GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BIJZONDER ONDERZOEK REGIO ZUID-GELDERLAND

Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Intitulé

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BIJZONDER ONDERZOEK REGIO ZUID-GELDERLAND

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen, Berg en Dal, Druten, Heumen en Wijchen;

overwegende, dat het in het belang van de voorkoming en bestrijding van sociale zekerheidsfraude gewenst is een gemeenschappelijke regeling aan te gaan ter uitvoering van de bijzondere controle op de naleving van aan de gemeenten opgedragen sociale zekerheidswetgeving, de wet maatschappelijke ondersteuningen en daaruit voortvloeiende uitvoeringsregelingen en besluiten;

voorts overwegende dat het uit doelmatigheidsoverwegingen van belang is aan deze uitvoering een gemeenschappelijke beleidskader ten grondslag te leggen;

dat is voldaan aan het gestelde in artikel 1, lid 2 en 3 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

Besluiten

de Gemeenschappelijke regeling, laatstelijk 1 september 2001 gewijzigd, welke wijziging door Gedeputeerde Staten van Gelderland is goedgekeurd bij besluit van 23 juli 2001, nummer BD2001.9662, zodanig te wijzigen dat zij komt te luiden als volgt:

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BIJZONDER ONDERZOEK REGIO ZUID-GELDERLAND

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • -

    deelnemende gemeenten: de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

  • -

    de centrumgemeente: de gemeente Wijchen

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders

  • -

    Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 2:

De behartiging van de in artikel 3 omschreven taak wordt opgedragen aan de centrumgemeente.

Artikel 3: Belangen

  • 1. De centrumgemeente heeft tot taak gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen op het gebied van de naleving door (voormalig) uitkeringsgerechtigden en derden van alle de gemeente opgedragen sociale zekerheidswetgevingen en de wet maatschappelijke ondersteuning en op dat gebied uitgevaardigde regelingen en besluiten met dien verstande dat een onderzoek tot bijzondere controle op deze naleving eerst plaatsvindt na een daartoe strekkende opdracht van de centrumgemeente naar aanleiding van een onderzoek van het college van een deelnemende gemeente.

  • 2. De centrumgemeente draagt terzake zorg voor de noodzakelijke beleids- en uitvoeringsafstemming met de Officier van Justitie.

  • 3. Teneinde de gemeenschappelijke belangen behartiging zo optimaal mogelijk gestalte te kunnen geven, bevordert de centrumgemeente de ontwikkeling en instandhouding van gemeenschappelijk beleid op het terrein van rechtmatigheid en de uitvoering. De deelnemende gemeenten zijn wel ieder afzonderlijk verantwoordelijk voor het vervaardigen van fraudebeleidsplannen.

Artikel 4

De zorg voor de archieven wordt uitgevoerd in overeenstemming met artikel 40, eerste lid van de Archiefwet 1995.

HOOFDSTUK 3 COMMISSIE VAN ADVIES

Artikel 4: Commissie van advies

  • 1. Er is een commissie van advies, die is gevestigd in de gemeente Wijchen.

  • 2. De colleges van elk der deelnemende gemeenten wijzen uit hun midden één lid en een plaatsvervangend lid aan van de commissie van advies

  • 3. De colleges van twee of meer der deelnemende gemeenten kunnen besluiten tot het gezamenlijk aanwijzen van één lid.

  • 4. De leden van de commissie van advies hebben zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad. De aftredende leden blijven hun functie evenwel waarnemen tot het tijdstip waarop de onderscheidene colleges der deelnemende gemeenten de nieuwe leden van de commissie van advies hebben aangewezen.

  • 5. De aanwijzing van de leden vindt zo mogelijk plaats in –doch uiterlijk een maand – na de eerste vergadering van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Het door de centrumgemeente aangewezen lid is voorzitter van de commissie van advies. De plaatsvervangend voorzitter wordt door en uit de leden van de commissie van advies gekozen voor de zittingsduur als bedoeld in artikel 4 lid 5.

  • 7. Door het college van de centrumgemeente wordt een secretaris aan de commissie van advies toegevoegd.

  • 8. De Officier van Justitie neemt op uitnodiging, afhankelijk van de onderwerpen, als adviseur deel aan het overleg.

  • 9. Een door het college van de centrumgemeente aangewezen functionaris in dienst van de gemeente Wijchen oefent de functie van secretaris uit en woont de vergadering van de commissie van advies bij;

Artikel 5: Taken en bevoegdheden

De in artikel 4 genoemde commissie van advies heeft tot taak en de bevoegdheid om::

  • 1. advies uit te brengen als bedoeld in de artikelen 7, 8 11 en 14;

  • 2. advies uit te brengen over alle zaken, die de in artikel 3 omschreven taak betreffen.

Artikel 6: Reglement van Orde

De Commissie van advies kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen.

HOOFDSTUK 4 PERSONEEL

Artikel 7: Personeel.

  • 1. Voor de uitvoering van de in artikel 3 omschreven taak stelt het college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente het nodige personeel aan.

  • 2. Voor dat tot benoeming, schorsing of ontslag wordt overgegaan van het in het eerste lid bedoelde personeel, dan wel tot het vaststellen van instructies of dienstvoorschriften voor dat personeel wint het college van de centrumgemeente het advies in van de commissie van advies als bedoeld in artikel 4.

  • 3. Voor zover niet anders bepaald, zijn het algemene ambtenarenreglement, de daarin voorgeschreven verordeningen, alsmede andere algemene voorschriften en bepalingen, die zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Wijchen, van toepassing op het personeel

  • 4. De dagelijkse leiding van het personeel berust bij een door het college van de centrumgemeente aangewezen functionaris in dienst van de gemeente Wijchen.

HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN JAARREKENING

Artikel 8: Begrotingsprocedure.

  • 1. Het college van de centrumgemeente maakt jaarlijks een ontwerp-begroting op van de kosten van de uitvoering van de artikel 3 omschreven taak met daarbij een behoorlijke toelichting en een becijfering van het kostenaandeel van elk der deelnemende gemeente. Het begrotingsjaar is gelijk aan een kalenderjaar.

  • 2. De ontwerp-begroting wordt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het dienstjaar waarvoor deze moet dienen door de centrumgemeente toegezonden aan de colleges van deelnemende gemeenten.

  • 3. Deze colleges kunnen binnen twee maanden na datum van toezending van de ontwerp-begroting het college van de centrumgemeente van hun gevoelens doen blijken.

  • 4. Het college van de centrumgemeente zendt de ontwerp-begroting met de commentaren, waarin deze gevoelens zijn verwoord, voor 1 juni voorafgaande aan het dienstjaar, waarvoor de begroting moet dienen, toe aan de commissie van advies als bedoeld in artikel 4.

  • 5. De Commissie van advies brengt voor 15 juli van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen advies uit aan het college van de centrumgemeente. Het advies is voor het college van de centrumgemeente bindend, indien dit tot stand gekomen is bij meerderheid van stemmen van het aantal in de commissie van advies zitting hebbende leden.

  • 6. Het college van de centrumgemeente stelt de begroting met in achtneming van het advies van de commissie van advies als bedoeld in artikel 4, vast voor 15 augustus van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 7. Terstond na de vaststelling zendt het college van de centrumgemeente de begroting met de becijfering van het kostenaandeel van elk der deelnemende gemeenten en het advies van de commissie van advies als bedoeld in artikel 4, toe aan de deelnemende gemeenten.

  • 8. Het college van de centrumgemeente zendt de begroting terstond na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring/kennisgeving. Van de beslissing van Gedeputeerde Staten doen zij mededeling aan de deelnemende gemeenten.

  • 9. Het bepaalde van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 9: Jaarrekening

  • 1. Het college van de centrumgemeente zendt jaarlijks voor 1 april aan de deelnemende gemeenten de rekening van de werkelijke kosten over het afgelopen dienstjaar.

  • 2. In de rekening wordt met toepassing van de in artikel 10 genoemde verdeelsleutels, door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 3. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 10 bepaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats binnen twee maanden na ontvangst van de rekening.

Artikel 10: Bijdrage

  • 1. De opdrachtgevende gemeente is voor ieder onderzoek een bijdrage verschuldigd waarvan de hoogte jaarlijks, bij wijze van voorlopige vaststelling, bij de vaststelling van de begroting wordt bepaald. Uitgangspunt hierbij is dat 50% van de uitgaven wordt gedekt door bijdragen per onderzoeksopdracht als bedoeld in artikel 3 lid 1. De bijdrage per onderzoeksopdracht kan worden gedifferentieerd naar duur en zwaarte van de uitvoering ervan.

  • 2. Na afloop van het jaar, wordt, op basis van het aantal uitgevoerde onderzoeken en met in achtneming van het in lid 1 genoemde uitgangspunt en de mogelijkheid van differentiatie, de definitieve bijdrage per onderzoek vastgesteld.

  • 3. De kosten van uitvoering van de in artikel 3 omschreven taak, verminderd met de bijdrage als bedoeld in lid 1 en 2 en eventueel verminderd met andere inkomsten komen ten laste van de deelnemende gemeenten. Als verdeelsleutel wordt gehanteerd het inwonertal op 1 januari van het jaar waarvoor de bijdrage is verschuldigd.

  • 4. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 1 april 90% van de over het betreffende dienstjaar verschuldigde bijdrage.

HOOFDSTUK 6 TOETREDING EN UITTREDING

Artikel 11: Toetreding en uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden na afloop van de vijfjaarlijkse periode als bedoeld in artikel 16. Hiervan dient twaalf maanden tevoren mededeling te worden gedaan aan het college van de centrumgemeente.

  • 2. Aan de uittreding als bedoeld in lid 1 kunnen door het college van de centrumgemeente, gehoord de commissie van advies, als bedoeld in artikel 4, voorwaarden worden verbonden. Betreft het de uittreding van de centrumgemeente, dan is vorenbedoeld advies voor het college van de centrumgemeente bindend, indien dit is tot stand gekomen bij meerderheid van stemmen van het aantal in de commissie zitting hebbende leden.

  • 3. Een uittreding als bedoeld in lid 1 gaat in met ingang van een vijfjaarlijkse periode, als omschreven in artikel 16 en mits door de uittredende gemeente schriftelijk is verklaard, dat bewilligd wordt in de gestelde voorwaarden als bedoeld in lid 2 en voldaan is aan de vereisten genoemd in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4. Het college van een gemeente die -tussentijds- wenst toe te treden of tussentijds wenst uit te treden, richt een verzoek terzake aan college van de centrumgemeente.

  • 5. Een verzoek tot tussentijdse uittreding dient tenminste twaalf maanden voor de aanvang van het eerstvolgende begrotingsjaar bij het college van de centrumgemeente te zijn ingekomen.

  • 6. Het college van de centrumgemeente zendt het verzoek als bedoeld in het vierde lid binnen een maand na ontvangst door aan de colleges van de deelnemende gemeenten onder overlegging van hun advies omtrent de toetreding respectievelijk tussentijdse uittreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 7. Toetreding respectievelijk tussentijdse uittreding vindt plaats indien de colleges van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten daarin toestemmen.

  • 8. Aan de toetreding respectievelijk tussentijdse uittreding kunnen bij de in het zevende lid bedoelde besluiten voorwaarden worden verbonden.

  • 9. De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar, volgende op het jaar waarin is voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 10. Een tussentijdse uittreding gaat in op het tijdstip als bepaald overeenkomstig de leden 6 en 7 mits voldaan is aan de vereisten, genoemd in artikel 27, eerste en tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

HOOFDSTUK 7 WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 12: Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd bij daartoe strekkend besluit van de colleges van tenminste tweederde der deelnemende gemeenten.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van een of meer van de colleges van de deelnemende gemeenten. Het college van de centrumgemeente doet het betreffende daartoe strekkend voorstel binnen een maand na ontvangst toekomen aan de andere colleges van de deelnemende gemeenten.

Artikel 13: Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij daar toe strekkend besluit van de colleges van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten.

  • 2. De opheffing gaat niet eerder in dan na afloop van een vijfjaarlijkse periode als bedoeld in artikel 16.

  • 3. Tenzij de colleges van de deelnemende gemeenten bij een daartoe strekkend besluit van tenminste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten anders besluiten, kan de regeling niet worden opgeheven dan wel worden opgezegd tijdens een vijfjaarlijkse periode als bedoeld in artikel 16.

  • 4. Een voorstel tot opheffing van de regeling kan uitgaan van een of meer van de colleges van de deelnemende gemeenten. Het college van de centrumgemeente doet het betreffende daartoe strekkende voorstel binnen een maand na ontvangst toekomen aan de andere colleges van de deelnemende gemeenten.

Artikel 14: Liquidatie

  • 1. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het college van de centrumgemeente tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 2. Het liquidatieplan wordt door het college van de centrumgemeente, gehoord de commissie van advies, als bedoeld in artikel 4, vastgesteld. Het advies is voor het college van de centrumgemeente bindend, indien dit is totstandgekomen bij besluit van tenminste tweederde van het aantal in de commissie van advies zitting hebbende leden.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de beëindiging voor de centrumgemeente heeft verband houdende met het personeel als bedoeld in artikel 7.

  • 4. Het college van de centrumgemeente is belast met de uitvoering van de liquidatie.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15: Inwerkingtreding

Artikel 16: Duur van de regeling

  • 1. De (gewijzigde) regeling wordt aangegaan voor de thans lopende vijfjaarlijkse periode. Na afloop van deze periode wordt zij geacht telkens met een tijdvak van vijf jaren te zijn verlengd, tenzij een voorstel tot opheffing als bedoeld in artikel 13, lid 4, uiterlijk twaalf maanden voor afloop van de vijfjaarlijkse periode is ingediend.

Artikel 17: Titel

De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke Regeling Bijzonder Onderzoek Regio Zuid-Gelderland “.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van de gemeente Beuningen in zijn vergadering

De secretaris

de burgemeester

Vastgesteld door het college van de gemeente Berg en Dal in zijn vergadering

De secretaris

de burgemeester

Vastgesteld door het college van de gemeente Druten in zijn vergadering

De secretaris

de burgemeester

Vastgesteld door het college van de gemeente Heumen in zijn vergadering

De secretaris

de burgemeester

Vastgesteld door het college van de gemeente Wijchen in zijn vergadering van 16 oktober 2017

De secretaris

de burgemeester