Uitvoeringsregeling agrarische sector Groene Uitweg Noord-Holland 2018)

Geldend van 20-05-2023 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregeling agrarische sector Groene Uitweg Noord-Holland 2018)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Overwegende dat voor het stimuleren van verbreding, structuurversterking, innovatie en verduurzaming van de agrarische sector door middel van subsidies, teneinde het landschap in het Groene Uitweggebied duurzaam open en groen, divers en recreatief aantrekkelijk te houden en maken, een wettelijke grondslag vastgelegd dient te worden;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het kader van rechtvaardiging van de staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing achten:

artikel 14 van de Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L327/1);

Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L187/1);

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling agrarische sector Groene Uitweg Noord-Holland 2018

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

  • b.

    Landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L327/1);

  • c.

    uitvoeringsprogramma: het Gebiedsprogramma Groene Uitweg zoals opgenomen in het Provinciaal Meerjarenprogramma Groen, of het document dat dit vervangt;

  • d.

    zorglandbouw: bedrijven waar landbouw wordt gecombineerd met de opvang van of de zorg voor kinderen of zorgvragers;

  • e.

    verblijfsrecreatie: recreatieve overnachtingsmogelijkheid;

  • f.

    dagrecreatie: mogelijkheid om te recreëren op het platteland;

  • g.

    bezoekboerderijen: agrarische bedrijven die zijn ingericht om bezoekers te ontvangen en te informeren over het bedrijf;

  • h.

    huisverkoop: de afzet van landbouwproducten door de primaire producent aan eindgebruikers in een speciaal daartoe voorziene afzonderlijke ruimte op het perceel van het agrarisch bedrijf.

Artikel 2

Subsidie wordt verstrekt aan kleine en middelgrote ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, zoals vermeld in Bijlage I VWEU, en die een jaarlijkse opbrengst realiseren van tenminste 25.000 standaardopbrengst op basis van NSO-typering 2014.

Artikel 3

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      verbreding van de agrarische sector door de totstandkoming of uitbreiding van zorglandbouw, verblijfsrecreatie, dagrecreatie, bezoekboerderijen of huisverkoop;

    • b.

      structuurverbetering in de agrarische sector door de aanleg van kavelpaden, aanleg en herstel van dammen en bruggen, aanschaf van onderstellen van landbouwvoertuigen met groot draagvlak, en:

    • c.

      maatregelen en innovaties gericht op de verduurzaming van de agrarische sector.

  • 2.

    Voor de activiteiten genoemd in het eerste lid, onder c, geldt dat de activiteit betrekking dient te hebben op tenminste één van de volgende thema’s:

    • a.

      een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • b.

      vermindering van de uitstoot van broeikasgassen voor een zuiniger energiegebruik, reductie van het gebruik van fossiele energie door omschakeling op hernieuwbare energie of de productie van hernieuwbare energie;

    • c.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 4

Gedeputeerde staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000,-.

Artikel 5

Bij subsidies tot en met € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 6

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

    • a.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • b.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een inhoudelijke beschrijving van de activiteit.

  • 2.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag om subsidie.

Artikel 7

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen afzonderlijke subsidieplafonds vaststellen voor de activiteiten genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c, alsmede de periode waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen die buiten de in het eerste lid genoemde periode worden ontvangen, worden geweigerd.

Artikel 8

  • 1.

    Aanvragen om subsidie worden behandeld op volgorde van ontvangst.

  • 2.

    Wanneer een aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag, de datum waarop de aanvraag is aangevuld.

  • 3.

    Indien meerdere aanvragen op dezelfde dag worden ontvangen en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste projectkosten als eerste in behandeling genomen.

  • 4.

    Indien toepassing van het derde lid er toe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 9

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    met de uitvoering van de activiteit is begonnen voordat de aanvraag is ingediend;

  • b.

    de activiteit niet plaatsvindt in het Groene Uitweg-gebied zoals begrensd op de kaart behorende bij het uitvoeringsprogramma;

  • c.

    de activiteit niet bijdraagt aan de landschappelijke doelen geformuleerd in het uitvoeringsprogramma;

  • d.

    voor dezelfde activiteit reeds subsidie is verkregen op grond van een voorganger van deze of een andere uitvoeringsregeling;

  • e.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (Pb EU 31 juli 2014; 2014/C 249/01);

  • f.

    tegen de aanvrager een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt;

  • g.

    de aanvraag bedoeld is om beheer- en exploitatietekorten te financieren;

  • h.

    het een subsidie betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder c en verduurzaming naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet als hoofddoel van de activiteit kan worden aangemerkt.

Artikel 10

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten zoals genoemd in artikel 14, zesde lid, van de Landschapsvrijstellingsverordening:

  • a.

    kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale in aanmerking komende kosten;

  • b.

    kosten van koop of huurkoop van machines of uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • c.

    de algemene kosten in verband met de onder a en b bedoelde uitgaven;

  • d.

    de ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten of handelsmerken.

Artikel 11

Geen subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    de aankoop van productierechten, dieren, of eenjarige gewassen;

  • b.

    de aanplant van eenjarige gewassen;

  • c.

    de productie of afzet van producten die melk en zuivelproducten imiteren of vervangen;

  • d.

    afwateringswerkzaamheden;

  • e.

    gewone vervangingsinvesteringen;

  • f.

    exploitatie- en beheerkosten;

  • g.

    eigen arbeid.

Artikel 12

Een subsidie op grond van deze regeling bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 60.000,- per activiteit als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 13

De subsidieontvanger is verplicht om:

  • a.

    De gesubsidieerde activiteit gedurende vijf jaren na de datum van vaststelling van de subsidie geen belangrijke wijziging te doen ondergaan die de aard van de gesubsidieerde activiteit raakt of die het gevolg is van de beëindiging of verplaatsing van de productiecapaciteit;

  • b.

    het logo en de naam van de provincie op alle publiciteitsuitingen te plaatsen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 14

  • 1.

    Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen 13 weken na het tijdstip waarop de activiteit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening moet zijn voltooid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen voor de aanvraag als bedoeld in het eerste lid een formulier beschikbaar op www.noord-holland.nl/Loket/subsidies.

  • 3.

    Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag om vaststelling van de subsidie.

Artikel 15

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de 20e werkdag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij is geplaatst.

  • 2.

    Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze regeling wordt aangehaald als Uitvoeringsregeling agrarische sector Groene Uitweg Noord-Holland 2018.

Ondertekening

Haarlem, 16 januari 2018.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

J.W. Remkes, voorzitter.

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Uitgegeven op 30 januari 2018

Namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.