Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening op de heffing en de invordering van een reclamebelasting gemeente Westerkwartier 2022

Geldend van 01-01-2022 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een reclamebelasting gemeente Westerkwartier 2022

De raad van de gemeente Westerkwartier;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2021;

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van een reclamebelasting gemeente Westerkwartier 2022.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • b.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen, cijfers, tekens of kleuren of een combinatie daarvan, dan wel een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • c.

    reclamevoorwerp: een voorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken van het publiek voor een product, een dienst of een bedrijf;

  • d.

    vestiging: de onroerende zaak als bedoeld onder hoofdstuk III van de ‘Wet waardering onroerende zaken’, die niet tot woning dient of meer onroerende zaken die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door 1 organisatie of bedrijf voor 1 doel worden gebruikt;

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt, onder bij deze verordening gestelde voorwaarden, op de straten binnen de gebieden van Zuidhorn en Leek zoals weergegeven op de bij deze verordening behorende kaarten, een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt, ingeval er geen gebruiker valt aan te wijzen of er sprake is van een vestiging waarin meerdere gebruikers zijn gevestigd, de reclamebelasting van de eigenaar van de voorziening geheven waar het belastbaar feit zich voordoet, indien de eigenaar de openbare aankondigingen voor zichzelf dan wel als exploitant doet, dan wel het aanbrengen van de aankondiging(en) gedoogt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van openbare aankondigingen:

  • a.

    door publiekrechtelijke rechtspersonen gedaan in de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak;

  • b.

    die uitsluitend dienen ten behoeve van de regulering van het verkeer over openbare land- en waterwegen;

  • c.

    van politieke partijen;

  • d.

    op bouwterreinen voor zover deze rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • e.

    die zijn gedaan in verband met de verhuur of de verkoop van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verhuren en/of verkopen zaak;

  • f.

    openbare aankondigingen van scholen, verzorgingstehuizen, ziekenhuizen, en daarmee vergelijkbare instellingen;

  • g.

    die door de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond, ANWB of een overeenkomstig lichaam zijn aangebracht of geplaatst ten behoeve van een vlotte doorstroming van het verkeer of ten dienste van de openbare ruimte;

  • h.

    openbare aankondigingen van religieuze, cultureel- maatschappelijke, ideële of charitatieve aard, aangebracht of geplaatst op onroerende zaken die in gebruik zijn bij de religieuze, cultureel-maatschappelijke, ideële of charitatieve instellingen of verenigingen die de aankondiging doen;

  • i.

    die door gezondheidszorginstellingen zijn aangebracht en in hoofdzaak betrekking hebben op activiteiten die zijn gericht op de gezondheidszorg;

  • j.

    die door dierengezondheidscentra zijn aangebracht en in hoofdzaak betrekking hebben op activiteiten die zijn gericht op de dierengezondheidszorg.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting voor het hebben van een openbare aankondiging wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging (onroerende zaak met een reclameobject).

  • 2. Het tarief bedraagt per kalenderjaar van het belastingtijdvak waarin het belastbaar feit zich voordoet € 400,00.

  • 3. Gelet op de mogelijke beperkingen voor het organiseren van activiteiten in verband met bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld Covid-19), kan, in overleg met de betrokken ondernemersverenigingen en Stichtingen, worden besloten geen of een lager bedrag te heffen.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De reclamebelasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven reclamebelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde reclamebelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijnen telkens één maand later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. In afwijking van lid 1 en lid 2 geldt, dat aanslagen tot € 50,00 moeten worden betaald in één termijn.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening reclamebelasting gemeente Westerkwartier 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Westerkwartier

in de openbare vergadering van 29 september 2021,

A. van der Tuuk, voorzitter

J.L. de Jong, griffier

Bijlage 1 Gebied reclamebelasting Leek

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Gebied reclamebelasting Zuidhorn

afbeelding binnen de regeling