provinciale staten stellen gelijktijdig met de begroting van de provincie, de begroting van het fonds en de nazorgheffing vast, in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dienen.

  • 4. De vastgestelde begroting wordt toegezonden aan degenen waarvan de stortplaats nog niet is overgedragen aan de provincie.

Artikel 7 Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar van het fonds is gelijk aan het kalenderjaar met dien verstande dat het eerste boekjaar aanvangt op het moment waarop het fonds is ingesteld.

Artikel 8 Verantwoording

  • 1. Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer van het nazorgfonds onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag van het fonds, gelijktijdig met het overleggen aan provinciale staten van de jaarrekening van de provincie.

  • 2. De jaarrekening gaat vergezeld van een accountantsverklaring.

  • 3. Provinciale staten stellen de jaarrekening van het fonds vast in het jaar volgende op het begrotingsjaar, gelijktijdig met de rekening van de provincie.

  • 4. De vastgestelde jaarrekening wordt toegezonden aan degenen waarvan de stortplaats nog niet is overgedragen aan de provincie.

Artikel 9 Onderverdeling in de reserve en voorzieningen en verrekeningsregels bij tekorten en overschotten

  • 1. De passivazijde van de balans van het fonds bevat in elk geval in:

    • a.

      een voorziening per geopende stortplaats;

    • b.

      een voorziening per gesloten stortplaats;

    • c.

      een algemene reserve.

  • 2. Het beleggingsresultaat dat met het kapitaal van het nazorgfonds wordt behaald, wordt verdeeld over de onder lid 1 genoemde voorzieningen en algemene reserve naar rato van de omvang van deze voorzieningen en algemene reserve.

  • 3. Elke voorziening geopende stortplaats ontvangt jaarlijks de opbrengst van de objectgebonden heffing van deze stortplaats.

  • 4. Elke voorziening gesloten stortplaats ontvangt:

    • a.

      bij het sluiten van een stortplaats het saldo van de betreffende voorziening geopende stortplaats exclusief de voor die stortplaats opgebouwde risico-opslag;

    • b.

      jaarlijks indien noodzakelijk een tekortaanvulling vanuit de algemene reserve ter hoogte van het verschil tussen het werkelijk opgebouwd vermogen en het gecalculeerd doelvermogen.

  • 5. De algemene reserve ontvangt:

    • a.

      bij het sluiten van een stortplaats de risico-opslag uit de betreffende voorziening geopende stortplaats;

    • b.

      overschotten in de voorzieningen van gesloten stortplaatsen, bepaald als het verschil tussen het gecalculeerd doelvermogen en het werkelijk opgebouwde doelvermogen in de betreffende voorziening gesloten stortplaats;

    • c.

      het jaarlijkse resultaat van een boekjaar.

  • 6. Een overschot in een voorziening geopende stortplaats leidt tot een lager tarief voor die stortplaats en eventueel zelfs tot een teruggave, zoals omschreven wordt in artikel 5 van de Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Zuid-Holland 2022.

  • 7. Indien de algemene reserve groter is dan 25% van het balanstotaal, wordt het meerdere uitgedeeld aan de voorziening geopende stortplaats en wel naar rato van de omvang van de reeds in die voorzieningen gestorte middelen.

Artikel 10 Uitkering van middelen

  • 1. Op basis van de vooraf aan de uitvoeringsorganisatie verstrekte opdracht, besluiten de gedeputeerden tot uitkering van een vergoeding ter dekking van de kosten van uitvoering van de nazorgwerkzaamheden als genoemd in artikel 3, lid 3.

  • 2. De gedeputeerden kunnen de uitvoeringsorganisatie verzoeken om een gespecificeerde verantwoording van de uitgevoerde werkzaamheden en de daarbij daadwerkelijk gemaakte kosten voorzien van een accountantsverklaring.

  • 3. De gedeputeerden kunnen besluiten tot bevoorschotting.

Artikel 11 Intrekking

Het Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 3 november 1998, nr. DCA/55906, tot vaststelling van de Verordening provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen (Prov. Blad 1998, nr. 56), gewijzigd bij besluit van 25 september 2001 (Prov. Blad 2002, nr. 43) wordt ingetrokken.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel 13 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022.

Ondertekening

Den Haag, 2 november 2021

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. H. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

Inleiding

Op 1 april 1998 is de in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen regeling voor de nazorg van stortplaatsen (dat wil zeggen stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd) bij Koninklijk besluit in werking getreden (Staatsblad 1997, 532). Dit betekent dat Gedeputeerde Staten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Artikel 15.47 Wm verplicht het College van Gedeputeerde Staten een nazorgfonds in te stellen voor het beheer van de heffingsopbrengsten. Het nazorgfonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon (Burgerlijk Wetboek boek 2 art 1 lid 2: “…lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.”). Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan (art. 15.47, lid 4 Wm).

Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 van toepassing

Voor de jaarrekening dienen de verslaggevingsrichtlijnen voor zover van toepassing vanuit het Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 te worden gevolgd. Omdat het Nazorgfonds een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon is valt het niet onder het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV).

Het is de uitgesproken bedoeling van de wetgever om een zo strikt mogelijke scheiding tussen de provinciale middelen en die van het nazorgfonds aan te brengen zodat de nazorgmiddelen niet voor andere doeleinden kunnen worden ingezet en dit ook zichtbaar en controleerbaar is. Tevens is beoogd een toekomstige verstoring van de provinciale begroting bij eventueel verminderde heffingsopbrengsten te vermijden. De inkomsten en de uitgaven van het nazorgfonds worden om die reden in een aparte begroting opgenomen.

Het afleggen van verantwoording door Gedeputeerde Staten over nazorgfonds

De bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten dient te worden benaderd als ten aanzien van alle medebewindstaken. In een aan het IPO uitgebracht advies stelt Dölle van de RUG het volgende: “Gedeputeerde Staten zijn te allen tijde aanspreekbaar op de wijze waarop de middelen voor nazorg worden verdeeld en besteed” (24321, nr. 3, pag. 9). Die verantwoordelijkheid kan toch slechts door Provinciale Staten, zoals bij ieder medebewind, worden geactiveerd. “Gedeputeerde Staten zullen aan Provinciale Staten verantwoording moeten afleggen voor het beheer van het fonds.” (24321, nr. 6, pag. 18).

Het afleggen van verantwoording wordt actief inhoud gegeven door de rekening ter vaststelling voor te leggen aan Provinciale Staten. Passief door incidenteel gevraagde verantwoording af te leggen, zoals bij alle medebewind.

Dat betekent het volgende:

  • -

    Provinciale Staten stellen de begroting en de rekening vast uitgaande van het feit dat sprake is van verplichte uitgaven en rekening houdend met de bedoeling van de Wm.

  • -

    Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer en nemen alle in dat kader vereiste beslissingen binnen het kader van de begrotingsbeslissingen van Provinciale Staten.

  • -

    Gedeputeerde Staten zijn tegenover Provinciale Staten verantwoording schuldig over het beheer (regeling en uitvoering).

  • -

    Gedeputeerde Staten besluiten over het doen van uitgaven ten laste van het fonds. Dat is onderdeel van het beheer.

Toelichting artikel 3

De in het artikel 8.49 Wm bedoelde zorg houdt in dat wordt gewaarborgd dat een stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, dan wel dat, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Hiertoe worden maatregelen genomen strekkende tot:

  • -

    het in stand houden en onderhouden, alsmede het herstellen, verbeteren of vervangen van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • -

    het regelmatig inspecteren van voorzieningen ter bescherming van de bodem;

  • -

    het regelmatig onderzoeken van de bodem onder de stortplaats.

De baten als genoemd in artikel 15.47, lid 5 en 6 Wm bestaan uit de opbrengsten van de objectgebonden heffingen, de rentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen, het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds en andere bedragen die bestemd zijn voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg.

De kosten die worden bestreden als genoemd in artikel 15.47, lid 7 Wm zijn de kosten die worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in artikel 8.49 bedoelde zorg, de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, alsmede de kosten die worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid.

Toelichting artikel 4

De gedeputeerden zijn zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds. Bij verschil van mening besluiten Gedeputeerde Staten plenair.

Toelichting artikel 6

Voor het fonds wordt een aparte begroting opgesteld die eveneens door Provinciale Staten dient te worden vastgesteld. Om de normale planning- en control cyclus niet te doorbreken, is ervoor gekozen om de begroting van het fonds, alsmede de nazorgheffing gelijktijdig met de begroting van de provincie aan Provinciale Staten voor te leggen.

Toelichting artikel 8

Voor het fonds wordt een aparte rekening opgesteld die eveneens door Provinciale Staten dient te worden vastgesteld.

Toelichting artikel 9

Mochten zich in de toekomst overschotten in de ontwikkeling van het werkelijk opgebouwd doelvermogen voordoen, dan kunnen die gelden op grond van de wet niet worden aangewend voor andere activiteiten. Overschotten en tekorten in het werkelijk opgebouwd doelvermogen van een geopende stortplaats worden verrekend in de heffing van die stortplaats. Overschotten in het werkelijk opgebouwd doelvermogen van gesloten stortplaatsen worden toegevoegd aan de algemene reserve. Eventuele tekorten worden uit de algemene reserve aangevuld. Elk jaar wordt aan elke voorziening geopende stortplaats, naast de heffingsopbrengsten (inclusief het deel van de jaarlijkse heffing dat bijdraagt aan de opbouw van de risico-opslag), het gerealiseerd beleggingsrendement toegevoegd.

De omvang van de voorziening per stortplaats wordt als volgt berekend bij de begroting:

Werkelijk opgebouwd vermogen per 31 december (t-2) conform de vastgestelde jaarrekening + opgelegde heffing of restitutie + fictief rendement over januari t/m december (t-1) o.b.v. de vigerende jaarlijkse rekenrente. Op deze manier is de omvang van de stortplaatsen per 1 januari van het begrotingsjaar berekend. De beleggingsopbrengsten in het begrotingsjaar worden verdeeld op basis van deze omvang. De voorzieningen worden verminderd met de begrote uitvoeringskosten.

Indien van toepassing vinden de volgende wijzigingen in de voorzieningen plaats, voorafgaand aan de verdeling van het beleggingsresultaat:

  • a.

    Vermeerdering of vermindering van de voorziening met de heffing resp. restitutie in het begrotingsjaar. De heffingen en restituties vinden theoretisch 1 januari plaats.

  • b.

    De overdacht van een open naar gesloten stortplaats.

Bij het sluiten van een stortplaats wordt de risico-opslag als geheel overgeboekt van de voorziening geopende stortplaats naar de algemene reserve. De risico-opslag is een toeslag welke onderdeel is van het doelvermogen van een open stortplaats. De hoogte van de toeslag wordt berekend op basis van het door gedeputeerde staten van Zuid-Holland vastgestelde beleid.

Toelichting artikel 12

Ingevolge het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet moeten de besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van verordeningen bekend worden gemaakt. Het niet voldoen aan deze bekendmakingplicht leidt tot niet verbindendheid van de verordening. Bekendmaking geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het provincieblad, of in een andere door de provincie algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. Op grond van artikel 139 van de Provinciewet treedt het bekendgemaakte besluit in werking met ingang van de achtste dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven.