Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over havengelden (Verordening havengelden gemeente Zutphen 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over havengelden (Verordening havengelden gemeente Zutphen 2021)

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 september 2020 met nummer 122508;

gelet op artikel(en) 216, 219 en 229, eerste lid, aanhef en onder a. en b. van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening van de raad van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over havengelden (Verordening havengelden gemeente Zutphen 2021)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    dag: de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur;

  • c.

    gemeentelijk vaarwater: het in eigendom aan de gemeente toebehorende of bij haar in onderhoud of beheer zijnde openbaar vaarwater;

  • d.

    Green Award certificaat: een keurmerk voor schepen die voldoen aan hoge eisen op het gebied van veiligheid en milieu;

  • e.

    haven: wateren die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart openstaan, alsmede alle daartoe behorende kaden, kunstwerken, meergelegenheden, trappen, scheepshellingen, dokken, scheepsreparatiewerven en los- en laadplaatsen, zoals weergegeven op de bij deze verordening behorende kaart;

  • f.

    kade: de voor de openbare dienst bestemde plaats ingericht voor het aanleggen of aangelegd houden van vaartuigen en/ of voor het opslaan van goederen ter lading en/ of gelost uit voer- of vaartuigen;

  • g.

    laden of lossen: het in- of ontschepen van goederen met uitzondering van winkelwaren, bestemd voor de opvarenden en brandstoffen voor de opvarenden en de voortbeweging van het vaartuig;

  • h.

    meetbrief: het document als bedoeld in artikel 12c van de Binnenschepenwet;

  • i.

    laadvermogen: het in tonnen uitgedrukte laadvermogen, zoals blijkt uit de bij het vaartuig behorende meetbrief;

  • j.

    pleziervaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • k.

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • l.

    lichterschip: een vaartuig dat een gedeelte van de lading van een groter schip vervoert, omdat dit schip, in afgeladen toestand, anders niet de los- en laadplaats kan bereiken;

  • m.

    ton: een massa van 1.000 kilogram;

  • n.

    vaartuigen: alles soorten drijvende lichamen, die wegens hun drijfvermogen worden gebezigd dan wel bestemd of geschikt zijn voor het vervoer te water van personen en/ of handelswaren;

  • o.

    week: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende op de dag waarin het gebruik een aanvang neemt;

  • p.

    zomerseizoen: de periode van 1 april tot 1 november;

  • q.

    winterseizoen: de periode van 1 november tot 1 april.

Artikel 2 Belastbaar feit

Overeenkomstig dat wat in de volgende artikelen is bepaald, worden rechten geheven onder de naam van:

  • a.

    havengeld, voor het met vaartuigen gebruik maken van één van de gemeentelijke havens;

  • b.

    liggeld, voor het gebruiken van een door het college op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek, aangewezen ligplaats in één van de gemeentelijke havens;

  • c.

    kadegeld, voor het tijdelijk gebruik maken van een voor de openbare dienst bestemde kade of wal van één van de gemeentelijke havens met materieel om goederen uit vaartuigen te lossen of in vaartuigen te laden;

  • d.

    opslaggeld, voor het gebruik van een voor de openbare dienst bestemde kade of wal van één van de gemeentelijke havens voor de tijdelijke opslag van goederen, materialen of andere voorwerpen, waaronder onder meer begrepen mobiele kranen, laadtrechters, jakobsladders en transportbanden.

Artikel 3 Belastingplicht

De in artikel 2 bedoelde gelden worden als volgt geheven:

  • a.

    havengeld van de kapitein, de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar of de bevrachter van het vaartuig dat gebruik maakt van één van de gemeentelijke havens;

  • b.

    liggeld van de kapitein, de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar of de bevrachter van het vaartuig dat een vaste ligplaats is aangewezen in één van de gemeentelijke havens;

  • c.

    kadegeld van degene die van een voor de openbare dienst bestemde kade of wal van één van de gemeentelijke havens gebruik maakt om goederen te ontvangen of te verzenden;

  • d.

    opslaggeld van degene die op een voor de openbare dienst bestemde kade of wal goederen, materialen of andere voorwerpen tijdelijk opslaat.

Hoofdstuk 2 Tariefstructuur

Artikel 4 Tarieftoepassing

Voor de toepassing van de tarieven wordt een gedeelte van een dag, van een week, een m² of een ton als een volle eenheid gerekend.

Artikel 5 Wijze van berekening

  • 1.

    Het haven-, lig-, kade- en opslaggeld wordt geheven, zodra het gebruik van het gemeentelijk vaarwater, van kaden en loswallen of enig in artikel 2 vermeld gemeentewerk aanvangt.

  • 2.

    Het havengeld wordt, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6, eerste lid, onder b. en d. en vierde lid, geheven naar de overslag van goederen gemeten in tonnen per keer.

  • 3.

    Als overslag van goederen wordt aangenomen de overslag volgens de geldige laadbrief.

  • 4.

    Als de geldende laadbrief niet aanwezig is, of bij weigering om deze te tonen, of als deze niet de vereiste gegevens vermeldt, wordt het maximale laadvermogen van het schip aangenomen als overgeslagen tonnen. Het maximale laadvermogen blijkt uit de meetbrief. Als deze niet aanwezig is, wordt het laadvermogen ambtshalve vastgesteld.

  • 5.

    De maatstaf voor de berekening van liggelden is de scheepslengte uitgedrukt in aantal strekkende meters.

  • 6.

    De maatstaf voor de berekening van de opslaggelden is het aantal vierkante meters ingenomen grondoppervlakte.

  • 7.

    Ter bepaling van de door de opgeslagen goederen ingenomen grondoppervlakte wordt de ruimte tussen de goederen mede geacht door die goederen te zijn ingenomen.

  • 8.

    Als de voorwerpen en/ of goederen hoger worden opgestapeld of hoger zijn dan 3 meter, wordt voor de toepassing van deze verordening het in het zesde lid van dit artikel bedoelde aantal vierkante meters verdubbeld.

  • 9.

    Als het havengeld is betaald volgens het tarief per keer en het gebruik van de haven of de kade voortduurt na afloop van de termijn waarvoor het havengeld is betaald, wordt opnieuw havengeld geheven volgens het tarief per keer.

Artikel 6 Tarieven

  • 1.

    Het havengeld bedraagt:

    • a.

      voor schepen die in de gemeente goederen laden of lossen: per ton per keer: € 0,10 excl. BTW;

    • b.

      voor beroepsvaartuigen die in de gemeente passagiers in nemen of aan wal zetten:

      • i.

        voor schepen met een lengte in strekkende meter tot en met 80 meter per keer: € 1,40 excl. BTW per strekkende meter, alsmede per reservering van een ligplaats een bedrag van € 10,00 excl. BTW;

      • ii.

        voor schepen met een lengte in strekkende meter langer dan 80 meter per keer: € 2,15 excl. BTW per strekkende meter, alsmede per reservering van een aanlegplaats een bedrag van € 10,00 excl. BTW;

    • c.

      voor beroepsvaartuigen die zijn uitgerust voor het verrichten van sleepdiensten: per week of gedeelte daarvan: € 15,00 excl. BTW;

    • d.

      voor beroepsvaartuigen die niet onder de groepen a., b. of c. vallen en langer dan 24 uur gebruik maken van gemeentelijk vaarwater of enig ander in artikel 1 vermeld gemeentewerk: per strekkende meter scheepslengte of gedeelte daarvan: € 3,50 excl. BTW per keer, met een maximum van 3 dagen.

  • 2.

    Betaling van het havengeld, bedoeld in het eerste lid 1, onder a., b. en d., geeft recht op gebruik van de haven voor uitvoeren van een laad- of losactiviteit voor de periode van een dag.

  • 3.

    Het havengeld bedraagt voor jachten, pleziervaartuigen en overige vaartuigen, anders dan die bedoeld in het eerste lid, onder a.:

    • a.

      per dag per m1: € 1,35 met een minimum van € 3,50 per vaartuig;

    • b.

      per winterseizoen per m2: € 9,73;

    • c.

      per zomerseizoen per m2: € 33,23.

  • 4.

    Voor woonschepen of daarmee gelijk te stellen vaartuigen liggende in het gemeentelijk vaarwater, gelden tarieven conform Kamerstuk 32730, nr. 2, d.d. 20-10-2011 van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

  • Voor het gebruik van water geldt een basistarief en een verhoogd+ tarief. Het verhoogd+ tarief geldt voor een woonbootlocatie met een toegevoegde kwaliteit (landschappelijk en/of stedelijke voorzieningen). Het basistarief bedraagt € 10,08 per m2 per jaar. Het verhoogd+ tarief bedraagt € 17.92 per m2 per jaar.

  • Voor het gebruik van een gemeentelijke oever bedraagt het tarief € 4,69 per m2 per jaar.

  • 5.

    Het kade- en opslaggeld bedraagt per m2 in gebruik genomen kade-oppervlakte of gedeelte hiervan per dag voor zover het betreft ondernemers in de zin van de Wet op de Omzetbelasting 1968: € 1,80 excl. BTW.

  • 6.

    Voor schepen in het bezit van een Green Award certificaat, wordt gerekend met een korting op de tarieven, zoals vermeld in het eerste lid. Deze korting wordt als volgt toegepast:

    • a.

      schepen in het bezit van een bronzen Green Award certificaat krijgen 5% korting;

    • b.

      schepen in het bezit van een zilveren Green Award certificaat krijgen 10% korting, en

    • c.

      schepen in het bezit van een gouden Green Award certificaat krijgen 15% korting.

Artikel 7 Vrijstellingen

  • 1.

    Geen havengeld wordt geheven van:

    • a.

      vaartuigen, geen pleziervaartuigen of passagiersschepen zijnde, gedurende de eerste twaalf uren dat zij, zonder te laden of te lossen, van de haven of de kade gebruik maken;

    • b.

      vaartuigen, in directe dienst van de gemeente;

    • c.

      rijksvaartuigen, uitsluitend bestemd voor de openbare dienst;

    • d.

      hospitaalschepen of vaartuigen die als zodanig dienstdoen;

    • e.

      vaartuigen, gebruikt voor het uitbaggeren van de havens en de vaargeul;

    • f.

      vaartuigen, waarvan de schipper aantoont, dat wegens ernstige familieomstandigheden van de haven of de kade gebruik wordt gemaakt, mits niet wordt geladen en/ of gelost;

    • g.

      vaartuigen, die door ijsgang of weersgesteldheden of de lage waterstand gedwongen zijn langer dan zeven achtereenvolgende dagen in de haven of aan de kade te verblijven, mits niet wordt geladen en/ of gelost, met dien verstande, dat over de eerste zeven achtereenvolgende dagen normaal havengeld wordt geheven volgens het geldende tarief;

    • h.

      lichterschepen, als vaartuigen bij laag water of als gevolg van averij verplicht zijn hun lading door middel van deze schepen te lossen.

  • 2.

    Geen opslaggeld wordt geheven als en voor zolang de waterstand van de IJssel zodanig is, dat de op de kade geplaatste voorwerpen en/ of goederen niet kunnen worden afgevoerd, na het tijdstip waarop volgens de havenmeester vóór de opslag gedane verklaring, die goederen zouden worden afgevoerd.

Hoofdstuk 3 Heffing

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten, als bedoeld in artikel 6, uitgezonderd de rechten zoals bedoeld in het vierde lid, worden geheven met een gedagtekende schriftelijke nota, waarin de naam van de belastingschuldige, het verschuldigde bedrag en de aard van het gebruik worden vermeld.

  • 2.

    De rechten, als bedoeld in artikel 6, vierde lid, worden geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    De rechten, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, moeten worden betaald binnen 30 dagen na de datum van de gedagtekende schriftelijke nota.

  • 2.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van haven-, lig-, kade- en opslaggelden wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Verordening haven- en opslaggelden gemeente Zutphen 2020, zoals vastgesteld bij besluit van 16 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening havengelden gemeente Zutphen 2021.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de raad van de gemeente Zutphen,

gehouden op: 10 november 2020

De voorzitter, de griffier,

Bijlage 1 Kaart

afbeelding binnen de regeling