Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening toeristenbelasting 2022

Geldend van 24-12-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2022

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met zaaknr. 101153-2021;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2022

Verordening toeristenbelasting 2022

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam “toeristenbelasting” wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevings-vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en niet als zelfstandige onroerende zaak wordt aangemerkt zoals bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

    • b.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen hoofdzakelijk ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

    • c.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

    • d.

      volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

    • e.

      woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

    • f.

      particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

    • g.

      particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

    • h.

      groepsaccommodatie: een gebouw of een deel van een gebouw welke blijvend bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf door groepen van meer dan 10 personen, waarbij sprake is van gemeenschappelijk gebruik van sanitaire voorzieningen, keuken, verblijfsruimten, kamer en (slaap)zalen.

  • 2. Voor particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 4 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het derde tot en met vijfde lid.

  • 3. Bij de forfaitaire berekening voor particulier verhuurde woningen wordt per woning:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op het aantal slaapplaatsen;

    • b.

het aantal nachten gesteld op:

als een woning in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende:

meer dan

maar niet meer dan

175 nachten

-

7 maanden

225 nachten

7 maanden

-

  • 4. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen wordt per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op 2,4.

    • b.

het aantal nachten gesteld op:

als een kampeermiddel in het belastingjaar geschikt is voor gebruik of alleen mag worden gebruikt gedurende:

meer dan

maar niet meer dan

30 nachten

-

3 maanden

75 nachten

3 maanden

7 maanden

120 nachten

7 maanden

-

  • 5. Bij de forfaitaire berekening voor kampeermiddelen op volgtijdige standplaatsen, wordt: per standplaats:

    • a.

      het aantal overnachtende personen gesteld op de gemiddelde bezetting per kalenderdag.

  • De gemiddelde bezetting per kalenderdag is de uitkomst van de som van het aantal personen per telling gedeeld door het aantal tellingen.

  • Voor de berekening van de gemiddelde bezetting per kalenderdag worden gedurende het belastingjaar zes tellingen uitgevoerd, waarbij iedere telling binnen een afzonderlijke periode van twee maanden valt.

    • b.

      het aantal nachten gesteld op 365 dagen.

Artikel 6 Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt € 1,50 per persoon per overnachting.

  • 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief € 1,10 per persoon per overnachting voor overnachtingen in een kampeermiddel op een kampeerterrein als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder a. respectievelijk b. van deze verordening.

  • 3. In afwijking van lid 1 van dit artikel bedraagt het tarief € 0,50 per persoon per overnachting voor overnachtingen in een groepsaccommodatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder h van deze verordening.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Aanslaggrens

Een belastingaanslag wordt niet opgelegd als het aantal overnachtingen, waartoe gelegenheid wordt of is gegeven, tijdens het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 10 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 12 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De belastingplichtige doet aangifte van het aantal overnachtingen bij de heffingsambtenaar middels een aan hem uit te reiken aangiftebiljet. Hierbij dient een boekhouding of accountantsverklaring te worden overlegd.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Registratieplicht

  • 1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 2 eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachting verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college aangewezen ambtenaar van de gemeentelijke belastingen, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d van de Gemeentewet.

  • 2. De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5.

Artikel 15 Overgangsrecht

De “Verordening toeristenbelasting 2021” van 17 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Verordening toeristenbelasting 2022".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 november 2021.

De raad voornoemd,

de interim griffier, de voorzitter,

F. Koekoek-van de Kolk MA, mr. J. Seton