Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent de subsidiëring voor activiteiten van derden (Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020)

Geldend van 29-12-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Rijn en IJssel houdende regels omtrent de subsidiëring voor activiteiten van derden (Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020)

Het algemeen bestuur van waterschap Rijn en IJssel;

op voordracht van het college van dijkgraaf en heemraden;

gelet op artikel 59, 78 en 83 van de Waterschapswet;

gelet op titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020;

I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

algemeen bestuur: het algemeen bestuur van waterschap Rijn en IJssel;

college: het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rijn en IJssel;

waterschap: waterschap Rijn en IJssel;

wet: de Algemene wet bestuursrecht;

subsidie: een aanspraak op financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1.2 Inleiding

In deze verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de door het college te verstrekken subsidies als bedoeld in deze verordening. Deze regels vormen een aanvulling op titel 4.2 uit de wet.

Artikel 1.3 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op de door het college te verstrekken incidentele subsidies voor activiteiten van derden die vallen onder de criteria zoals opgenomen in artikel 1.7.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1. Jaarlijks vermeldt het algemeen bestuur op de begroting het bedrag dat het beschikbaar stelt voor subsidieverstrekking. Dit bedrag geldt als het subsidieplafond bedoeld in artikel 4:22 van de wet.

  • 2. Voor zover een subsidie wordt verstrekt ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt zij verstrekt onder de voorwaarde van rechtsgeldige besluitvorming over deze begroting, waarbij voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 1.5 Systematiek verdeling

  • 1. De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats in volgorde van ontvangst van de aanvragen. Alleen volledige subsidieaanvragen worden in de hierboven genoemde volgorde opgenomen.

  • 2. De aanvang van verdeling van beschikbare gelden start bij het begin van het begrotingsjaar.

Artikel 1.6 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen. Aanvragers met een op het maken van winst gerichte doelstelling komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.7 Criterium

De subsidie kan worden verleend voor activiteiten van derden die plaatsvinden binnen het beheergebied van het waterschap en, naar het oordeel van het college, in voldoende mate verband houden met het beleid en de taakstelling van het waterschap. Daaronder kunnen in ieder geval worden verstaan:

  • -

    activiteiten die zijn gericht op bewustwording en mentaliteitsverandering ten aanzien van het watersysteembeheer, de (water)milieuproblematiek, het beheer van waterkeringen en/of vaarwegen;

  • -

    activiteiten die milieuvriendelijk gedrag stimuleren of van belang zijn voor herstel, behoud en/of bescherming van het (water)milieu en van waardevolle elementen nabij dijken;

  • -

    activiteiten die het maatschappelijk draagvlak voor het waterschap vergroten.

Artikel 1.8 Uitsluiting

  • 1. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor het waterschap direct of indirect reeds een bijdrage verstrekt, waaronder begrepen bijdragen uit het Gelders Waterschapsfonds.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidieaanvrager voor dezelfde activiteit reeds (in een ander jaar) subsidie heeft ontvangen.

II. DE AANVRAAG

Artikel 2.1

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie wordt ingediend tenminste acht weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt. Het college kan besluiten aanvragen die buiten de in de vorige volzin bedoelde termijn zijn ingediend, niet te behandelen.

  • 2. Bij de aanvraag verstrekt de subsidieaanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de aard en omvang van de activiteiten en de daarmee beoogde doelstellingen;

    • b.

      een begroting van de aan de activiteiten verbonden inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voorzien van een toelichting.

  • 3. Indien voor dezelfde activiteiten tevens subsidie of financiële ondersteuning is of wordt aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen of organisaties, deelt de aanvrager dat mee in de aanvraag.

  • 4. Het college kan desgewenst aanvullende informatie van de aanvrager verlangen, indien het college dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 2.2

Het college zendt de aanvrager zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de subsidie een ontvangstbevestiging, waarin de ontvangstdatum is vermeld.

III. BESLISSING OP DE AANVRAAG

Artikel 3.1

Het college geeft een beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 3.2

Het college beslist binnen acht weken na ontvangst op de aanvraag. De beslissing op de aanvraag kan één keer voor ten hoogste acht weken worden uitgesteld.

Artikel 3.3

  • 1. Bij het verstrekken van een subsidie, vermeldt het college het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag is bepaald en een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie wordt ook meegenomen hoe de subsidie zich verhoudt tot eventuele cofinanciering.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger bij het verstrekken van subsidie, in afwijking van artikel 4:37 van de wet, ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Na de subsidievaststelling maakt de subsidieontvanger binnen twee maanden na afloop van de gesubsidieerde activiteiten melding aan het college dat deze zijn verricht en dat daarbij aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.

IV. SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en wordt aangehaald als: Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020.

  • 2. De Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001 vervalt op het tijdstip dat de in het eerste lid genoemde verordening in werking treedt, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven ten aanzien van subsidies die voor dit tijdstip zijn verstrekt.

Ondertekening

Toelichting op de Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020

Algemeen

Aanleiding

De Verordening subsidiëring activiteiten van derden waterschap Rijn en IJssel 2020, (hierna te noemen: de verordening) is gebaseerd op de gelijknamige verordening uit 2001. Ten opzichte van haar voorganger zijn, op basis van praktijkervaringen, de criteria voor subsidieverlening aangepast om het college in staat te stellen flexibeler in te spelen op de diversiteit van ingediende aanvragen. Enkele procedurevoorschriften zijn ter verduidelijking van het kader aangevuld en andere artikelen zijn weer geschrapt, aangezien deze overbodig zijn gebleken of reeds in de subsidievoorschriften van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn opgenomen.

Criteria subsidieverlening

Het ‘landschap’ waarin het waterschap zich beweegt is constant aan verandering onderhevig. Daarbij past een wat ruimere beoordelingsvrijheid van het college. Zo zijn ten opzichte van 2001 onder meer natuurontwikkeling, het inspelen op klimaatverandering, recreatie en samenwerking met andere overheden onder invloed van de Omgevingswet belangrijker geworden. Ten opzichte van de oude verordening is daarom de stringente binding aan de traditionele taken van het waterschap (“activiteiten die duidelijk verband houden met…”) geschrapt en is het college de bevoegdheid gegeven te beoordelen of de aangevraagde activiteiten in voldoende mate verband houden met het beleid en de taakstelling van het waterschap. Ook is de eis dat subsidie uitsluitend wordt verstrekt aan rechtspersonen die werkzaam zijn op het gebied van natuur en milieu vervallen. Wel is richting gegeven aan de subsidieverstrekking door het opnemen van een (niet-limitatieve) omschrijving van activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen. Deze omschrijving geeft een zekere afbakening aan het bereik van de regeling, maar laat voldoende ruimte om goede lokale initiatieven of innovatieve ideeën te ondersteunen. Dit past ook bij de aard van de subsidiepraktijk op grond van de verordening, waarbij relatief kleine bijdragen van doorgaans € 500 tot € 2000 voor kleinschalige projecten en initiatieven worden verstrekt.

Systematiek subsidieregels Awb

Artikel 4:23 van de Awb bevat de verplichting voor het verstrekken van subsidie een wettelijke grondslag vast te stellen. Deze verordening voorziet daarin voor zover nodig voor de subsidiëring van activiteiten van derden door het waterschap.

Titel 4.2 van de Awb bevat een uitvoerige regeling van het onderwerp subsidiëring. Deze titel bouwt, conform de systematiek van de Awb, voort op de algemene regelingen voor het nemen van besluiten. Voor de eisen waaraan een beschikking tot subsidieverstrekking moet voldoen, moet men dus niet alleen de bepalingen in titel 4.2 Awb raadplegen, maar ook titel 4.1 Awb (algemene bepalingen over beschikkingen), afdeling 3.2 Awb (zorgvuldigheid en belangenafweging) en afdeling 3.6 Awb (bekendmaking en mededeling van besluiten).

Vanwege de uitvoerige regeling in de Awb is ervoor gekozen om de (procedure)bepalingen niet in de verordening op te nemen. Slechts waar dat noodzakelijk is geacht en de Awb daartoe ruimte laat is, in aanvulling of in afwijking van de Awb, een voorschrift opgenomen over indieningsvereisten, termijnen, vaststelling en weigering. Voor het overige dient het college bij de verstrekking van subsidies derhalve de regels van de Awb in acht te nemen.

Artikelsgewijze toelichting

I.Algemene bepalingen

Artikel 1.2Inleiding

Titel 4.2 van de wet regelt uitvoerig de procedure bij subsidieverstrekking. Deze regels dient het college bij de verstrekking van subsidies derhalve in acht te nemen. De verordening geldt dan ook als aanvulling op de wet.

Artikel 1.3Reikwijdte

In dit artikel wordt duidelijk op welke subsidies deze verordening van toepassing is. Deze verordening geldt dan ook niet voor andere subsidies zoals begrotingssubsidies (vaak structurele subsidies) met één specifieke ontvanger.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

Lid 1

De vaststelling van het subsidieplafond vindt plaats in de begroting dat jaarlijks door het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Hierdoor voorkomt men open-einde regelingen en wordt de beheersbaarheid van subsidie-uitgaven door het waterschap gewaarborgd.

Lid 2

Hiermee wordt voorkomen dat bij een nog niet vastgestelde begroting geen subsidies kunnen worden verstrekt.

Artikel 1.5Systematiek verdeling

Op grond van artikel 4:26 Awb moet de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag worden geregeld bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan dat de bevoegdheid daartoe aan een wettelijk voorschrift ontleent. Het waterschap heeft gekozen voor een systeem van ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Bij het waterschap worden het hele jaar door, voor uiteenlopende activiteiten, subsidieverzoeken ingediend. Hierdoor is het niet mogelijk een prioriteitsvolgorde naar aard of soort in de subsidieverzoeken aan te brengen. In het artikel is het tijdstip van aanvang bepaald op de start van het begrotingsjaar.

Artikel 1.6 Doelgroep

Onder het regime van de vorige verordening kwamen natuurlijke personen in principe niet voor subsidie in aanmerking. Dit bleek in sommige gevallen een ongewenst en onbedoeld obstakel bij de subsidieverlening. Daarom is ervoor gekozen subsidieverlening aan natuurlijke personen ook mogelijk te maken. Afhankelijk van de aard van de aanvraag is het redelijk dat waarborgen worden gevraagd met het oog op het juiste gebruik van het subsidiegeld. Daartoe kunnen voorschriften aan de vaststellingsbeschikking worden verbonden.

Artikel 1.7Criterium

Het wel of niet toekennen van subsidies behoort tot de bevoegdheid van het college. De mogelijkheid van subsidietoekenning houdt in het algemeen verband met de taakstelling van het waterschap: beheer en bescherming van de oppervlaktewateren en het (water)milieu, het beheer van waterkeringen en de vaarwegenzorg. Zie ook het algemeen deel van de toelichting over dit onderwerp.

Artikel 1.8Uitsluiting

Lid 1

Als reeds direct of indirect een bijdrage door het waterschap wordt verstrekt, komt men niet in aanmerking voor subsidie op grond van de verordening. Daarbij kan gedacht worden aan initiatieven die door de Unie van Waterschappen financieel worden ondersteund of evenementen of projecten waarin de afdeling Communicatie participeert vanwege de educatieve doelstelling ervan. Ook aanvragen die voor een bijdrage uit het Gelders Waterschapsfonds in aanmerking komen zijn uitgesloten om dubbele subsidiëring te voorkomen.

Subsidies op grond van het Gelders Waterschapsfonds vallen niet onder deze verordening. Dit fonds faciliteert, binnen de door de deelnemende waterschappen gestelde kaders, bijdragen aan ‘meerlaagse’ projecten waarin natuur, cultuur en water ervaren kunnen worden. Deze activiteiten vallen doorgaans niet binnen het bereik van deze verordening. Vanuit dit fonds kunnen bovendien meer substantiële bijdragen worden verleend dan op grond van de eigen verordening mogelijk zou zijn.

Lid 2

Deze wijze van subsidiëren leent zich niet voor structurele (meerjarige) subsidies aan dezelfde ontvanger. Wanneer een subsidie meer structureel wordt met een specifieke ontvanger, kan dit - indien van toepassing- via een begrotingssubsidie en niet op basis van deze verordening.

II.De aanvraag

Artikel 2.1

Lid 1

De termijn van acht weken vóór uitvoering van de activiteiten komt overeen met de in artikel 3.2 opgenomen beslistermijn. Deze termijn volstaat doorgaans voor een beslissing op de aanvraag, zodat de aanvrager duidelijkheid heeft over subsidieverstrekking voordat hij ter uitvoering van het initiatief kosten maakt.

Lid 2

In artikel 4:37, eerste lid, onderdeel c, van de wet wordt het bestuursorgaan de mogelijkheid geboden om aan de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen met betrekking tot het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie. In lid 2 van dit artikel wordt vermeld welke gegevens en bescheiden dat zijn. Artikel 4:5 van de wet geeft het college de mogelijkheid om subsidieaanvragen die niet aan alle (indienings)vereisten voldoen buiten behandeling te laten.

Lid 3

Met het oog op de in artikel 1.7 genoemde uitsluitingen om dubbele subsidiëring te voorkomen dient de aanvrager te vermelden of ook bij andere instanties of organisaties een bijdrage is of wordt aangevraagd.

Lid 4

Het kan voorkomen dat meer informatie nodig is voor de beoordeling van de aanvraag dan in lid 2 is opgenomen.

III.De beslissing op de aanvraag

Artikel 3.1

Het college is op grond van de verordening het orgaan dat bevoegd is beslissingen te nemen omtrent de subsidieverstrekking.

Subsidies kunnen via een eentrapssysteem maar ook via een tweetrapssysteem worden verstrekt. In deze verordening is bepaald dat een subsidie door het waterschap volgens het eentrapssysteem wordt verstrekt. Dit houdt in dat er niet met beschikkingen tot subsidieverlening wordt gewerkt en dat er op een subsidieaanvraag meteen een beschikking tot vaststelling van de subsidie volgt. Deze manier van subsidieverstrekking sluit het best aan bij de hoogte van het subsidiebedrag, de doelgroep, het doel dat met de subsidieverstrekking wordt nagestreefd en de wenselijk geachte controle-intensiteit.

In beginsel wordt de subsidie pas overgemaakt indien voldoende zekerheid bestaat over uitvoering van de activiteit waarvoor die is verleend. Daartoe kunnen ook voorschriften aan de subsidiebeschikking worden verbonden, op grond waarvan de initiatiefnemer verantwoording aflegt over de besteding van de gelden. Overigens biedt artikel 4:49, eerste lid, onder b, van de Awb een vangnet in de vorm van een grondslag voor het intrekken of wijzigen van de hoogte van de subsidie indien de activiteit waarvoor subsidiegelden zijn verstrekt niet of niet volledig wordt uitgevoerd. Dit biedt het college in voorkomende gevallen de mogelijkheid onterecht verstrekte bedragen terug te vorderen.

Artikel 3.2

In artikel 4:13 van de wet wordt vermeld dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de in de verordening bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. In het tweede lid van dat artikel wordt onder redelijke termijn een termijn van acht weken verstaan. Deze termijn is hier overgenomen, met de mogelijkheid om éénmalig met (ten hoogste) acht weken te verdagen.

In artikel 4:15 van de wet is bepaald dat indien de aanvraag niet compleet is de beslistermijn wordt opgeschort totdat het verzuim conform artikel 4:5 van de wet is hersteld. Een onvolledige aanvraag leidt daardoor niet tot overschrijding van de beslistermijn, mits tijdig een termijn is gesteld voor herstel van het verzuim.

In artikel 4:87 van de wet is bepaald dat het (subsidie)bedrag betaald wordt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. In de verordening heeft het waterschap niet anders bepaald, zodat de betaling binnen zes weken moet plaatsvinden.

In artikel 4:53 van de wet wordt het waterschap de mogelijkheid gelaten om het subsidiebedrag in gedeelten te voldoen. In de verordening maakt het waterschap geen gebruik van deze mogelijkheid omdat de te betalen subsidiebedragen niet groot zijn. Het waterschap betaalt het subsidiebedrag dus in één keer uit.

Artikel 3.3

Lid 1

Hier is bepaald wat in de beschikking tot toekenning in ieder geval moet zijn opgenomen zodat voor de ontvanger duidelijk is hoe het bedrag tot stand is gekomen en waarvoor het bedrag is verstrekt.

Het waterschap wil initiatieven uit het beheergebied in beginsel met beperkte bijdragen ondersteunen. Bij het vaststellen van de hoogte van het bedrag wordt daarom ook bekeken, afhankelijk van de activiteit, of een cofinanciering meer of minder in de rede ligt en hoe dit in verhouding staat tot de subsidie.

Lid 2

Het gaat om verplichtingen die nodig zijn om het doel van de subsidie te realiseren. De verplichtingen kunnen betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit. De verplichtingen kunnen ook ondersteunend zijn. Voorbeeld: de verplichting om een overzichtelijke administratie bij te houden.

Lid 3

Zoals onder 3.1 is toegelicht, worden subsidies direct vastgesteld. Met dit artikel wordt een verplichting aan de subsidieontvanger opgelegd dat binnen 2 maanden na afloop van de activiteit inzicht wordt gegeven in de verrichte activiteiten waarvoor de subsidie is toegekend. Dit kan ook per e-mail door de ontvanger worden gemeld.

IV.Slotbepalingen

Artikel 4

De verordening is van toepassing op alle subsidies die worden aangevraagd na de inwerkingtreding ervan. De oude verordening blijft van toepassing op de voordien (aangevraagde en) verstrekte subsidies.