Regeling vervallen per 31-12-2023

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 30-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020

De raad van de gemeente Bernheze;

gelezen het voorstel van de gemeente van burgemeester en wethouders van 10 december 2019,

kenmerk 1404561; 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, derde en zevende lid, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6 en 2.6.6 eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), en artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Bernheze van 2 december 2019;

gelet op de regionale samenwerking in de regio Noordoost-Brabant Oost;

overwegende:

dat inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

dat van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

dat inwoners die zelf, dan wel samen met mensen in hun sociale omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot meedoen, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen voor uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid, langer in de eigen omgeving te kunnen wonen en/of mee te kunnen doen, en/of beschermd wonen. Het is bedoeld voor inwoners met een verstandelijke of fysieke beperking of met chronische ziekte of met psychische of psychosociale problemen.

dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de wijze waarop en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een aanvrager voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt en zo ja, op welke manier de gemeente beoordeelt welke inhoud deze maatwerkvoorziening moet hebben;

besluit:

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 .

HOOFDSTUK 1  ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

aanvrager: inwoner die één of meerdere maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning wenst.

abonnementstarief: bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen, verstrekt als zorg in natura of als persoonsgeboden budget als bedoeld in artikel 2.1.4a van de wet.

algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is.

algemene voorziening: het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning.

begeleiding: individuele of groepsgerichte activiteiten gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid en het kunnen meedoen naar vermogen aan maatschappelijke activiteiten (waaronder werk). Het doel ervan is dat de inwoner om zolang mogelijk in zijn eigen omgeving kan blijven wonen en functioneren.

briefadres: het postadres waarop de persoon zonder woonadres of bij verblijf in een instelling staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen bij de gemeente Bernheze om het ontvangen van ondersteuning mogelijk te maken.

cliënt: inwoner die één of meerdere maatwerkvoorzieningen ontvangt.

eigen kracht: het vermogen van mensen om zelf dan wel met het sociale netwerk, oplossingen aan te dragen voor hulpvraag en deze (deels) zelf uit te voeren.

gebruikelijke hulp: hulp die naar algemene aanvaarde opvattingen, in redelijkheid mag worden verwacht van de levenspartner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de inwoner met ondersteuningsvraag zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en waarmee hij ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen.

hulpvraag: melden van de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

inwoner: degene die in de basisregistratie personen staat ingeschreven in de gemeente Bernheze, dan wel degene die in de basisregistratie staat geregistreerd met een briefadres in de gemeente Bernheze.

maatwerkvoorziening: het aanbod van ondersteuning afgestemd op behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de persoon, zoals diensten (geen behandeling of medisch), hulpmiddelen, woningaanpassing en andere maatregelen waarmee de zelfredzaamheid, het meedoen, beschermd wonen en veiligheid wordt bevorderd. De ondersteuning wordt geboden als voorziening in natura (ZIN), en/of persoonsgebonden budget (PGB).

melding: melding aan de gemeente als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

natura-tarief: Het tarief dat van toepassing is voor voorzieningen in natura.

persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen.

PGB: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

PGB-plan: een overzicht van voorgenomen bestedingen vanuit een persoonsgebonden budget om de resultaten uit het gespreksverslag te bereiken en te bekostigen.

voorliggende voorziening: al hetgeen tegemoetkomt aan de hulpvraag, al dan niet wettelijk, en voorgaat op een verstrekking van een maatwerkvoorziening.

wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

zzp’er: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer ten minste de volgende criteria gelden:

ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als verlener van diensten zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn EU (art.4 lid 1); 

het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

het streven naar meerdere opdrachtgevers.

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven

hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet

bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURE MELDING EN ONDERZOEK 

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

De melding van een hulpvraag kan schriftelijk, mondeling, telefonisch of per e-mail worden gedaan door of namens de inwoner bij de gemeente.

Artikel 2.2 Onafhankelijke cliëntondersteuning 

1. De gemeente zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de inwoner uitgangspunt is.

2. De gemeente wijst de inwoner en zijn mantelzorger voorafgaande aan het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Persoonlijk plan

1. De gemeente informeert de inwoner over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan. De gemeente ontvangt het plan na de melding of tijdens het huisbezoek.

2. De gemeente betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 7, tweede lid.

Artikel 2.4 Informatie en identificatie

1. De inwoner of zijn vertegenwoordiger verstrekt de gemeente op verzoek gegevens en schriftelijke stukken die voor het onderzoek nodig zijn. Het gaat om informatie die hij redelijkerwijs tot zijn beschikking heeft of kan krijgen.

2. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 7, stelt de gemeente de identiteit van de aanvrager vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 2.5 Geen (verder) onderzoek

1. Als de inwoner tijdens het onderzoek aangeeft dat hij met de aangereikte mogelijkheden zelf voor een oplossing kan zorgen en geen aanvraag indient, kan het onderzoek als afgerond worden beschouwd.

2. Als de ondersteuningsvraag en de situatie van de inwoner voldoende bekend zijn bij de gemeente, kan de gemeente met instemming van de aanvrager afzien van een onderzoek.

Artikel 2.6 Onderzoek 

1. Een gesprek met de inwoner of zijn vertegenwoordiger over de hulpvraag is een verplicht onderdeel van het onderzoek naar de noodzakelijk inzet van een maatwerkvoorziening. Dit gesprek vindt bij voorkeur thuis plaats en in aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner.

2. De gemeente stelt in dit gesprek het gewenste resultaat van ondersteuning vast, als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

3. Tijdens het gesprek wordt uitleg gegeven over maatwerkondersteuning via zorg in natura of via persoonsgebonden budget. Daarbij wordt uitgelegd en toegelicht wat de keuze betekent voor de inwoner of zijn vertegenwoordiger.

4. De gemeente wijst de inwoner of zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag in te dienen, zoals bedoeld in artikel 8 van de wet.

5. De gemeente verstrekt de inwoner of zijn vertegenwoordiger schriftelijk de uitkomsten van het onderzoek. Hierbij hoort ook het gesprekverslag dat staat in het eerste lid. Opmerkingen of latere aanvullingen door de aanvrager worden in het onderzoek meegenomen.

Artikel 2.7 Deskundigenadvies

1. De gemeente kan in het kader van het onderzoek en/of de beoordeling van een aanvraag om advies aan een onafhankelijke deskundige vragen als:

a. het onduidelijk is of en zo ja, welke beperkingen de inwoner ondervindt en wat het vooruitzicht daarvan is;

b. de gemeente dat om een andere reden nodig vindt.

Artikel 2.8 Nadere Regels

Het college kan Nadere Regels stellen voor melding en onderzoek.

HOOFDSTUK 3  RESULTATEN

Tijdens het onderzoek wordt bepaald de hulpvraag op eigen kracht, met hulp vanuit het sociaal netwerk opgelost kan. Als dat niet mogelijk is wordt bepaald of de hulpvraag met een algemene voorziening opgelost kan worden. Als dat niet mogelijk gelet op de beperking en de persoonlijke omstandigheden wordt bepaald welke maatwerkvoorziening nodig. Bij de inzet van een algemene en/of maatwerkvoorziening wordt vastgesteld welk resultaat daarmee bereikt dient te worden. De algemene en/of maatwerkvoorziening wordt ingezet om de zelfredzaamheid te ondersteunen en/of te kunnen meedoen naar vermogen en/of om beschermd te wonen en/of om een veilige omgeving mogelijk te maken.

Artikel 3.1 Resultaten inzet maatwerkvoorziening(en)

De maatwerkvoorzieningen ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en meedoen in de samenleving stellen de inwoner in staat:

1. een huishouden te voeren, waaronder wordt verstaan:

het beschikken over een schoon en leefbaar huis;

het beschikken over schone en draagbare kleding;

het beschikken over primaire levensbehoeften en maaltijden;

het verzorgen van thuiswonende minderjarige kinderen;

het ondersteunen bij regie over het huishouden.

2. de woning normaal te kunnen gebruiken, waaronder wordt verstaan:

het bezoekbaar maken van de woning, zodat ten minste de huiskamer, één slaapkamer, één toilet, badkamer en de buitenruimte bereikt en gebruikt kunnen worden;

het bereiken van de woning en zich kunnen verplaatsen in en om de woning.

3. zich lokaal en regionaal te verplaatsen per vervoermiddel;

4. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan;

5. (begeleiding en toezicht bij) regievoeren over het dagelijkse leven of meedoen naar vermogen. Daar wordt onder verstaan:

het voeren van regie over de zelfzorghandelingen;

het vermogen heeft tot sociaal functioneren in de dagelijkse leefsituaties, zoals thuis en in relatie met vrienden en familie;

het vermogen heeft om zelf te zorgen voor dagstructuur;

zelf besluiten kan nemen en regie voeren.

6. (begeleiding en toezicht) bij het regelen van dagstructuur, waaronder wordt verstaan:

het hebben van een zinvolle dagbesteding, gericht op behoud of ontwikkeling van vaardigheden;

het hebben van een evenwichtig dag- en nachtritme.

7. In de Nadere Regels geeft college een toelichting en uitleg van de resultaten. Per maatwerkvoorziening staan de bijbehorende activiteiten en/of taken en in welke frequentie nodig is voor het betreffende resultaat.

HOOFDSTUK 4 AANVRAAG

Artikel 4.1 Aanvraag maatwerkvoorziening

1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening moet schriftelijk ingediend worden bij de gemeente door de inwoner of zijn vertegenwoordiger. Het indienen van een ondertekend gespreksverslag ziet de gemeente als een aanvraag zoals dat staat in artikel 2.3.5 van de wet.

2. Bij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget moet ook een PGB-plan worden toegevoegd.

3. Een aanvraag voor beschermd wonen wordt schriftelijk ingediend bij centrumgemeente Oss.

HOOFDSTUK 5 BEOORDELING AANVRAAG

Artikel 5.1 Uitgangspunt beoordeling maatwerkvoorziening

Bij het beoordelen van de aanspraak op een maatwerkvoorziening, gaat de gemeente uit van het persoonlijk plan, het gespreksverslag en/of het advies van een onafhankelijk deskundige en/of het PGB-plan.

Artikel 5.2.  Criteria voor toekenning van een maatwerkvoorziening

De inzet van een maatwerkvoorziening zorgt ervoor dat de inwoner beter in staat is tot zelfredzaamheid en/of mee te doen naar vermogen en/of zo lang mogelijk (zelfstandig) kan wonen in de eigen omgeving of in een beschermde/veilige omgeving.

  • 1.

    uit het onderzoek blijkt dat deze maatwerkvoorziening(en) langdurig noodzakelijk zijn, omdat de aanvrager zijn beperkingen niet kan verminderen door:

    • 1.

      eigen kracht: en/of

    • 2.

      inzet van gebruikelijke hulp; en/of

    • 3.

      inzet van mantelzorg; en/of

    • 4.

      inzet van hulp vanuit zijn sociale netwerk; en/of

    • 5.

      gebruik te kunnen maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen; en/of

    • 6.

      gebruik te kunnen maken van voorliggende voorzieningen.

 

  • 1.

    voor de ondersteuning verstrekt het college voorzieningen die goedkoopst en passend zijn;

  • 2.

    de ondersteuning op de aanvragers beperkingen, situatie en behoefte is afgestemd.

  

Artikel 5.3.  Criteria voor afwijzing van een maatwerkvoorziening

1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt afgewezen indien:

a) indien de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft of gaat hebben in de gemeente Bernheze.

b) de noodzaak tot ondersteuning voor de aanvrager redelijkerwijs vermijdbaar is of was;

c) indien de aanvrager onvoldoende rekening heeft gehouden met de reeds bestaande beperkingen, niet verband houdende met de overgang naar een volgende levensfase;

d) inden de aanvrager gebruik kan maken van een algemene voorziening en/of gebruikelijke hulp en/of een voorliggende voorziening;

e) indien de aanvrager geen aantoonbare meerkosten heeft in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie;

f) indien de aanvraag betrekking heeft op een eerder verstrekte voorziening die technisch en kwalitatief nog in goede staat is. Dit geldt niet wanneer deze eerdere voorziening niet langer een oplossing biedt voor de vastgestelde beperkingen;

g) indien de aanvraag betrekking heeft op gemaakte kosten voorafgaand aan de toekenning, waarbij niet meer is na te gaan of de maatwerkvoorziening noodzakelijk is en als goedkoopst passend aan te merken valt;

h) indien de aanspraak niet is vast te stellen doordat de aanvrager of zijn huisgenoten en/of vertegenwoordigers niet of onvoldoende voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 2.3.8 lid 1 en 3 van de wet of artikel 2.4.;

i) indien de noodzaak tot het treffen van de voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid en participatie, geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was voor deze verhuizing.

 

Artikel 5.4 Aanvullende criteria voor wonen 

Bij het beoordelen van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen bij normale gebruik van de woning en het zich kunnen verplaatsen in de woning geldt dat verhuizing voorrang heeft op andere woonvoorzieningen (de juridische term: het primaat van verhuizen).

1. Een maatwerkvoorziening wonen wordt verstrekt als:

a) de aangevraagde woonvoorziening niet bedoeld is voor een woongebouw die specifiek gericht is op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat:

  • 1.

    reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten;

  • 2.

    voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

b) de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in de woning waarvoor de maatwerkvoorziening wordt aangevraagd;

c) de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning niet voortvloeien uit de aard van in de woning gebruikte materialen of de slechte staat van onderhoud;

2. Een maatwerkvoorziening wonen wordt afgewezen als:

a) de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare, meest geschikte woning;

b) de gevraagde voorziening betrekking heeft op achterstallig onderhoud aan de woning;

c) de voorziening bedoeld is voor het opknappen van de woning (renovatie of aanpassing) om aan de eisen van de huidige tijd te voldoen.

d) het gaat om een woningaanpassing van een hostel/pension, kloosters, trekkerswoonwagens (caravan), tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen en gehuurde kamers.

 

Artikel 5.5 Aanvullende criteria voor vervoer 

Bij het beoordelen van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de vervoersbeperkingen binnen de gemeente tot 25 km daarbuiten geldt dat kleinschalig collectief vervoer voorrang heeft op andere vervoersvoorzieningen(de juridische term: het primaat van vervoer).

1. Een melding voor een vervoersvoorziening kan gedaan worden bij beperkingen in het verplaatsen binnen de gemeente, beperkingen in het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer.

2. Bij een aanvraag van een maatwerkvoorziening vervoer wordt de mogelijkheid tot gebruik van het kleinschalig collectief vervoer beoordeeld. Wanneer blijkt dat iemand door persoonlijke omstandigheden hiervan geen gebruik kan maken, kan de persoon in aanmerking komen voor een andere maatwerkvoorziening vervoer.

3. In tegenstelling tot lid 1 en 2 is de maatwerkvoorziening vervoer uitgesloten voor inwoners die gebruikmaken van dagbesteding vanuit de beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

 

Artikel 5.6 Aanvullende criteria voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang 

Beschermd wonen of maatschappelijk opvang wordt in de regel verstrekt door de centrumgemeente Oss. De gemeente Oss beoordeelt per persoon en zijn omstandigheden of het beschermd wonen of maatschappelijke opvang in deze regio het meest kansrijk is. Om in aanmerking te komen gelden de volgende criteria:

1Voor beschermd wonen:

a.de persoon is dak- of thuisloos in de zin van het (nog) niet kunnen hebben van een zelfstandig huurcontract op eigen naam, en

b.de verblijfsduur van een jaar, of eventuele verlenging, niet is verstreken.

 

2Voor maatschappelijke opvang (ook wel crisisopvang genoemd) :

a.er is sprake van een crisissituatie. Bijvoorbeeld door huisuitzetting en/of door meervoudige

(gedrags-)problemen.

 

Artikel 5.7 Aanvullende criteria vanuit de Wet verplichte ggz en Wet zorg en dwang 

Afwijkend van de wet of deze verordening kan van het indienen van een aanvraag worden afgeweken, indien de inwoner een geldende psychiatrische diagnose van een arts (BIG-geregistreerde artikel 14-functionaris) heeft gekregen waardoor ondersteuning verplicht kan worden opgelegd door middel van een zorgmachtiging die is verkregen via de officier van justitie. Dan wel de inwoner gediagnosticeerd is met een verstandelijke beperking, middelmatig tot ernstig, door een arts waardoor zorg verplicht kan worden opgelegd door middel van een zorgmachtiging.

Artikel 5.8 Nadere regels

Het college kan in nadere regels aanvullende criteria vaststellen voor het toewijzen of afwijzen van een (specifieke) maatwerkvoorziening.

Artikel 5.9. Beschikking

De gemeente geeft in een beschikking aan wat het besluit op de aanvraag is. Hierin staat welke maatwerkvoorziening(en) voor zorg en ondersteuning die nodig zijn om de hulpvraag en/of beperkingen op te lossen of te verminderen.

  • 1.

    Bij toekenning van een maatwerkvoorziening staat in ieder geval in de beschikking:

  • 2.

    wat het beoogde resultaat is;

  • 3.

    welke voorziening(en) daarom worden ingezet;

  • 4.

    wat de ingangsdatum en duur is;

  • 5.

    hoe en door wie de voorziening wordt verstrekt;

  • 6.

    wie het abonnementstarief vaststelt en hoe deze wordt geïnd;

  • 7.

    hoe bezwaar kan worden gemaakt;

  • 8.

    en, indien van toepassing, welke voorwaarden eraan gekoppeld worden.

 

  • 1.

    Bij toekenning van een PGB staat aanvullend in de beschikking

  • 2.

    wat de omvang van het PGB is en hoe deze is vastgesteld;

  • 3.

    welke voorzieningen getroffen dienen te worden om de beperking(en) op te lossen of te verminderen

  • 4.

    hoe het PGB uitbetaald wordt;

  • 5.

    wat de verplichtingen, kwaliteitseisen en voorwaarden zijn.

 

  • 1.

    Bij afwijzing van de aanvraag staat in de beschikking:

  • 2.

    wat de reden is;

  • 3.

    hoe bezwaar kan worden gemaakt.

HOOFDSTUK 6  PERSOONSGEBONDEN BUDGET 

 

Artikel 6.1 Aanvullende criteria voor aanvraag PGB 

Een aanvraag voor een PGB wordt in behandeling genomen indien, naast het bepaalde in artikel 4.1:

een volledig ingevuld PGB-plan is bijgevoegd volgens het door de gemeente vastgestelde model;

de aanvrager desgevraagd het PGB-plan bespreekt en toelicht;

de aanvrager voldoet aan de vaardigheidseisen PGB.

Artikel 6.2  Aanvullende criteria voor afwijzing PGB 

Een aanvraag voor een PGB wordt afgewezen indien:

  • 1.

    de aanvrager niet voldoet aan de vaardigheidseisen PGB;

  • 2.

    de aanvrager, of, indien de aanvrager jonger is dan 18 jaar, één van zijn ouders of voogden, uitstel van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

  • 3.

    ten aanzien van de aanvrager of, indien de cliënt jonger is dan 18 jaar, ten aanzien van één van zijn ouders of voogden, de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

  • 4.

    de aanvrager zich niet heeft gehouden aan bij de verstrekking van een eerder PGB opgelegde verplichtingen;

  • 5.

    naar het oordeel van de gemeente onvoldoende aannemelijk is dat de ondersteuning en diensten uit het PGB en bijbehorende PGB-plan leidt tot het bereiken van de gestelde resultaten en goede kwaliteit;

  • 6.

    het PGB is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor een dringende reden is;

  • 7.

    de aanvrager het beheren van het persoonsgebonden budget overlaat aan de aanbieder die de ondersteuning levert of een persoon die werkzaam is bij of voor deze aanbieder;

  • 8.

    de aanvrager gebruikt maakt van maatschappelijk opvang, vrouwenopvang en/of verslavingszorg.

 

Artikel 6.3 Vaststellen omvang PGB 

1. De omvang van een PGB wordt vastgesteld op basis van de noodzakelijke ondersteuning om het vastgestelde resultaat te bereiken en dat redelijkerwijs toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede voorzieningen te bekostigen. Indien van toepassing wordt een bedrag opgenomen voor kosten voor huur of aanschaf van hulpmiddelen, materiaal, onderhoud, reparatie en verzekering.

  • 1.

    het PGB-plan is uitgangspunt voor de bepaling van de inzet en besteding van het PGB;

  • 2.

    de omvang is gebaseerd op de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare maat-werkvoorziening(en);

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van het tarief voor het bekostigen van diensten zoals huishoudelijke hulp en begeleiding geldt als uitgangspunt:

  • 4.

    100% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien aanvrager een professionele organisatie inschakelt met medewerkers in loondienst met de voor de sector toepasselijke cao;

  • 5.

    85% van het tarief als bedoeld in lid 1 indien de aanvrager een zzp’er of zorgorganisatie die een lagere cao hanteert, inschakelt;

  • 6.

    indien de aanvrager iemand uit het sociaal netwerk inschakelt, kan de aanvrager kiezen voor:

het aangaan van een arbeidsrelatie op basis van een zorgovereenkomst waarbij het wettelijk minimumloon geldt;

  • 1.

    het gebruikmaken van een verklaring, aangevraagd met een formulier van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), waarbij een onkostenvergoeding wordt verstrekt van maximaal € 141,- per kalendermaand.

- Een zorgovereenkomst en verklaring mogen niet gecombineerd worden.

3. Voor het vaststellen van de benodigde tijd voor diensten in kader van huishoudelijke hulp maakt de gemeente gebruik van een onafhankelijk vastgesteld kwaliteitsdocument voor huishoudelijke verzorging, het Normenkader HV.

 

Artikel 6.4 Nadere Regels PGB.

1.Het college beschrijft en licht in nadere regels toe wat de voorwaarden zijn en hoe de omvang voor het PGB verder wordt bepaald

2. Het college kan in nadere regels aanvullende criteria vaststellen voor het toewijzen of afwijzen van een PGB.

 

Artikel 6.5 Verplichtingen 

De cliënt, aan wie een PGB is verstrekt, maakt met de hulpverlener of aanbieder in een schriftelijke overeenkomst tenminste afspraken over het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning, de kwaliteit en de wijze van declareren.

  • 1.

    Het PGB mag alleen besteed worden aan het inkopen of inhuren van maatwerkondersteuning;

  • 2.

    Het PGB is niet bestemd voor het bekostigen van:

  • 3.

    bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers, tenzij het de kosten van arbeidsbemiddeling betreft door een bemiddelingsbureau met een Per Saldo Keurmerk;

  • 4.

    administratie;

  • 5.

    de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 6.1;

  • 6.

    woon-werkverkeer;

  • 7.

    feestdagen- of andere eenmalige uitkeringen.

 

Artikel 6.6 Controle en verantwoording 

De gemeente onderzoekt uit oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van PGB’s en financiële tegemoetkomingen.

 

HOOFDSTUK 7  BIJDRAGE IN DE KOSTEN 

Voor het gebruik van algemene of maatwerkvoorzieningen kan de gemeente een bijdrage in de kosten opleggen. Voor maatwerkvoorzieningen kan het abonnementstarief van toepassing zijn. Het abonnementstarief is de verzamelnaam voor bijdrage in de kosten voor een of meerdere maatwerkvoorzieningen in de vorm van zorg in natura of PGB.

 

Artikel 7.1 Abonnementstarief

  • 1.

    Het abonnementstarief bedraagt € 19,00 per kalendermaand. Dit tarief wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 2.

    Het abonnementstarief geldt voor alle maatwerkvoorziening(en) voor de alleenstaande (ouder) of de gehuwde/gelijkgestelde cliënten tezamen, los van het aantal.

  • 3.

    Als maatstaf voor minimabeleid wordt per onderstaande inkomensgroep 150% van het sociaal minimum gehanteerd. De hoogte van het belastbaar inkomen wordt tweejaarlijks vastgesteld.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid wordt geen abonnementstarief opgelegd wanneer:

  • 5.

    de alleenstaande cliënt onder de pensioengerechtigde leeftijd met een belastbaar inkomen dat lager is dan € 29.958,00 peildatum 01-01-2020;

  • 6.

    de alleenstaande cliënt met de pensioengerechtigde leeftijd met een belastbaar inkomen dat lager is dan € 22.888,00 peildatum 01-01-2020;

  • 7.

    de gehuwde/gelijkgestelde cliënt met beiden de pensioengerechtigde leeftijd en met een gezamenlijk belastbaar inkomen dat lager is dan € 31.603,00 peildatum 01-01-2020.

  • 8.

    De berekende bedragen zijn afgestemd op het sociaal minimum peildatum 1 januari 2020 en worden gewijzigd aan de index sociaal minimum van Ministerie van Sociale Zaken.

  • 9.

    In afwijking van het tweede lid wordt geen abonnementstarief opgelegd voor het gebruik van de maatwerkvoorziening regiotaxi.

  • 10.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening in natura of PGB voor een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de ouders. Hieronder valt ook degene die op basis van artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek hieraan gelijkgesteld is. Het geldt ook voor  degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 11

    De bijdrage wordt betaald zolang de maatwerkvoorziening gebruikt wordt of nog niet is afgeschreven. De kostprijs is hierbij bepalend.

  • 12

    Het belastbaar inkomen wordt vastgesteld door het Centrale Administratie Kantoor (CAK) die ook de bijdrage int.

 

Artikel 7.2 Bijdrage in kosten voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang

De hoogte van bijdrage in de kosten voor beschermd wonen of maatschappelijk opvang wordt door de landelijke overheid vastgesteld. De bijdrage wordt geïnd door de instelling waar de cliënt verblijft.

 

Artikel 7.3,  Bijdrage Kleinschalig Collectief Vervoer

Voor het gebruik van Kleinschalig collectief vervoer wordt een per rit een bedrag in rekening gebracht dat is gebaseerd op het opstaptarief € 1,01 en het aantal verreden kilometers.

Prijspeil 2020: opstaptarief à € 1,01 en km-tarief à € 0,22

 

Artikel 7.4 Algemene voorziening 

Voor het gebruik van een algemene voorziening is het abonnementstarief niet van toepassing. Wel kan een vergoeding gevraagd worden voor kosten. Bij voorbeeld voor koffie/thee of gebruikt materiaal.

 

Artikel 7.5 Kostprijs

1. De kostprijs van een maatvoorziening vanuit zorg in natura wordt bepaald door (regionale) aanbesteding of door ten minste 2 offertes op te vragen.

2. De kostprijs van een PGB is gelijk aan de omvang van het vastgestelde PGB.

3.  De kostprijs van een hulpmiddel of woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van lid 1 en op de wijze van beschikbaarstelling: in bruikleen; huur; eigendom.

 

Artikel 7.6 Nadere Regels.

1Het college kan in nadere regels aanvullende uitvoeringscriteria vaststellen voor het abonnementstarief

 

HOOFDSTUK 8 BEËINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING 

 

Artikel 8.1 Beëindiging 

De gemeente kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een toegekende aanspraak op een maatvoorziening geheel of gedeeltelijk beëindigen, indien uit onderzoek blijkt dat:

  • 1.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of de verordening;

  • 2.

    de cliënt zich niet houdt aan de verplichtingen van het gebruik, verantwoording en administratie van de voorziening;

  • 3.

    de cliënt is overleden;

  • 4.

    de cliëntgeen inwoner meer is van de gemeente.

 

Artikel 8.2 Herziening en intrekking 

  • 1.

    De gemeente kan, onverminderd artikel 2.3.10 van de wet, een besluit tot toekenning van een aanspraak op een maatwerkvoorziening geheel of gedeeltelijk herzien of intrekken indien:

    • 1.

      niet is voldaan aan hetgeen is gesteld bij of krachtens de wet of deze verordening;

    • 2.

      de aanvrager de maatwerkvoorziening binnen zes maanden na toekenning niet heeft aangewend voor het resultaat waarvoor de maatwerkvoorziening is getroffen;

    • 3.

      in afwijking van lid 1 onder b is de termijn voor een woningaanpassing twaalf maanden;

De gemeente kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om de betaling van een PGB op te schorten gedurende maximaal 13 weken.De beslissing tot verlening van een PGB intrekken indien blijkt dat de aanvrager het PGB binnen zes maanden na toekenning niet heeft ingezet. Het college kan nadere regels aanvullende eisen en voorwaarden stellen.  

Artikel 8.3 Terugvordering 

De gemeente kan, onverminderd artikel 2.4.1 van de wet, indien de aanspraak op een voorziening is herzien of ingetrokken:

  • 1.

    het ten onrechte genoten betaalde PGB terugvorderen;

  • 2.

    b de geldwaarde van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura terugvorderen.

 

HOOFDSTUK 9 BESTRIJDING MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK 

 

Artikel 9.1 Fraudepreventie 

De gemeente informeert de cliënt schriftelijk over de rechten en plichten die aan het toekennen en verstrekken van een maatwerkvoorziening zijn verbonden. Ook krijgt de cliënt informatie over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

 

Artikel 9.2 Onderzoek rechtmatigheid 

Het college onderzoekt de rechtmatigheid van een algemene en/of maatwerkvoorziening wanneer er een vermoeden bestaat van misbruik dan wel oneigenlijk gebruik van de wet.

 

Artikel 9.3 Nadere Regels 

Het college kan  ten aanzien dit hoofdstuk Nadere Regels stellen.

 

HOOFDSTUK 10 KWALITEIT EN INSPRAAK 

 

Artikel 10.1 Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen. Dat betekent dat de maatwerkvoorziening:

  • 2.

    is afgestemd op de aanvrager en zijn persoonlijke situatie;

  • 3.

    is afgestemd op andere vormen van ondersteuning en zorg;

  • 4.

    wordt geleverd door beroepskrachten die voldoen aan de professionele standaard of

  • 5.

    door personen die beschikken over de competenties en vaardigheden die nodig zijn om de gevraagde dienstverlening uit te voeren;

  • 6.

    veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt gerealiseerd;

  • 7.

    beantwoordt aan de stand van wetenschap en praktijk voor zover dit noodzakelijk / gebruikelijk is in de kring van beroepsgenoten en voortvloeiend uit de professionele standaard;

  • 8.

    voldoet aan alle kwaliteitseisen die voortvloeien uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de aanbieder dit ook controleerbaar maakt voor de gemeente.

  • 9.

    Voor de bepaling van de omvang van het PGB voor huishoudelijke verzorging maakt de gemeente gebruik van het Normenkader HV. Het Normenkader HV kan ook worden gebruikt bij verschil van mening tussen de zorgaanbieder en cliënt over de benodigde taken en uren, waarbij de huishoudelijke verzorging wordt geleverd als zorg in natura op basis van het regionale inkoopcontract.

  • 10.

    Het college kan in Nadere Regels verdere eisen stellen aan de kwaliteit en veiligheid van voorzieningen. Of verdere eisen stellen aan de deskundigheid van medewerkers.

 

Artikel 10.2  Prijs-kwaliteitverhouding bij levering voorziening door derden 

1. Om te waarborgen dat er een goede verhouding is tussen de prijs voor de levering van een dienst door derden, zoals staat in artikel 2.6.4 van de wet, stelt de gemeente nadere eisen vast aan de kwaliteit van de dienst:

  • 1.

    een vaste prijs voor diensten die als zorg in natura worden geleverd. Hiervoor geldt de prijs die regionaal als voorwaarde is gesteld bij  de inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van de bijbehorende overeenkomst; of

  • 2.

    een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • 3.

    1e een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de zorgaanbieder, en

  • 4.

    2e de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2.De gemeente stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • 1.

    overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

  • 2.

    rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3.De gemeente baseert de vaste prijs of de reële prijs, als bedoeld in het eerste lid, op de volgende

kostprijselementen:

  • 1.

    de kosten van de beroepskracht;

  • 2.

    redelijke overheadkosten;

  • 3.

    kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • 4.

    reis en opleidingskosten;

  • 5.

    gemeentelijke indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • 6.

    overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

4. De gemeente houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij het leveren van overige voorzieningen door derden in ieder geval rekening met:

  • 1.

    de aard en omvang van de te leveren voorziening;

  • 2.

    de marktprijs van de voorziening, en

  • 3.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden

gevraagd, zoals:

1 st. aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

2 nd .instructie over het gebruik van de voorziening;

3 rd. onderhoud van de voorziening; en

4 th. indien van toepassing verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

 

Artikel 10.3  Melding calamiteiten en geweld

De gemeente heeft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en een toezichthoudend ambtenaar benoemd.

  • 1.

    (Zorg)aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident die zich voordoet bij het verlenen van een dienst onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar van GGD Hart van Brabant.

  • 2.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert de gemeente over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 3.

    Het college kan in Nadere Regels verdere voorwaarden en richtlijnen stellen voor het melden van calamiteiten en geweld bij de levering van een voorziening.

 

Artikel 10.4  Regeling voor klachtenafhandeling 

  • 1.

    De gemeente stelt als voorwaarde dat de (zorg)aanbieder, indien van toepassing, een klachtenregeling heeft.

  • 2.

    Los van andere handhavingsbevoegdheden ziet de gemeente toe op de naleving van de klachtregelingen van (zorg)aanbieders.

 

Artikel 10.5  Regeling voor medezeggenschap 

  • 1.

    De gemeente stelt als voorwaarde dat de (zorg)aanbieder, indien van toepassing, een inspraakregeling heeft.

  • 2.

    Los van andere handhavingsbevoegdheden ziet de gemeente toe op de naleving van de inspraakregeling van (zorg)aanbieders.

 

Artikel 10.6 Betrekken van inwoners bij het beleid 

De gemeente betrekt inwoners, waaronder in ieder geval de Adviesraad Sociaal Domein Bernheze, vroegtijdig bij de beleidsvorming, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie. Dit staat ook in de verordening Adviesraad Sociaal Domein Bernheze. Het beleid sluit door inspraak beter aan op de behoefte van inwoners.

 

HOOFDSTUK 11 MANTELZORGWAARDERING 

 

Artikel 11.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers 

Mantelzorgers verdienen speciale aandacht voor hun inzet voor hun familielid of medemens.

Het college geeft in Nadere Regels aan op welke manier de waardering voor mantelzorg vorm krijgt.

 

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN 

 

Artikel 12.1 Hardheidsclausule

Het college kan bij uitzondering afwijken van de bepalingen in deze verordening wanneer de situatie van de cliënt daarom vraagt. De uitzondering is altijd eenmalig en alleen van toepassing op de betreffende cliënt en zijn situatie. Een verzoek om uitzondering bevat altijd redenen waarom in dit geval afgeweken moet worden.

 

Artikel 12.2  Indexering 

De gemeente kan de bedragen genoemd in deze verordening en in de Nadere Regels verhogen of verlagen.

 

Artikel 12.3 Evaluatie 

Minimaal een keer per jaar evalueert de gemeente het Wmo-beleid. Als het nodig is, wordt de verordening daarop aangepast.

  

Artikel 12.4  Overgangsrecht

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2018 wordt ingetrokken zodra deze geactualiseerde verordening in werking treedt;

  • 1.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening die is verstrekt op grond van een de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2018. De recht blijft geldig totdat de gemeente een nieuw besluit heeft genomen waarbij het eerdere besluit wordt ingetrokken.

  • 2.

    Voor aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Bernheze 2020 en waarop nog geen besluit is genomen, gelden de bepalingen in deze verordening.

 

Artikel 12.5  Inwerkingtreding 

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020.

 

Artikel 12.6  Citeertitel 

Deze verordening wordt aangehaald als

“Verordening maatschappelijke ondersteuning Bernheze 2020”.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad op 31 januari 2020.

  

TOELICHTING VERORDENING

De verordening is zoveel mogelijk in duidelijke taal geschreven. Dat kan helaas niet helemaal, want soms moeten wettelijke termen worden gebruikt. Deze termen en de bedoeling van verschillende regels staan in deze toelichting uitgelegd.

  

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

In dit hoofdstuk worden een aantal begrippen uitgelegd. Begrippen die al staan uitgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of in de Algemene wet bestuursrecht, staan in dit hoofdstuk niet uitgelegd.

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Onder b. Abonnementstarief

Hiermee wordt de eigen bijdrage bedoeld die betaald wordt voor het gebruik van één of meerdere maatwerkvoorzieningen.

 

Onder c. Algemeen gebruikelijke voorziening

Dit zijn producten of diensten die niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met een beperking. Deze producten of diensten zijn normaal verkrijgbaar en hebben normale prijzen. Je kunt deze producten of diensten (bijv. huishoudelijke hulp) gewoon aanschaffen of inzetten zonder dat je een beperking hebt.

Onder dit begrip vallen ook producten die zijn verstrekt als maatwerkvoorziening Wmo, en nog niet technisch zijn afgeschreven. Wanneer het product nog goed en veilig gebruikt kan worden, dan hoeft deze niet vervangen te worden. Voor inwoners met een laag (gezins-)inkomen en een beperking, die te hoge kosten krijgen door het kopen van een algemene voorziening, kan een uitzondering worden gemaakt.

Er wordt altijd per persoon en zijn situatie beoordeeld of de voorziening algemeen gebruikelijk is.

Voorbeelden van veel voorkomende algemeen gebruikelijke producten:

Een fiets met trapondersteuning; airconditioning; inductie- en keramische kookplaten; douche; kraan met warm en koud knoppen, verhoogd toilet of toiletbril verhoger of toiletstoel; toilet op begane grond en op slaapverdieping; wasmachine en -droger; een hendel mengkraan.

 

Onder i. gebruikelijke hulp

Wanneer je samen een huis bewoont, partner en kinderen (ouders), is het normaal dat je ook samen huishoudelijke klussen doet. Bijvoorbeeld koken, boodschappen doen, schoonmaken (eigen kamer), ergens naartoe rijden. Daar rekenen wij ook op bij het aanvragen van een hulpmiddel of hulpdienst. Wij gaan ervan uit dat een gezinslid, binnen redelijke grenzen, meehelpt aan het oplossen van de hinder die de aanvrager ondervindt door zijn beperkingen en/of chronische aandoening. Natuurlijk houden wij rekening met de leeftijd en de mogelijkheden van de huisgenoten. Werk-/schooltijden en vrijetijdsbesteding worden meegenomen in de afweging.

 

Onder j. Hoofdverblijf

Waar je woont bepaald door het adres waarop je staat ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente. De zinsnede “dan wel zal staan ingeschreven” verwijst naar situaties waarin iemand pas gaat verhuizen wanneer de nieuwe woning aangepast is. De cliënt kan wel bewijzen dat het feitelijk woonadres afwijkt.

 

Onder l. Inwoner

De gemeente is verantwoordelijk voor het treffen van maatwerkvoorzieningen voor inwoners om de zelfredzaamheid en participatie te bevorderen en te stimuleren. Dit geldt niet voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Daarvoor kan een aanvraag gedaan worden in iedere Nederlandse gemeente.

Met inwoner wordt de persoon bedoeld die in de gemeente Bernheze staat ingeschreven in de basisregistratie personen. Wanneer er sprake is van een briefadres dan is de gemeente alleen verantwoordelijk indien deze persoon daadwerkelijk in de gemeente Bernheze verblijft.

 

Onder m. Maatwerkvoorziening

Dat is op de persoon afgestemde ondersteuning om zolang mogelijk thuis te kunnen wonen en/of, mee te kunnen doen naar vermogen en/of beschermd en veilig te wonen. Een maatwerkvoorziening wordt in twee vormen verstrekt:

Als zorg in natura (ZIN). In deze vorm worden producten verstrekt in bruikleen (bijv. scootmobiel) of in eigendom (bijv. woningaanpassing) of als dienstverlening (bijv. huishoudelijke hulp), of

Als persoonsgebonden budget (PGB). In deze vorm wordt een geldbedrag verstrekt of beschikbaar gesteld waarmee de cliënt zelf de gewenste ondersteuning kan regelen.

 

Onder s. Voorliggende voorziening

Hierbij gaat het om ondersteunende maatregelen die voorgaan op de Wmo. Deze voorziening wordt versterkt vanuit andere wetgeving, zoals de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Ook een algemene voorziening of vrijwillige ondersteuning (bijv. mantelzorg of burenhulp) gaat voor op een maatwerkvoorziening.

  

HOOFDSTUK 2 PROCEDUREREGELS

Dit hoofdstuk beschrijft wie de behoefte aan hulp of ondersteuning kan melden. Hoe de behoefte aan ondersteuning beoordeeld wordt. Het beschrijft ook hoe wordt ondersteund dat de cliënt eigen regie heeft en houdt.

 

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

In ons beleid staat dat iedereen een signaal kan afgeven wanneer een inwoner behoefte zou kunnen hebben aan hulp. Dat wordt niet bedoeld met dit artikel. De melding die hier bedoeld wordt, heeft betrekking op artikel 2.3.2 van de Wmo. Het gaat om een officiële melding voor een voorziening. Zo’n melding kan alleen worden gedaan door of namens de inwoner. Dan is er ook sprake van een wettelijke termijn voor onderzoek door de gemeente.

 

Artikel 2.3 Onafhankelijke cliëntondersteuning

In de wet staat dat een inwoner tijdens het onderzoek om te bepalen wat de meest geschikte ondersteuning is, gebruik kan maken van een belangeloze gesprekspartner, de onafhankelijke cliëntondersteuner. Dit is iemand die verstand heeft van wetten en allerlei gemeentelijke regels en daarover kan adviseren. Hij/zij is niet gebonden aan een organisatie of zorgaanbieder die er voordeel aan kan hebben. De melder krijgt hierover informatie bij de uitnodiging voor het gesprek.

 

Artikel 2.4 Persoonlijk plan

In een persoonlijk plan geeft de inwoner zelf aan waarbij ondersteuning nodig is en wat hij denkt waarbij hij het meeste aan heeft. Het kan zijn dat een huisarts of andere specialist daarover advies heeft gegeven. Dit advies is deskundig, maar voor de gemeente is dit niet altijd onafhankelijk. De gemeente ziet het persoonlijk plan als een advies.

  

Artikel 2.5 Informatie en identificatie

De plicht tot het geven van informatie en meewerken aan het onderzoek staat al in de wet. Hetzelfde geldt voor de plicht tot identificatie. Beide zijn nodig om een maatwerkvoorziening te kunnen verstrekken.

Informatie geven, om de noodzaak te onderzoeken. De gemeente kan ook huisgenoten om informatie vragen.

Identificatie, omdat de gemeente alleen verantwoordelijk is voor inwoners.

 

Onderzoek en deskundigenadvies

De gemeente bepaalt de noodzaak van een algemene of maatwerkvoorziening op basis van één of meerdere gesprekken. Het gesprek vindt bij de inwoner thuis plaats. Daarom wordt dit ook wel ‘keukentafelgesprek’ genoemd.

De gemeente kan onafhankelijke deskundigen inschakelen voor advies. Denk hierbij aan een medicus die precies kan onderzoeken wat mogelijk is met een bepaalde beperking. Of een ergonoom die adviseert over de meest geschikte rolstoel of woningaanpassing.

 

Artikel 2.8 Nadere Regels

Voor de uitvoering van bepalingen in de verordening kan het college Nadere Regels stellen. Dit is een apart document waarop besluiten voor maatschappelijk ondersteuning worden genomen.

  

HOOFDSTUK 3  RESULTATEN

Algemene en maatwerkvoorzieningen zet de gemeente in met een vooraf bepaald doel. Het doel is dat een inwoner zoveel mogelijk zelfredzaam blijft en kan meedoen. Daarop zijn de resultaten in dit hoofdstuk afgestemd. In Nadere regels beschrijft het college de (deel)resultaten uitgebreider.

  

HOOFDSTUK 4  AANVRAAG

In dit korte hoofdstuk staat wanneer en een aanvraag kan worden ingediend. Een aanvraag is een officieel vervolg op een melding (zie artikel 2.1.). Artikel 4.1 regelt dat een aanvraag alleen schriftelijk kan worden ingediend. Hiervoor zijn twee mogelijkheden:

Door een brief(je) waarin minimaal de datum, persoonsgegevens en handtekening staan.

Door het terugsturen van het ondertekende gespreksverslag.

  

HOOFDSTUK 5  BEOORDELING AANVRAAG

In dit hoofdstuk staan richtlijnen waarop een aanvraag toegekend of afgewezen kan worden.

 

artikel 5.1 Uitgangspunt beoordeling maatwerkvoorziening

De gemeente is verplicht om de uitkomsten van het onderzoek schriftelijk te verstrekken (artikel 2.3.2 lid 8 van de wet). Bij het beoordelen van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, is dat gespreksverslag uitgangspunt. Soms vindt met goedkeuring van de cliënt geen onderzoek plaats. Dan is er voldoende informatie over de persoonlijke situatie bekend en ook over de maatwerkvoorziening om te komen tot het gewenste resultaat. Bijvoorbeeld bij een verlenging of aanpassing op verzoek van een onafhankelijke deskundige van een eerdere toekenning.

De gemeente stuurt altijd een gespreksverslag op, ook als de cliënt dat niet nodig vindt. Bijvoorbeeld wanneer uit het onderzoek blijkt dat de cliënt een manier heeft gevonden om zelfstandig of met hulp van anderen zelfredzaam te zijn en/ naar vermogen meekan doen.

 

artikel 5.2 Criteria voor toekenning van een maatwerkvoorziening

lid 1

Voordat een maatwerkvoorziening wordt verstrekt, wordt eerst gekeken of er andere oplossingen mogelijk zijn. De opsomming van andere mogelijkheden staan in dit artikel. Pas als de beperking hierdoor onvoldoende of niet kan worden opgelost, wordt een maatwerkvoorziening verstrekt.

 

lid 2

De maatwerkvoorzieningen die worden verstrekt dienen op basis van objectieve maatstaven passend, adequaat, kwalitatief goed en compenserend zijn en dan de meeste goedkope voorziening te zijn. Allereerst moet dus sprake zijn van een passende voorziening. Indien meerdere voorzieningen passend zijn, wordt de goedkoopste daarvan verstrekt.

 

Artikel 5.3 Criteria voor afwijzing van een maatwerkvoorziening

Lid 1 onder a

Alleen iemand die inwoner is van de gemeente Bernheze kan aanspraak maken op een maatwerkvoorziening. Dat staat geregeld in artikel 1.2.1 van de wet. Staat iemand niet ingeschreven in de basisregistratie volgt automatisch een afwijzing.

 

Lid 1 onder d

In de Wmo 2015 staat geen bepaling die regelt dat een aanspraak op grond van een andere wet voorgaat. Daarom is in de verordening een bepaling opgenomen van voorzieningen die voorgaan op het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Een voorliggende voorziening is een voorziening die wordt verstrekt door de zorgkostenverzekeraar. Wanneer de ziektekostenverzekeraar een voorziening niet verstrekt, omdat zij dit niet noodzakelijk beoordelen, wordt deze voorziening ook niet verstrekt vanuit de Wmo. Een voorbeeld hiervan is een rollator, die niet meer vergoed wordt vergoed via de ziektekostenverzekeraar.

 

Lid 1 onder g

Werkt de cliënt, de huisgenoot of vertegenwoordiger niet mee aan het onderzoek of verstrekt niet de benodigde informatie of wil zich niet identificeren, dan kan de aanspraak op een maatwerkvoorziening niet worden vastgesteld. Dat is reden om een aanvraag af te wijzen.

 

Artikel 5.4 Aanvullende criteria voor wonen

Dit artikel regelt de plicht tot verhuizen bij woningaanpassing. In juridische termen wordt dat primaat van verhuizen genoemd. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat dit voor de betreffende inwoner en zijn omstandigheden niet kan of gewenst is, kan aanspraak gemaakt worden op een woningaanpassing. Om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening wordt gelet op:

het normaal kunnen gebruiken van de woning, en de ruimte om het huis;

het kunnen bereiken en gebruiken van woonkamer, keuken, toilet en slaapkamer;

en/of het zich verplaatsen in en om de woning.

Wanneer uit onderzoek blijkt dat hierbij beperkingen of belemmeringen zijn, kan een woonvoorziening worden toegekend.

 

Artikel 5.5 Aanvullende criteria voor vervoer

Dit artikel regelt de plicht tot voorrang van kleinschalig collectief vervoer. De juridische term is hiervoor is primaat van vervoer. Natuurlijk wordt bij deze verplichting altijd beoordeeld of de inwoner op basis van zijn beperking en zij situatie gebruik kan maken van kleinschalig collectief vervoer. Lukt dit niet, dan kan een maatwerkvoorziening voor vervoer worden verstrekt.

 

Artikel 5.6 Aanvullende criteria voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Het bieden van deze maatwerkvoorziening is door de landelijke overheid opgelegd aan de centrumgemeenten. Voor de regio Noordoost Brabant oost is dat Oss. De gemeente Oss heeft samen met de regiogemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, CGM-gemeenten, Landerd, Sint Anthonis en Uden voor deze voorzieningen regels en richtlijnen opgesteld.

 

Artikel 5.7 Aanvullende criteria vanuit de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en

Wet zorg en dwang

Het gaat hierbij om een nieuwe wet die in regionale afstemming hetzelfde wordt uitgevoerd. De wet valt niet onder de Wmo. De uitvoering van deze wet heeft gevolgen voor de uitvoering van Wmo. Omdat in de Wmo dit niet is geregeld, zijn de bijzonderheden opgenomen in deze verordening. Er wordt een uitzondering gemaakt op vrijwillige aanvraag. Want in deze situatie kan sprake zijn van een zorgmachtiging. Dat is een verplichte aanvraag. Ook kan op basis van onderzoeksgegevens vanuit deze wet, met instemming van de cliënt, onderzoek en deskundig advies voor de inzet van één of meerdere maatwerkvoorzieningen overbodig maken.

  

HOOFDSTUK 6  PERSOONSGEBONDEN BUDGET

In dit hoofdstuk staan een aantal aanvullende eisen en voorschriften om in aanmerking te komen voor ondersteuning in de vorm van een bepaald bedrag. Er gelden ook andere of aanvullende richtlijnen voor toekenning of afwijzing voor deze leveringsvorm. Daarnaast gelden er controle- en verantwoordingsvoorschriften na de toekenning.

 

Artikel 6.2 Aanvullende criteria voor afwijzing PGB

Op basis van de wet (artikel 2.3.6 lid 2 en 4) stelt de gemeente in deze verordening een aantal aanvullende regels en voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB. De aanvrager moet voldoen aan de (vaardigheids-)eisen om budgethouder te kunnen zijn en in staat zijn om het PGB te beheren. Bij het onderzoek wordt beoordeeld of de aanvrager of diens budgethouder hieraan voldoet. Bij het onderzoek wordt het opgestelde PGB-plan beoordeeld. In het PGB-plan moet staan hoe de resultaten bereikt worden die in het onderzoek zijn vastgesteld. Welke voorzieningen getroffen moeten worden. En wie de ondersteuning biedt. Daarnaast worden de opgevoerde kosten beoordeeld. Een PGB kan op deze aanvullende criteria worden afwezen.

 

Artikel 6.3 Vaststellen omvang PGB

Dit artikel regelt op welke manier de omvang van het budget wordt bepaald. De omvang van het PGB is altijd zodanig dat daarmee kwalitatief goede en veilige ondersteuning kan worden ingekocht.

Er gelden verschillende tarieven voor inzet  van verschillende groepen dienstverleners. Voor een professional van een zorgorganisatie geldt een ander tarief dan voor een zelfstandige (zzp-er).

Voor de inzet van iemand uit het sociale netwerk kan gekozen worden voor:

het aangaan van een arbeidsovereenkomst (zorgovereenkomst). Dan geldt het wettelijk minimumloon, of

een verklaring tot het verrichten van diensten. Dan kan een onkostenvergoeding verstrekt worden van maximaal € 141,00 per maand. Dit bedrag is inclusief de aanschaf van benodigdheden.

  

HOOFDSTUK 7  BIJDRAGE IN DE KOSTEN

Dit hoofdstuk regelt wanneer de cliënt een bijdrage in de kosten betaald voor het gebruiken van een algemene of maatwerkvoorziening.

 

Artikel 7.1 Abonnementstarief

Dit artikel regelt wanneer de cliënt het abonnementstarief krijgt opgelegd voor het gebruiken van een maatwerkvoorziening. Het abonnementstarief is de verzamelnaam voor bijdrage in de kosten. Het is één tarief voor een of meerdere maatwerkvoorzieningen, zowel verstrekt als zorg in natura als PGB.

De hoogte van het abonnementstarief wordt jaarlijks vastgesteld en mag niet hoger zijn dan de landelijke norm. Voor 2020 bedraagt het abonnementstarief € 19,00 per kalendermaand.

 

De gemeente mag minimabeleid voeren. Dan moet de gemeente in de verordening vastleggen aan welke inkomensgroepen het abonnementstarief niet wordt opgelegd. Dat staat onder lid 3

Voor het vaststellen van de hoogte gebruikt de gemeente als norm het sociaal minimum UWV. Deze norm is ook van toepassing op het kunnen krijgen van toeslagen. Inwoners met een belastbaar inkomen dat 150% lager is dan hun inkomensgroep op basis van het sociaal minimum UWV.

De hoogte van het inkomen wordt één keer per jaar vastgesteld per inkomensgroep.

 

De inkomensgroepen zijn:

de alleenstaande (ouder) onder de pensioengerechtigde leeftijd;

de alleenstaande cliënt met de pensioengerechtigde leeftijd;

de gehuwde/gelijkgestelde cliënt met pensioengerechtigde leeftijd die een gezamenlijk bijdrageplichtig inkomen heeft van minder dan van het sociaal minimum UWV.

 

Artikel 7.3

De gemeente legt geen abonnementstarief op voor het gebruik van kleinschalig collectief vervoer. Voor het gebruik van deze voorziening wordt wel een bijdrage betaald.

Voor de maatwerkvoorziening woningaanpassing voor een thuiswonende jongere (onder 18 jaar), wordt aan de ouder(s) het abonnementstarief opgelegd. Bij gescheiden ouders wordt de woningaanpassing verstrekt en het abonnementstarief opgelegd aan de ouder/verzorger waar de jongere hoofdzakelijk verblijft.

 

Artikel 7.4 Algemene voorziening

Voor de algemene voorziening betaalt de inwoner geen bijdrage in de kosten. Wel kan de inwoner een kleine vergoeding moeten betalen. Bijvoorbeeld voor materiaal kosten of kosten voor koffie/thee.

 

Artikel 7.5 Kostprijs

In dit artikel staat op welke manier de kostprijs wordt vastgesteld. De kostprijs is bij een voorziening dat verstrekt wordt in de vorm van zorg in natura, geldt hiervoor de prijs die in het inkoopcontract staat en de gemeente aan de leverancier/aanbieder betaalt. In deze prijs zit ook de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering verwerkt.

Bij een PGB is de kostprijs hetzelfde als het (jaarlijks) toegekende PGB-bedrag.

In de Nadere regels kan het college verdere voorwaarden en richtlijnen stellen rondom de kostprijs.

  

HOOFDSTUK 8  BEËINDIGING, HERZIENING, INTREKKING EN TERUGVORDERING

 

In de wet staan beknopte bepalingen over terugvordering. De wet maakt ook geen duidelijk onderscheid tussen beëindiging of intrekking en herziening. Van beëindiging is sprake wanneer het gaat om aanspraak op een maatwerkvoorziening vanaf heden of in de toekomst. Het ongedaan maken van de aanspraak op een Wmo-voorzieningen over een periode in het verleden, wordt intrekken genoemd. Herzien gaat over een periode in het verleden waarop de aanspraak op een maatwerkvoorziening afwijkend wordt vastgesteld.

 

Beëindiging heeft dus geen terugwerkende kracht. De terugwerkende kracht is wel van toepassing op intrekking of herziening. Voordat een besluit tot intrekking van een maatwerkvoorziening wordt genomen, weegt de gemeente de verschillende belangen af. Het belang van de cliënt om te mee te kunnen doen weegt in verhouding zwaar mee.

 

In de wet staat slechts één terugvorderingsgrond. De gemeente kan alleen terugvorderen wanneer door de onjuiste of onvolledige verstrekte gegevens van de cliënt tot een andere beslissing heeft geleid dan wanneer de cliënt wel de correcte en volledige gegevens had verstrekt.

De gemeente heeft er daarom voor gekozen om de gronden om te kunnen terugvorderen uit te breiden. Er moet wel onderscheid worden gemaakt tussen de terugvorderingsbepaling in de wet en de terugvorderingsgronden in de verordening voor wat betreft de invordering.

Bij de terugvordering op basis van deze verordening moet de invordering via civielrechtelijke weg plaatsvinden. Dit betekent onder meer dat in elk individueel geval moet worden aangetoond dat er sprake is van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 e.v. BW). In de praktijk zal de onverschuldigdheid van de betaling ontstaan door het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit.

Wanneer op grond van de wet een bedrag wordt teruggevorderd kan de gemeente met een dwangbevel invorderen. Er is sprake van een executoriale titel, waarmee direct beslag kan worden gelegd. Dat wil zeggen een schriftelijk stuk dat de bevoegdheid geeft voor een invordering.

  

HOOFDSTUK 9  BESTRIJDING MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK

 

In dit hoofdstuk staat op welke manier onterechte ontvangen, misbruik of oneigenlijk gebruik van de maatwerkvoorziening wordt voorkomen en bestreden. Goede informatie is daarbij belangrijk. Daarom  krijgt de cliënt bij het onderzoek en bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening uitleg over zijn rechten en plichten. De cliënt krijgt ook informatie over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik. De gemeente controleert de rechtmatigheid van de maatwerkvoorziening en bij het vermoeden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. De gemeente kan bij de controle onder meer gebruikmaken van huisbezoeken, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen en de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

  

HOOFDSTUK 10 KWALITEIT EN INSPRAAK

 

Artikel 10.1 Kwaliteitseisen

Dit artikel is een uitwerking van artikel 2.1.3 lid 2 onder c van de wet, waarin is bepaald dat in een verordening regels moeten staan die gaan over de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen en eisen aan de deskundigheid van werknemers. Door eisen te stellen aan de kwaliteit wordt de veiligheid en juist gebruik bevorderd en gegarandeerd.

 

De eis dat een voorziening van goede kwaliteit wordt verleend, biedt de gemeente ruimte om in (regionaal) overleg met zorgaanbieders te werken aan kwaliteitsstandaarden voor de ondersteuning. In het eerste lid zijn een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt.

 

Artikel 10.2 Prijs-kwaliteitverhouding

De gemeente kan de uitvoering van de wet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de cliënt, door aanbieders laten verrichten (artikel 2.6.4 van de wet). Wanneer de ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening gebeurt, moeten in de verordening regels staan voor een goede prijs-kwaliteitverhouding voor het leveren van een dienst of een hulpmiddel.

De prijs-kwaliteitverhouding houdt rekening met het kunnen inzetten van kundig personeel en de geldende arbeidsvoorwaarden in de betreffende sector. De prijs-kwaliteitverhouding houdt ook rekening met de veiligheid van gebruik. De juiste prijs-kwaliteitverhouding is uitgangspunt bij de bepaling van reële kostprijs.

 

Artikel 10.3 Regeling voor klachten

afhandeling

Dit artikel zorgt ervoor dat de gemeente (in regionaal verband) afspraken maakt met de aanbieder, als dat nodig is, over de aanwezigheid van een klachtenregeling. Wanneer er een klachtenregeling nodig is, let de gemeente ook op de naleving ervan.

 

Artikel 10.4 Regeling voor medezeggenschap

Dit artikel zorgt ervoor dat de gemeente (in regionaal verband) afspraken maakt met de aanbieder, als dat nodig is, over inspraak (medezeggenschap) door de werknemers. Bij een inspraakregeling let de  gemeente ook op de naleving ervan.

 

HOOFDSTUK 11 JAARLIJKSE WAARDERING VOOR MANTELZORGERS

Mantelzorgers vervullen een belangrijke rol in de verzorging en ondersteuning van een familielid of naaste. De gemeente benadrukt het belang van mantelzorg door een jaarlijkse blijk van waardering.

Ieder jaar bepaalt de gemeente samen met de ASD-Bernheze en het Steunpunt Mantelzorg op welke manier de mantelzorgers in het zonnetje worden gezet.

 

HOOFDSTUK 12 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 12.1 Hardheidsclausule

Er zijn situaties denkbaar waarin de gemeente moet afwijken van de regels in deze verordening om maatwerk te kunnen leveren. Het opnemen van een hardheidsclausule maakt dit mogelijk. Het zijn altijd uitzonderlijke persoonlijke omstandigheden waarin de gemeente gebruikmaakt van dit artikel.  

 

Artikel 12.2 Overgangsrecht

Dit artikel bevat het overgangsrecht voor doorlopende voorzieningen die zijn verstrekt op basis van de Wmo en de daarbij behorende verordening.

 

Artikel 12.3 Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

 

Artikel 12.4 Citeertitel

Dit artikel regelt ten slotte hoe deze verordening aangehaald kan worden. Het jaartal wordt opgenomen, zodat bekend is dat het de meest recente versie is.

     

Ondertekening