Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor participatie en inspraak bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van gemeentelijk beleid en voor het uitdaagrecht voor ingezetenen en maatschappelijke initiatieven (Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021)

Geldend van 13-06-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk houdende regels voor participatie en inspraak bij de voorbereiding, de uitvoering en de evaluatie van gemeentelijk beleid en voor het uitdaagrecht voor ingezetenen en maatschappelijke initiatieven (Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021)

De raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk;

gelezen het voorstel van de Tijdelijke Raadscommissie Participatieverordening;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling – mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie - van gemeentelijk beleid en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester;

  • -

    inwonerparticipatie: het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • -

    overheidsparticipatie: de manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan publieksinitiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren;

  • -

    participatie: het betrekken van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving;

  • -

    publieksinitiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan;

  • -

    uitdaagrecht: het recht op het overnemen van taken van de gemeente.

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente en bewoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken bewoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid.

  • 3.

    Inwonerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel niet toegepast:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • b.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • c.

      als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet.

  • 4.

    Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt uitsluitend verleend aan inwoners, andere belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op inwonerparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

  • 6.

    De gemeente geeft structureel inzicht in de gemeentelijke plannen, in het bijzonder voor de wijken en dorpen, zodat bewoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

Hoofdstuk 2. Inwonerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier inwonerparticipatie wordt toegepast. Indien inwonerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • d.

      de wijze waarop en het tijdvak waarin de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de wijze waarop democratische waarden zoals inclusie en transparantie in het proces worden gewaarborgd;

    • f.

      de begroting van de kosten van het participatieproces;

    • g.

      de wijze waarop de inbreng van bewoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het publieksparticipatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid, onder c, of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Bij inwonerparticipatie bij de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad zo snel mogelijk door toezending van het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming;

    • b.

      het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming;

    • c.

      het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders;

    • d.

      gemeente, bewoners en betrokken organisaties treden in nader overleg teneinde de uitkomsten van het participatieproces om te zetten in een convenant of samenwerkingsovereenkomst waarin zij de gemaakte afspraken vastleggen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1.

    Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3. Inspraak

Artikel 7. Inspraakprocedure

  • 1.

    Inspraak bij het college van burgemeester en wethouders en bij de burgemeester vindt plaats overeenkomstig afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester een andere inspraakprocedure vaststellen.

  • 3.

    Inspraak bij de gemeenteraad vindt plaats overeenkomstig de inspraakprocedure zoals deze in de bijlage bij deze verordening is opgenomen.

Hoofdstuk 4. Overheidsparticipatie

Artikel 8. Toepassen overheidsparticipatie

  • 1.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het publieksinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het publieksinitiatief worden betrokken.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 5.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen, sturen zij, inclusief het publieksinitiatief, aan de gemeenteraad.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

Hoofdstuk 5. Uitdaagrecht

Artikel 9. Toepassen uitdaagrecht

  • 1.

    De gemeente biedt inwoners en maatschappelijke initiatieven de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst inwoners en maatschappelijke groeperingen erop dat zij een voorstel kunnen indienen om de uitvoering van (delen van) gemeentelijke taken over te nemen.

  • 3.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

    • h.

      ondertekening door tenminste drie inwoners.

  • 4.

    Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 3 van dit artikel genoemde onderdelen.

  • 5.

    Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in lid 3 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 6.

    Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het bestuursorgaan de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken over o.a. de taken, het resultaat, het budget en de looptijd worden vastgelegd in een overeenkomst. Daarin kunnen ook zaken als rechtspersoonlijkheid en aansprakelijkheid worden vastgelegd.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders geeft aan de indiener binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de indieners gestuurd.

  • 8.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de gemeenteraad binnen vier weken over een binnengekomen voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de gemeenteraad gestuurd.

Hoofdstuk 6. De gemeenteraad

Artikel 10. Behandeling in de raad

  • 1.

    De besluiten van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van honorering, gedeeltelijke honorering of afwijzing van publieksinitiatieven als bedoeld in artikel 8 (Overheidsparticipatie) of artikel 9 (Uitdaagrecht) worden binnen 60 dagen na toezending aan de gemeenteraad in een openbare raadsvergadering besproken.

  • 2.

    Indien de gemeenteraad de toegezonden publieksinitiatieven inhoudelijk wil behandelen, zal de voorzitter van de raad de initiatiefnemers schriftelijk uitnodigen voor de vergadering waarvoor het publieksinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De initiatiefnemers hebben tijdens deze vergadering de gelegenheid om het initiatief mondeling toe te lichten en eventuele vragen uit de raad te beantwoorden. De voorzitter van de raad kan een of meer initiatiefnemers of de vertegenwoordiger toestemming geven om deel te nemen aan de beraadslaging in de raad over het initiatief.

  • 3.

    Het eerste en tweede lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling van het initiatief in een raadscommissie.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt de initiatiefnemers binnen twee weken na de datum van de raadsvergadering waarin besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden schriftelijk in kennis van het besluit dat de raad heeft genomen. Indien de raad geheel of gedeeltelijk afwijkt van het publieksinitiatief noemt het college van burgemeester en wethouders de redenen daarvoor.

  • 5.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het publieksinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in het gemeenteblad.

  • 6.

    Indien de raad geheel of gedeeltelijk overeenkomstig het publieksinitiatief besluit, overlegt het college van burgemeester en wethouders binnen twee weken na de raadsvergadering waarin de besluitvorming over het publieksinitiatief heeft plaatsgevonden met de initiatiefnemers over de verdere uitvoering van het besluit.

  • 7.

    De gemeenteraad bespreekt jaarlijks een overzicht van ingediende initiatieven en de wijze waarop de gemeente gereageerd heeft op deze initiatieven.

Hoofdstuk 7. Kernendemocratie

Artikel 11a. Dorps- en wijkdemocratie

  • 1.

    In de gemeente zijn de volgende dorps-en wijkteams:

    • a.

      Bodegraven-Noord

    • b.

      Bodegraven-Zuid

    • c.

      De Meije

    • d.

      Driebruggen

    • e.

      Nieuwerbrug aan den Rijn

    • f.

      Plassengebied

    • g.

      Reeuwijk-Brug

    • h.

      Reeuwijk-Dorp

    • i.

      Waarder

  • 2.

    Dorps- en wijkteams zijn vrijwilligersorganisaties. De leden van de dorps- en wijkteams worden niet gekozen en zijn geen democratisch orgaan.

  • 3.

    Dorps- en wijkteams zetten zich in voor het behoud en de versterking van de leefbaarheid van hun gebied, zowel qua ruimtelijke inrichting, natuur- en cultuurhistorische waarden als in sociaal maatschappelijke zin.

Artikel 11b. Participatie dorps- en wijkteams

De dorps- en wijkteams worden tenminste betrokken indien het beleid van de gemeente betrekking heeft op:

  • a.

    openbare buitenruimte in de wijk;

  • b.

    verkeersveiligheid en bereikbaarheid van de wijk;

  • c.

    (sociale) wijkveiligheid;

  • d.

    woningbouw.

Artikel 11c. Intentieverklaring

De dorps- en wijkteams sluiten met de gemeente een intentieverklaring waarin nadere afspraken tussen beide partijen staan. De intentieverklaring is opgenomen in de bijlagen bij deze verordening.

Hoofdstuk 8. Omgevingswet

Artikel 12. Participatie bij omgevingsvergunningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt een leidraad vast waarin wordt aangegeven welke vormen van participatie kunnen worden toegepast in daarbij aangewezen gevallen.

Hoofdstuk 9. Evaluatie en monitoring

Artikel 13. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe een verslag aan de raad en bespreekt dit met de raad.

  • 2.

    Ten behoeve van de evaluatie verzamelt het college van burgemeester en wethouders systematisch informatie over de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, het aantal betrokken bewoners, de rolinvulling door raad en college, het resultaat van de participatie, de belangrijkste ervaringen en geleerde lessen en de werking van deze verordening.

Hoofdstuk 10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14. Intrekken oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 15. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 14 genoemde verordening van toepassing.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Bodegraven-Reeuwijk 2021.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk, gehouden op 14 juli 2021.

De griffier,

drs. J.H. Rijs MMC

Bijlage als bedoeld in artikel 7, derde lid

Inspraakprocedure

Deze inspraakprocedure is een uitwerking van artikel 7, derde lid, van de verordening. De opzet is om inspraak zo laagdrempelig mogelijk te maken voor inwoners en belanghebbenden. Daaraan wordt tegemoet gekomen door geen restricties aan te brengen in de onderwerpen waarover kan worden ingesproken mits het gaat over een onderwerp dat gemeentelijk beleid raakt.

Insprekers kunnen zich tot uiterlijk 36 uur vóór aanvang van de inspraakbijeenkomst aanmelden via de gemeentelijke griffie. Het moment van aanmelding wordt door de griffie genoteerd.

Definities

Raad: de gemeenteraad.

Inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven.

Beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Belanghebbende: de (rechts)persoon die door (het ontbreken van) beleid of besluitvorming van de raad in zijn belang wordt geraakt.

Voorbereiding

Een inspreker wordt vooraf geïnformeerd over de inspraakprocedure en eventueel door de griffie gewezen op andere, wellicht meer geschikte manieren om het onderwerp onder de aandacht van de raad te brengen.

Onderwerp van de inspraakprocedure

De voorzitter van de raad besluit of toegestemd wordt met de inspraak. In principe volgt altijd toestemming tenzij het een onderwerp betreft waarover de raad niet bevoegd is beleid te wijzigen of te vormen of wanneer er sprake is van herhaling (ne bis in idem). De raad wordt geïnformeerd over de afwijzing en de motivering daarvan.

Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan inwoners en/of belanghebbenden.

Wanneer meer insprekers hetzelfde gezichtspunt naar voren willen brengen, wordt het aantal insprekers gemaximeerd op drie in overleg met de griffie.

Wanneer een inspreker (mede) namens anderen inspreekt, dient een lijst te worden overlegd met naam, adres en handtekening(en).

Locatie van de inspraakbijeenkomst

De inspraakbijeenkomst vindt plaats in zo laagdrempelig mogelijke setting, zoals de trouwzaal van het gemeentehuis. Bij voorkeur vindt de bijeenkomst bij toerbeurt in één van de kernen van Bodegraven-Reeuwijk plaats, mits de kosten van het opnemen en uitzenden van de bijeenkomst beperkt blijven.

Deelnemers van een inspraakbijeenkomst

Naast een voorzitter, notulist en inspreker(s) wordt iedere raadsfractie in principe door één raads- of commissielid vertegenwoordigd bij een inspraakonderwerp, zodat een gesprek tussen de inspreker(s) en de afvaardiging van de raad wordt bevorderd. Een raadsfractie kan per onderwerp kiezen welk raads- of commissielid achter de tafel plaatsneemt. De wethouder(s) die het inspraakonderwerp in portefeuille heeft/hebben, is/zijn in principe als toehoorder aanwezig.

De inspraak

De inspreker krijgt ongeveer vijf minuten de tijd om in te spreken, waarna er ruimte is om het gesprek aan te gaan met de raads- en/of commissieleden. Daarvoor wordt ongeveer tien minuten uitgetrokken. Bij meer insprekers over hetzelfde onderwerp kan de voorzitter besluiten het gesprek aan te gaan nadát alle insprekers hebben gesproken. Het is aan de voorzitter dit gesprek binnen een ordentelijke periode af te ronden.

De reacties/vragen van de raads- of commissieleden kunnen betrekking hebben op verheldering of het voornemen het onderwerp te agenderen voor een commissie- of raadsvergadering. Er worden geen toezeggingen gedaan over de inhoud van de inspraak.

Verslaglegging

Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een verslag.

Het bestuursorgaan maakt het verslag op de gebruikelijke wijze openbaar. Indien het bestuursorgaan een besluit heeft genomen over het thema waarover ingesproken is, worden de insprekers over dit besluit geïnformeerd.

Bijlage als bedoeld in artikel 11c

Intentieverklaring samenwerking dorps- en wijkteams Bodegraven-Reeuwijk

Herziening 2023

1) Doel van deze intentieverklaring

De gemeente overlegt structureel met een aantal mensen per dorp of wijk die een sterke binding met de lokale samenleving hebben en weten wat er speelt. De overleggen met deze dorps- en wijkteams zijn heel waardevol.

De basis voor onze samenwerking is altijd onze gedeelde passie voor de lokale gemeenschap en haar leefomgeving.

We delen de ambities en kaders waarin we samenwerken met elkaar. Dit is waar dorpsvisies en bestuursakkoorden elkaar ontmoeten en de (verwachte) impact van plannen op dagelijkse realiteit in een vroeg stadium met elkaar gedeeld worden.

In de loop van de tijd zijn er verschillen ontstaan in de mate waarin en manieren waarop de samenwerking per dorp plaatsvindt. Op zich is dat niet erg, maar ook in de onderlinge verwachtingen en zelfs de laagdrempeligheid die we willen borgen om elkaar te benaderen zijn verschillen ontstaan en we willen die drempels wegnemen. Dit leidt tot de behoefte een aantal werkafspraken te maken welke hieronder zijn uitgewerkt.

2) Uitgangspunten en verantwoordelijkheden

  • a.

    Elk dorp en elke wijk heeft een eigen identiteit. Een dorps- of wijkteam zet zich in voor het behoud en de versterking van de leefbaarheid van hun gebied, zowel qua ruimtelijke inrichting, natuur- en cultuurhistorische waarden als in sociaal maatschappelijke zin.

  • b.

    Een open houding van de deelnemers naar elkaar. Partijen zijn bereid naar elkaar te luisteren en open te staan voor elkaars argumenten. Het gesprek voeren we met respect en uitgaande van elkaars goede bedoelingen.

  • c.

    Het dorps- of wijkteam spant zich ervoor in om zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn maar is geen democratisch gekozen orgaan en kan daarmee niet borgen of garanderen dat zij de wijk of het dorp volledig kan representeren.Gemeente en team werken met elkaar samen vanuit dit besef.

  • d.

    Een dorps- of wijkteam geeft vanuit haar deskundigheid gevraagd en ongevraagd advies. Per situatie wordt er vooraf besproken hoe er met dit advies omgegaan zal worden en wat de gemeente met de informatie zal doen. Dit is bedoeld om de verwachtingen naar elkaar toe direct duidelijk te maken. Ook indien de gemeente een advies niet overneemt wordt dit met elkaar besproken.

  • e.

    Meldingen met betrekking tot reguliere onderhoudstaken worden opgelost via het meldpunt woonomgeving van de gemeente. De dorps- en wijkteams hoeven zich daar niet mee bezig te houden, tenzij er een structurele verandering nodig is om de leefbaarheid te bevorderen of tenzij er een melding zonder opgaaf van redenen niet opgepakt wordt door de gemeente.

  • f.

    Het gemeentebestuur en de gemeenteraad werken vanuit een eigen verantwoordelijkheid om besluiten te nemen en daarbij zo goed mogelijk geïnformeerd te zijn, o.a. via het overleg met de dorps- en wijkteams.De dorps- en wijkteams accepteren op hun beurt dat de gemeente moet handelen vanuit het algemeen belang, haar opgelegde taken en wet- en regelgeving; wat er toe kan leiden dat een dorps- of wijkteam het ergens niet mee eens is. Hierover zal de gemeente de teams beargumenteerd informeren.

  • g.

    Het werken met de dorps- en wijkteams is een belangrijke vorm van participatie maar niet de enige. In het kader van bijvoorbeeld beleidsvraagstukken of projecten zal de gemeente ook andere vormen van participatie hanteren, zoals die onder andere zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde participatieverordening.

3) Samenstelling en werkwijze van de dorps- en wijkteams

  • a.

    Een dorps-/wijkteam spant zich er voor in om een minimum aantal van 5 leden te hebben.

  • b.

    De leden wonen in het betreffende dorp of de betreffende wijk.

  • c.

    Leden van de teams zijn enthousiast, initiatiefrijk en communicatief ingesteld. Ze zijn actief bezig met en betrokken bij hun leefomgeving.

  • d.

    Leden van de dorps-/wijkteams zetten zich in voor het algemeen belang van hun dorp/wijk en onthouden zich van onderwerpen waarbij er sprake is van persoonlijke of zakelijke belangen waardoor er belangenverstrengeling kan optreden.

  • e.

    Het streven is dat het dorps-/wijkteam bestaat uit een diverse groep inwoners die een afspiegeling is van de bevolking is in leeftijd, geslacht en maatschappelijke betrokkenheid.

  • f.

    Om roulatie binnen de teams te bevorderen wordt een zittingstermijn nagestreefd van max. 8 jaar.

  • g.

    Raadsleden en commissieleden van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk maken geen deel uit van het dorps-/wijkteam.

  • h.

    Ieder team stelt een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan.

  • i.

    Ieder team bepaalt zelf hoe vaak en waar men vergadert.

  • j.

    De vergaderingen van het dorps- en wijkteam zijn openbaar en vrij toegankelijk.

  • k.

    Het is een verantwoordelijkheid van het team om te communiceren over de data van het dorps-/wijkteamoverleg.

  • l.

    De teams zijn zelf verantwoordelijk voor de verslaglegging.

  • m.

    Ieder team geeft in januari de jaarplanning van de vergaderingen door aan de contactpersoon bij team bestuursondersteuning; op basis van deze planning wordt in overleg met team bestuursondersteuning gekeken naar de meest geschikte data voor de aanwezigheid van de dorps-/wijkwethouder.

  • n.

    Het team levert twee weken voor haar vergadering de agenda aan bij het team bestuursondersteuning, zodat er voldoende tijd is om deze ambtelijk voor te bereiden.

  • o.

    Het team maakt in overleg met het team bestuursondersteuning afspraken over ambtelijke aanwezigheid op basis van de agenda.

  • p.

    Het team communiceert haar activiteiten via www.dorpenwijk.nl. De gemeente ondersteunt het beheer van deze site.

4) Inzet gemeente

  • a.

    De gemeente zet zich in om gebiedsgericht te werken.

  • b.

    De gemeente informeert adequaat en tijdig over projectmatige ontwikkelingen bij de gemeente die in de betreffende dorpen of wijken van start gaan.

  • c.

    De dorps-/wijkwethouder en de contactpersoon van het team bestuursondersteuning sluiten samen twee keer per jaar aan bij het dorps/wijkteamoverleg. Als er onderwerpen zijn die eerder aandacht nodig hebben kan er een tussentijds overleg met de dorps-/wijkwethouder ingepland worden.

  • d.

    Van dit overleg met de dorps-/wijkwethouder worden aan de contactpersoon van het team bestuursondersteuning notities gezonden in de vorm van een actiepuntenlijst.

  • e.

    De actiepuntenlijst n.a.v. een overleg met de dorps-/wijkwethouder wordt door het team bestuursondersteuning uitgezet binnen de gemeentelijke organisatie.

  • f.

    Inhoudelijk wordt er rechtstreeks afgestemd tussen het dorps-/wijkteam en de ambtelijk specialisten. De gemeente verstrekt minimaal twee keer per jaar een overzichtslijst van de projecten in het gebied met de naam en contactgegevens en het aandachtsgebied van de behandelend ambtenaren. Op basis van deze lijst kan het dorps-/wijkteam bij vragen over een project direct contact zoeken met de behandelend ambtenaar. De contactpersoon bij het team bestuursondersteuning wordt op de hoogte gehouden van deze directe contacten, bijvoorbeeld door een cc van de mailcorrespondentie.

5) Financiën

  • a.

    De gemeente zorgt ervoor dat de dorps- en wijkteams kunnen beschikken over een organisatiebudget, waaruit de kosten voor het functioneren van het team kunnen worden voldaan (max. € 2.500,00 voor 2023).

  • b.

    Na afloop van het kalenderjaar wordt verantwoording over de besteding van dit organisatiebudget afgelegd en worden resterende middelen verrekend met het budget voor het jaar daarop tenzij er een bestemming op korte termijn na de jaarwisseling is overeengekomen.

  • c.

    Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot aanvraag van incidentele subsidies voor activiteiten of projecten met één van de doelstellingen zoals vermeld onder 1).

  • d.

    Voorstellen voor sociale activiteiten kunnen door (groepen) inwoners bij de gemeente worden ingediend en vallen buiten het budget van het dorps-/wijkteam.

6) Afstemming

Gemeente en de voorzitters van de dorps-en wijkteams bespreken gezamenlijk (minimaal) 1x per jaar de resultaten en samenwerking van het afgelopen kalenderjaar en de ontwikkeling van het dorps- en wijkgericht werken in zijn algemeenheid tijdens het zogenoemde voorzittersoverleg. Op basis hiervan maken de gemeente en de dorps- en wijkteams afspraken voor eventuele verdere verbetering of aanpassing van de werkwijze.