Regeling vervallen per 01-07-2026

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over de subsidie voor activiteiten in de sociale basis (Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2022)

Geldend van 01-08-2021 t/m 30-06-2026

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over de subsidie voor activiteiten in de sociale basis (Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2022)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op Gemeentewet, art 160 eerste lid , Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3, gezien het stedelijk kader 2020-2023, Samen Vooruit: ‘Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam’, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 29 mei 2019,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2022

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: Algemene subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: medewerker die binnen een organisatie zorg draagt voor de borging van procedures voor het handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling (De Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2019) en optreedt als expert bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • c.

    buurtteam: team dat in een buurt van Amsterdam advies, informatie, ondersteuning en zorg biedt aan volwassenen;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    collegeprioriteiten voor de sociale basis: de beleidsprioriteiten van het college ter uitvoering van het beleidskader Samen Vooruit;

  • f.

    ervaringsdeskundige: iemand die opgeleid is om eigen ervaringen te benutten om anderen te ondersteunen;

  • g.

    gebiedsgerichte opgave: de opgave met betrekking tot de sociale basis per gebied die jaarlijks in een plan per stadsdeel, de gebiedsgerichte uitwerking, wordt vastgelegd en voorafgaand aan het subsidiejaar door het dagelijks bestuur wordt vastgesteld;

  • h.

    mantelzorger: geeft langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning aan iemand met wie hij/zij een persoonlijke band heeft en die ondersteuning behoeft door een beperking in gezondheid;

  • i.

    ontwikkelbuurten: de buurten die door het college zijn aangewezen voor extra investering omdat de problemen er het grootst en meest hardnekkig zijn;

  • j.

    OKT: Ouder- en Kindteam; organisatie binnen Amsterdam waar ouders, kinderen, jongeren en professionals die met jeugd werken, terecht kunnen met vragen en zorgen over opvoeden, opgroeien en gezondheid;

  • k.

    penvoerder: een aangewezen deelnemer van het samenwerkingsverband die mede namens de andere deelnemers aan het samenwerkingsverband de subsidieaanvraag indient en verantwoordelijkheid draagt voor de naleving van de eisen in deze subsidieregeling alsmede voor de uitvoering van de in de beschikking aangeduide subsidiabele activiteiten, de daaraan verbonden verplichtingen en de aanvraag voor subsidievaststelling en waarbij aan de penvoerder betaalde voorschotten en subsidiebetalingen, gelden als betalingen aan de van het samenwerkingsverband deel uitmakende subsidieontvangers, zijnde de deelnemers;

  • l.

    preventie: voorkomen en vroegtijdig bieden van ondersteuning bij problemen zoals in het beleidskader Samen Vooruit beschreven;

  • m.

    “Samen Vooruit”: beleidskader 2020-2023 voor de sociale basis zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 29 mei 2019;

  • n.

    sociale accommodatie: laagdrempelige en toegankelijke plek voor en door wijkbewoners; bedoeld als een knooppunt om elkaar te ‘vinden’ (ontmoeten) en om te ‘verbinden’ (participeren en activeren). Bewoners (zowel volwassenen als jeugd) van de wijk worden er gefaciliteerd om initiatieven te ontplooien en kunnen in sociale accommodaties deelnemen aan activiteiten;

  • o.

    sociale basis: breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning overwegend in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

  • p.

    vrijwillige inzet: onbetaalde inzet voor een ander of groep met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten (in de buurt);

  • q.

    vrijwilliger: iemand die zich onbetaald en belangeloos inzet voor anderen die hulp of zorg nodig hebben, of bijdraagt aan activiteiten (in de buurt);

  • r.

    zelfredzaamheid: het vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling

  • 1. Deze regeling is van toepassing op het beleidskader Samen Vooruit, op weg naar een stevige Sociale Basis in Amsterdam 2020-2023 zoals op 29 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, de collegeprioriteiten voor de sociale basis en de uitwerking van de opgave per gebied.

  • 2. Het doel van deze regeling is het realiseren van een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning overwegend in de eigen buurt of wijk om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Deze regeling voorziet in voorschriften voor de verstrekking van:

  • 1.

    Periodieke subsidies betreffende stadsbrede inzet ten behoeve van:

    • a.

      de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen;

    • b.

      Grip op je Geld en/of Op Eigen Kracht-trainingen.

  • 2.

    Periodieke en/of éénmalige subsidies betreffende:

    • a.

      activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

    • b.

      activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

  • 3.

    In hoofdstuk 2. zijn per activiteitengroep bedoeld in het eerste lid. onder a. en b. en het tweede lid onder a. en b., in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 1, voorschriften opgenomen.

Artikel 1.5 Subsidieplafond

  • 1. Het college stelt jaarlijks voor elk van de activiteiten die voor periodieke subsidie in aanmerking komen als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a. en b. een stedelijk subsidieplafond vast.

  • 2. Het college stelt jaarlijks per stadsdeel subsidieplafonds vast voor de afzonderlijke activiteiten bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder a. en b. waarbinnen tevens een onderscheid kan worden gemaakt tussen periodieke en eenmalige subsidies.

  • 3. Het college kan jaarlijks voor de stadsdelen met ontwikkelbuurten subsidieplafonds per stadsdeel vaststellen voor eenmalige subsidies voor het intensiveren van activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid onder a. en b, in betreffende buurten.

  • 4. Het college kan gedurende het boekjaar per stadsdeel subsidieplafonds vaststellen ten behoeve van eenmalige subsidie voor één of meer activiteiten genoemd in artikel 1.4, tweede lid, indien lopende het boekjaar rijksmiddelen of provinciale middelen beschikbaar komen voor deze activiteiten.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden.

  • 2. In aanvulling op artikel 9, tweede lid, van de ASA 2013 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      naar het oordeel van het college sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

    • b.

      de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gelijke behandeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen.

    • c.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid;

    • d.

      de activiteiten naar oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de prioriteiten die het college voor de sociale basis heeft;

    • e.

      de activiteiten naar het oordeel van het college niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals in deze regeling omschreven;

    • f.

      de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis;

    • g.

      er naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • h.

      de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • i.

      er voor uitvoering van de activiteiten meer uren of een hoger bedrag wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht;

    • j.

      de activiteiten naar de oordeel van het college onvoldoende blijk geven van gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit.

Artikel 1.7 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1. Aanvragen om eenmalige subsidie worden behandeld in volgorde van binnenkomst.

  • 2. Indien het van toepassing zijnde subsidieplafond voor een periodieke subsidie als bedoeld in artikel 1.5 ontoereikend is om alle niet op grond van artikel 1.6 eerste lid en tweede lid a. en b. en c. geweigerde aanvragen te honoreren, rangschikt het college deze aanvragen op een prioriteitenlijst. Hierbij worden afzonderlijke activiteiten die zien op hetzelfde met elkaar vergeleken om tot een optimale mix van activiteiten per gebied te komen.

  • 3. De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling;

    • b.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de collegeprioriteiten voor de sociale basis;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis;

    • d.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft over verbinding met (organisaties in) de wijk en de buurt te beschikken en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of de buurt;

    • e.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd;

    • f.

      aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave;

    • g.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit;

    • h.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis en expertise met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen;

    • i.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling;

    • j.

      de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer;

    • k.

      de prijs-kwaliteitsverhouding;

    • l.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken.

  • 4. De aanvragen worden binnen het van toepassing zijnde subsidieplafond geheel of gedeeltelijk gehonoreerd naar de volgorde van de rangschikking waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 1.8 De aanvrager in geval van een samenwerkingsverband

Als binnen een samenwerkingsverband één van de betrokken partijen optreedt als penvoerder en namens het samenwerkingsverband de subsidieaanvraag indient, draagt deze de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beschikking.

Artikel 1.9 Aanvraagtermijn

  • 1. Aanvragen om een periodieke subsidie dienen overeenkomstig de ASA 2013 te worden ingediend voor 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 kunnen aanvragen om een éénmalige subsidie voor zover sprake is van daartoe vastgestelde subsidieplafonds voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, vanaf 1 november voorafgaand aan het subsidiejaar waarop ze betrekking hebben, worden ingediend.

  • 3. Aanvragen om eenmalige subsidies voor intensivering in de ontwikkelbuurten als bedoeld in artikel 1.5, derde lid, kunnen worden ingediend vanaf het moment dat het college op de website van de gemeente bekend heeft gemaakt dat voor deze activiteiten subsidie kan worden aangevraagd.

  • 4. Aanvragen om eenmalige subsidie als bedoeld in artikel 1.5, vierde lid, kunnen worden ingediend vanaf het moment dat het college op de website van de gemeente bekend heeft gemaakt dat voor deze activiteiten subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 1.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin naast het omschrijven van de activiteiten wordt uitgewerkt:

    • -

      of sprake is van gebiedsgerichte activiteiten met daarbij op welk stadsdeel/stadsdelen, gebied(en), buurt of wijk de aangevraagde subsidie betrekking heeft;

    • -

      de criteria uit artikel 1.7, derde lid;

    • -

      de doelgroep(en) op wie de activiteiten zijn gericht;

  • b.

    een begroting uitgesplitst naar:

    • -

      hoofdactiviteit(en) zoals bedoeld in artikel 1.4;

    • -

      activiteit zoals bedoeld in hoofdstuk 2: sub-activiteiten, aansluitend bij uw activiteitenplan;

    • -

      stadsdeel/stadsdelen en indien van toepassing gebied(en);

    • -

      mate van co-financiering;

  • c.

    het formulier sociale basis;

  • d.

    In het geval wordt aangevraagd door een penvoerder namens een samenwerkingsverband: de door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarin is beschreven op welke wijze deelnemende partijen bijdragen aan de werkzaamheden, de wijze waarop de besluitvorming, de verdeling van taken, rollen en de financiering binnen het verband is geregeld.

Artikel 1.11 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, worden aan de subsidieverlening de volgende verplichtingen verbonden tenzij in de verlening anders bepaald:

  • a.

    bij de uitvoering van de activiteiten wordt rekening gehouden met de collegeprioriteiten en het vastgestelde beleid daaromtrent;

  • b.

    accommodaties waar de publieksgerichte activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk, bruikbaar en veilig en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk en inclusief voor alle Amsterdammers;

  • c.

    de activiteit(en) vinden plaats in een gezonde omgeving zodat de gezondheid van de deelnemers wordt beschermd en deelnemers optimaal worden gefaciliteerd om gezond te leven;

  • d.

    in communicatie over activiteiten dient er rekening te worden gehouden met Amsterdammers die laaggeletterd zijn of visuele of auditieve beperkingen hebben;

  • e.

    de subsidieontvanger die rechtstreeks werkt met de Amsterdammer, heeft een geïmplementeerde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en wijst een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan. Kleine informele partijen bij wie dit niet haalbaar is, maken samenwerkingsafspraken met een professionele organisatie die wel een aandachtsfunctionaris heeft;

  • f.

    het voor zover mogelijk, gelet op de aard van de werkzaamheden, hebben en uitvoeren van een vastgesteld vrijwilligersbeleid;

  • g.

    professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen, kwetsbare volwassenen, ouderen, en/of Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • h.

    professionals en vrijwilligers zijn bereid om onderdeel te zijn van netwerken rondom de Buurtteams en de OKT’s en werken met hen samen als er sprake is van gedeelde zorg of als hulpvragen complex zijn;

  • i.

    het hanteren van gedragsregels met betrekking tot het voorkomen van en omgaan met seksueel grensoverschrijdend gedrag;

  • j.

    indien activiteiten worden uitgevoerd die in het kader van effectiviteit worden onderzocht dient u aan dit onderzoek mee te werken;

  • k.

    activiteiten worden aangekondigd op het daartoe door het college aangewezen digitale online-platform.

Artikel 1.12 Bij verantwoording in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 14 van de ASA 2013 wordt bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een financiële verantwoording met een gelijke indeling als de bij de aanvraag verlening ingediende begroting overgelegd.

Hoofdstuk 2 Aanvullende voorschriften activiteiten sociale basis

Paragraaf 2.1: Voorschriften voor de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen, Grip op je Geld en Op Eigen Kracht- trainingen

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen:

Het college kan een periodieke subsidie verlenen voor de uitvoering van de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen. Deze inzet moet zich richten op alle volgende punten:

  • a.

    Activiteiten op het gebied van de Amsterdamse ondersteuningsstructuur ter voorkoming en vermindering van inactiviteit bij jeugdigen, met name gericht op vermindering van overgewicht door inactiviteit, terugdringen van motorische achterstand en tekort aan beweegparticipatie;

  • b.

    Coördinatie van en ondersteuning aan lokale initiatieven naar aanleiding van grootstedelijke sportevenementen die opgenomen zijn op de Amsterdamse Sportkalender;

  • c.

    Activiteiten op het gebied van de Amsterdamse ondersteuningsstructuur voor gehandicaptensport, gericht op (waar mogelijk zelfstandig en structureel) sporten of bewegen van Amsterdammers met een handicap, met name jeugdigen;

  • d.

    Activiteiten gericht op de vitaliteit van sportaanbieders en daarbij specifiek gericht op het creëren van een sociaal veilig, inclusief en pedagogisch sterk sportklimaat, zoals ‘basis op orde’, ‘kwaliteit technisch kader’, ‘clubkadercoaching’; ‘vergroten ledenbetrokkenheid’, ’nieuw aanbod / nieuwe doelgroepen’;

  • e.

    Ondersteuning van een sportaanbieder om een maatschappelijk betrokken sportvereniging te worden, door een bredere oriëntatie en programmering, gericht op de maatschappelijke opgave in het bedieningsgebied van de aanbieder.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede inzet Grip op je Geld en Op Eigen Kracht-trainingen

Het college kan een periodieke subsidie verlenen voor de uitvoering van één of meer van de stadsbrede activiteiten:

  • a.

    Coördinatie van de Op-eigen-kracht-trainingen;

  • b.

    Inzet van expertise op specifieke doelgroepen/kwetsbare Amsterdammers binnen de financiële spreekuren Grip op je Geld;

  • c.

    Coördinatie financiële spreekuren Grip op je Geld.

Artikel 2.1.3 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder artikel 2.1 kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon.

Paragraaf 2.2: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Volwassenen

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten:

Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen voor volwassenen waaronder vallen:

  • a.

    een (groepsgericht)aanbod gericht op het bieden van praktische hulp en steun en het vergroten en onderhouden van vaardigheden die nodig zijn voor zelfredzaamheid, in het bijzonder gericht op de collegeprioriteiten in de sociale basis;

  • b.

    beheer en exploitatie van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • c.

    coördinatie van programmering van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren;

  • d.

    ontvangen, verwijzen, begeleiden en toeleiden van Amsterdammers, waaronder mantelzorgers, naar passende activiteiten en/of voorzieningen;

  • e.

    stimuleren van een verbonden stad en een kansrijke omgeving waarin iedereen in gelijke mate meedoet en zichzelf kan zijn door elkaar te ontmoeten, van en over elkaar te leren en netwerken te vormen;

  • f.

    ondersteunen en faciliteren van vrijwilligersorganisaties die geheel draaien op vrijwilligers en bewoners(groepen) bij het organiseren van activiteiten waarin een divers, samenhangend aanbod met voldoende spreiding binnen de sociale basis het uitgangspunt is;

  • g.

    het stimuleren van vrijwillige inzet en het werven, matchen, toerusten en begeleiden van vrijwilligers;

  • h.

    preventie en vroegsignalering;

  • i.

    bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving, onder andere door het verbeteren van de positie en vergroten van de acceptatie en zichtbaarheid van Amsterdammers die door herkomst, religie, beperking, seksuele oriëntatie of gender te maken hebben met achterstelling en/of uitsluiting;

  • j.

    herdenken en vieren van de gedeelde geschiedenis van Amsterdammers.

Artikel 2.2.2 Aanvullende verplichtingen:

Aanvullend op artikel 1.11 wordt aan de subsidie voor activiteiten onder 2.2.1 onder punt b. de verplichting verbonden dat de aanvrager er zorg voor draagt dat er binnen de sociale accommodatie voldoende ruimte beschikbaar is voor activiteiten voor en door bewoners.

Paragraaf 2.3: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Jeugd

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.2.1 aanhef en onder b. t/m j., gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen van de Amsterdamse jeugd.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid kan het college tevens een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor:

    • a.

      spelinloop waarbij het gaat om laagdrempelige activiteiten gericht op samen spelen, ontmoeten en bewegen voor ouders en kinderen in combinatie met ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen;

    • b.

      activiteiten buiten het curriculum van scholen voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie in het kader van brede talentontwikkeling;

    • c.

      informatie, advies en voorlichting voor jeugdigen over relevante thema’s, of om een hulp- of informatievraag te verhelderen, en daarover eventueel het gesprek te voeren (met ouders) om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden;

    • d.

      laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij hun algemene persoonlijke en cognitieve ontwikkeling;

    • e.

      professioneel kinder- en jongerenwerk;

    • f.

      veldwerk voor (kwetsbare) jeugdigen waarbij het gaat om het signaleren van jeugdigen die ondersteuning nodig hebben, het in kaart brengen van problematiek en het toeleiden naar activiteiten en/ of hulpverlening;

    • g.

      activiteiten gericht op het versterken van de eigen identiteit, (online) veerkracht, weerbaarheid, zelfvertrouwen en emancipatie.

Artikel 2.3.2 Aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 2.3.1 kan worden aangevraagd door een professionele aanvrager die gekwalificeerd is, of beschikt over gekwalificeerd personeel, voor de uitvoering van de betreffende werksoort. Niet professionele aanvragers kunnen uitsluitend een aanvraag doen als zij aantoonbaar samenwerken met één of meerdere professionele organisaties, en aantoonbaar beschikken over voldoende pedagogische kwaliteiten.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Vervallen Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021

De Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021 zoals vastgesteld in de collegevergadering van 18 juni 2020 en gewijzigd in de collegevergadering van 5 maart 2021 en 11 mei 2021, vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2023.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding en looptijd regeling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2026.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 15 juni 2021

De burgemeester Femke Halsema

De gemeentesecretaris Peter Teesink

Toelichting bij de subsidieregeling

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de Subsidieregeling Sociale Basis Amsterdam 2021 (verder de Subsidieregeling). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

In het Algemene deel van de Toelichting wordt ingegaan op:

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) alsmede

  • op de sociale basis en de plek die zij heeft in het sociale stelsel in Amsterdam.

In het tweede deel van de Toelichting, wordt aandacht besteed aan verschillende artikelen van deze regeling en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA

Algemene toelichting 

Relatie met de ASA 

Het subsidierecht is geregeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De gemeente Amsterdam heeft dit nader geregeld in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 (ASA) waarin onder andere staat dat het college binnen de kaders van de gemeentebegroting nadere subsidieregelingen kan vaststellen.

De grondslag voor deze Subsidieregeling is derhalve gelegen in de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

 

In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA niet herhaald. Er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

De sociale basis binnen het sociale stelsel van Amsterdam.   

De stad groeit, de zorgvraag van Amsterdammers verandert in rap tempo en de beschikbaarheid en betaalbaarheid van ondersteuning en zorg staan onder druk. Ingrijpende veranderingen zijn

   

nodig om Amsterdammers ook richting de toekomst passende ondersteuning en zorg te kunnen bieden. Ook is het belangrijk dat Amsterdammers gemakkelijker dan tot nu toe het geval was de weg weten te vinden naar passende ondersteuning, om ervoor te zorgen dat kleine problemen niet groter worden en snel kunnen worden opgelost. Daarnaast moeten alle Amsterdammers de kans krijgen zich te ontplooien en ontwikkelen. Daarvoor is het noodzakelijk dat Amsterdammers gelijke kansen krijgen om dat te kunnen doen. Het vergroten van kansengelijkheid is een belangrijk speerpunt van het college, zeker waar het kinderen en jongeren betreft.

   

Om deze zaken te realiseren is per 2020 een start gemaakt met een drietal grote bewegingen:

 

  • -

    De doorontwikkeling van het sociaal domein

  • -

    De Bestuursopdracht Amsterdam Vitaal & Gezond

  • -

    De Bestuursopdracht Tegengaan Kansenongelijkheid

 

De noodzaak voor deze bewegingen is versterkt aangezet in:

 

  • -

    het begrotingsakkoord “Samen Sterker uit de Crisis”

dat de Amsterdamse coalitie in het kader van de corona-crisis heeft opgesteld. Er wordt de komende jaren volop ingezet op preventie om problemen bij Amsterdammers, en met name Amsterdammers in een kwetsbare positie, te voorkomen. Als er problemen zijn, wordt ingezet op het klein houden en zo snel mogelijk oplossen van die problemen. Hierin speelt de sociale basis een cruciale rol. Ook wordt er op ingezet om zoveel mogelijk Amsterdammers aan het werk te houden en aan het werk te krijgen.

Zoals de terminologie al doet vermoeden is de sociale basis de basis van het sociale stelsel. De sociale basis bestaat uit een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk, om zelfredzaam te zijn, samenredzaamheid te stimuleren, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad. De subsidiabele activiteiten zijn erop gericht om Amsterdammers die verminderd zelfredzaam of kwetsbaar zijn of te maken hebben met uitsluiting, te ondersteunen om hun zelfredzaamheid te vergroten en te voorkomen dat er zwaardere ondersteuning nodig is. Dat kan alleen met de hulp van Amsterdammers die wel zelfredzaam zijn en zich willen inzetten voor anderen. Bovendien zorgen we zo voor verbinding tussen bewoners in onze stad.

Vanaf het tweede kwartaal 2021 zijn er Buurtteams actief. Dit zijn teams in de buurten van Amsterdam, gericht op advies, informatie, ondersteuning en zorg aan volwassenen. De Buurtteams werken nauw samen met partners in de sociale basis en wijzen bewoners actief op wat de sociale basis hen te bieden heeft. Voor de Amsterdamse jeugd ligt deze rol bij de OKT’s.

Activiteiten in de sociale basis zijn veelvormig en houden zich niet aan gemeentelijke indelingen. Ze richten zich veelal op meerdere doelen en vinden soms plaats in meerdere stadsdelen of juist in een buurt op de grens tussen twee gebieden. Dit vraagt om een brede inhoudelijke afweging van alle subsidieaanvragen. Om die afweging te kunnen maken is gekozen voor grofmazige plafonds, waardoor budgetten niet vastzitten op thema, en financiering op integrale aanvragen eenvoudiger wordt.

   

Om de opgave per gebied in beeld te brengen worden jaarlijks door de dagelijks besturen in de stadsdelen gebiedsgerichte uitwerkingen vastgesteld. Dit zijn plannen per stadsdeel waarin op gebiedsniveau de opgaven met betrekking tot de sociale basis worden vastgelegd. De verschillende beleidsterreinen die in de sociale basis bij elkaar komen, en die het college als prioritair heeft aangewezen binnen de sociale basis, komen langs de lijnen van Amsterdam Vitaal

   

& Gezond (preventieve gezondheid), en Tegengaan kansenongelijkheid (kansengelijkheid) in de gebiedsgerichte uitwerkingen terug.

 

In de gebiedsgerichte uitwerkingen wordt ook de basisinfrastructuur beschreven: de basis aan voorzieningen binnen de sociale basis die altijd en overal voor alle Amsterdammers aanwezig moeten zijn. De aanwezigheid van deze infrastructuur maakt het leveren van maatwerk gerelateerd aan de opgaven mogelijk. Die opgaven zien er niet in alle gebieden hetzelfde uit. In het ene gebied kan bijvoorbeeld armoede een groter obstakel vormen, terwijl in het andere gebied problematiek rondom jongeren om extra focus vraagt.

 

Met ingang van 2022 worden de sociale opgaven uit de gebiedsplannen, de ontwikkelbuurtplannen -waar van toepassing- en eventueel nog andere gemeentelijke plannen, gebundeld in de gebiedsgerichte uitwerkingen.

   

Op basis van de opgave en de beoordelingsgronden uit artikel 1.7 worden afwegingen gemaakt om tot de meest passende mix van activiteiten te komen die optimaal bijdraagt aan de vastgestelde opgave, binnen het beschikbare budget.

Artikelsgewijze toelichting: 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen:

Artikel 1.1 Begripsomschrijving 

1.1 i: Ontwikkelbuurten: kijk voor meer informatie over betreffende buurten in de gebiedsgerichte uitwerkingen en op de website van de gemeente Amsterdam: https://www.amsterdam.nl/bestuur- organisatie/volg-beleid/coalitieakkoord-uitvoeringsagenda/fijne-buurten/ontwikkelbuurten/

1.1 m: Samen vooruit”: “Op weg naar een stevige sociale basis in Amsterdam”. Stedelijk kader 2020- 2023. Dit stedelijk kader geeft de richting en uitgangspunten weer van het raamwerk waarbinnen de sociale basis in Amsterdam wordt vormgegeven. Het kader vormt samen met het tweejaarlijkse overzicht van collegeprioriteiten in de sociale basis, de jaarlijkse gebiedsgerichte uitwerking in de stadsdelen en deze subsidieregeling, de basis voor het verstrekken van subsidies.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013   

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken. In de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 zijn de spelregels met betrekking tot subsidieverlening voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen vastgelegd. In deze subsidieregeling worden bepalingen uit de ASA 2013 niet herhaald, er wordt alleen aangegeven waar van de ASA wordt afgeweken of waar wordt aangevuld op hetgeen in de ASA is bepaald.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling   

Eerste lid: Deze regeling is van toepassing op het beleidskader Samen Vooruit, op weg naar een stevige Sociale Basis in Amsterdam 2020-2023 zoals op 29 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad, de collegeprioriteiten voor de sociale basis en de uitwerking van de opgave per gebied. Een flink aantal beleidsterreinen heeft een deel van haar uitvoering in de sociale basis. Het college heeft vastgelegd welke van deze beleidsterreinen binnen de sociale basis prioriteit hebben. De opgave op deze prioriteiten verschilt per gebied. De prioriteiten voor 2022 en 2023 worden langs de bredere frames van Amsterdam Vitaal en Gezond (preventieve gezondheid) en Tegengaan Kansenongelijkheid (kansengelijkheid) in de gebiedsgerichte uitwerkingen beschreven. In de gebiedsgerichte uitwerkingen komt terug welke prioriteiten er per gebied zijn en hoe die eruit zien.

 

Op de website van de gemeente Amsterdam kunt u de collegeprioriteiten en het daarbij behorende beleid terugvinden: www.amsterdam.nl/socialebasis

Voor de volledigheid hieronder het overzicht van de prioriteiten geordend langs de bredere beleidsframes. Het begrotingsakkoord Samen Sterker uit de Crisis, waarin de brede visie op preventie binnen deze bestuursperiode is weergegeven, is de paraplu waaronder twee lijnen verder zijn uitgewerkt:

Amsterdam Vitaal en Gezond (preventieve gezondheid) 

  • Gezondheid, bewegen en gezonde leefstijl

  • Dementie

  • Eenzaamheid

Tegengaan Kansenongelijkheid (kansengelijkheid) 

  • Gelijke kansen voor jeugdigen (onder andere Jongerenwerk en Preventie Jeugdcriminaliteit: Positief Perspectief)

  • Armoede & schulden

  • Werk & Participatie

  • Taal/Digitaal (volwasseneneducatie)

  • Diversiteit

  • Vluchtelingen, Statushouders & Ongedocumenteerden

De prioriteiten Ontwikkelbuurten & Democratisering gaan over beleidsframes heen. Voor ontwikkelbuurten gaat het om focus en intensivering in specifieke buurten en voor democratisering gaat het vooral om afstemming op instrumentarium en initiatieven van bewoners die binnen de sociale basis een plek moeten vinden.

   

Tweede lid: Het doel van deze regeling is het realiseren van een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning overwegend in de eigen buurt of wijk om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad;

   

Amsterdammers hebben baat bij een breed en laagdrempelig aanbod van activiteiten en ondersteuning in de eigen buurt of wijk. Dit helpt om zelfredzaam te zijn, talenten te ontwikkelen en mee te doen in de stad. Dat aanbod, of dat nou op initiatief van Amsterdammers, professionele organisaties, vrijwilligersorganisaties of de gemeente wordt georganiseerd, noemen we de sociale basis. Die basis is er voor alle Amsterdammers; jong en oud, kansarm en kansrijk. Zij vergroot de burgerkracht, zorgt dat Amsterdammers mee kunnen doen en voorkomt dat Amsterdammers met een kleine zorg- of ondersteuningsvraag een beroep moeten doen op zwaardere vormen van ondersteuning of zorg. De gemeente Amsterdam wil dat dit aanbod stevig staat en overal in de stad beschikbaar is.

   

In bijlage 5 bij het stedelijk kader “Samen Vooruit” staan de doelen uit het kader voor zover ze betrekking hebben op deze subsidieregeling uitgeschreven:

  • Stimuleren dat Amsterdammers zich inzetten voor elkaar, hun buurt of omgeving daar waar hulp en ondersteuning nodig is en een bijdrage geleverd kan worden aan een kansrijke en gezonde omgeving voor alle Amsterdammers;

  • Stimuleren van een inclusieve, democratische en positieve (pedagogische) omgeving voor jeugdigen en volwassenen;

  • Voorkomen van (verergering) van problemen onder andere op het gebied van eenzaamheid, armoede, huiselijk geweld en kindermishandeling, criminaliteit en radicalisering;

  • Ondersteuning aan Amsterdammers die dit nodig hebben, enerzijds gericht op het behouden / vergroten van de zelfredzaamheid van Amsterdammers, anderzijds gericht op het stimuleren, ondersteunen en faciliteren van mantelzorgers en vrijwilligers;

  • Jeugd kan zich maximaal ontwikkelen en veilig, gezond en kansrijk opgroeien

  • Verkleinen van (psychosociale) gezondheidsverschillen en stimuleren van positieve gezondheid;

  • Benutten van talent van Amsterdammers zodat ze zich kunnen ontplooien om - ongeacht hun achtergrond, overtuiging of geaardheid - volwaardig te kunnen participeren en meedoen in de maatschappij;

  • Vergroten en behouden van zelfredzaamheid en veerkracht zodat Amsterdammers zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en volwaardig kunnen participeren in de maatschappij

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten   

Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijks Besturen in stadsdelen in mandaat mogen beslissen op aanvragen (of delen van aanvragen) die betrekking hebben op hun stadsdeel.

Er zijn drie hoofdcategorieën van subsidiabele activiteiten te onderscheiden: eerst lid, a.& b., tweede lid, a., tweede lid, b. Op dit niveau komen ook subsidieplafonds tot stand. Daarnaast kunnen nog plafonds worden vastgestelde voor intensivering in ontwikkelbuurten en/of voor middelen die met een specifiek doel vanuit het Rijk of de Provincie beschikbaar komen.

   

Deze regeling voorziet in voorschriften voor de verstrekking van:

   

Eerste lid: Periodieke subsidies betreffende stadsbrede inzet ten behoeve van:

  • a.

    de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen;

  • b.

    Grip op je Geld en/of Op Eigen Kracht-trainingen.

De hoofdactiviteiten onder het eerste lid hebben een stadsbrede werking. Het gaat dus uitdrukkelijk niet om de ondersteuningsstructuur of inzet die per stadsdeel of gebied is georganiseerd. Een subsidieaanvraag voor uitvoering van deze activiteiten kan dan ook alleen worden gedaan voor de hele stad. Het subsidieplafond voor deze hoofdactiviteiten is er één van de gezamenlijke stadsdelen.

   

Tweede lid: Periodieke en/of éénmalige subsidies betreffende:

 

  • a.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

  • b.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

Voor de hoofdactiviteiten onder het tweede lid kan subsidie per stadsdeel, of over meerdere stadsdelen heen (stadsdeeloverstijgend) worden aangevraagd. De subsidieplafonds op deze hoofdactiviteiten worden per stadsdeel ingericht.

   

Derde lid: In hoofdstuk 2 zijn per activiteitengroep bedoeld in het eerste lid. onder a. en b. en het tweede lid. onder a. en b., in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 1, voorschriften opgenomen. In hoofdstuk twee van deze regeling worden de hoofdcategorieën uitgewerkt: daar staat onder andere welke sub-activiteiten worden onderscheiden.

Artikel 1.5 Subsidieplafonds   

Een subsidieplafond geeft weer hoeveel geld er beschikbaar is voor subsidiering van activiteiten onder het betreffende plafond.

   

Subsidieplafonds worden zo vroeg mogelijk bekend gemaakt, onder voorbehoud van vaststelling van de begroting van het jaar waarvoor subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De hoogte van de subsidieplafonds kan onder meer worden aangepast met een positief of negatief accrés als gevolg van prijsontwikkelingen of als gevolg van bezuinigingen.

   

Eerste lid: Het college stelt jaarlijks voor elk van de activiteiten die voor periodieke subsidie in aanmerking komen als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a. en b. een stedelijk subsidieplafond vast. Een deel van de beschikbare middelen wordt door de gezamenlijke stadsdelen bijeen gebracht. Deze middelen landen in een gezamenlijk subsidieplafond dat door het college wordt vastgesteld, waarbij onderscheid wordt gemaakt in een plafond voor stadsbrede activiteiten zoals benoemd onder artikel 1.4 eerste lid onder a: stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen en een plafond voor b. stadsbrede inzet ten behoeve van Grip op je Geld en/of Op Eigen Kracht-trainingen.

 

Voor deze activiteiten kan alleen periodieke subsidie worden aangevraagd.

   

Tweede lid: Het college stelt jaarlijks per stadsdeel subsidieplafonds vast voor de afzonderlijke activiteiten bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, onder a. en b. waarbinnen tevens een onderscheid kan worden gemaakt wordt tussen periodieke en eenmalige subsidies. Conform de inrichting van het bestuurlijk stelsel is het college bevoegd. In de verordening lokaal bestuur is geregeld dat Dagelijkse Besturen in stadsdelen in mandaat subsidieplafonds mogen vaststellen die betrekking hebben op subsidie die voor activiteiten in het eigen stadsdeel beschikbaar wordt gesteld.

 

Dagelijks besturen doen dit voor de activiteiten onder artikel 1.4 tweede lid onder:

  • a.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen volwassenen;

  • b.

    activiteiten gericht op zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen jeugd.

Het kan gaan om plafonds voor éénmalige en/of periodieke subsidie.

Derde lid:  Het college kan jaarlijks voor de stadsdelen met ontwikkelbuurten subsidieplafonds per stadsdeel vaststellen voor eenmalige subsidies voor het intensiveren van activiteiten als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid onder a. en b, in betreffende buurten. In de stadsdelen Noord, Nieuw West en Zuidoost zijn in totaal 32 ontwikkelbuurten aangewezen. Dit zijn buurten waarin extra wordt geïnvesteerd, zowel op het fysieke als sociale vlak. De subsidiemiddelen die beschikbaar zijn voor sociale activiteiten worden ondergebracht in separate eenmalige subsidieplafonds. Net als in het voorgaande lid zijn Dagelijks Besturen in stadsdelen gemandateerd om deze plafonds vast te stellen. Deze middelen worden gebruikt voor benodigde intensivering op onderdelen binnen de sociale basis in deze specifieke buurten.

Vierde lid: Het college kan gedurende het boekjaar per stadsdeel subsidieplafonds vaststellen ten behoeve van eenmalige subsidie voor een of meer activiteiten genoemd in artikel 1.4, tweede lid, indien lopende het boekjaar rijksmiddelen of provinciale middelen beschikbaar komen voor deze activiteiten. Met enige regelmaat komen er vanuit het Rijk of de Provincie middelen beschikbaar met een specifiek doel of voor specifieke activiteiten. Denk bijvoorbeeld aan de huidige coronapandemie, die relatief snel vraagt om extra ondersteuning van bepaalde groepen Amsterdammers, en waarvoor door het kabinet lopende het jaar extra geoormerkte middelen beschikbaar stelt aan de gemeente. Voor zover deze subsidiemiddelen betrekking hebben op activiteiten binnen de sociale basis, kunnen deze door het college worden ondergebracht in separate éénmalige subsidieplafonds per stadsdeel. Deze middelen worden gebruikt voor benodigde intensivering op onderdelen binnen de sociale basis, en kunnen door het college nader worden afgebakend in bijvoorbeeld bestedingstermijn (activiteiten in een bepaalde periode), doelgroep en stadsdeel waarin ze plaatsvinden (een of meerdere stadsdelen).

Artikel 1.6 Weigeringsgronden   

Eerste lid: In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college een subsidie te verlenen als: de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevondenWe gaan er vanuit dat aanvragers geen activiteiten uitvoeren waarvoor financiering niet voor aanvang is geregeld. Bij het indienen van een aanvraag moet rekening gehouden worden met de wettelijke termijn die staat voor het afhandelen van een subsidieaanvraag.

Tweede lid: 

  • a.

    sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

    • aanvullende ondersteuning Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): maatwerkvoorzieningen - die betrekking hebben op aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding, hulp bij huishouden, logeeropvang, ondersteuning en opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en maatschappelijk opvang/beschermd wonen in het kader van de Wmo

    • volwasseneneducatie; waaronder het professioneel taalaanbod zoals stedelijk aanbesteed in het kader van volwasseneneducatie

    • activiteiten gericht op re-integratie volgens de Participatiewet.

    • de regeling mantelzorg en vrijwillige inzet waaruit de stedelijke ondersteuningsstructuur voor mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet wordt gesubsidieerd.

    • activiteiten in het kader van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VLOA): de gemeente verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging aan schoolbesturen voorzieningen in de vorm van subsidie of in natura voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen het Amsterdamse lokaal onderwijsbeleid. Dit betekent dat voor de meeste extra activiteiten die op scholen onder schooltijd worden uitgevoerd schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen via de VLOA. Met die subsidie kunnen scholen in voorkomende gevallen voor de uitvoering van deze activiteiten derden inschakelen. In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een activiteit onder schooltijd die wel valt onder de subsidieregeling sociale basis. Bijvoorbeeld als het een activiteit is die buurtbewoners voor een school in de wijk willen organiseren, zoals het aanleggen van geveltuintjes of het organiseren van een gezamenlijke maaltijd. Het gaat in dat geval niet om activiteiten binnen het curriculum van scholen. Het is raadzaam dit altijd na te vragen voordat een aanvraag wordt ingediend.

  • b.

    de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om activiteiten waarvan uitvoering bij vrijwilligers wordt neergelegd en die het college voorbehouden acht aan professionals, maar ook om activiteiten waarvan de beoogde omgeving of locatie niet veilig wordt geacht.

  • c.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieregeling en/of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid. Toelichting op het doel van deze subsidieregeling is te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het tweede lid. Met gemeentelijk beleid wordt hier gedoeld op gemeentelijk beleid in de volle breedte; een subsidieaanvraag mag niet strijdig zijn met gemeentelijk beleid dat op andere terreinen geldt.

  • d.

    de activiteiten naar oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan de prioriteiten die het college voor de sociale basis heeft. Toelichting op de collegeprioriteiten bij de sociale basis is terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het eerste lid.

  • e.

    de activiteiten naar het oordeel van het college niet passen binnen de subsidiabele activiteiten zoals in deze regeling omschreven. Onder artikel 1.4 van deze subsidieregeling worden de hoofdactiviteiten van deze regeling benoemd. In de artikelen in het tweede hoofdstuk wordt per hoofdcategorie nader gespecificeerd aan welke sub-activiteiten wordt gedacht.

  • f.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis. Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden. Voor die 23 gebieden geldt dat de sociale opgaven niet overal hetzelfde zijn. De gebiedsgerichte opgave wordt jaarlijks vastgelegd in een gebiedsgerichte uitwerking. Deze uitwerking laat zien wat er in welk gebied nodig is. De gebiedsgerichte uitwerking is een belangrijk handvat voor subsidieaanvragers om te bezien of de activiteiten die zij van plan zijn uit te voeren, ook passen bij de inzet die het college noodzakelijk acht in de verschillende gebieden. De basisinfrastructuur is onderdeel van de gebiedsgerichte uitwerking. Deze infrastructuur beschrijft welke voorzieningen altijd en overal voor alle Amsterdammers beschikbaar moeten zijn. De mate waarin wordt bepaald door de sociale opgaven van het gebied.

  • g.

    er naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet; het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen worden geweigerd omdat die onvoldoende toegevoegde waarde hebben.

  • h.

    de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft; het gaat hier over kennis van wat er speelt in een gebied, hoe verhoudingen liggen en om het samenwerken in netwerken met partners en bewoners.

  • i.

    er voor uitvoering van de activiteiten meer uren of een hoger bedrag wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht. Een begroting bestaat meestal uit verschillende posten. Als de totale kosten, of specifieke onderdelen in de begroting, niet in verhouding staat tot de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, kan dit aanleiding zijn om de aanvraag (gedeeltelijk) te weigeren. Dit kan bijvoorbeeld gaan om uurtarieven, kosten voor overhead, materiaalkosten of kosten voor exploitatie.

  • j.

    de activiteiten naar de oordeel van het college onvoldoende blijk geven van gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit. Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

Artikel 1.7 Verdeelsleutel subsidieplafond 

Eerste lid: 

Aanvragen om éénmalige subsidie worden behandeld in volgorde van binnenkomst. In de

beoordeling worden aanvragen niet vergeleken, maar individueel beoordeeld.

Tweede lid: 

Indien het van toepassing zijnde subsidieplafond voor een periodieke subsidie als bedoeld in artikel 1.5 ontoereikend is om alle niet op grond van artikel 1.6 eerste lid en tweede lid a. en b. en c. geweigerde aanvragen te honoreren, rangschikt het college deze aanvragen op een prioriteitenlijst. Hierbij worden afzonderlijke activiteiten die zien op hetzelfde met elkaar vergeleken om tot een optimale mix van activiteiten per gebied te komen. Aanvragen voor periodieke subsidie worden eerst langs de weigeringsgronden zoals beschreven in het eerste lid en tweede lid onder a., b. en c., gehouden. Aanvragen die op basis van die weigeringsgronden worden geweigerd, vallen direct af. Als er binnen het beschikbare subsidieplafond voldoende ruimte is om de overige aanvragen te kunnen honoreren, worden de aanvragen individueel beoordeeld. Als het beschikbare subsidieplafond onvoldoende ruimte biedt om alle aanvragen die niet worden geweigerd te honoreren, worden die aanvragen gerangschikt op een prioriteitenlijst. Er wordt in één aanvraag vaak voor meerdere activiteiten subsidie aangevraagd. De activiteiten worden afzonderlijk beoordeeld en vergeleken met activiteiten met eenzelfde insteek of doel. De manier waarop dat vorm krijgt wordt in het derde en vierde lid verder toegelicht.

 

Derde lid: 

  • a.

    de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van deze subsidieregeling. De doelen die met het versterken van de sociale basis worden nagestreefd zijn beschreven in het stedelijk kader “Samen Vooruit”. Die doelen waaraan met deze regeling wordt bijgedragen zijn in bijlage 5 uitgeschreven. In de toelichting op artikel 1.3 hierboven staat het rijtje opgesomd.

  • b.

    de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de collegeprioriteiten voor de sociale basis. Toelichting op de collegeprioriteiten bij de sociale basis is terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het eerste lid.

  • c.

    de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de gebiedsgerichte opgave(n) sociale basis. Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden. Voor die 23 gebieden geldt dat de opgave op het gebied van de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. De gebiedsgerichte opgave wordt jaarlijks vastgelegd in een gebiedsgerichte uitwerking. De gebiedsgerichte uitwerking is een belangrijk handvat voor subsidieaanvragers om te bezien of de activiteiten die zij van plan zijn uit te voeren, ook passen bij de inzet die het college noodzakelijk acht in de verschillende gebieden.

  • e.

    de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd. Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

  • f.

    aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de samenwerking rondom jeugd, ketens van participatie naar werk of ketens rondom kwetsbare volwassenen. In 2021 zijn er Buurtteams opgericht die daar voor volwassenen een belangrijke rol in vervullen. De OKT’s spelen hier al langere tijd een belangrijke rol in voor de jeugd.

  • g.

    gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit. Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

  • h.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis met betrekking tot (het werken met) kwetsbare groepen. Voor sommige groepen Amsterdammers geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. Om activiteiten gericht op deze groepen Amsterdammers uit te voeren geldt dat het belangrijk is dat de aanvrager over voldoende kennis en expertise beschikt om deze activiteiten goed uit te kunnen voeren. Groepen Amsterdammers voor wie dit geldt zijn onder andere Amsterdammers met een (licht)verstandelijke beperking, een psychische kwetsbaarheid of verslavingsproblematiek, of kwetsbare jeugdigen.

  • i.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling. Verschillende vormen van marginalisering overlappen en versterken elkaar. Er zijn flink wat Amsterdammers die met combinaties van uitsluitingsmechanismen te maken hebben. Het is daarom wenselijk om deze uitsluitingsmechanismen in samenhang aan te pakken.

  • j.

    de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer. Als het gaat om herkenbaarheid en laagdrempeligheid, is het belangrijk dat een zekere mate van continuïteit van dienstverlening wordt geborgd.

  • k.

    de prijs-kwaliteitsverhouding. Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag: hierin worden het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld op redelijkheid.

  • l.

    de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken. Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren.

    Dat is onder andere het geval voor het jongerenwerk.

Vierde lid: De aanvragen worden binnen het van toepassing zijnde subsidieplafond geheel of gedeeltelijk gehonoreerd naar de volgorde van de rangschikking waarvoor subsidie is aangevraagd. Nadat de weging van alle niet direct geweigerde aanvragen heeft plaatsgehad is op grond van inhoud duidelijk welke (delen van) aanvragen kunnen worden gehonoreerd rekening houdend met de financiële begrenzing die het subsidieplafond meegeeft.

Artikel 1.9 Aanvraagtermijn

Derde lid:  Aanvragen om eenmalige subsidies voor intensivering in de ontwikkelbuurten als bedoeld in artikel 1.5, derde lid, kunnen worden ingediend vanaf het moment dat het college op de website van de gemeente bekend heeft gemaakt dat voor deze activiteiten subsidie kan worden aangevraagd.

De middelen die voor de ontwikkelbuurten in subsidieplafonds moeten landen zijn niet op een vooraf te bepalen datum bekend. Plafonds en de datum vanaf wanneer subsidie kan worden aangevraagd worden vastgesteld en op de website kenbaar gemaakt nadat duidelijk is hoeveel subsidiemiddelen er beschikbaar zijn.

Vierde lid: Aanvragen om eenmalige subsidie als bedoeld in artikel 1.5, vierde lid, kunnen worden ingediend vanaf het moment dat het college op de website van de gemeente bekend heeft gemaakt dat voor deze activiteiten subsidie kan worden aangevraagd. Middelen die in deze plafonds terecht komen, worden door het Rijk of de Provincie lopende het boekjaar beschikbaar gesteld voor een specifiek doel. Pas daarna kunnen plafonds worden vastgesteld en neemt het college een besluit met betrekking tot de datum vanaf wanneer aanvragen gedaan kunnen worden. Deze datum en de hoogte van plafonds worden op de website van de gemeente kenbaar gemaakt.

Artikel 1.10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens   

In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin naast het omschrijven van de activiteiten wordt uitgewerkt:

    • -

      of sprake is van gebiedsgerichte activiteiten met daarbij op welk stadsdeel/stadsdelen, gebied(en), buurt of wijk de aangevraagde subsidie betrekking heeft. Sommige activiteiten zijn niet gebiedsgericht, of het is van te voren moeilijk in te schatten hoe de activiteiten gespreid zullen worden over gebieden omdat vraaggericht wordt gewerkt. In die gevallen wordt een inschatting gemaakt van verdeling over stadsdelen, hetzij op basis van voorgaande jaren, hetzij op basis van de opgave die in de gebiedsgerichte uitwerkingen wordt geschetst en waarop de activiteiten antwoord moeten zijn.

      Als wel sprake is van gebiedsgerichte activiteiten, wordt eerst aangegeven op welk stadsdeel of stadsdelen de activiteiten betrekking heeft/hebben, en daarna verder gespecificeerd naar buurt of wijkniveau indien van toepassing.

  • b.

    een begroting uitgesplitst naar:

    • -

      hoofdactiviteit(en) zoals bedoeld in artikel 1.4;

    • -

      activiteit zoals bedoeld in hoofdstuk 2: sub-activiteiten, aansluitend bij uw activiteitenplan;

    • -

      stadsdeel/stadsdelen en indien van toepassing gebied(en;

    • -

      mate van co-financiering;

  • Budgetten zijn per stadsdeel georganiseerd. Per stadsdeel wordt vervolgens een onderscheid gemaakt in verschillende subsidieplafonds. De begroting bij een aanvraag moet zo zijn ingericht dat de gemeente de aanvraag langs de juiste budgetten kan beoordelen. Hiervoor is het noodzakelijk dat in de begroting zichtbaar wordt welk bedrag voor welk stadsdeel en op welk plafond (hoofdactiviteiten volgens indeling artikel 1.4) wordt aangevraagd, en dat naast de verschillende activiteiten (sub-activiteiten zoals omschreven in artikelen 2.1.1., 2.1.2, 2.2.1 en 2.3.1) ook verschillende gebieden waarop de aanvraag betrekking heeft zichtbaar worden gemaakt. Ook dient de begroting sluitend te zijn, waarin zowel geraamde subsidie-inkomsten als inkomsten van derden zichtbaar worden gemaakt. Als er bijdragen van deelnemers worden gevraagd dienen deze afzonderlijk inzichtelijk gemaakt te worden. Voor het indienen van de begroting kan gebruik worden gemaakt van de beschikbare formats op de website.

  • c.

    het formulier sociale basis

    Op de website van de gemeente Amsterdam kunt u alle informatie vinden over het aanvragen van subsidie voor de sociale basis: https://amsterdam.nl/subsidies/subsidies- onderwerp/regelingen/sociale-basis/ .Het formulier sociale basis maakt onderdeel uit van het proces met betrekking tot het aanvragen van subsidie voor de sociale basis. Om aanvragen goed te kunnen vergelijken is het verplicht om bij de aanvraag dit formulier in te vullen. Het formulier is ook een belangrijk hulpmiddel om ervoor te zorgen dat de aanvraag langs de juiste budgetten wordt beoordeeld en bij de juiste behandelaar terecht komt. Onderdeel van dit formulier is een uitvraag waarin u aangeeft of, en op welke manier u kunt voldoen aan de aanvullende verplichtingen uit artikel 1.11. Als u niet aan een verplichting kunt voldoen, bijvoorbeeld omdat u een klein informeel initiatief uitvoert, licht u dit hier toe.

  • d.

    In het geval wordt aangevraagd door een penvoerder namens een samenwerkingsverband: de door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarin is beschreven op welke wijze deelnemende partijen bijdragen aan de werkzaamheden, de wijze waarop de besluitvorming, de verdeling van taken, rollen en de financiering binnen het verband is geregeld: In de samenwerkingsovereenkomst wordt ook de rol van de penvoerder beschreven, inclusief de vergoeding die daar namens het samenwerkingsverband voor wordt gerekend. Uit de samenwerkingsovereenkomst moet dus niet alleen duidelijk worden wat de afzonderlijke deelaanvragers doen, maar ook wat de penvoerder precies doet voor of namens de deelaanvragers.

Artikel 1.11 Aanvullende verplichtingen

  • a.

    bij de uitvoering van de activiteiten wordt rekening gehouden met de collegeprioriteiten en het vastgestelde beleid daaromtrent. Toelichting op de collegeprioriteiten bij de sociale basis is terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting onder artikel 1.3 het eerste lid.

  • b.

    accommodaties waar de activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk en bruikbaar en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk voor alle Amsterdammers. Om te zorgen dat iedereen kan meedoen in Amsterdam, is bij de activiteiten een goede sociale, fysieke en digitale toegankelijkheid nodig. Die toegankelijkheid geldt voor activiteiten, diensten en fysieke ruimten van voorzieningen en maatschappelijke ondersteuning, evenals voor de communicatie over al deze voorzieningen.

  • Bij fysieke toegankelijkheid gaat het erom dat ruimten te bereiken en bruikbaar moeten zijn. Bij sociale toegankelijkheid gaat het om welkom zijn en je welkom voelen, ongeacht geaardheid, achtergrond of beperkingen. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen.

  • c.

    De activiteit(en) vinden plaats in een gezonde omgeving zodat de gezondheid van de deelnemers wordt beschermd en deelnemers optimaal worden gefaciliteerd om gezond te leven. De gemeente vindt de gezondheid van Amsterdammers belangrijk. We gaan ervan uit dat u die mening met ons deelt, en daar met uw activiteit(en) aan bijdraagt. Dit doet u door er voor te zorgen dat uw activiteit(en) in een gezonde omgeving plaatsvinden:

    • Er is geen aanbod van ongezond eten en drinken. Als eten of drinken wordt aangeboden valt het aanbod binnen de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum en is het voornamelijk plantaardig.

    • Er wordt gratis (kraan)water aangeboden.

    • Er is geen kinder- en jongerenmarketing en sponsoring van ongezonde voeding of ongezonde merken.

    • Er wordt een verstandig aantal eetmomenten aangehouden gedurende de activiteit

    • De activiteit wordt aangeboden in een rookvrije omgeving.

    • Er wordt geen alcohol geschonken en gedronken.

  • Kijk voor meer informatie op: https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/aanpak-gezond- gewicht/tips-initiatief-gezond-maken/criteria-gezonde-activiteiten/

    en https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/aanpak-gezond-gewicht/tips-initiatief-gezond- maken/

  • e.

    het voor zover mogelijk, gelet op de aard van de werkzaamheden, hebben en uitvoeren van een vastgesteld vrijwilligersbeleid. Het gaat hier om het hebben en uitvoeren van beleid dat van toepassing is op de aan de organisatie verbonden vrijwilligers ten aanzien van deskundigheidsbevordering, waardering, rechten, grenzen van het vrijwilligerswerk, onkostenvergoeding, klachtenprocedure en dergelijke.

  • g.

    professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen, kwetsbare volwassenen, ouderen, en/of Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG). Daar waar een VOG niet haalbaar of wenselijk is, wordt contact gezocht met de subsidieverlener om tot maatwerk te komen.

  • h.

    professionals en vrijwilligers zijn bereid om onderdeel te zijn van netwerken rondom de Buurtteams en de OKT’s en werken met hen samen als er sprake is van gedeelde zorg of als hulpvragen complex zijn. Het gaat hierbij om het samenwerken ten behoeve van de Amsterdammer. Voor professionals geldt dat actief wordt samengewerkt, voor vrijwilligers is het vooral van belang dat zij de weg weten te vinden naar de Buurtteams en OKT’s. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om Amsterdammers die zwaardere vormen van ondersteuning nodig hebben, tijdig over te dragen aan deze teams.

Hoofdstuk 2 Aanvullende voorschriften activiteiten sociale basis

Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur voor sport en bewegen:

Het gaat hier om de activiteiten zoals genoemd in artikel 1.4, het eerste lid onder a.

Voor de inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur op het gebied van sport en bewegen geldt dat deze deels gebiedsgericht is ingericht, en deels stadsbreed. Binnen het stadsbrede deel van deze ondersteuningsstructuur gaat het veelal om specifieke expertise, die zich niet gebiedsgericht laat organiseren. Inzet beweegt mee met de vraag waardoor het knippen naar

vaststaande volumes per stadsdeel niet wenselijk is. In deze paragraaf wordt beschreven op welke activiteiten het stadsbrede deel van de inzet ten behoeve van de ondersteuningsstructuur betrekking heeft. Een subsidieaanvraag voor deze activiteiten kan alleen worden gedaan voor alle activiteiten onder dit artikel tegelijk, stadsbreed.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede inzet Grip op je Geld en Op Eigen Kracht-trainingen

Het gaat hier om de activiteiten zoals genoemd in artikel 1.4, het eerste lid onder b.

Het college kan een periodieke subsidie verlenen voor de uitvoering van één of meer van de stadsbrede activiteiten: de activiteiten die hier worden beschreven zijn afzonderlijk aanvraagbaar. De afzonderlijke activiteiten worden stadsbreed uitgevoerd; het gaat hierbij dus niet om het gedeelte van de uitvoering dat gebiedsgericht plaatsheeft en onder artikel 2.2.1 aanvraagbaar is.

Paragraaf 2.2: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen Volwassenen.

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten:

Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten gericht op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen voor volwassenen waaronder vallen:

  • a.

    een (groepsgericht)aanbod gericht op het bieden van praktische hulp en steun en het vergroten en onderhouden van vaardigheden die nodig zijn voor zelfredzaamheid, in het bijzonder gericht op de collegeprioriteiten in de sociale basis. Het gaat hier uitdrukkelijke om lichte vormen van praktische hulp en steun zoals passend binnen de sociale basis. We denken hierbij onder andere aan thema’s zoals:

    • gezonde leefstijl, sporten en bewegen en voeding;

    • financiële zelfredzaamheid;

    • stimuleren van vaardigheden op het sociale - en cognitieve vlak;

    • het verwerven van basisvaardigheden (Nederlandse) taal, rekenen en digitaal;

    • omgaan met tegenslagen of ingrijpende levensgebeurtenissen en verleiding;

    • vergroten van weerbaarheid/ empowerment/ emancipatie

    • vergroten van kansen op werk (door middel van activering/participatie)

    • het op peil houden zelfredzaamheid en langer zelfstandig kunnen blijven wonen

    • het vergroten van bespreekbaarheid huiselijk geweld en kindermishandeling

  • d.

    ontvangen, verwijzen, begeleiden en toeleiden van Amsterdammers, waaronder mantelzorgers, naar passende activiteiten en/of voorzieningen. Voor individuele advisering, vraagverheldering en toeleiding voor Amsterdammers die zoeken naar professionele ondersteuning bij hun zelfredzaamheid of mantelzorg worden Amsterdammers doorgeleid naar de buurtteams of de onafhankelijke cliëntondersteuning. Dit type activiteiten kan alleen vanuit deze regeling worden gesubsidieerd als het om een samenwerking met de buurtteamorganisaties gaat of het activiteiten van een zelforganisatie en/of vrijwilligersorganisatie betreft.

  • h.

    preventie en vroegsignalering; voorkomen en vroegtijdig bieden van ondersteuning bij problemen: zorgen dat problemen worden voorkomen, snel worden kenbaar gemaakt en kleine problemen niet groter worden, denk hier bijvoorbeeld aan schulden of isolement.

  • j.

    herdenken en vieren van de gedeelde geschiedenis van Amsterdammers; Amsterdam is een veelkleurige stad waarvan de inwoners verschillende achtergronden hebben. Daar horen geschiedenissen en ervaringen bij die we vaak niet van elkaar kennen. Verhalen zijn belangrijk om meer begrip te krijgen voor elkaar, om te zorgen dat iedereen zich gehoord voelt en om zelf te ervaren dat Amsterdam een optelsom is van een meerstemmig en gekleurd verleden. Hierin spelen herdenken en vieren een belangrijke rol.

 Paragraaf 2.3: Voorschriften voor zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen

Artikel 2.3.1 Subsidiabele activiteiten

Eerste lid: Het college kan een eenmalige of periodieke subsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.2.1 aanhef en onder b. t/m i, voor zover deze gericht zijn op het vergroten van zelfredzaamheid, ontplooiing en gelijke kansen van de Amsterdamse jeugd:

  • b.

    beheer en exploitatie van sociale accommodaties of tenminste ondersteuning aan hen die dit uitvoeren. Hier worden die sociale accommodaties bedoeld waarin activiteiten voor jeugdigen worden georganiseerd, zoals jongerencentra.

  • e.

    stimuleren van een verbonden stad en een kansrijke omgeving waarin iedereen in gelijke mate meedoet en zichzelf kan zijn door elkaar te ontmoeten, van en over elkaar te leren en netwerken te vormen. Met betrekking tot jeugdigen denken we in dit kader onder andere aan vrijwillig jeugdwerk en vrijwillig speeltuinwerk. Ouderbetrokkenheid maakt hier een belangrijk onderdeel vanuit.

Tweede lid: In aanvulling op het eerste lid kan het college tevens een eenmalige of een periodieke subsidie verlenen voor:

  • a.

    spelinloop waarbij het gaat om laagdrempelige activiteiten gericht op samen spelen, ontmoeten en bewegen voor ouders en kinderen in combinatie met ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen. De spelinloop is algemeen toegankelijk voor ouders met jonge kinderen en in het bijzonder voor kinderen met het risico op achterstanden (de doelgroep voorschoolse educatie). Daarnaast werft de aanbieder actief kwetsbare ouders/ kinderen in samenwerking met de jeugdgezondheidszorg, volgens gemaakte afspraken. Voor deze kwetsbare groep wordt het aanbod samen met deskundigen uit of rond het Ouderkindteam (OKT) uitgevoerd. Denk hierbij aan deskundigheid vanuit de jeugdgezondheidszorg, MEE of Cordaan. De aanbieder van de spelinloop leidt kinderen actief door naar de voorschool.

  • b.

    activiteiten buiten het curriculum van scholen voor en door jeugdigen op gebied van de thema's sport en gezondheid, kunst en cultuur, natuur en techniek, media en communicatie en burgerschapsvorming en beroepsoriëntatie in het kader van brede talentontwikkeling. Deze activiteiten vinden plaats op of rond scholen en in de wijken. Waar deze activiteiten plaatsvinden op of rond scholen zullen deze in samenspraak met onderwijs worden uitgevoerd. Brede talentontwikkeling stimuleert de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd, zoals creatieve, sportieve, communicatie vaardigheden. Hiermee komen kinderen met nieuwe onderwerpen in aanraking, worden ze op een andere manier uitgedaagd en wordt hun horizon verbreed.

  • c.

    informatie, advies en voorlichting voor jeugdigen over relevante thema’s, of om een hulp- of informatievraag te verhelderen, en daarover eventueel het gesprek te voeren (met ouders) om de weg naar hulp of ondersteuning te vinden. Denk hierbij onder andere aan thema’s als pesten, de overgang naar volwassenheid, geldzaken, seksualiteit en middelengebruik

  • d.

    laagdrempelige begeleiding of coaching voor jeugdigen die extra aandacht nodig hebben of kunnen gebruiken bij hun algemene persoonlijke en cognitieve ontwikkeling.

    Denk hierbij aan individuele of groepsmentoraten, huiswerkbegeleiding, studiebegeleiding en het aanleren van stage-vaardigheden zoals het maken van een CV en sollicitatietraining. Deze vormen van ondersteuning zijn vaak nodig in de overgang van school naar school, dagbesteding of werk. Activiteiten worden altijd uitgevoerd in samenspraak met een vertegenwoordiger van de zorgstructuur van de onderwijsinstelling waar de betreffende jeugdige deelneemt en/of het OKT. Ook is het betrekken van de ouders van betreffende jeugdige een voorwaarde.

  • e.

    professioneel kinder- en jongerenwerk. Voor het jongerenwerk is een opdrachtformulering gemaakt waarin de opdracht omtrent het jongerenwerk verder is uitgewerkt. De versterking van het jongerenwerk is onderdeel van het beleid ‘Positief Perspectief’. Innovatie (bijvoorbeeld het ontwikkelen van online jongerenwerk en jongerenwerk op school) maakt daar een belangrijk onderdeel van uit.

    Voor alle werkers binnen het kinder- en jongerenwerk geldt dat zij samenwerken met partners in onder andere het onderwijs, de kinderopvang, de jeugdhulp, Jeugd en Veiligheidsteams en –partners, OKT’s, Buurtteams, sportaanbieders en informele partijen in de wijk.

    Het kinderwerk (4-12 jaar) richt zich op het begeleiden van kinderen bij het opgroeien in de samenleving, met extra aandacht voor kwetsbare kinderen. Kinderwerkers stimuleren de talentontwikkeling van kinderen tijdens leuke en leerzame activiteiten op veilige plekken in de wijk. Dit gebeurt zo veel mogelijk in samenhang met het aanbod voor brede talentontwikkeling. Ook signaleren zij problemen van kinderen en zorgen ervoor dat die worden opgepakt.

    Het jongerenwerk biedt begeleiding aan jongeren (10-23, met mogelijke uitloop tot 27 jaar) bij het volwassen worden in de samenleving. Het biedt jongeren een veilige, leuke plek waar zij deel kunnen nemen aan groepsactiviteiten en terecht kunnen voor praktische hulp of individuele begeleiding. Jongerenwerkers signaleren, motiveren, voeden op, activeren en leiden toe naar hulp, werk of opleiding. Daarbij werken ze samen met ouders, school, jeugdhulp (waaronder OKT) en Jeugd en veiligheidsteams en –partners (zoals politie). Het jongerenwerk vindt plaats in buurthuizen of jongerencentra, op straat, in sport- of culturele accommodaties, soms op scholen en/of online.

  • f.

    veldwerk voor (kwetsbare) jeugdigen waarbij het gaat om het signaleren van jeugdigen die ondersteuning nodig hebben, het in kaart brengen van problematiek en het toeleiden naar activiteiten en/ of hulpverlening. Het straathoekwerk/veldwerk (12-30 jaar) richt zich op de zelfredzaamheid en psychosociale ontwikkeling van jongeren en jongvolwassenen. Het richt zich op jongeren die vanwege een veelvoud aan sociale en individuele problemen de relatie met de samenleving kwijt zijn geraakt of dreigen te verliezen. Veldwerk legt actief contact met deze doelgroep en begeleidt en ondersteunt hen met passende hulp.

    Voor veldwerk is een opdrachtformulering gemaakt. Daarin is uitgewerkt wat er met het veldwerk wordt beoogd. Daarnaast is de versterking van het veldwerk onderdeel van de versterking van het jongerenwerk en het verstevigen van het netwerk rondom risicojongeren in het beleid Positief Perspectief.

 Artikel 2.3.2 Aanvrager 

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 2.3.1 kan worden aangevraagd door een professionele aanvrager die gekwalificeerd is, of beschikt over gekwalificeerd personeel, voor de uitvoering van de betreffende werksoort. Niet professionele aanvragers kunnen uitsluitend een aanvraag doen als zij aantoonbaar samenwerken met één of meerdere professionele organisaties, en aantoonbaar beschikken over voldoende pedagogische kwaliteiten.

We weten uit ervaring dat ook informele initiatieven een positieve bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van jeugdigen, en willen deze initiatieven niet bij voorbaat uitsluiten van de mogelijkheid om voor hun activiteiten subsidie aan te vragen. Tegelijkertijd willen we voorkomen dat activiteiten voor (kwetsbare) jeugdigen worden uitgevoerd zonder dat uitvoerders beschikken over de kwalificaties die, en het netwerk dat we noodzakelijk achten om voor deze doelgroep de juiste inzet te plegen.

Als aanvragers niet zijn gecertificeerd voor het werken met deze doelgroep en de genoemde werksoorten, dient middels referenties, diploma’s en werkervaring te worden aangetoond dat men voldoende gekwalificeerd is voor het uitvoeren van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Met kwalificatie wordt in dit kader gedoeld op het aantoonbaar beschikken over benodigde pedagogische en didactische kennis en vaardigheden (opleiding en ervaring), de mate waarin de aanvrager blijk geeft van bestendigheid/stabiliteit, de mate waarin gebruik wordt gemaakt van specifieke methodieken die effectief zijn binnen de werksoort die wordt uitgevoerd. Ook dient inzichtelijk te worden gemaakt dat, en op welke wijze wordt samengewerkt met professionele partners in de keten, met name als het gaat om het betrekken van benodigde expertise en het op-en afschalen in de keten.

Voor professionele sportaanbieders geldt dat onder gekwalificeerd personeel wordt verstaan: trainers en sportleiders zijn gekwalificeerd op minimaal niveau 3 kwalificatiestructuur* sport. Eventueel met ondersteuning van een assistent met minimaal een niveau-1 of niveau-2 kwalificatie, dan wel in opleiding.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen   

Artikel 3.1 Vervallen Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021

De Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2021 zoals vastgesteld in de collegevergadering van 18 juni 2020 en gewijzigd in de collegevergadering van 5 maart 2021 en 11 mei 2021, vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2023. De regeling sociale basis Amsterdam 2021 zoals die voor 2021 is vastgesteld, is aangepast. Bij een wijzigingsbesluit moeten de wijzigingen ordentelijk kunnen worden opgesomd zodat de bestaande regeling daarop kan worden aangepast. Dat was gezien het grote aantal wijzigingen, geen optie. Er is dan ook gekozen voor een nieuwe regeling voor aanvragen die betrekking hebben op het boekjaar 2022 en verder: Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2022. De regeling voor 2021 blijft in werking tot en met 31 december 2021 voor het indienen van aanvragen voor het boekjaar 2021.

 Artikel 3.2 Inwerkingtreding en looptijd regeling 

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2026. De regeling treedt in werking per 1 augustus 2021. Tijdige inwerkingtreding is noodzakelijk aangezien een regeling al in werking moet zijn vanaf het moment dat aanvragen kunnen worden ingediend. Subsidie voor activiteiten vanaf 2022 wordt op deze subsidieregeling aangevraagd. De looptijd van deze subsidieregeling loopt parallel aan de looptijd van het bijbehorende beleidskader Samen Vooruit, namelijk tot en met het kalenderjaar 2023. Daarna blijft de subsidieregeling in werking tot de laatste subsidies die op de regeling zijn verleend, ook zijn vastgesteld, met als uiterste datum daarvoor 1 juli 2026.